cao-beoordeling Groothandel Textiel 2013-2014

Download Report

Transcript cao-beoordeling Groothandel Textiel 2013-2014

Kantoor Arnhem
Telefoon
Telefax
1
>
Postbus 9001
0800 - 0543
(088) 154 99 95
Kennisgroep CAO
6800 DB ARNHEM
Datum
21 augustus 2014
Vereniging Sociaal Comité van
Werkgevers in de Groothandel in
Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Postbus 93002
2509 AA DEN HAAG
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Uw kenmerk
Kenmerk
KG CAO/14/Beoordeling CAO
Groothandel Textiel 2013-2014
Betreft
CAO voor werkgevers en werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en aanverwante artikelen
2013-2014
Geachte heer/mevrouw,
In 2013 is een nieuwe cao voor werkgevers en werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en
aanverwante artikelen gesloten voor de periode 1 augustus 2013 tot en met 30 september 2014. Deze
cao heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat
werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de
beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage
informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan
deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet
benoem.
De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2014 en
is dus inclusief nieuwe regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de
inhoud van deze brief op de hoogte te stellen.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft,
kunt u mij bereiken op bovenvermeld doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u
informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 577- 1Z*1ED
namens de inspecteur
Bezoekadres
In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Groningensingel 21
Arnhem
Kenmerk
2
KG CAO/14/Beoordeling CAO
Groothandel Textiel 2013-2014
Algemeen
In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2014 (hierna: Handboek). U kunt het
Handboek raadplegen op of downloaden van de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl).
Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed
kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op
de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”.
Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van
kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de
werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de
uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001
is vervallen.
De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2014 - 1,5%
van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever
onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog
enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon
(in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen.
De werkgever kan in de jaren 2011 tot en met 2014 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de
oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die
luidde per 31 december 2010. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van
de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”.
De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen.
De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de
premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Als
sprake is van loon voor alle loonheffingen, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 3.13
WGA-Hiaatverzekering
De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid een WGA-hiaatverzekering te sluiten en verstrekt
een bepaalde tegemoetkoming in de premie.
Indien de werkgever de verzekeringnemer is, vormt de bijdrage van de werknemer aan de premie van
een dergelijke verzekering een aftrekpost voor alle heffingen en de aanspraak behoort niet tot het loon.
(Dit is slechts anders indien de WIA-uitkering samen met aanvullingen hierop leidt tot een hoger loon dan
het te vervangen oorspronkelijke loon.) De uitkeringen uit deze polis behoren wel tot het loon voor de
loonheffing.
Onder de werkkostenregeling kan de werkgever een belaste aanspraak aanwijzen als eindheffingsloon
en in zijn vrije ruimte onderbrengen. De uitkeringen zijn loon uit vroegere dienstbetrekking en kunnen
niet worden aangewezen als eindheffingsloon en worden ondergebracht in de vrije ruimte. Ik verwijs naar
paragraaf 19.1.4 van het Handboek.
Uit de bewoording van deze bepaling leid ik echter af dat de werknemer de verzekeringnemer is. In dat
geval vormt een tegemoetkoming van de werkgever in de premie loon.
Artikelen 3.18 en 9.7
Bijdrage aan het pensioen
De pensioenregeling heb ik niet beoordeeld.
Kenmerk
3
KG CAO/14/Beoordeling CAO
Groothandel Textiel 2013-2014
Artikel 3.20
Bijdrage aan scholingskosten
De werkgever hanteert een termijn van drie jaar om kosten van een opleiding welke van de werknemer af
te schrijven. Indien deze binnen die periode ontslag neemt moet hij de nog niet afgeschreven kosten
terugbetalen aan de werkgever.
Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover
er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke
terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie de
paragrafen 4.10.2 en 20.1.5 / 27.38 van het Handboek. Zie ook onderdeel 5 van het besluit van 23 juni
2014, nr. BLKB2014/1033M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0035269/).
Artikel 3.21
Uitkering bij overlijden
Bij overlijden van de werknemer krijgt zijn partner (dan wel bepaalde nagelaten betrekkingen) het
volledige salaris over de maand van overlijden doorbetaald plus een (belastingvrije) uitkering ter grootte
van de drie laatste maandsalarissen.
Voor de gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen
verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de
gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties.
De uitkering waarop de cao recht geeft is, samen met de doorbetaling over de maand waarin de
werknemer overlijdt, hoger dan drie maal het loon over een maand. Hierdoor is een deel van de
aanspraak belast. Dat is niet het geval als de werkgever het deel van de uitkering dat betrekking heeft op
het resterende tijdvak in de maand van overlijden als regulier loon belast.
Artikel 3.22
Extra’s voor de handelsvertegenwoordiger
De handelsvertegenwoordiger krijgt zijn onkosten vergoed. Bovendien sluit de werkgever een
verzekering af voor arbeidsongeschiktheid of overlijden ten gevolge van een ongeval.
Een (vaste) kostenvergoeding behoort in beginsel tot het loon. De benaming “kostenvergoeding”
betekent niet dat er fiscaal sprake is van een onbelaste kostenvergoeding. Een eventuele vaste
kostenvergoeding dient onder meer, voorafgaand aan de betaling, afzonderlijk te zijn vastgesteld en naar
de aard en de veronderstelde omvang van de kosten te zijn gespecificeerd. Past de werkgever de
werkkostenregeling toe, dan geldt tevens dat een nieuwe vaste kostenvergoeding voor kosten waarvoor
een gerichte vrijstelling geldt en voor intermediaire kosten gebaseerd moet zijn op een daaraan
voorafgaand onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten. Ik verwijs naar de paragrafen 4.6.1 en 4.7
van het Handboek.
Indien de werkgever een ongevallenverzekering afsluit voor zijn werknemer dan heeft de werknemer een
aanspraak op een uitkering bij een ongeval. Bij toepassing van de werkkostenregeling behoort deze
aanspraak, voor zover de premie betrekking heeft op een uitkering bij overlijden of invaliditeit, niet tot het
loon. Uitkeringen bij overlijden zijn alleen vrijgesteld als deze éénmalig zijn en tot een hoogte van
maximaal driemaal het loon over een maand. Uitkeringen bij invaliditeit zijn alleen vrijgesteld als deze
éénmalig zijn. Overige gevallen en periodieke uitkeringen zijn altijd belast. Ik verwijs naar de paragrafen
19.1.6 en 19.1.7 van het Handboek.
Kenmerk
4
KG CAO/14/Beoordeling CAO
Groothandel Textiel 2013-2014
Past de werkgever de oude regelgeving toe dan behoort de uit een dergelijke door de werkgever
afgesloten verzekering voortvloeiende aanspraak niet tot het loon, mits het verzekeringen betreft die
uitsluitend zien op ongevallen tijdens het vervullen van de dienstbetrekking. Voor de uitkeringen geldt
hetzelfde als onder het regime van de werkkostenregeling. Ik verwijs naar de paragrafen 19.1.6 en
19.1.7 van het Handboek.
Belaste uitkeringen behoren tot het loon voor de loonheffing en de Zvw, maar niet tot het loon voor de
werknemersverzekeringen. De werkgever dient eventueel verschuldigde loonheffingen in te houden en af
te dragen, waarbij de werkgever voor de loonheffing mogelijk de tabel bijzondere beloningen moet
toepassen. Mogelijk is ter zake van de uitkering sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking of van
loon van nabestaanden. Ik verwijs naar de paragrafen 4.3 en 7.3.3 van het Handboek.
Artikel 3.23
Vakbondscontributie
De werkgever biedt de werknemer de mogelijkheid om de contributie voor het lidmaatschap van een
vakbond uit het brutoloon te betalen.
Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om de overeengekomen beloning te
wijzigen. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de
overeengekomen beloning duidelijk te onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al
genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met
verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de
arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een
wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst.
Dit artikel lijkt geen vastlegging in de vorm van een schriftelijke overeenkomst voor te schrijven. Als
werkgevers en werknemers aan het wijzigen van arbeidsvoorwaarden onvoldoende aandacht besteden
is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden
van loon, is het loon fiscaal reeds genoten en wel direct voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan
belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het
Besluit van 28 januari 2011, nr. DGB 2011/1M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0029532/ ).
De vergoeding van in een eerder jaar gemaakte kosten behoort in beginsel tot het loon. Dit is slechts
anders als de werknemer in dat eerdere jaar reeds een onvoorwaardelijk recht op die vergoeding had. Bij
een cafetariasysteem ontstaat zo’n onvoorwaardelijk recht eerst als de werknemer zijn keuze
daadwerkelijk aan zijn werkgever kenbaar maakt. Als de werknemer dat pas na de jaarwisseling doet,
kan de werkgever in voorkomende gevallen geen onbelaste vergoeding meer geven.
Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder
voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het
Besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/ ).
In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de
werknemer. De werkgever kan deze vergoeding echter aanwijzen als eindheffingsloon en in zijn vrije
ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een
vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 27.10 van het Handboek.
Hoofdstuk 4
CAO A LA CARTE
Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 3.23 van de cao. In aanvulling hierop merk ik nog het
volgende op.
Als een werknemer voortijdig stopt met - in voldoende mate - werken kan in fiscaal opzicht sprake zijn
van een regeling voor vervroegd uittreden (hierna: RVU). In geval van een RVU is de werkgever, naast
de reguliere heffing, een eindheffing verschuldigd van 52% over de werkgeversbijdrage aan die regeling.
Kenmerk
KG CAO/14/Beoordeling CAO
Groothandel Textiel 2013-2014
Ik verwijs naar de paragrafen 19.4.2 en 24.3 van het Handboek.
In bepaalde situaties leidt het (tijdelijk) minder werken of zelfs volledig stoppen met werken niet tot een
RVU. Van een RVU is onder meer geen sprake als de vermindering van de arbeidsduur volledig het
gevolg is van het opnemen van levensloopverlof. Evenmin kan een RVU ontstaan enkel door het
opnemen van stuwmeerverlof, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
- de aanspraken op verlof bedragen niet meer dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode
van vijftig weken;
- de verlofaanspraken worden niet op een zodanig moment toegezegd dat opname alleen nog mogelijk
is voorafgaande aan pensioen;
- aan het toekennen van de (extra) verlofaanspraken wordt niet de voorwaarde verbonden dat de
werknemer het verlof voorafgaande aan pensioen moet opnemen.
Ook combinaties van levensloopverlof en stuwmeerverlof (bijvoorbeeld wekelijks twee dagen
levensloopverlof en drie dagen stuwmeerverlof) leiden niet tot een RVU.
Echter, bij samenloop van bovenbedoelde verlofsoorten met een seniorenregeling kan wèl een RVU
ontstaan. Bij zo'n samenloop is van belang dat de werknemer wekelijks in voldoende mate feitelijk blijft
werken. Voldoende betekent: ten minste de helft van de arbeidsduur in het laatste kalenderjaar
voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de
pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Daarbij hoeft de werkgever overigens geen rekening te
houden met ziekte, arbeidsongeschiktheid of in het (betreffende) kalenderjaar toegekend (regulier)
vakantieverlof. Ik verwijs naar V&A 12-003 op www.belastingdienstpensioensite.nl (V&A Handreikingen
pensioen LB), zoals in september 2013 geactualiseerd. Voor de volledigheid merk ik op dat het
aankopen van verlofrechten gevolgen kan hebben voor het pensioengevend salaris. Ik verwijs naar het
besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M (zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0028256/).
Artikel 8.3
Bpf TEX voor (pre)pensioen
De pensioenregeling heb ik niet beoordeeld.
Artikel 8.4
Vutegro voor VUT-regeling
De VUT-regeling heb ik niet beoordeeld.
Artikel 9.5
Collectieve Mantelovereenkomst WGA-hiaatverzekering (artikel 3.13)
Ik verwijs naar de fiscale aspecten bij artikel 3.13 van de CAO.
5