12013154 - Ree - Binnenwerk.indd

Download Report

Transcript 12013154 - Ree - Binnenwerk.indd

Het ree
Observeren en herkennen
IPC Groene Ruimte, Arnhem 2014
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 1
27-1-2014 12:25:08
Inhoud
Inleiding
1 Verspreiding en leefgebied
1.1 Verspreiding van het ree
1.2 Landschapstypen
1.3 Kenmerken leefgebied
2 Leefwijze en gedrag
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
Algemeen gedrag
Groepsvorming
Territoriaal gedrag
Bronst
Draagtijd en geboorte
Voedsel
Gebruik van zintuigen
Vacht en verharing
Jaarcyclus
3 Het gewei
11
12
16
21
27
27
33
38
49
54
60
69
74
82
87
3.1 Functie en onderdelen
3.2 Afwerpen en opbouwen nieuw gewei
3.3 Basistypen en verschijningsvormen
87
90
100
4 Observatie van reeën in hun leefomgeving
119
4.1 Waarnemen van reeën
4.2 Sporen en geluidssignalen
4.3 Observatiemanieren
5 Aanspreken van reeën
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 5
7
Hoe en waarom aanspreken?
Geslachtskenmerken
Lichaamskenmerken
Gedragskenmerken
Ziekten en aantastingen
Aanspreken geitkalf, smalree en geit
Aanspreken bokken
Overzicht kenmerken voor het aanspreken
119
126
136
141
141
148
150
156
160
163
170
175
Verklarende woordenlijst
177
Feiten en cijfers
179
Bronnen
181
Register
183
27-1-2014 12:25:16
Het ree Observeren en herkennen
Soms loopt er een verweesd reekalf rond.
Dit probeert dan in de winterperiode
aansluiting te vinden bij een familiesprong. Meestal verblijft het diertje wel in
de nabijheid van een sprong, maar wordt
door de geiten steeds verjaagd en dus niet
opgenomen in de sprong.
Groepsgrootte
Het aantal samenkomende gezinssprongen wordt vooral bepaald door de mate van
voedselschaarste en de landschapsstructuur. Een hoge dichtheid aan reeën bevordert
de groepsgrootte. Bij een hoge dichtheid moet je denken aan meer dan 20 stuks per
100 ha leefgebied in goede voedselgebieden. In voedselgebieden van mindere kwaliteit worden deze dichtheden meestal niet bereikt.
De groepsgrootte houdt ook verband met het landschapstype. In beboste, arme landschapstypen komen kleine sprongen voor (bijvoorbeeld een geit met haar kalveren en
smalree); in open, voedselrijke landschapstypen grote sprongen van meer dan 20 dieren (meerdere geiten, kalveren, smalreeën, jaarlingbokken en bokken). Grote sprongen
reeën zijn echter nog steeds beperkt in aantal ten opzichte van de grote roedels waarin
edelherten en damherten lopen.
De ‘sprongvorm’ bok en smalree, soms ook bok met geit zonder kalveren, komt vooral
voor bij volwassen bokken in de periode dat de kalveren gezet worden en tijdens de
bronst.
36
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 36
27-1-2014 12:28:23
2 Leefwijze en gedrag
Sprongvorming per landschapstype
De beschikbaarheid, de bereikbaarheid en de kwaliteit van voedsel bepaalt of er sprongen gevormd worden. De ‘veldreeën’ lopen niet alleen in de winter in grote sprongen,
maar doen dat ook in de zomer, zelfs tijdens de bronst. Reden hiervoor is een betere
garantie op voedsel en veiligheid. In landschappen waar het ree het hele jaar door geen
voedselbeperkingen kent en waar voldoende beschutting is, bestaat geen noodzaak
tot sprongvorming.
Andere sociale verbanden
Behalve sprongen in de winter kunnen ook andere sociale verbanden ontstaan. Zo kan
het voorkomen dat:
➢ moederloze kalfjes tijdelijk aansluiting zoeken bij een bok uit de directe geboorteomgeving;
➢ bokken in de winter een ‘platonische’ relatie opzetten met een smalree of volwassen
geit tot aan de bronsttijd;
➢ diezelfde bok in de bronst met hetzelfde smalree of met een andere (oudere) geit
gezien wordt;
➢ na de bronst het smalree en de bok elkaar weer opzoeken.
J.H.
J.H.
De geit is in de winterperiode veel bepalender voor het gedrag van de sprong dan de aanwezige bok. De bok loopt er eigenlijk
maar zo’n beetje bij; de geit bepaalt het moment van uittreden en de richting waarin gelaveid wordt, slaat alarm bij onraad en
bepaalt de vluchtroute. Een bok kan de ene dag bij sprong A gezien worden en de volgende dag bij sprong B. Volwassen bokken
hebben dus geen sterke binding met de sprong.
37
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 37
27-1-2014 12:28:28
Het ree Observeren en herkennen
1
2
3
4
Het territorium wordt op verschillende manieren gemarkeerd.
1. Eindelijk is de bast niet meer gevoelig en kan het nieuwe gewei uitgeprobeerd worden.
Ook een veldree wil zijn geur achterlaten. Als er geen boompjes voorhanden zijn, zal hij dat doen door zijn gewei
aan kruidachtigen te vegen. Ook maken veldreeën krabplekken.
2. Geurmerken worden aangebracht met behulp van de geurklier tussen de geweistangetjes. Dit gebeurt door vluchtig,
snel of juist langzaam met de kop of de hals langs takken te wrijven.
3. Door het schuren en krabben wordt de bast van dunne boompjes afgeschuurd. De bodem kan met zowel voor- als
achterlopers flink open gekrabd worden. Hierdoor worden zowel visuele signalen als reuksignalen afgegeven. Soms
wordt met zo’n boompje zelfs een schijngevecht gehouden (de grond is dan rondom opengekrabd).
4. Als er een indringer is, dan begint de plaatsbok te ‘schelden’. De indringer wordt er zo op gewezen dat zijn
aanwezigheid opgemerkt is.
42
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 42
27-1-2014 12:29:01
2 Leefwijze en gedrag
6
5
7
8
5. Aansluitend op het blaffen kan de plaatsbok zich aan de indringer laten zien met een gestrekte voorloper en
opgezette haren (dreigen).
6. Als volgende fase kan de bok gaan krabben met de achterlopers, een dreigende kophouding aannemen (met de oren
naar achteren waardoor het gewei nog groter lijkt) en de lichaamsspieren aanspannen.
7. Om te oefenen wordt vooral met menig jong boompje geduelleerd. Jonge bokken kunnen dusdanig opgaan in dit soort
schijngevechten met boompjes dat ze hun omgeving uit het oog verliezen. Oudere bokken ‘vallen’ ook wel boompjes
aan, maar doen dat vooral als ze een werkelijke schermutseling hebben verloren of verstoord zijn. Om af te reageren
wordt dan zo’n boompje gepakt. De oudere bok kan daarbij ook een brommend geluid maken.
8. Een typische manier van markeren, met de hoogste klieren aan de geweibasis, is voorbehouden aan de dominante
plaatsbokken.
43
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 43
27-1-2014 12:29:06
Het ree Observeren en herkennen
Het meest voorkomend:
een geit met twee kalveren.
H.F.
Een geit met vier kalveren?
Blijf kijken, waarschijnlijk is er
een tweede geit in de buurt!
H.F.
58
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 58
27-1-2014 12:30:05
2 Leefwijze en gedrag
In de vroege zomer gaan de kalveren samen met de geit het benuttingsgebied verkennen, ze
vormen dan een gezinssprong (zie paragraaf 2.2). De kalveren gaan dan het gedrag van de
geit kopiëren, inclusief het eetgedrag. Dat doen ze eerst in de kern van het benuttingsgebied
en daarna steeds verder weg. Naast rusten en eten gaan de kalveren ook steeds meer spelen.
Ze springen met stijve poten, stoten met de koppen tegen elkaar en achtervolgen elkaar met
hoge snelheid. Al spelend leren ze. Ook wordt de rangorde vastgesteld. In het spel zie je dat
terug aan het dreigen en imponeren.
Later gaan de kalveren van een geit samen optrekken en kun je ze tot oktober tegenkomen
zonder dat je de geit ook maar te zien krijgt.
In de vroege zome
kalveren samen m
benuttingsgebied
vormen dan een g
(zie paragraaf 2.2)
gaan dan het ged
kopiëren, inclusief
Dat doen ze eerst
het benuttingsgeb
steeds verder weg
eten gaan de kalv
meer spelen. Ze sp
poten, stoten met
elkaar en achtervo
met hoge snelheid
leren ze. Ook word
vastgesteld. In het
terug aan het drei
en andere gemoed
Later gaan de kalv
geit samen optrek
tot oktober tegenk
dat je de geit ook
krijgt.
59
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 59
27-1-2014 12:30:09
Het ree Observeren en herkennen
Voedselsamenstelling gedurende de seizoenen
De samenstelling van het voedsel varieert per seizoen. Hieronder is per seizoen aangegeven wat het aandeel is van de verschillende plantengroepen (bomen, (dwerg)
struiken, kruiden en grassen/zeggen).
Het valt op dat reeën het hele jaar door weinig gras eten. Het meeste gras wordt in
de zomerperiode gegeten, maar is doorgaans niet meer dan 7% van de pensvulling.
Kruiden en (dwerg)struiken zijn favoriet: in het voorjaar en de herfst kan het aandeel
kruiden
respectievelijk
40% en 25% bedragen. Aan (dwerg)struiken wordt het gehele
22-6
/ 21-8 22-8
/ 21-12 22-12 / 21-3
Zomer
Herfst
Winter
jaar graag gevreten, met uitzondering van het voorjaar. In de zomer kan het zelfs wel
17
20
43
de
helft van43het menu37vormen, om vervolgens weer iets af te nemen tot circa 35% in de
50
15
23
11
winter.
samenstelling dieet reeen per seizoen
naar Siuda et al. 1969)
22-3 / 21-6
Seizoenen
Lente
38
5
39
4
14
100
9
bomen
(dwerg)struiken
kruiden
grassen/zeggen
overig
totaal%
aantal magen (n)
7
11
100
9
2
12
100
7
2
7
100
21
Samenstelling voedsel van reeën gedurende de vier seizoenen.
Lente
Zomer
11
14
4
38
17
7
bomen
bomen
(dwerg)struiken
kruiden
(dwerg)struiken
kruiden
15
grassen/zeggen
grassen/zeggen
overig
39
overig
5
50
Winter
Herfst
2
2
12
20
bomen
7
11
23
bomen
43
(dwerg)struiken
(dwerg)struiken
kruiden
kruiden
grassen/zeggen
grassen/zeggen
overig
overig
37
43
Voedselsamenstelling per landschapstype
Bovenstaande percentages zijn indicatief. Want naast variatie tussen de seizoenen treedt variatie in de voedselsamenstelling ook op tussen verschillende
landschapstypen.
Arme, droge zandgronden (stuwwallen zoals Veluwe, Montferland)
In de winter bestaat het dieet in deze landschappen vooral uit (de toppen van)
dwergstruiken en voor een klein deel (5-10%) uit mast in de vorm van beukennootjes
en eikels. In de zomer eten reeën voornamelijk van loofboomsoorten als wilde lijsterbes
en zomereik. Daarnaast worden blad en twijg van blauwe bosbes en groeitoppen van
struikheide gegeten. Grassen hebben een aandeel van iets meer dan 10%.
Duingebieden
In de duingebieden zijn grassen en varens/mossen beide goed voor zo’n 10% van het
dieet. Bomen en struiken leveren de helft van het voedsel, kruiden slechts 5%. Dat is
veel minder dan in andere landschapstypen, waar kruiden (in het voorjaar) wel tot 40%
van het voedsel bepalen.
66
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 66
27-1-2014 12:30:38
2 Leefwijze en gedrag
Een ree krabt
de grond op
de akker open
op zoek naar
knollen.
R.P.
J.H.
R.P.
B.W.
Reeën vergaren hun kostje wel . . . in de winter, lente, zomer en herfst.
67
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 67
27-1-2014 12:30:45
Het ree Observeren en herkennen
jaarling
15-08-2009
12 kg
jaarling
04-08-2010
10 kg
jaarling
18-06-2008
10 kg
jaarling
12-05-2007
13 kg
jaarling
18-06-2008
12 kg
jaarling
27-07-2008
14 kg
B.W.
Er is geen relatie tussen het aantal enden in het gewei en de leeftijd. Er komen jaarlingbokken met zesendergeweien voor en ook
vijfjarige bokken met spitsergeweien. Het is dus niet zo dat een bok volgens een vaste reeks achtereenvolgens een knopgewei,
spitsergewei, gaffelgewei en zesendergewei krijgt. Deze zeer verschillende geweien zijn allemaal afkomstig van jaarlingen in een
bepaald leefgebied. Naar het gewei kijken voor leeftijdsbepaling levert dus beoordelingsfouten op.
Verscheidenheid aan verschijningsvormen
Ondanks het beperkte aantal basistypen bestaat er een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen van reeëngeweien. Ze variëren van groot tot klein, van wijd tot steil,
van gepareld tot glad en van lichtgekleurd tot donker. Flinke bokken hebben een gewei
van 300 tot 400 gram. Het zwaarste gewei weegt ongeveer 750 gram en is 30 cm lang.
De grootte wordt meestal (maar niet altijd) bepaald door voedsel en daarmee samenhangend de conditie van de dieren. Een slechte herfst en strenge, langdurige winter
met weinig voedsel zal leiden tot kleinere geweien in het volgende seizoen.
De vorm en opbouw worden vooral bepaald door genetische aanleg. Als genetisch
de aanleg voor een sterke geweivorm en opbouw aanwezig is (dit wordt ‘genotype’
genoemd), dan kan dat met voldoende voedsel en rust ook tot ontwikkeling komen.
(De uiteindelijke verschijningsvorm als gevolg van genetische aanleg en omgevingsfactoren samen wordt ‘fenotype’ genoemd.) Andersom werkt het zo niet: als een populatie
de genetische aanleg voor kleine geweien heeft, dan worden dat nooit grote geweien,
ook niet onder ideale voedselomstandigheden.
Geweivormen
De behandelde basistypen komen in verschillende verschijningsvormen voor, zoals:
➢ rechte, parallelle vorm: de stangen zijn recht en staan evenwijdig aan elkaar;
➢ rechte, uitstaande vorm: de stangen zijn recht en lopen uiteen;
➢ eivorm: de stangen lopen eerst uiteen en bovenin weer naar elkaar toe;
➢ korfvorm: de stangen lopen eerst uiteen en vanaf het midden ongeveer evenwijdig
aan elkaar omhoog;
➢ liervorm: de stangen lopen eerst evenwijdig omhoog en buigen daarna vanaf het
midden naar buiten;
➢ gesnoerde vorm (bokaalvorm): de stangen lopen vanaf de roos eerst naar elkaar toe
en buigen daarna lier- of korfvormig af;
➢ marcherende vorm: de stangen lopen vanaf de zijkant gezien in verstek ten opzichte
van elkaar;
➢ kruisbokgewei: vanaf de zijkant gezien zit het voorend even hoog als het achterend
in plaats van dat het voorend lager geplaatst is zoals gebruikelijk.
102
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 102
27-1-2014 12:33:54
3 Het gewei
1. rechte, parallelle vorm
2. rechte uitstaande vorm
3. eivorm
4. korfvorm
5. liervorm
6. gesnoerde vorm
1
2
3
4
5
6
Marcherende vorm;
kruisbokgewei.
103
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 103
27-1-2014 12:34:00
Het ree Observeren en herkennen
Dagritme
Niet alleen gedurende het jaar, maar ook gedurende de dag varieert de zichtbaarheid. Het dagritme van reeën wordt voor een groot deel bepaald door de
factoren voedsel en rust. De hoeveelheid tijd die ze per dag aan de verschillende
activiteiten besteden is grofweg als volgt:
➢ voedsel zoeken (laveien)
6 uur
➢ herkauwen
6 uur
➢ rusten
4 uur
➢ slapen (de kop ligt tegen het lichaam aan) 3 uur
➢ verplaatsen
2 uur
➢ verzorgen
2 uur
➢ sociaal contact
1 uur
Daarbij zijn ze 24 uur per dag waakzaam.
voedsel zoeken
herkauwen
rusten
slapen
verplaatsen
verzorgen
sociaal contact
Voedsel zoeken.
R.P.
122
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 122
27-1-2014 12:36:06
4 Observatie van reeën in hun leefomgeving
R.P.
Herkauwen.
H.F.
Rusten, ook als het sneeuwt (de wintervacht isoleert)!
R.P.
Slapen: een ree soezend met zijn ogen dicht, dat is iets
wat je zelden zult zien.
H.F.
Verplaatsen.
J.H.
Verzorgen.
J.H.
Sociaal contact.
123
12013154 - Ree - Binnenwerk.indd 123
27-1-2014 12:36:22