BelastingBelangen - BelastingBelangen Februari 2014

Download Report

Transcript BelastingBelangen - BelastingBelangen Februari 2014

BelastingBelangen Februari 2014
Lokale lasten: te hoog, onoverzichtelijk en verwarrend
Nederland heeft per 1 januari 2014 nog 403 gemeenten. Die
gemeenten kunnen zelf de hoogte van de algemene belastingen,
heffingen en leges bepalen. En dat leidt tot enorme verschillen: de
lokale lasten voor bedrijven lopen in gemeenten ver uiteen, met
verschillen tot in de tienduizenden euro’s per jaar.
Panteia, het grootste allround onderzoeksbureau van Nederland, heeft
een verkennend onderzoek uitgevoerd onder 38 grote gemeenten, en
luidt de noodklok. Naast het grote verschil in de hoogte van de lokale
heffingen bestaat er ook een enorme variëteit in de grondslagen voor
die heffingen, tussen gemeenten en zelfs binnen één en dezelfde
gemeente! Dat is voor bedrijven onoverzichtelijk en verwarrend, zeker
voor een onderneming met vestigingen in verschillende gemeenten.
Panteia heeft de hoogte van lokale lasten voor bedrijven in kaart
gebracht op basis van de gemeentelijke verordeningen van de 38
grootste gemeenten in ons land. Onderzocht is wat de lastendruk is
voor een klein, middelgroot of groot bedrijf als in één jaar de OZB
wordt betaald, een verbouwing wordt uitgevoerd en een evenement
wordt gehouden. Hengelo blijkt voor deze combinatie voor een kleine onderneming de goedkoopste gemeente
te zijn, Amersfoort de duurste. De totale heffingen lopen uiteen van € 3.500 tot € 6.500. Voor het middelgroot
bedrijf is Den Haag de goedkoopste en Sittard de duurste. Hier variëren de kosten van € 23.000 tot € 40.000.
Voor het grootbedrijf is Emmen de goedkoopste en Rotterdam de duurste, met een kostenplaatje in Emmen
van € 46.000 en in Rotterdam van € 76.000. Dergelijke verschillen zijn niet meer uit te leggen, zeker niet in
een tijd dat bedrijven met moeite kunnen overleven.
Naast de grote kostenverschillen bestaat er ook een gigantische variëteit in de grondslagen voor al die
heffingen. Tussen gemeenten onderling, en zelfs tussen afdelingen van dezelfde gemeente. En dat kost
ondernemers tijd, en dus geld. Administratieve lastenverlichtingen voor ondernemers is bij gemeenten geen
prioriteit.
De oplossing: meer harmonisatie en uniformiteit bij gemeenten om de belastingheffing van bedrijven
begrijpelijker, transparanter en rechtvaardiger te maken. Dat vergt een ingreep vanuit politiek Den Haag en dat
vinden gemeenten onaanvaardbaar. Ondernemers blijven zo genoodzaakt om hun vestigingplaats met zorg
kiezen.
BelastingBelangen probeert voor ondernemers niet onoverzichtelijk en verwarrend te zijn, maar eenduidig, kort
en bondig waar het gaat om het verminderen van de belastingdruk in de zaak én in privé. Overtuig uzelf met
dit eerste nummer van 2014.
Ik wens u veel leesplezier en fiscaal voordeel.
Hans Zwagemaker
hoofdredacteur
Inhoudsopgave
Nieuws
BOF: ook voor aandelen in vastgoed-BV ............................................................................................ 01
De afroommethode: let op de bewijslastverdeling ............................................................................... 03
Opzettelijk foute aangifte bestraft met hoge boete .............................................................................. 05
WOZ-waarde omlaag door geluidsoverlast ......................................................................................... 07
Zwitserse UBS-bank: liever geen NL-zwartspaarders ........................................................................... 09
BTW-constructie mislukt, en toch BTW-vrij varen ................................................................................ 11
BTW-correctie over privégebruik auto in 2013 .................................................................................... 13
Registratie bij Belastingdienst: per aangetekende post ........................................................................ 14
Scheiding van tafel en bed: geen eigenwoningrente ............................................................................ 33
Verlies op lening aan werkgever: geen negatief loon ........................................................................... 35
Gemakzucht = voorwaardelijk opzet: hoge vergrijpboete ..................................................................... 37
Hypotheek bij de BV blijkt onzakelijke lening ...................................................................................... 38
DGA lost banklening van BV af: aftrekbaar TBS-verlies ........................................................................ 41
Erf- of schenkbelasting betaald? Eis die alsnog terug. .......................................................................... 44
Moeder – dochter: de grens tussen kapitaal en lening ......................................................................... 46
Voorlopige aanslagen IB 2014: een foutenregen ................................................................................. 48
Tips
Zorg vóór 1 april voor correcte VA VPB 2013 ...................................................................................... 04
Vraag telefonisch om kort uitstel van betaling .................................................................................... 06
Maak op tijd bezwaar... tegen de parkeerbon ..................................................................................... 10
Verlies-BV in de verkoop: niet inkrimpen ........................................................................................... 12
Ga innovatief ondernemen, met de WBSO-RDA 2015 .......................................................................... 15
Leaseauto overgenomen, koopsom deels aftrekbaar ............................................................................ 18
Faillissement op komst: handel niet ‘onverplicht’ ................................................................................ 21
Verzeker uw bestuurdersaansprakelijkheid, de BV betaalt .................................................................... 23
Fiscale eenheid: let op de belastingverrekening .................................................................................. 29
Erfgenaam: let op de grens tussen beneficiair en zuiver aanvaarden ..................................................... 31
Bankier fiscaal voordelig bij uw personeel .......................................................................................... 34
HIR in de BV? Pas op met aandelenoverdracht! .................................................................................. 36
BTW-naheffing? Let op de grondslag ................................................................................................. 40
Lastige fiscale kwestie? Zorg voor een pleitbaar standpunt ................................................................... 43
Let op de BTW-correctie privégebruik auto ......................................................................................... 45
Isoleer uw woning, met 6% BTW ...................................................................................................... 47
Personeelsreisje: ga niet de boot in! ................................................................................................. 50
Vragen
Lening bij de BV als funding voor lening dochter? ............................................................................... 16
BTW-nummer verplicht vermelden op de website? .............................................................................. 19
Hoe bewijs ik beperkt eigen gebruik vakantiebungalow? ...................................................................... 20
Personeel met korting? ................................................................................................................... 22
Lot uit de loterij, snel de BV in? ........................................................................................................ 28
Kosten werkruimte in woning echtgenote aftrekbaar? .......................................................................... 30
Omzetbelasting: bruto of netto berekenen? ....................................................................................... 32
Special
Crowdfunding: de fiscale aspecten .................................................................................................... 24
BOF: ook voor aandelen in vastgoed-BV
26 februari 2014
Hof Den Haag heeft onlangs een voor de fiscale praktijk zeer belangrijke uitspraak gedaan en
beslist dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet (BOF) kon worden toegepast bij de
vererving van aandelen in een vastgoed-BV. De erflater beheerde een omvangrijke
vastgoedportefeuille in diverse vennootschappen, met een inzet die normaal actief
vermogensbeheer te boven ging. Volgens het Hof was geen sprake van beleggen, maar van
ondernemen.
Bente Bolmann overleed in 2009. Bente was in gemeenschap van goederen gehuwd met Douwe Schat. Tot
Bente’s nalatenschap behoorden aanmerkelijkbelang-aandelen in diverse vennootschappen die vastgoed
verhuurden. De erfgenamen claimden – in de aangifte voor de erfbelasting – de bedrijfsopvolgingsfaciliteit op
de waarde van de aandelen in deze vennootschappen. De inspecteur weigerde dat: de BOF is enkel van
toepassing op ondernemingsvermogen en daarvan was geen sprake. De BV’s dreven geen onderneming, het
beheer van de vastgoedportefeuille was aan te merken als het beleggen van vermogen.
Voor een toelichting op de BOF, zie BelastingBelangen, augustus 2009, Bedrijfsopvolging door schenking of
vererving van de onderneming.
De erfgenamen verzetten zich tegen die afwijzing en legden
de zaak voor aan Rechtbank Den Haag. De Rechtbank was
het met de inspecteur eens dat de activiteiten van de BV’s
niet gericht waren op het behalen van voordelen die
uitgingen boven normaal vermogensbeheer. De erfgenamen
hadden meer succes in beroep bij Hof Den Haag.
Het Hof stelde vast dat er sprake was van een omvangrijke
vastgoedportefeuille, met een waarde van vele miljoenen.
De exploitatie van dat vastgoed bracht veel werkzaamheden
met zich mee: Douwe, de echtgenoot van de erflaatster,
besteedde daar zo’n 25 uur per week aan, en zoonlief Dick
zeker 50 uur per week. Samen verzorgden zij het beheer en
waren zij druk met het zoeken en selecteren van huurders,
het vaststellen van huurprijzen, corresponderen over
huurachterstanden, het afhandelen van vragen en
opmerkingen van de huurders, beoordeling van het
onderhoud, het overleg met technische beheerders,
administrateurs, aannemers, gemeentelijke diensten en
nutsbedrijven, het verstrekken van opdrachten aan
aannemers, het bezichtigen en beoordelen van te koop staand vastgoed en nog veel meer. Doordat Douw en
Dick de portefeuille ‘hands-on’ beheerden, waren er geen huurachterstanden en vrijwel geen leegstand. Hun
persoonlijke betrokkenheid bij de huurders leverde een hoger rendement én een gunstiger cashflowpositie op
dan bij normaal vermogensbeheer. Vader en zoon hadden een jarenlange ervaring en veel expertise inzake het
beheer van de vastgoedportefeuille.
Het Hof concludeerde dat de vastgoedportefeuille op commerciële wijze werd geëxploiteerd, gericht op het
behalen van winst. De werkzaamheden van vader en zoon waren kwantitatief en kwalitatief van dien aard was,
dat er sprake was van meer dan normaal actief vermogensbeheer: er was geen sprake van beleggen, maar van
ondernemen. Het Hof besliste dat de BOF van toepassing was op de verkrijging van de aandelen en verklaarde
het hoger beroep gegrond.
1
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar
Deze uitspraak is van groot belang voor de fiscale praktijk. De Belastingdienst stelt zich bij de exploitatie van
vastgoed steevast op het standpunt dat sprake is van beleggen van vermogen, en dat betekent geen
ondernemingsvermogen, dus geen BOF. Deze uitspraak van het Haagse Hof doorbreekt dat patroon. De BOF
biedt zoveel fiscaal voordeel dat veel vastgoedbeleggers hun activiteiten daar graag voor willen ‘upgraden’ naar
het drijven van een onderneming. De uitspraak biedt geen eenduidige oplossing voor de grensafbakening
tussen beleggen en ondernemen. Hof den Haag trekt die grens in de berechte situatie, naar de omstandigheden
van het geval, en kijkt daarbij met name naar de omvang en de waarde van de vastgoedportefeuille, de daarbij
behorende werkzaamheden en de tijd die daarmee gemoeid is, de omvang van de leegstand en
huurachterstand, de cashflow en het rendement op het vermogen en de ervaring en expertise van de
belanghebbenden.
2
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
De afroommethode: let op de bewijslastverdeling
26 februari 2014
Veel directeuren-grootaandeelhouders liggen in de clinch met de fiscus over het salaris dat zij bij
hun BV moeten opnemen. De gebruikelijkloon-regeling verplicht de DGA om een zakelijk salaris aan
te houden, met een minimum van in beginsel € 44.000. De inspecteur stelt het DGA-salaris vaak op
een veel hoger bedrag vast: hij roomt de winst in de BV af met een hoog salaris. Die afroommethode
kan alleen worden toegepast als de opbrengsten in de BV voor 90% of meer verdiend worden door
de DGA, zo heeft de Hoge Raad uitgemaakt. Rechtbank Den Haag heeft recent een tweede beperking
aangebracht. De wet eist voor een correctie dat het salaris in belangrijke mate – voor ten minste
30% – afwijkt van het salaris dat in het maatschappelijk verkeer voor die functie gebruikelijk is. De
inspecteur moet dat aannemelijk maken: lukt hem dat niet, dan moet correctie achterwege blijven.
Jan Zender was communicatiespecialist en -manager. Hij verrichte zijn werkzaamheden vanuit zijn BV X.
Zender was directeur, enig aandeelhouder en enig werknemer van die BV.
Na een boekenonderzoek stelde de inspecteur dat Zender een te laag salaris bij zijn BV had opgenomen. De
inspecteur herrekende het salaris over 2010 met de afroommethode. De omzet van de BV kwam in dat jaar uit
op € 166.329, Zender had een salaris opgenomen van € 58.790, de inspecteur berekende dat op € 95.000. BV
X kreeg de bijbehorende naheffingsaanslag loonheffing opgelegd.
Zender en zijn BV verzetten zich tegen de correctie, de zaak
kwam bij Rechtbank Den Haag.
De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de
afroommethode van toepassing was: de opbrengst in de BV
werd volledig door de DGA als werknemer van de BV
verdiend. Die methode leidde rekenkundig tot een hoger
salaris, maar dat betekende nog niet dat het verschil zonder
meer gecorrigeerd kon worden. De inspecteur moest ook
aantonen dat het salaris van de DGA in belangrijke mate
afweek van het loon dat in het economische verkeer
gebruikelijk was. De bewijslast rustte op de inspecteur
omdat de DGA in de jaren 2006 tot en met 2010 een hoger
salaris bij de BV had opgenomen dan het normbedrag van
(inmiddels) € 44.000. De inspecteur had op dit punt niets
naar voren gebracht, hij had daar geen onderzoek naar
gedaan en kon het gevraagde bewijs niet leveren.
De DGA overlegde wél informatie over de salarissen van
soortgelijke functies. Dat varieerde in die periode tussen de
€ 30.000 en € 69.000 per jaar. De Rechtbank vond dat hij
daarmee ‘gemotiveerd en met stukken onderbouwd’ had aangetoond dat zijn salaris bij de BV niet in
belangrijke mate afweek van het gebruikelijke loon. De rechter vernietigde de naheffingsaanslag.
Commentaar
Goed nieuws voor DGA’s die als vrije beroeper hun werkzaamheden vanuit een eigen BV verrichten. Dit is de
tweede uitspraak in korte tijd waarbij de afroommethode strandt op de bewijslast. Zie ook BelastingBelangen,
oktober 2013: Afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV. Als de DGA een salaris opneemt dat boven het
normbedrag van € 44.000 ligt, moet de inspecteur aan de bak en aantonen dat het salaris in belangrijke mate
te laag is. Enkel en alleen een beroep op de afroommethode is dan niet voldoende. Zeker niet als de DGA wél
met vergelijkende cijfers komt waaruit blijkt dat zijn salaris niet in belangrijke mate afwijkt van de markt.
3
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Zorg vóór 1 april voor correcte VA VPB 2013
28 februari 2014
De belastingrente voor aanslagen vennootschapsbelasting gaat per 1 april fors omhoog: de rente wordt
per die datum gesteld op de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%. Per 1
januari jl. was die rente 8,25%. Houdt u er maar rekening mee dat de belastingrente omhoog gaat van
(nu nog) 3% naar 8,25%. Een te late betaling van vennootschapsbelasting wordt zo een wel erg dure
financiering!
Als u dat wilt voorkomen moet u vóór 1 april – nu dus! – om een voorlopige aanslag VPB 2013 vragen op
basis van een min of meer correcte raming van de verschuldigde belasting. Uw BV kan dan de
verschuldigde belasting voldoen zonder hoge rentelasten.
Zie ook BelastingBelangen, december 2012: Belastingrente voor Vpb-aanslagen naar 8%?
4
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Opzettelijk foute aangifte bestraft met hoge boete
25 februari 2014
Als een BV haar aangifte vennootschapsbelasting opzettelijk onjuist of onvolledig indient, kan de
inspecteur die BV – tegelijk met de aanslag – een vergrijpboete opleggen. Reden voor de boete is
dat er door de opzet of grove schuld van de belastingplichtige mogelijk te weinig belasting zal
worden geheven. De boete kan oplopen tot 100% van de ‘gemiste’ belasting. Een recente procedure
toont aan dat zo’n onjuiste aangifte wel erg duur kan uitpakken.
BV X hield zich bezig met projectontwikkeling in de vastgoedsector. De BV liet een kantoorpand bouwen en
verhuurde vanaf 1 juli 2001 enkele etages in dat pand, de overige verdiepingen bleven leegstaan. In juli 2007
verkocht de BV het pand en behaalde daarbij een boekwinst van ruim € 6 miljoen. De BV wilde die boekwinst
niet tot de winst over 2007 rekenen, maar die in een herinvesteringsreserve (HIR) stoppen. BV X vroeg haar
belastingadviseur naar de mogelijkheden om een HIR te vormen, maar die was van mening – na een
oriënterend overleg met de belastinginspecteur over deze zaak – dat dat niet mogelijk was. Het verkochte
kantoorpand kon binnen het vermogen van BV X niet als een bedrijfsmiddel worden aangemerkt, het pand
behoorde tot de voorraad, het was steeds bestemd voor de verkoop. En dat maakte de vorming van een HIR
onmogelijk. De BV had het pand in 2001 in de verhuur gedaan, niet om het zelf langdurig te gaan exploiteren,
maar om het tegen een betere prijs te kunnen verkopen. De adviseur baseerde zijn standpunt ook op het feit
dat BV X bij de verkoop van het pand een beroep op de projectontwikkelaarresolutie had gedaan (voor de niet
verhuurde etages) om de samenloop van BTW en overdrachtsbelasting te vermijden. Om die resolutie te
kunnen toepassen moest BV X schriftelijk verklaren dat zij niet van plan was geweest om het kantoorpand zelf
te gaan exploiteren. Die verklaring was opgenomen in de koop-verkoopovereenkomst.
De BV negeerde de opvatting van haar adviseur en vormde een HIR voor de boekwinst op het pand. Die HIR
werd ook in de aangifte Vennootschapsbelasting 2007 opgevoerd.
De inspecteur corrigeerde de aangifte: hij rekende de boekwinst alsnog tot de winst, en legde de BV tegelijk
met de aanslag vennootschapsbelasting een vergrijpboete op van 50%. De boete matigde hij tot € 300.000. Op
de aanslag werd € 201.647 heffingsrente in rekening gebracht.
BV X ging in beroep tegen de aanslag én de boete.
Rechtbank Gelderland maakte korte metten met het verweer van BV X. Het kantoorpand kwalificeerde niet als
bedrijfsmiddel, en daardoor kon er geen HIR worden gevormd. De Rechtbank baseerde die beslissing met name
op de verklaring van de BV in de koop-verkoopovereenkomst dat zij niet de bedoeling had gehad om het pand
zelf te gaan exploiteren. Zij had het kantoorpand ontwikkeld met de overheersende bedoeling om dat bij de
eerste geschikte gelegenheid te verkopen.
Bij de beoordeling van de boete overwoog de rechtbank dat de Belastingdienst moest aantonen dat er sprake
was van (voorwaardelijk) opzet bij het indienen van de onjuiste aangifte. Daarbij is niet alleen vereist dat
belanghebbende wist dat er aanmerkelijke kans bestond dat door de aangifte te weinig belasting zou worden
geheven, maar ook dat hij die kans bewust had aanvaard. De Rechtbank concludeerde dat de inspecteur aan
die bewijslast had voldaan: de BV wist – door het overleg met haar adviseur én met de Belastingdienst – dat
het vormen van een HIR niet mogelijk was. Door die toch in de aangifte op te voeren was het enkel en alleen
aan voorwaardelijk opzet van de BV zelf te wijten dat een onjuiste aangifte was gedaan. De Rechtbank vond de
boete passend en geboden, maar verminderde die nog wel met € 5.000 wegens overschrijding van de redelijke
termijn.
Commentaar
Deze uitspraak heeft een hoog waarschuwend karakter: de aangifte kan niet worden beschouwd als een ‘eerste
bod’ richting de Belastingdienst. De ondernemer die dat wél doet, kan daar fors voor worden bestraft.
5
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Vraag telefonisch om kort uitstel van betaling
28 februari 2014
Hebt u liquiditeitsproblemen en moeite om de bedrijfsbelastingen op tijd te betalen? Vraag dan om kort
uitstel van betaling bij de Belastingdienst. Het kan telefonisch!
Natuurlijk zijn er voorwaarden. Telefonisch uitstel van betaling wordt alleen verleend als de totale
openstaande belastingschuld minder is dan € 20.000. Het uitstel wordt voor maximaal vier maanden
verleend. U moet dan wel de aangiften voor de voorgaande twee tijdvakken tijdig hebben ingediend, en
nog geen dwangbevel voor de te betalen belasting hebben ontvangen. Over het uitstel van betaling wordt
rente berekend.
U kunt geen telefonisch uitstel krijgen voor voorlopige aanslagen die in termijnen mogen worden voldaan,
voor aanslagen met een boete en voor toeslagschulden.
Let op: een verzoek om kort uitstel is géén melding van betalingsonmacht. Als u betalingsonmachtig bent,
moet u dit apart schriftelijk bij de Belastingdienst melden.
6
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
WOZ-waarde omlaag door geluidsoverlast
25 februari 2014
Geluidsoverlast is een waardedrukkende factor voor de WOZ. Gemeenten willen daar niet aan: bij
het vaststellen van de WOZ-waarde houden ze geen rekening met geluidsoverlast omdat het een
subjectieve factor is. De waarderingsgrondslag van de WOZ is strikt objectief, en daar past een
persoonlijke, individuele beleving van geluid niet bij.
De belastingrechter beoordeelt dat genuanceerder: geluidsoverlast die de gangbare normen voor
geluidsgrenzen te boven gaat, kan niet meer als subjectief worden beschouwd. En dan moet de
WOZ-waarde omlaag, zo blijkt uit enkele recente uitspraken.
Volgens de Wet waardering onroerende zaken wordt de WOZ-waarde gesteld op de waarde in het economische
verkeer. Dat is de ‘prijs die de meest biedende gegadigde na de beste voorbereiding wil betalen bij verkoop van
de onroerende zaak op de meest geschikte wijze’. Uitgangspunt is de leegwaarde: de waarde die de meest
biedende gegadigde wil betalen als de volle en onbezwaarde eigendom wordt overgedragen en hij de woning
onmiddellijk en in volle omvang in gebruik kan nemen, in de staat waarin die zich bevindt. Als de WOZ-waarde
wordt betwist, moet de gemeente aannemelijk maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
Ton van Hout woonde in een mooie oude woning uit 1832,
in een kleine gemeente. Van Hout maakte bezwaar tegen de
WOZ-waardering van zijn woning. Hij claimde een
vermindering met € 100.000, wegens geluidsoverlast.
Vrijwel elke doordeweekse avond kwam de lokale
muziekvereniging oefenen in een aan zijn woning grenzend
pand. Dat leidde tot een ondragelijke geluidsoverlast, iedere
avond weer, van 19.00 tot 22.00 uur. De gemeentelijke
geluidsnormen werden daarbij ruimschoots overschreden.
Van Hout ondervond geluidsoverlast in de hele woning; door
trillingen liet het stuckwerk in zijn keuken los en het
glaswerk trilde in de kast. De gemeente had de
muziekvereniging bij herhaling een andere oefenruimte
aangeboden, maar daar wilde zij geen gebruik van maken.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant besliste dat de
geluidsoverlast zo nadrukkelijk aanwezig was dat die niet
als subjectief kon worden beschouwd. De rechtbank vond de
geclaimde waardevermindering van € 100.000 te veel van
het goede, de Rechtbank stelde de waardevermindering in
goede justitie vast op € 35.000.
Ron de Knikker ging ook in beroep tegen de WOZ-waardebeschikking van zijn woning. De gemeente Zaanstad
had de WOZ-waarde vastgesteld op € 254.000, De Knikker vond dat de waarde omlaag moest naar € 235.000
vanwege de geluidsoverlast van de rondweg waaraan zijn woning lag.
Rechtbank Noord-Nederland stelde De Knikker in het gelijk. De woning lag naast de rondweg waar per dag zo’n
7.000 motorvoertuigen reden. Dat aantal was fors opgelopen door het openstellen van de busbrug voor overig
verkeer. De tuin bij de woning was door een stoep van twee meter breed gescheiden van de rondweg, de tuin
lag op hetzelfde niveau als de rondweg en er was een bushalte op de stoep naast de tuin. De gemeente voerde
het bekende verweer: met geluidsoverlast was geen rekening gehouden omdat het een subjectieve
omstandigheid is. De Rechtbank besliste anders: de WOZ-waarde werd alsnog op € 235.000 gesteld.
7
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar
Geluidsoverlast tast het woongenot aan, en daarmee ook de WOZ-waarde. De belastingrechter erkent dat zodra
de geluidsoverlast gangbare normen te boven gaat. Terecht. Deze uitspraken komen goed van pas om in
voorkomende gevallen een lagere WOZ-waarde te verdedigen.
8
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Zwitserse UBS-bank: liever geen NL-zwartspaarders
25 februari 2014
De Zwitserse UBS-bank wil afscheid nemen van Nederlandse zwartspaarders. Rekeninghouders met
een geheime rekening krijgen in een persoonlijk onderhoud te horen dat zij hun bankrekening
moeten opheffen, ofwel een adviseur moeten zoeken om schoon schip te maken met de
Nederlandse Belastingdienst. Als de rekeninghouder geen actie onderneemt, zal de bank de
rekening eind 2015 opheffen.
De grootste vermogensbeheerder ter wereld, de Zwitserse UBS-bank, heeft rekeninghouders met een geheime
bankrekening de wacht aangezegd. Het gaat met name om Nederlandse, Belgische en Deense zwartspaarders.
Deze rekeninghouders moeten ofwel hun bankrekening opheffen, ofwel hun banktegoeden bekend maken bij de
eigen nationale belastingdienst. Doen ze dat niet, dan zal de UBS deze bankrekeningen eind 2015 uit eigen
beweging opheffen.
De Nederlandse rekeninghouder die het saldo van zijn
geheime UBS-rekening wil overboeken naar een andere
bank, moet dat naar een bank in Nederland doorboeken: de
UBS voert een overboeking naar een bank in een ander land
niet uit. De UBS is – anders dan het geruchtencircuit wil –
niet van plan om de zwartspaarders te verklikken en hun
bankpositie door te geven aan de nationale
Belastingdiensten.
Commentaar
Het ooit zo roemruchte Zwitserse bankgeheim begint snel af
te brokkelen. Grootmachten als de UBS-bank zien in dat
met de snel voortschrijdende informatisering en
transparantie er geen toekomst meer is voor
belastingparadijzen met een bankgeheim. Luxemburg gaat
vanaf 1 januari 2015 automatisch gegevens uitwisselen met
andere EU-lidstaten over banktegoeden van buitenlandse
rekeninghouders, en internationaal wordt de druk op
Zwitserland opgevoerd om ook het bankgeheim op te geven.
In Zwitserland is een ‘Weissgeldstrategie’ opgezet, die een Zwitserse bankier verplicht om de fiscale positie van
zijn rekeninghouders te regulariseren. Veel banken – waaronder de UBS – wachten de nieuwe regelgeving op
dit punt niet af en geven hun cliënten een duidelijke boodschap: de fiscale positie op orde brengen, of
vertrekken met het zwarte geld. Pictet, de grootste privébank vraagt cliënten om een machtiging om de
informatie over hun financiële positie bij de bank te mogen meedelen aan hun nationale fiscale
overheidsdiensten. Lachende derde is de Nederlandse schatkist: Zwitserse banken drijven de Nederlandse
zwartspaarders met deze aanpak regelrecht in de armen van de Belastingdienst. Zie ook BelastingBelangen,
december 2013: Zwart geld witten: boetevrije inkeerregeling is succesvol.
9
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Maak op tijd bezwaar... tegen de parkeerbon
25 februari 2014
Bent u – weer – bekeurd voor fout parkeren? Als u het niet eens bent met die bekeuring moet u snel in
actie komen. U moet bezwaar maken binnen zes weken, en die termijn begint te lopen zodra u de bon op
de voorruit van uw auto, onder de ruitenwisser, hebt aangetroffen, zo heeft de Hoge Raad recent beslist.
Als u met uw bezwaarschrift wacht totdat u de acceptgiro thuis heeft ontvangen, zou u wel eens te laat
kunnen zijn.
10
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-constructie mislukt, en toch BTW-vrij varen
24 februari 2014
Een prachtig plezierjacht, zonder BTW-heffing, met een crossborder-leaseconstructie. Het klinkt te
mooi om waar te zijn, en dat bleek het ook te zijn. De Belastingdienst vond de BTW-constructie
‘onwaarachtig’, en de koper moest alsnog omzetbelasting betalen over de koopsom van zijn
polyester zeiljacht. Maar toch kon hij BTW-vrij gaan varen: Hof Amsterdam besliste dat hij de BTW
kon verhalen op de adviseur die hem de BTW-vrije transactie had ‘verkocht’.
Kuuk Bootsman kocht eind 2007 een polyester zeiljacht, een Dehler 39 SQ Limited Edition, voor € 258.905
exclusief BTW. De verkoper, Yacht Experts BV, was met Bootsman overeengekomen dat hij dat plezierjacht
zonder BTW kon kopen met een crossborder-lease. Die constructie hield kortweg gezegd in dat Yacht Experts
het jacht van de scheepswerf kocht, en Bootsman een lening aan Yacht Experts moest verstrekken waarmee
die de koopprijs van het jacht exclusief BTW kon voldoen. Daarop verhuurde Yacht Experts het plezierjacht – in
Nederland – aan Bootsman en werd het jacht overgebracht naar België. In België werd de huurovereenkomst
vervangen door een overeenkomst van 'financial lease', met Yacht Experts als lessor en Bootsman als lessee.
Die overeenkomst gaf Bootsman het recht om het jacht te kopen voor 5% van de oorspronkelijke koopsom. Bij
uitoefening van die optie was omzetbelasting verschuldigd over de optieprijs, die belasting kwam voor rekening
van Yacht Experts.
De Belastingdienst beoordeelde deze opzet, en accepteerde
die niet. Volgens de inspecteur had het geheel van de
overeenkomsten ‘een onwaarachtige karakter’, en werd
daarmee geen ander doel nagestreefd dan een
belastingvoordeel. Bootsman had intracommunautair een
nieuw vervoermiddel verworven en hij was ter zake
omzetbelasting verschuldigd. Hij kon niet aantonen dat de
voor het jacht verschuldigde BTW was voldaan, en kon geen
aanspraak maken op – een vrijstelling van omzetbelasting
krachtens – de regeling voor terugkerende goederen.
Bootsman werd een BTW-naheffing van € 30.887 opgelegd.
Bootsman informeerde Yacht Experts over de BTW-naheffing,
en die adviseerde hem om de naheffing aan te vechten en
daarbij het advocatenkantoor VMW Taxand in te schakelen.
Dat deed Bootsman, maar zonder succes: de
Belastingdienst handhaafde de naheffing. Bootsman
betaalde de BTW-naheffing en stelde Yacht Experts
aansprakelijk voor die schadepost.
De civiele kamer van Rechtbank Amsterdam wees die vordering toe, en ook Hof Amsterdam vond dat Yacht
Experts de BTW moest vergoeden. Uit de overeenkomsten en andere gedingstukken bleek overduidelijk dat
Yacht Experts de onvoorwaardelijke verplichting op zich had genomen om Bootsman in staat te stellen het jacht
zonder BTW te verwerven. Yacht Experts BV was tekort geschoten in de nakoming van die verplichting: zij
moest de door Bootsman geleden schade vergoeden.
Commentaar
De adviseur in deze procedure had meer verstand van jachten dan van omzetbelasting. En de contracten die hij
afsloot waren verre van risk-proof. Die combinatie levert de koper van het plezierjacht een aanzienlijk fiscaal
voordeel op.
11
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verlies-BV in de verkoop: niet inkrimpen
28 februari 2014
Heeft u een verlies-BV en kunt u de aandelen in die BV wellicht verkopen aan een collega ondernemer die
wél winstkansen ziet? Let er dan op dat de BV haar bedrijfsactiviteiten niet al te rigoureus inkrimpt vóór de
aandelenoverdracht. Gebeurt dat wel, dan neemt de kans af dat de koper nog gebruik kan maken van de
fiscaal verrekenbare verliezen in de BV. En dan zal hij minder voor de aandelen in die BV willen betalen....
12
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-correctie over privégebruik auto in 2013
24 februari 2014
De BTW-heffing over het privégebruik van een auto van de zaak houdt de gemoederen al jaren bezig.
De wetgever heeft deze BTW-afdracht per 1 juli 2011 ingrijpend gewijzigd, en
ondernemers/werkgevers hebben daar massaal bezwaar tegen gemaakt. Over deze kwestie zijn
enkele proefprocedures aangespannen, en de uitspraak in die zaken laat nog op zich wachten.
Financiën heeft onlangs meegedeeld dat ondernemers die voor 2011 en/of 2012 bezwaar gemaakt
hebben tegen de BTW-correctie over het privégebruik van de auto van de zaak, dat voor 2013 niet
opnieuw hoeven te doen. De Belastingdienst zal de BTW over 2013 ambtshalve herzien als de
uitspraak in de proefprocedures daar aanleiding toe geeft.
De wetgever heeft de BTW-heffing over het privégebruik van de auto van de zaak per 1 juli 2011 ingrijpend
aangepast: de BTW-afdracht wordt niet langer berekend op basis van de bijtelling voor het privégebruik auto
voor de heffing van inkomstenbelasting, maar over de werkelijke kosten van het privé autogebruik. De
ondernemer kan die grondslag – onder voorwaarden – forfaitair stellen op 2,7% van de cataloguswaarde van
de auto.
Reden voor deze wetswijziging was een uitspraak van Rechtbank Haarlem – later bevestigd door Hof
Amsterdam – dat het verschil in BTW-correctie voor het privégebruik voor zeer zuinige auto's (over 0% of 14%
van de cataloguswaarde) en andere auto's (over 20% of 25% van de cataloguswaarde) in strijd is met het
gelijkheidsbeginsel en dat die discriminatie tot gevolg heeft dat de BTW-correctie voor alle auto’s gebaseerd
kan worden op de lage bijtelling voor het privégebruik van zuinige auto's. Zie ook BelastingBelangen, juni 2011:
BTW op privégebruik auto, en augustus 2011: BTW-forfait op privégebruik auto: 2,7% van de cataloguswaarde.
De Hoge Raad heeft in het arrest van april 2013 bevestigd dat de ongelijke behandeling in strijd is met het
gelijkheidsbeginsel, maar geen redenen aanwezig geacht om alle BTW-ondernemers onder de gunstiger
regeling voor milieuvriendelijke auto’s te brengen. Zie BelastingBelangen, april 2013: BTW-correctie
privégebruik auto: ongelijke behandeling gehandhaafd.
Deze kwestie heeft een enorme stroom van bezwaarschriften opgeleverd: zie BelastingBelangen, februari 2012:
BTW op privégebruik auto: bezwaar maken. Financiën heeft een regeling voor collectief bezwaar getroffen en
vier proefprocedures voor de BTW-correctie over 2011 aangespannen. Ondernemers die daar aan meedoen
hoeven zelf geen bezwaar- en beroepsprocedures op te starten, zij kunnen aansluiten bij de uitkomsten van de
proefprocedures. Die procedures zijn nog niet afgerond, er lopen nog ruim 300.000 bezwaarschriften over deze
kwestie.
Financiën heeft onlangs bekend gemaakt dat ondernemers voor 2013 niet opnieuw bezwaar hoeven te maken
als zij voor 2011 en/of 2012 een bezwaarschrift hebben ingediend, of als zij meedoen met de collectieve
bezwaarprocedure. Financiën zal de BTW over 2013 ambtshalve herzien als de uitspraak in de proefprocedures
voor de ondernemers gunstig uitpakt.
Commentaar
Deze kwestie loopt al weer zo lang, dat die bij veel MKB-ondernemers in vergetelheid is geraakt. Het
‘automatisch verlengen’ van de oude bezwaarschriften voor de BTW-heffing over 2013 is een praktische
oplossing. En nu maar hopen dat we van de belastingrechter snel te horen krijgen hoe deze zaak uitpakt.
13
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Registratie bij Belastingdienst: per aangetekende post
24 februari 2014
De Belastingdienst heeft de registratie van voorovereenkomsten en intentieverklaringen per 1
januari 2014 gewijzigd: registratie kan uitsluitend nog door het originele document – zonder nietjes!
– mét een geleideformulier aangetekend per post te verzenden naar de Belastingdienst, Postbus 13,
6400 AA Heerlen.
Per 1 januari 2013 is de registratie van notariële akten gedigitaliseerd. Door de elektronische registratie van
notariële akten is het niet langer nodig om die akten heen en weer te sturen tussen de notaris en de
Belastingdienst. De elektronische registratie van notariële akten wordt uitgevoerd en beheerd door Koninklijke
Notariële Beroepsorganisatie (KNB).
Met de invoering van de Wet elektronische registratie notariële akten is het registreren van onderhandse (dus
niet-notariële) akten bij de Belastingdienst sterk beperkt. De wet eist thans nog slechts een registratie van een
voorovereenkomst of intentieverklaring bij:
- de geruisloze omzetting van een onderneming in een BV;
- de geruisloze terugkeer uit de BV;
- de ruisende inbreng in een BV met terugwerkende kracht;
- de bedrijfsfusie.
De Belastingdienst heeft de werkwijze voor de registratie van deze onderhandse akten aangepast. Vanaf 1
januari 2014 is het niet meer mogelijk om deze documenten bij de afdeling Registratie en Successie van de
Belastingdienst te laten registreren. U moet de voorovereenkomst of intentieverklaring, tezamen met een
geleideformulier, aangetekend per post versturen, en wel naar Belastingdienst, Postbus 13, 6400 AA Heerlen.
De datum van verzending is de datum van registratie. Het verplichte geleideformulier kunt u hier downloaden
van de site van de Belastingdienst.
Commentaar
De elektronische registratie van notariële akten heeft tot gevolg dat onderhandse akten voortaan aangetekend
per post naar de Belastingdienst moeten worden verzonden. Een ongerijmde, anachronistische ontwikkeling!
Zorgt u er wel voor dat u een bewijs van verzending én ontvangst hebt? Heeft u dat niet, dan kunt u niet
aantonen dat het verzoek tijdig is ingediend.
14
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Ga innovatief ondernemen, met de WBSO-RDA 2015
25 februari 2014
De overheid stimuleert innovatief ondernemen, ook met fiscale voordelen. Als u wilt nagaan of en hoe u in
aanmerking kunt komen voor die fiscale voordelen, vraag dan hier de WBSO-RDA 2015 Handleiding op (in
pdf). De handleiding is een praktische toelichting op de afdrachtvermindering voor speur- en
ontwikkelingswerk (krachtens de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk, WBSO, voor loonkosten),
en voor de research & development aftrek (RDA, voor niet-loonkosten) in de inkomsten- en
vennootschapsbelasting.
De handleiding is uitgebracht door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), de ‘opvolger’ per
1 januari 2014 van Agentschap NL en de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken.
15
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lening bij de BV als funding voor lening dochter?
27 februari 2014
Mijn dochter is door een vervelende echtscheiding weer ‘terug bij af’. Zij moet samen met haar twee
kinderen een nieuwe woning zoeken. Ik wil haar daar graag bij helpen. Zij heeft een aardig pand op
het oog, dat zo’n € 250.000 moet kosten. De financiering is geen probleem: mijn dochter heeft een
goed inkomen. Maar ik denk aan een andere opzet om dat huis te kopen. Ik ben van plan mijn
dochter de eenmalige € 100.000 belastingvrij te schenken, en haar vanuit mijn BV de andere €
150.000 te lenen. Mijn BV heeft voldoende liquiditeiten, en bij de bank levert dat op deposito
nauwelijks rente op. Kan ik de € 150.000 bij mijn BV lenen, tegen een rente van 4% of 5%, en dat
vervolgens aan mijn dochter doorlenen tegen een hogere rente, van zeg 7,5%? Dan heeft zij een
leuke fiscale aftrekpost aan eigenwoningrente. Daarna kan ik haar een deel van die hoge rente
jaarlijks weer belastingvrij terugschenken. Deze opzet is geïnspireerd door uw artikel Fiscaal
vriendelijke rente aftrekbaar als eigenwoningrente in BelastingBelangen van april 2013. Kan ik deze
opzet ook toepassen?
Antwoord
Dat moet lukken, als u in privé maar voldoende vermogen heeft dat als zekerheid kan dienen voor de aflossing
van de lening die u bij de BV gaat opnemen.
Voor het ‘wat en hoe’ van de schenking van € 100.000 aan uw dochter – die u kennelijk vanuit uw
privévermogen gaat doen – zie de special in BelastingBelangen van december 2013: Schenk € 100.000
belastingvrij aan...... wie u maar wil.
De lening die u bij uw BV wilt opnemen, is sterk gekleurd
door privé omstandigheden. U wilt als vader uw dochter
helpen, voor de BV kan die familierelatie geen enkele rol
spelen. U moet er rekening mee houden dat de
belastinginspecteur de voorwaarden van de lening van de
BV aan u kritisch zal beoordelen. Die voorwaarden moeten
strikt zakelijk zijn, en a priori moet vaststaan dat de BV niet
het risico loopt dat zij haar geld kwijt kan raken omdat uw
dochter haar lening aan u niet kan terugbetalen. Dat risico
moet u in privé dragen.
De zakelijke condities van de geldlening zien op rente,
aflossing en zekerheid. Uitgangspunt daarbij zijn de
voorwaarden zoals die tussen onafhankelijke derden voor
een dergelijke lening worden afgesproken. U kunt die
achterhalen door bijvoorbeeld de bank te vragen onder
welke voorwaarden zij de € 150.000 aan u zou willen lenen.
Als u daarbij aansluit hebt u ‘vaste grond onder uw voeten’.
Natuurlijk hoeft u die bancaire condities niet één op één aan
te houden. De bank hanteert een opslag voor kosten, winst
en risico waar veel DGA’s zich niet in herkennen.
Als u in privé voldoende vermogen hebt als zekerheid voor
de aflossing van de lening aan uw BV – daar ga ik van uit –
zal de inspecteur zijn kritische blijk vooral richten op de
hoogte van de rente die de BV u in rekening moet brengen. De hoogte van die rente is afhankelijk van de vorm
waarin u de lening bij u BV opneemt. Als u in rekening-courant bij de BV leent, kunt u een lagere rente
hanteren dan op een lening: de schuld in rekening-courant is immers direct opeisbaar, de lening niet. Het
volledige bedrag van € 150.000 in rekening-courant lenen lijkt mij wat te veel van het goede. U kunt beide
16
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
vormen wel combineren. Als u in staat bent om een schuld in rekening-courant vanuit uw privévermogen per
direct af te lossen, kunt u op die schuld een rente rekenen die om en nabij gelijk is aan de rente die uw BV op
de depositorekening bij de bank krijgt (stel 1,5%), plus een opslag van 0,5% = 2%. Voor het gedeelte van de
geldlening met een langere looptijd moet u een hogere rente rekenen. De marktrente is hier bepalend. Maar als
DGA kunt u hier uw dubbelrol ten opzichte van uw BV – u bent aandeelhouder én directeur – benutten door
deze lening als personeelslening op te nemen. U kunt dan de rente stellen op de normrente die Financiën voor
dergelijke leningen aanhoudt. Voor 2014 is dat 4%. Let wel: u moet dan wel lenen in uw hoedanigheid van
werknemer. Breng dat ook expliciet tot uitdrukking in de leenovereenkomst!
Stel dat u de totale lening in tweeën verdeelt: u leent € 50.000 in rekening-courant, tegen een rente van 2%
per jaar, en de resterende € 100.000 als personeelslening, tegen een rente van 4% per jaar. Uw rentekosten
zijn dan € 5.000 op jaarbasis.
Vervolgens leent u de € 150.000 door aan uw dochter ter financiering van haar woning. Ook deze lening moet
onder zakelijke voorwaarden worden verstrekt. Als uw dochter – met haar goede inkomen – deze € 150.000
ook extern, bij de bank had kunnen lenen, kunt u voor de leningsvoorwaarden aansluiten bij die van de bank.
Vraag een offerte op, die kan als onderbouwing goed van pas komen. Maar ook hier kunt u van de bancaire
voorwaarden afwijken. Als u – anders dan de bank – geen hypothecaire zekerheid krijgt, kunt u een hogere
rente rekenen. Dat heeft de belastingrechter nadrukkelijk goedgekeurd; zie het door u al genoemde artikel in
BelastingBelangen van april 2013: Fiscaal vriendelijke rente aftrekbaar als eigenwoningrente. In die procedure
kon senior een rente van 8% aanhouden, vandaag de dag lijkt mij 7% goed verdedigbaar.
Als u de € 150.000 aan uw dochter doorleent tegen 7% rente komt haar rentelast per jaar uit op € 10.500. Die
moet ze aan u betalen; zij kan die rente als eigenwoningrente in aftrek brengen op haar inkomen in box 1. Let
op: uw dochter moet die lening expliciet melden bij de Belastingdienst, anders verspeelt zij de aftrek. Zie ook
BelastingBelangen, december 2013: Hypotheek in 2013 bij pa, ma of de BV opgenomen? Melden!
U betaalt vervolgens uw rentelast van € 5.000 aan de BV, en incasseert een voordelig verschil van € 5.500.
Ieder jaar weer! Met dat geld kunt u uw dochter een deel van de rente die zij aan u heeft betaalt weer
belastingvrij terugschenken. Hoe u dat moet doen kunt u terugvinden in BelastingBelangen, juni 2011:
Geschonken eigenwoningrente aftrekbaar?
Het resultaat: een prachtige, fiscaal voordelige carrousel in de familiesfeer.
17
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Leaseauto overgenomen, koopsom deels aftrekbaar
28 februari 2014
De werknemer die zijn auto van de zaak van de leasemaatschappij overneemt – als hij van baan verandert
– moet kritisch kijken naar de prijs die hij voor die auto moet betalen. Daar kan wel eens een fiscale
aftrekpost in zitten. Dat is het geval als zijn werkgever hem verplicht om die auto over te nemen voor de
(fiscale) boekwaarde en die boekwaarde hoger is dan de prijs die de leasemaatschappij opgeeft. De
werkgever heeft dan te weinig afgeschreven op de auto. Als de werknemer dat verschil moet bijpassen –
en zo de inhaalafschrijving moet betalen – is dat een extra eigen bijdrage voor het gebruik van die auto in
de voorgaande jaren. Die bijdrage heeft deels betrekking op het privégebruik van de auto, en dat deel kan
de werknemer alsnog in aftrek brengen op de bijtelling privégebruik auto.
18
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-nummer verplicht vermelden op de website?
27 februari 2014
Als BTW-ondernemer ben ik verplicht om mijn BTW-nummer op mijn facturen te vermelden. Moet ik
dat ook doen op mijn zakelijke website? Zoals u wel weet is het BTW-nummer bij zelfstandige
ondernemers rechtstreeks afgeleid van het burgerservicenummer (BSN). Als ik dat nummer op mijn
website moet vermelden wordt het voor handige jongens wel erg gemakkelijk om mijn BSN te
achterhalen. En daarmee ligt de weg naar identiteitsfraude wagenwijd open. Dat wil ik graag
voorkomen.
Antwoord
Als BTW-ondernemer bent u op grond van de Wet op de omzetbelasting verplicht om uw BTW-nummer te
vermelden op uw BTW-facturen. Maar uitsluitend op de facturen voor diensten en leveringen die u aan andere
ondernemers verricht. Voor prestaties aan particulieren bent u – behoudens bij enkele bijzondere transacties –
niet verplicht om een factuur uit te reiken. Doet u dat toch, dan hoeft die factuur niet te voldoen aan de
wettelijke vereisten: u kunt het BTW-nummer achterwege laten.
U bent ook niet verplicht om uw BTW-nummer op uw website te vermelden. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt in
dezen dat u verplicht bent om er voor te zorgen dat uw (potentiële) afnemers ‘gemakkelijk, rechtstreeks en
permanent’ toegang hebben tot uw BTW-nummer. Die verplichting geldt voor iedereen die een zogenaamde
‘dienst van de informatiemaatschappij’ verleent. Hoe uw klanten uw BTW nummer eenvoudig kunnen
achterhalen, kunt u zelf regelen, buiten uw website om. Bijvoorbeeld door dat nummer pas te geven bij de
bestelbevestiging of op de factuur. Maar als u ‘diensten op afstand’ verleent, tegen een vergoeding en op
verzoek – zoals bij de exploitatie van een webshop – dan moet u wél uw BTW-nummer op uw site vermelden.
19
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hoe bewijs ik beperkt eigen gebruik vakantiebungalow?
27 februari 2014
Mijn vrouw en ik hebben een leuke vakantiebungalow in Zeeland. Die woning wordt verhuurd door
een professioneel verhuurkantoor, en we gaan er zelf ook enkele weken en weekenden per jaar
naar toe. De gemeente Z. – waar de woning staat – verblijdt mij jaarlijks met een aanslag
forensenbelasting. En die loopt aardig op. Ik heb begrepen dat de gemeente Z. die belasting alleen
maar kan heffen als de recreatiewoning mij voor meer dan 90 dagen per jaar ter beschikking staat.
En dat is niet het geval. Maar hoe moet ik dat aantonen? De gemeente kijkt naar het aantal dagen
dat de woning verhuurd is (en waarvoor het verhuurkantoor die belasting afdraagt), en rekent de
rest van het jaar aan mij toe. Lekker makkelijk voor de gemeente, maar ongunstig voor mij. Hoe los
ik dit op?
Antwoord
Een gemeente kan forensenbelasting heffen als u geen inwoner bent van de gemeente waar de
vakantiebungalow ligt, én die bungalow u en uw gezin voor meer dan 90 dagen per jaar ter beschikking staat.
Of u de woning voor meer dan 90 dagen per jaar daadwerkelijk gebruikt, is niet van belang: voldoende is dat
de woning u en uw gezin gedurende die periode voor gebruik ter beschikking staat. U moet aantonen dat dit
niet het geval is: de bewijslast ligt bij u.
De gemeentelijke belastingregels bieden geen oplossing voor uw dilemma.
Een collega van u, met een recreatiebungalow in het oosten
van het land, heeft deze kwestie enige tijd geleden
voorgelegd aan de belastingrechter. En hij heeft gewonnen!
De beste man had in de overeenkomst met het
verhuurkantoor een bepaling opgenomen dat hij de
recreatiewoning voor maximaal 90 dagen per jaar zelf kon
gebruiken. Hof Arnhem - Leeuwarden vond die bepaling
voldoende bewijs om aan te tonen dat niet aan de
90-dageneis van de forensentaks werd voldaan. De eigenaar
had zijn standpunt daarmee voldoende onderbouwd, en de
gemeente had het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De
gemeente voerde nog wel aan dat de limitering van het
eigen gebruik in de overeenkomst met het verhuurkantoor
enkel en alleen was opgenomen vanwege het fiscale
voordeel, en overigens geen reële betekenis had. Het Hof
vond dat niet van belang: er was geen sprake van een
schijnhandeling of ‘fraus legis’.
Als u snel een dergelijke bepaling opneemt in de
overeenkomst met uw verhuurkantoor kunt u de aanslag
forensenbelasting met succes bestrijden. Succes gewenst.
20
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Faillissement op komst: handel niet ‘onverplicht’
28 februari 2014
Stevent uw BV af op een faillissement? Probeert u als DGA ‘met man en macht’ de BV nog te redden? Zorg
er dan voor dat u als bestuurder van de BV correct blijft handelen. U moet geen transacties op naam van
de BV doen die onverplicht zijn én die de schuldeisers van de BV kunnen benadelen. Als uw BV failliet gaat,
kan de curator dergelijke rechtshandelingen naderhand vernietigen en u onbehoorlijk bestuur verwijten.
Een transactie is ‘onverplicht’ als de juridische verplichting om die rechtshandeling uit te voeren ontbreekt.
Noodgedwongen handelen,om de BV te redden is geen excuus, zo heeft de rechter beslist. Let op uw
persoonlijke aansprakelijkheid!
21
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Personeel met korting?
27 februari 2014
Na een paar moeilijke jaren trekt mijn business weer wat aan. Het wordt drukker en ik zal op niet al
te lange termijn wat nieuwe medewerkers moeten aantrekken. Gegeven de aard van mijn
bedrijfsactiviteiten mogen dat ‘kwetsbare’ personen zijn. En waar zuinigheid troef is, wil ik graag
gebruik maken van kortingen en subsidies die de overheid biedt bij het in dienst nemen van die
mensen. Van welke kortingen kan ik momenteel profiteren?
Antwoord
Als werkgever kunt u profiteren van aantrekkelijke kortingen bij het in dienst nemen van bepaalde groepen
werknemers. Er zijn extra kortingen of subsidies te krijgen, op landelijk niveau, maar ook bij de lokale overheid.
U doet er verstandig aan om uw personeelsadviseur daar op tijd naar te vragen: u kunt als werkgever flink op
de arbeidskosten besparen.
Ik noem u een paar regelingen.
- Als u een werknemer in dienst neemt die 50 jaar of ouder is en uit een uitkeringssituatie komt, kunt u
een korting krijgen van maximaal € 7.000 op de afdracht van sociale verzekeringen. De werknemer
moet dan wel ten minste 36 uur per week werken. Werkt de man of vrouw parttime, dan kunt u het
bedrag van de korting pro rato toerekenen. Een werkgever kan deze korting maximaal 3 jaar benutten:
uw voordeel € 21.000!
- Neemt u een werknemer in dienst die arbeidsgehandicapt is, dan kunt u ook tot € 7.000 korting krijgen
op de afdracht van sociale verzekeringen.
- Een premiekorting is – sinds begin dit jaar – ook mogelijk als u een jongere, tussen de 18 en 27 jaar, in
dienst neemt die voor de indiensttreding recht heeft op een WW- of bijstandsuitkering. De korting kan
over twee jaar in totaal € 7.000 bedragen.
Dit is een tijdelijke regeling: de korting geldt voor jongeren die u tussen 1 januari 2014 en 1 januari
2016 in dienst neemt, voor ten minste 6 maanden én 32 uur per week.
Om deze premiekortingen te verkrijgen, moet u als werkgever aantonen dat aan de voorwaarden wordt voldaan.
Dat doet u met een zogenaamde ‘doelgroepverklaring’, die de (aspirant) werknemer kan aanvragen bij het
UWV of bij de gemeente. U moet die verklaring bij uw salarisadministratie bewaren.
Voor nog veel meer subsidies en kortingen op arbeidskosten zie Subsidies voor het aannemen van personeel.
22
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verzeker uw bestuurdersaansprakelijkheid, de BV
betaalt
28 februari 2014
Bent u als DGA titulair én statutair directeur van uw BV? Als titulair directeur bent u werknemer van de BV
met de titel van directeur, als statutair directeur bent de bestuurder van de BV. Het onderscheid tussen
beide posities is van belang voor het risico van een persoonlijke aansprakelijkstelling.
Als statutair directeur loopt u het risico dat u wegens onbehoorlijk bestuur in privé aansprakelijk wordt
gesteld. U kunt dat risico verzekeren, met een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering en zo uw
privévermogen afschermen. Laat uw BV die verzekering afsluiten. De BV kan de verzekeringspremie als
bedrijfskosten in aftrek brengen op de winst, u bent als statutair bestuurder de verzekerde persoon. Het te
verzekeren bedrag moet u afstemmen met uw assurantietussenpersoon: dat is maatwerk.
23
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Crowdfunding: de fiscale aspecten
28 februari 2014
Crowdfunding, het is een jong financieringstraject waarbij de crowd – een mensenmassa – veel
kleine investeerders per persoon met een klein bedrag een project, een bedrijfsovername of een
ondernemer financieren. Business angels are out, crowdfunding is in.
Crowdfunding ontwikkelt zich meer en meer als een alternatief voor kredieten bij de bank. Die laten
een gat vallen, vooral bij de financiering van het midden- en kleinbedrijf met kredieten tot €
250.000. In dat gat springt crowdfunding. Waar crowdfunding tot voor kort nog neerbuigend werd
getypeerd als de ‘online collectebus’, zien we tegenwoordig een explosieve groei. In 2010 haalden
vijf incubators in totaal 50.000 euro op, in 2013 is dat opgelopen tot ruim 25 miljoen en voor 2015
wordt een ‘omzet’ begroot van 255 miljoen euro.
Een aansprekend voorbeeld: Mendel Chiu AA heeft zijn accountantspraktijk (Online Accountants
MKB Twente) met crowdfunding gefinancierd. In een uur tijd haalde hij de benodigde financiering
van € 20.000 op. Geen weken wachttijd bij de bank, met tijdrovende beoordelingen, maar in één uur!
En nog goedkoper ook: hij betaalt 8% rente, waar de bank 10% vroeg.
Bij het crowdfunden maakt de ondernemer die financiering
zoekt – de projectinitiator – vaak gebruik van de sociale
media. Of van een speciaal daarvoor opgezet platform. Van
die platforms komen er steeds meer, met mooie namen als
Wekomenerwel.nl, Geldvoorelkaar.nl, Share2start.com en
nog veel meer. Die platforms bemiddelen, en vragen daar
een vergoeding voor. Die fee kan een vast bedrag zijn,
maar ook een percentage van het gefunde bedrag.
In deze special worden de fiscale aspecten van crowd
funding toegelicht.
Daarbij kijken we naar de fiscale gevolgen voor de drie bij
crowdfunding betrokken partijen, per soort funding.
Wie is wie, wat is wat
Bij crowdfunding zijn drie partijen betrokken. Als eerste is
dat de partij die financiering zoekt, hierna aangeduid als
projectinitiator. Dat kan een ondernemer zijn, maar ook een
kunstenaar, een vereniging, een goed doel, enz. De tweede
partij is de crowd, de grote groep individuele geldschieters,
hierna ook wel de donateurs genoemd. De derde partij is het platform dat het crowdfunding organiseert of
faciliteert.
Bij crowdfunding zijn de volgende soorten te onderscheiden, afhankelijk van wat de projectinitiator, de te
financieren ondernemer, wil bereiken:
1. de projectinitiator wil een lening verwerven;
Het gaat hier om een eenvoudige geldlening: de crowd treedt op als geldschieter, de ondernemer
als geldnemer. Een bekend platform voor deze vorm is Geldvoorelkaar.nl.
2. de projectinitiator zoekt participanten / mede aandeelhouders of belanghebbenden in zijn
onderneming;
De crowd, de donateurs, worden participant en krijgen een aandeel in de onderneming van de
initiator. De Nederlandse platforms Crowdaboutnow.nl en Mkb-crowdfunding.nl zijn hier actief.
24
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
3. de projectinitiator wil een product verkopen;
De ondernemer wil zijn project financieren door alvast (de nog te ontwikkelen) producten te
verkopen. De crowd betaalt vooruit voor de later te ontvangen producten. Kickstarter is een
platform waar kleine ondernemers en kunstenaars projecten en/of producten ter financiering
aanbieden.
Daarnaast kan crowdfunding zich ook richten op het verkrijgen van schenkingen of giften voor een goed doel,
of op het organiseren van een loterij. Deze twee vormen blijven buiten beschouwing in de special.
Fiscale aspecten
De verschillende soorten crowdfunding hebben voor de belastingheffing uiteenlopende gevolgen. Het verkopen
van producten heeft andere fiscale gevolgen dan het opnemen van een lening of het participeren in een
onderneming.
Uitgangspunt in deze special is dat de projectinitiator een ondernemer is. Hij kan zijn bedrijf uitoefenen in een
eenmanszaak, een BV of een actieve vereniging of stichting. De eenmanszaak is minder geschikt voor
crowdfunding waarbij participanten worden gezocht. De eenmanszaak kan dan worden omgezet in een BV, of –
steeds vaker – in een coöperatie.
De rechtsvorm van de projectinitiator bepaalt of de gevolgen in de inkomsten- of de vennootschapsbelasting
vallen.
De crowd, de donateurs kunnen particulieren of ondernemers zijn. Zij kunnen vanuit privé handelen, of
bedrijfsmatig. De ondernemende participanten kunnen onder de inkomsten- of vennootschapsbelasting vallen,
afhankelijk van hun rechtsvorm.
Het platform bemiddelt bij het financieringstraject, zij screent de crowdfundingprojecten en vraagt voor die
activiteiten een vergoeding. Deze activiteiten worden veelal bedrijfsmatig uitgeoefend: winst of verlies valt
onder de inkomsten- of vennootschapsbelasting.
Bij alle drie partijen speelt ook de omzetbelasting een rol.
Crowdfunding om een lening te krijgen
De projectinitiator zoekt een externe financier. Lukt dat, dan leent de crowd hem meer of minder geld, en die
verwacht terugbetaling van de hoofdsom en een rentevergoeding.
Voor de projectinitiator is het ontvangen leenbedrag vreemd vermogen: de rente die hij de donateurs moet
betalen, is als bedrijfskosten aftrekbaar op de winst. Deze vorm van crowdfunding is voor kleinere
MKB-ondernemingen een ideale vorm om snel een financiering te vinden.
De crowd, de donateurs, zijn veelal particulieren. Zij moeten de waarde van de verstrekte geldlening in box 3
verantwoorden. Als het platform het gefinancierde project heeft gescreend en als een levensvatbaar project
heeft aangemerkt, kunnen zij daar enige zekerheid aan ontlenen voor wat betreft de rentebetaling en aflossing
van hun lening. Handelen de donateurs zakelijk, als onderdeel van hun bedrijfsvoering, dan behoort de
geldlening tot hun ondernemingsvermogen / het vermogen van de BV: de rente valt in de ondernemingswinst.
Komt het gefinancierde project niet van de grond en kan de projectinitiator zijn lening niet terugbetalen, dan
kunnen zij die afwaarderen ten laste van de winst.
Voor wat betreft de omzetbelasting zijn de gevolgen overzichtelijk: het verstrekken van geldleningen, het
bemiddelen bij kredietverlening, en de rentevergoeding op geldleningen zijn BTW-vrijgestelde diensten in het
geldverkeer.
Als de donateurs particulieren zijn is het verstrekken van de lening geen ondernemersprestatie: de BTW komt
sowieso niet aan de orde. Wordt de lening verstrekt door een ondernemer, dan is wél sprake van een prestatie
in het economisch verkeer, maar die prestatie is vrijgesteld van BTW. Dat geldt ook voor de bemiddeling door
het platform. De aan deze BTW-vrijgestelde prestatie toerekenbare voorbelasting op kosten en investeringen
wordt buiten aftrek gelaten. Dat geldt ten dele ook voor de algemene kosten, die naar rato van de omzet of
naar het werkelijk gebruik verdeeld moeten worden.
Crowdfunding om participanten in de onderneming te krijgen
Bij deze vorm van crowdfunding heeft de projectinitiator veelal de rechtsvorm van een BV of een coöperatie De
donateurs verwerven aandelen in zijn BV of een lidmaatschap in de coöperatie en worden zo mede-eigenaar
van een nieuwe of al bestaande entiteit.
25
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
De eenmanszaak is minder geschikt voor dit financieringstraject. Mede-eigendom in de vorm van een
commanditaire vennootschap is weer wel mogelijk.
Voor de initiator betekent het ‘in huis halen’ van participanten dat hij de bedrijfsresultaten moet delen. De
donateurs/participanten krijgen meestal geen of slechts een beperkte zeggenschap in de onderneming. De
flex-BV biedt daartoe volop mogelijkheden, met aandelen met uitsluitend winst- of zeggenschapsrechten.
Een participatie via een coöperatie komt steeds vaker voor. De coöperatie is een rechtspersoon, een bijzonder
soort vereniging, waarin de leden samenwerken voor financieel gewin. De coöperatie kent
lidmaatschapsrechten. Bij crowdfunding via een coöperatie zijn de donateurs én de initiator vaak samen lid van
de coöperatie. De coöperatie heeft dan verschillende soorten lidmaatschapsrechten: de donateurs hebben een
lidmaatschapsrecht dat voorziet in een storting in geld, de initiator heeft rechten die zien in de inbreng van een
zakelijke activiteit of een ander initiatief. Samenwerking in de coöperatie heeft als groot voordeel dat de
initiator en de donateurs zich gezamenlijk gaan inzetten om de onderneming succesvol te maken. Daarbij kan
gebruik worden gemaakt van de kennis en het netwerk van alle leden.
De gekozen opzet bepaalt of de participanten met hun investering voor de heffing van inkomstenbelasting in
box 1, box 2 of box 3 vallen.
Als de donateurs bedrijfsmatig participeren, behoren de participaties tot hun ondernemingsvermogen en vallen
die in hun winst uit onderneming in box 1. Baten behaald met de participatie zijn belast als winst uit
onderneming, verliezen op de participatie zijn aftrekbaar op de eigen bedrijfsresultaten. Deze variant leidt vaak
tot geschillen met de fiscus, met name als de participant een verlies in aftrek wil brengen. Participanten die
voor deze optie gaan doen er verstandig aan hun fiscale positie vooraf af te stemmen met de bevoegde fiscale
autoriteiten.
Als de donateurs / participanten een belang van 5% of meer verkrijgen in een van de door de BV uitgegeven
aandelensoorten – al dan tezamen met hun partner of naaste familieleden – is sprake van een aanmerkelijk
belang: de aandelen vallen bij de donateur in box 2. Dividend en winst bij verkoop is belast met 25%
aanmerkelijkbelang-heffing (dit jaar eenmalig met 22% over een voordeel van maximaal € 250.000 per
aanmerkelijkbelang-houder). Die directe belastingheffing kan worden uitgesteld door als donateur de aandelen
niet rechtstreeks, maar via een persoonlijke houdstervennootschap te houden. Het dividend en de winst bij
verkoop kan dan zonder belastingheffing – dankzij de deelnemingsvrijstelling – worden gerealiseerd.
De donateurs die in privé (en samen met de partner en naaste familieleden) minder dan 5% van een soort
aandelen in de BV houden, moeten dat bezit in box 3 verantwoorden.
Ook bij deze variant speelt de omzetbelasting geen rol van betekenis: de participatie in een onderneming die
beperkt is tot de geldelijke deelneming wordt voor de BTW niet gezien als een prestatie in het economische
verkeer. De onderneming waarin wordt deelgenomen is de belastingplichtige voor de omzetbelasting; eventuele
winstuitkeringen blijven buiten de BTW-heffing.
Onder omstandigheden kan een participant als BTW-ondernemer worden aangemerkt op basis van de
participatie. Dat kan zich – bij wijze van uitzondering – voordoen bij een participatie in een maatschap, een
vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of bij een coöperatie. In dat geval is de
BTW-voorbelasting op de kosten die de participant voor dit project maakt, in aftrek te brengen. Als de
onderneming van de participant uitsluitend BTW-belaste prestaties verricht bestaat een volledig recht op aftrek
van voorbelasting.
Crowdfunding om producten te verkopen
Ondernemers kunnen crowdfunding ook inzetten om producten te verkopen nog voordat die gemaakt of
anderszins beschikbaar zijn. De donateur doet een betaling en krijgt daarvoor een tegenprestatie – meestal
onder tijdsbepaling – op levering van een of meer producten. Die tegenprestatie kan klein, symbolisch, of reëel
zijn in verhouding tot de donatie.
Bij deze opzet behoren de door de projectinitiator ontvangen bedragen tot zijn omzet. Alle kosten inclusief die
hij maakt om deze omzet te verkrijgen zijn aftrekbaar van de winst. Moet hij de producten nog gaan leveren,
dan kan hij die verplichting op de balans passiveren.
Als de tegenprestatie voor de donateurs symbolisch of erg klein is, rijst de vraag of er geen sprake is van een
26
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
gift. Bij een symbolische tegenprestatie kan bij de donateur een beoordelingsbedoeling verondersteld worden.
Maar bij de projectinitiator is dat erg onwaarschijnlijk: hij zet de crowdfunding op in het kader van zijn
onderneming met een winstoogmerk en -verwachting.
Voor de heffing van omzetbelasting is hier sprake van een normale verkoop van producten onder
vooruitbetaling van de vergoeding. Over die vooruitbetaling is omzetbelasting verschuldigd, en wel in de
aangifte over de periode waarin de betaling is ontvangen. De datum van levering van het product is voor de
heffing van omzetbelasting niet van belang. De voorbelasting kan zonder beperking in aftrek worden gebracht.
Conclusie
Crowdfunding is een snel groeiend alternatief voor de tanende bancaire financiering. Het is met name van
belang voor MKB-ondernemers: de financieringen die via crowdfunding zijn geregeld zijn omvatten voor 90%
bedragen tussen de 20.000 en 100.000 euro. Crowdfunding is ook een klantenbindmachine: investeerders
worden deelgenoot, het genereert klantwaarde: zij zijn eerder geneigd om het product te kopen van de
onderneming waarin ze geïnvesteerd hebben. Een lucratieve vorm van kruisbestuiving is het gevolg. En met
deze special in de hand kunnen de fiscale aspecten van crowdfunding u ook niet meer verrassen.
27
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lot uit de loterij, snel de BV in?
27 februari 2014
Het pand waarin mijn eenmanszaak is gevestigd, blijkt een lot uit de loterij. Ik huur dat pand al
jaren, en ik heb een optie voor nog vele jaren, maar ik zal er binnenkort toch uit moeten. De
eigenaar/verhuurder heeft het pand begin dit jaar aan een grote landelijke winkelketen verkocht.
Die X-groep heeft een rijtje panden gekocht in de winkelstraat, om daar een grote vestiging te
openen. De nieuwe eigenaar is nu druk doende om de huurders van die panden te bewerken om hun
huurcontract voortijdig te beëindigen. Ik ben in onderhandeling met ze, en volgens mijn advocaat is
de kans groot dat het voortijdig afbreken van het huurcontract mij een miljoen euro gaat opleveren!
De deal zal naar verwachting in juni worden afgerond. Kan ik dan mijn eenmanszaak alsnog
geruisloos inbrengen in de BV, met terugwerkende kracht tot 1 januari? Dan valt die eenmalige bate
niet in de eenmanszaak – belast tegen 52% – maar in de BV en dat kost me veel minder belasting.
Antwoord
Fantastisch, 2014 is voor u wel erg goed begonnen.
Het huurrecht van uw winkelpand behoort tot uw ondernemingsvermogen, en dat betekent dat de
beëindigingvergoeding tot de winst uit onderneming behoort. Die winst is ‘ontstaan’ door de verkoop van het
winkelpand, begin dit jaar, en de daarop volgende onderhandelingen. Daarmee staat wel vast dat de bate in de
winst over 2014 valt. Als die bate tot de winst van de eenmanszaak gerekend moet worden, gaat u dat het
maximale 52% tarief aan belasting kosten. U kunt die belastingdruk wellicht nog wel wat verminderen door een
deel van de beëindigingvergoeding aan te wenden voor de kosten van verplaatsing van uw zaak, of door uw
eenmanszaak te staken, maar dat biedt minder soelaas dan het verplaatsen van de belastingheffing naar de BV.
Een inbreng van uw eenmanszaak in een BV levert u meer belastingbesparing op. Dat moet dan wel een
geruisloze inbreng in de BV zijn: bij een ruisende inbreng zou u de te verwachten opbrengst tot de
stakingswinst moeten rekenen. Bij een geruisloze inbreng is dat niet het geval: de bate schuift dan qua
belastingheffing door naar de BV.
Financiën keurt goed dat een geruisloze inbreng in de BV kan plaatsvinden met terugwerkende kracht tot het
begin van het boekjaar. In uw situatie derhalve tot 1 januari 2014. Vereist is dan wel dat u een
voorovereenkomst (tot inbreng in de BV) hebt gesloten én die geregistreerd hebt binnen negen maanden na
dat tijdstip, dus vóór 1 oktober 2014. U moet om die terugwerkende kracht verzoeken en Financiën verleent die
op praktische gronden. Maar – zo vermelden de standaardvoorwaarden voor de geruisloze inbreng – Financiën
verleent geen terugwerkende kracht als ‘dat tot gevolg zou hebben dat een incidenteel fiscaal voordeel wordt
behaald’. En dat lijkt in uw situatie het geval te zijn.
Als de geruisloze inbreng niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden, is het risico erg groot dat de
beëindigingvergoeding tot het resultaat van de eenmanszaak moet worden gerekend. Ik raad u aan om deze
zaak snel met uw adviseur én de fiscus af te stemmen, om na te gaan of de Belastingdienst de terugwerkende
kracht bij de (geruisloze) inbreng in BV wil verlenen. Lukt dat niet, dan moet u in overleg met uw adviseur een
andere oplossing zoeken om de belastingdruk omlaag te brengen.
28
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Fiscale eenheid: let op de belastingverrekening
28 februari 2014
Bij een fiscale eenheid voor de omzet- of vennootschapsbelasting zijn de tot die eenheid behorende BV’s
allemaal aansprakelijk voor de verschuldigde (omzet- of vennootschaps-) belasting. Daarnaast heeft de
ontvanger van de Belastingdienst een vergaande bevoegdheid om de te betalen en terug te ontvangen
belastingen van die BV’s over en weer te verrekenen.
Die groepsbenadering geldt voor alle belastingschulden en -vorderingen die zijn ontstaan in de periode dat
een BV tot die eenheid behoorde.
Als u de aandelen in zo’n (ex-fiscale eenheid) BV koopt, neemt u ook de belastingpositie van die BV over.
U loopt dan het risico om aansprakelijk te worden gesteld voor de niet betaalde omzet- en/of
vennootschapsbelasting van de fiscale eenheid waar uw BV vroeger deel van uitmaakte. Dat kan u een
flinke zeperd opleveren. Vraag uw adviseur om een grondige check van de belastingpositie van de BV die u
wilt gaan kopen!
29
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Kosten werkruimte in woning echtgenote aftrekbaar?
27 februari 2014
Vorig jaar ben ik als juridisch consultant voor mezelf begonnen. Ik werk vanuit huis: ik heb mijn
werkruimte op zolder. De woning is eigendom van mijn vrouw; wij zijn op huwelijkse voorwaarden
getrouwd. De belastinginspecteur heeft mij meegedeeld dat ik de kosten van de werkruimte niet in
aftrek kan brengen op mijn winst uit onderneming. Het is geen kwalificerende werkruimte, en dan
staat de wet geen kostenaftrek toe. Maar dat lijkt mij niet correct. Als ik deze werkruimte van een
derde had gehuurd, had ik de kosten wél kunnen aftrekken. Nu huur ik de werkruimte in feite toch
van mijn echtgenote? Als ik de kosten niet kan aftrekken wordt ik ongunstiger behandeld dan
ondernemers die hun werkruimte elders huren. Dat lijkt mij in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Wat vindt u daarvan?
Antwoord
De inspecteur heeft u correct geïnformeerd. Uw werkruimte is een inpandige ruimte, zonder eigen ingang of
opgang. De zolderruimte zou onmogelijk als werkruimte aan een derde verhuurd kunnen worden. Daarmee
staat vast dat er geen sprake is van een kwalificerende werkruimte. De werkruimte behoort niet tot uw
bedrijfsvermogen – het woonhuis is eigendom van uw echtgenote – en dan staat de wet een kostenaftrek niet
toe. Zie voor een nadere toelichting op de kwalificerende werkruimte en de bijbehorende kostenaftrek
BelastingBelangen, juni 2007: Wonen en werken in één pand.
Uw stelling dat u ongunstiger wordt behandeld dan
ondernemers die hun werkruimte elders huren, is goed te
begrijpen. Maar ik denk niet dat u een kostenaftrek kunt
krijgen met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. U bent
met uw praktijk gevestigd in een ruimte die tussen derden
niet als werkruimte verhuurd zou kunnen worden. Daardoor
kan uw situatie niet vergeleken worden met die van een
ondernemer met een gehuurde werkruimte: er is geen
sprake van gelijke gevallen. Vooral ook omdat niet vaststaat
dat u extra huisvestingskosten heeft vanwege de praktijk
aan huis. Uw klacht betreft de wettelijke regeling zelf, de
innerlijke waarde daarvan (of beter gezegd, het ontbreken
daarvan). En daarover kan de belastingrechter niet
beslissen. Een kostenaftrek is in uw situatie niet mogelijk:
het is niet anders.
30
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Erfgenaam: let op de grens tussen beneficiair en zuiver
aanvaarden
28 februari 2014
Een erfenis kan ‘een geschenk uit de hemel’ zijn, maar ook het tegendeel kan zich voordoen. Als een
erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardt, krijgt hij recht op de bezittingen én de schulden van de
erflater. Zijn er meer schulden dan bezittingen, dan moet de erfgenaam die schulden uit zijn eigen
vermogen aanzuiveren. Zijn er meer erfgenamen die zuiver hebben aanvaard, dan is ieder voor zijn deel
aansprakelijk.
Als u niet zeker weet dat de erflater meer bezittingen dan schulden had, doet u er verstandig aan uw
erfenis beneficiair te aanvaarden. U aanvaardt ‘onder het voorrecht van boedelbeschrijving’, en dat biedt u
bescherming: u bent dan niet aansprakelijk voor schulden van de overledene.
Let op: als een erfgenaam zich als ‘heer en meester’ over de nalatenschap gedraagt, gaat de wet ervan uit
dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. En daardoor alsnog aansprakelijk is voor de schulden van
de erflater. Eenvoudige, voor de hand liggende gedragingen kunnen hier averechts uitpakken. U loopt het
risico van een ‘zuivere aanvaarding’ als u als erfgenaam allerlei spullen uit de woning van de erflater haalt,
of diens vorderingen incasseert of zijn schulden voldoet, een betalingregeling treft met schuldeisers en
schuldenaren van de overledene, een bankverklaring ondertekent waarbij het tegoed op die rekening van
de erflater wordt vrijgegeven, of zijn woning verkoopt. Vraag uw adviseur wat u wél en wat u niet mag
doen!
31
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Omzetbelasting: bruto of netto berekenen?
27 februari 2014
Ruim een jaar geleden ben ik met de omzetbelasting in de fout gegaan. Ik heb vastgoed verkocht
aan een ondernemer, zonder hem BTW in rekening te brengen, en dat was onjuist. De koper en ik
zijn er allebei – ten onrechte – van uitgegaan dat geen BTW verschuldigd was. Stom genoeg heb ik
in de verkoopovereenkomst ook niets over omzetbelasting opgenomen. Die vergissing pakt nu duur
uit: de fiscus heeft mij een naheffingsaanslag opgelegd, en of ik die maar wil betalen. Ik vind dat
niet redelijk: ik kan de verschuldigde BTW niet meer verhalen op de koper (die is inmiddels failliet),
en de koper heeft – voor zover ik kan nagaan – geen BTW op deze transactie in aftrek gebracht. En
het is nog maar de vraag of de koper het vastgoed zou hebben afgenomen voor de afgesproken prijs
plus 19% BTW. Kan ik er niet van uitgaan dat de verkoopprijs de prijs inclusief BTW was? Als de
BTW al in de verkoopprijs begrepen is, pakt de naheffing een stuk lager uit.
Antwoord
Ja, daar kunt u in de door u beschreven situatie van uitgaan. Het Europese Hof van Justitie heeft uw zienswijze
in een recente procedure bevestigd.
U heeft ten onrechte geen omzetbelasting in rekening gebracht op de verkoop van het vastgoed, en dat
rechtvaardigt de BTW-naheffing. Gevolg van die naheffing is dat de omzetbelasting op u, de verkoper, drukt,
terwijl het uitgangspunt van de BTW nu juist is dat die belasting moet drukken op de eindgebruiker, op de
koper. Als u de verschuldigde omzetbelasting niet meer kunt verhalen op de koper kunt u er van uitgaan dat de
BTW begrepen is in de verkoopprijs. De naheffing komt dan niet uit op 19% over de verkoopprijs van het
vastgoed, maar op 19/119 daarvan. De BTW zit in de verkoopprijs, de naheffing mag niet plaatsvinden over de
verkoopprijs. En dan komt de alsnog te betalen belasting inderdaad lager uit.
32
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Scheiding van tafel en bed: geen eigenwoningrente
24 februari 2014
Echtgenoten die van tafel en bed scheiden, blijven (civielrechtelijk) getrouwd: het is een scheiding
die nog te repareren is, die kan worden herroepen. Een scheiding van tafel en bed heeft – net als
een ‘echte’ echtscheiding – vergaande financiële gevolgen. Vooral voor echtgenoten die in
gemeenschap van goederen zijn gehuwd: de huwelijksgoederengemeenschap wordt ontbonden, en
beide echtgenoten worden weer verantwoordelijk voor de eigen financiën. Bezittingen, schulden,
vermogen en inkomen zijn niet langer gemeenschappelijk. En dat kan fiscaal vervelende gevolgen
hebben, zoals het vervallen van de aftrek van eigenwoningrente.
Ben en Wil Niks waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Tot 1987, toen scheidden zij van tafel en bed. In
de jaren daarna hadden zij een LAT-relatie. Wil Niks claimde in haar aangifte inkomstenbelasting 2006 een
aftrek van € 14.545 aan eigenwoningrente. Die rente had betrekking op de woning die haar echtgenoot Ben in
1990 had gekocht. Wil had in 2006 in die woning gewoond, en de hypotheekrente over dat jaar betaald; haar
echtgenoot Ben woonde vrijwel het gehele jaar 2006 in Thailand.
De inspecteur weigerde Wil de aftrek omdat zij geen (mede-)
eigenaar was van de woning. Haar echtgenoot Ben had die
woning gekocht; hij alleen had het koopcontract en de
hypotheekakte van die woning ondertekend. Wil bracht daar
tegen in dat zij ten tijde van de aankoop van de woning in
gemeenschap van goederen met Ben gehuwd was, en dat
zij daardoor wél mede-eigenaar van de woning was. En dat
zij en Ben zich vóór 2006 weer verzoend hadden, en dat
hun scheiding van tafel en bed daardoor was beëindigd.
Hof Amsterdam besliste dat Wil niet aannemelijk had
gemaakt dat de scheiding van tafel en bed door verzoening
was geëindigd. Ben en Wil hadden in 2006 niet
samengewoond – echtgenoot Ben verbleef in Thailand – én
de verzoening was niet ingeschreven in het
huwelijksgoederenregister. Door het ontbreken daarvan
konden de gevolgen van een verzoening – met name het
herleven van de huwelijksgoederengemeenschap – niet
tegen derden werken. De woning stond belanghebbende
niet als eigen woning, als hoofdverblijf ter beschikking: zij was geen mede-eigenaar van die woning uit hoofde
van een huwelijksgoederengemeenschap. Het Hof verwierp ook haar standpunt dat zij economisch eigenaar van
de woning was omdat zij alle kosten en lasten van de woning had betaald. Het enkele feit dat zij de
hypotheekrente en andere woonlasten over 2006 had betaald, was onvoldoende om de economische eigendom
van de woning te kunnen constateren. De wet eist daarvoor niet alleen dat de kosten en lasten drukken, maar
ook dat de waardeveranderingen belanghebbende (of diens partner) grotendeels aangaan. Het Hof verleende
de geclaimde renteaftrek niet.
Commentaar
Met een scheiding van tafel en bed blijven echtgenoten getrouwd, maar hun onderlinge financiële regelingen
worden wel totaal anders. En dat kan dure fiscale gevolgen hebben. Die gevolgen worden vaak veroorzaakt
doordat de echtgenoten – ook al blijven zij civielrechtelijk gehuwd – fiscaal voor de partnerregeling als
ongehuwd worden aangemerkt.
33
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Bankier fiscaal voordelig bij uw personeel
28 februari 2014
Als werkgever kunt u uw medewerkers fiscaal voordelig belonen door van hen geld te lenen voor uw
bedrijf. En u kunt er zelf fiscaal óók beter van worden. Dat is fiscaal voordelig bankieren bij uw personeel.
Als u als ondernemer/werkgever een financiering bij de bank kunt krijgen, kost u dat zeker 8% à 9% rente.
Als u die geldleningen niet bij de bank maar (deels) bij uw medewerkers afsluit, kunt u hen zonder fiscale
problemen diezelfde hoge rente vergoeden. Uw medewerkers maken dan op hun spaarsaldo een veel
hogere rente dan de bank hen betaalt.
Die hogere rentevergoeding is voor uw werknemers geen loon, mits de rente zakelijk is – dus niet hoger is
dan de rente die u aan de bank of een andere derde zou moeten betalen – én die hogere rente niet in de
plaats komt van een deel van de vaste arbeidsbeloning van de medewerkers. Als aan deze voorwaarden is
voldaan, is de rente boven de 4% voor uw medewerkers belastingvrij (de basis van 4% rente wordt
forfaitair in box 3 in de belastingheffing betrokken).
U kunt als werkgever ook fiscaal voordeel behalen met deze ‘interne’ kredietverstrekking. U kunt met uw
medewerkers een wat lagere rente dan de bancaire rente afspreken, dan wordt uw financiering wat
goedkoper. Of u kunt een deel van de variabele arbeidsbeloning van uw medewerkers – een bonus, of een
deel daarvan – inruilen tegen de aantrekkelijke rentevergoeding.
Met deze ‘interne’ kredietverstrekking zal de betrokkenheid van uw werknemers bij uw bedrijf zeker
toenemen. Vergeet u niet om een adequate zekerheidstelling af te geven voor de aflossing en
rentebetaling op de leningen van uw werknemers? Dat moet bij de bank ook!
Een DGA kan deze regeling niet benutten: de lening van een DGA aan zijn BV valt onder de
terbeschikkingstellingsregeling, de rente is belast in box 1.
34
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Verlies op lening aan werkgever: geen negatief loon
27 januari 2014
Een werknemer die zijn werkgever een lening verstrekt om hem in staat te stellen zijn financiële
verplichtingen na te komen, zal dat veelal doen om zijn inkomsten uit arbeid veilig te stellen. Om
zijn baan te behouden. De werknemer kan een verlies op die lening – als zijn werkgever failliet gaat
– niet als negatief loon opvoeren. Dat verlies behoort tot de niet-aftrekbare kosten van ‘verwerving,
inning en behoud van het loon’, zo heeft de Hoge Raad recent beslist.
Barry Ton verstrekte in 2004 een lening van € 35.000 aan zijn werkgever. Met die lening kon zijn werkgever
een betalingsachterstand bij de Belastingdienst wegwerken. Barry leende het bedrag bij de bank, tegen een
rente van 12,5%, en leende dat bedrag door aan zijn werkgever, ook tegen 12,5% rente. In 2006 kon hij de
lening omzetten naar een hypothecaire lening tegen een rente van 7,7%; die rente bracht hij daarna ook bij
zijn werkgever in rekening.
In 2007 ging de werkgever failliet. Barry had toen nog € 32.200 te vorderen, de hoofdsom van pro resto €
31.000 en € 1.200 aan nog te ontvangen rente. Barry voerde de € 32.200 op als negatief loon, en bracht dat in
mindering op zijn inkomen in box 1.
De inspecteur wees die aftrekpost af, en Rechtbank Arnhem was het daar mee eens. Belanghebbende had de
lening als werknemer verstrekt, om zijn baan te behouden. Het verlies op de lening behoorde daardoor tot de
kosten van verwerving, inning en behoud van het loon. Dergelijke beroepskosten zijn door het ingrijpen van de
wetgever sinds 2001 niet meer aftrekbaar.
In hoger beroep had Barry meer succes. Hof Arnhem besliste dat het verlies wél aftrekbaar was als negatief
loon. Het Hof stelde vast dat er sprake was van een onzakelijke lening: belanghebbende had geen enkele
zekerheid bedongen voor de aflossing van de lening én zijn werkgever kon bij een reguliere geldverstrekker
geen lening meer krijgen. Die onzakelijke lening had belanghebbende geen tegenprestatie opgeleverd die hij
voor zijn dienstbetrekking kon gebruiken. Er was dan ook geen sprake van (niet-aftrekbare) kosten van
verwerving, inning en behoud van het loon. Belanghebbende was door het verlies op de lening wél verarmd, in
het kader van zijn dienstbetrekking. Dat verlies was aftrekbaar als negatief loon, zo besliste het Hof.
De staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen die uitspraak. Met succes.
De Hoge Raad besliste dat uit de processtukken overduidelijk bleek dat belanghebbende de lening aan zijn
werkgever had verstrekt omdat hij vreesde anders zijn dienstbetrekking te verliezen. Hij had de lening
verstrekt om zijn baan te behouden. Daarmee stond vast dat het verlies op de lening als kosten tot behoud van
de dienstbetrekking moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank:
het verlies op de lening behoorde tot de niet-aftrekbare beroepskosten.
Commentaar
De Hoge Raad maakt korte metten met de uitspraak van Hof Arnhem. Uit de processtukken kon niet anders
geconcludeerd worden dan dat belanghebbende de lening aan zijn werkgever had verstrekt om zijn baan te
behouden. En dat maakt een aftrek als negatief loon onmogelijk. De gunstiger uitspraak van Hof Arnhem – die
wél een aftrek als negatief loon biedt – kan nog wel van pas komen in situaties waarin de werknemer de lening
aan zijn werkgever met een duidelijk ander oogmerk heeft verstrekt. Een aftrek van het verlies is ook mogelijk
als de werkgever-BV de werknemer tegelijk met het verstrekken van de lening een specifiek aandeel in het
aandelenkapitaal uitreikt, een aandeel zonder stemrecht en een beperkt winstrecht. De werknemer kan met dat
ene specifieke aandeel aanmerkelijkbelang-houder in de BV worden, waardoor de door hem verstrekte lening
onder de terbeschikkingstellingsregeling komt te vallen. Een verlies op de lening is dan als TBS-verlies in box 1
aftrekbaar.
35
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
HIR in de BV? Pas op met aandelenoverdracht!
28 februari 2014
Hebt u, DGA, recent in de BV een pand met een leuke winst verkocht? En die winst ondergebracht in een
herinvesteringsreserve (HIR)? Pas dan op met een overdracht van aandelen in uw BV. U loopt het risico
dat u door een – beperkte – overdracht van aandelen toch de zeggenschap, winstverdeling en
-gerechtigdheid in de BV in belangrijke mate verandert. En dan moet de HIR verplicht aan de winst
worden toegevoegd.
Zo’n Pandora-effect doet zich met name voor als de BV zowel gewone als cumulatief preferente aandelen
heeft uitgegeven, en de gewone aandelen (deels) worden overgedragen aan een bedrijfsopvolger.
36
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Gemakzucht = voorwaardelijk opzet: hoge vergrijpboete
24 februari 2014
Veel ondernemers zuchten onder veel administratieve lasten. Met het registreren en controleren
van gegevens, het invullen van formulieren, lijsten en wat al niet meer, gaat veel tijd verloren.
Kostbare tijd, die veel beter besteed had kunnen worden. Te veel administratieve lasten kunnen tot
gemakzucht leiden, de ondernemer neemt het dan niet meer zo nauw met administratieve
verplichtingen. Dat kan hem duur te staan komen, zo blijkt uit een recente uitspraak.
Bennie Thuis had een taxibedrijf in de vorm van een eenmanszaak. In 2007 kreeg hij controle van de fiscus,
onder meer om het privégebruik van de taxi, de auto van de zaak, te onderzoeken. De controleur van de
Belastingdienst stelde vast dat Bennie’s administratie niet voldeed aan de wettelijke eisen: hij gaf hem een
schriftelijke waarschuwing om de bewaar- en administratieplicht correct na te leven. In november 2011 kwam
de controlerend ambtenaar opnieuw langs, voor een hernieuwd boekenonderzoek. De controleur constateerde
opnieuw dat de bedrijfsadministratie niet in orde was. Bennie had de rittenkaarten van zijn taxibedrijf
onzorgvuldig bijgehouden, de rittenadministratie sloot niet aan bij meerdere verkeersovertredingen waarvoor
hij was beboet, hij hield zijn woon-werkverkeer niet bij, er waren geen maatregelen getroffen voor het beheer
van het privégebruik van de taxi en Bennie kon niet met een kilometeradministratie of anderszins aantonen dat
hij niet meer dan 500 kilometer privé met zijn taxi had gereden.
De inspecteur corrigeerde de bijtelling privé gebruik auto en
legde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op, over
2007 met een vergrijpboete van € 1.812, en over 2010 met
een boete van € 3.184.
Bennie verzette zich tegen de boeten. Voor de rechter
voerde hij aan dat de hiaten in zijn rittenadministratie aan
zijn gemakzucht te wijten waren. Hij verklaarde de vele
mankementen met ’verschrijvingen’. Een van die
mankementen was het autogebruik in de periode van 15
juni 2010 tot 4 augustus 2010, van in totaal 3.180 kilometer,
tijdens een verblijf in Kroatië. Bennie had die kilometers niet
als privékilometers verantwoord, de rechter typeerde zijn
verblijf daar als een lange, zonnige zomervakantie waarbij
de auto uitsluitend voor privédoeleinden was gebruikt. Door
deze kilometers niet als privégebruik te verantwoorden én
de vele andere tekortkomingen in de rittenadministratie
moest belanghebbende geweten hebben dat hij niet kon
aantonen dat hij zijn taxi voor niet meer dan 500 kilometers
voor privé had gebruikt. Door aangifte te doen alsof hij dat
wél kon aantonen, had hij ‘de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven bewust
aanvaard’. De rechter stelde dat gelijk aan voorwaardelijke opzet: de hoge vergrijpboete was passend en
geboden.
Commentaar
Dat gemakzucht geen excuus is voor een mankerende bedrijfsadministratie, kan u niet verbazen. Maar om
gemakzucht als voorwaardelijk opzet aan te merken – als motivering voor een hogere vergrijpboete – gaat wel
erg ver. Toch doet de rechter dat in deze uitspraak. De ondernemer in de berechte casus had het dan ook wel
erg bont gemaakt: zijn gemakzucht was de bron van veel bedrieglijke vergissingen.
37
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Hypotheek bij de BV blijkt onzakelijke lening
24 februari 2014
De directeur-grootaandeelhouder die geld leent van zijn BV om een woning te kopen, moet daarbij
strikt zakelijke condities in acht nemen. Doet hij dat niet, dan kan de inspecteur de geldlening in de
BV als een ‘onzakelijke lening’ aanmerken. Met alle averechtse fiscale gevolgen van dien: als de
DGA de lening niet kan terugbetalen – door een forse waardedaling van de woning – kan de BV de
noodzakelijke afwaardering op die lening niet ten laste van de winst brengen.
Beau ter Ham was directeur en enig aandeelhouder van BV X. Beau kocht in september 2004 een oud woonhuis
met schuren, bouwland en weiland voor € 350.000. Dat woonhuis werd gesloopt, waarna Beau op het perceel
een nieuwe woning liet bouwen voor circa € 1.500.000. Die woning was bestemd voor Beau’s gezin, én voor de
huisvesting van BV X.
Beau financierde de nieuwbouw met privé geld, met een
hypothecaire lening van € 851.987 bij de A-bank én met
een lening van circa € 500.000 bij zijn BV. De lening bij de
BV werd aangegaan per 1 januari 2006, voor een periode
van tien jaar, tegen een vaste rente van 5% per jaar. Die
rente moest jaarlijks, per 31 december, rentedragend
worden bijgeschreven in de rekening-courant van de DGA
bij de BV. De lening eindigde van rechtswege en de
hoofdsom was per direct opeisbaar als een van de
contractspartijen de overeenkomst niet zou nakomen, én bij
verkoop van de woning. Kort na de oplevering zette Beau de
woning te koop, met een vraagprijs van € 1.695.000. De
verkoop vlotte niet: in 2008 werd de vraagprijs verlaagd
naar € 1.465.000, en in 2013 naar € 1.050.000. Ook tegen
die lagere prijs werd de woning niet verkocht. Beau ter Ham
kwam daardoor in grote financiële problemen. BV X stelde
vast dat de vordering op haar DGA oninbaar was: zij
waardeerde de vordering met € 300.000 af en bracht dat
afwaarderingsverlies ten laste van haar winst over 2010.
De inspecteur ging daar niet mee akkoord. Volgens hem was er sprake van een onzakelijke lening omdat de BV
geen enkele zekerheid had bedongen voor de terugbetaling, en de rente jaarlijks in rekening-courant werd
bijgeschreven. De BV had met deze lening een debiteurenrisico aanvaard dat een onafhankelijke derde niet op
zich zou hebben genomen. Dat maakte de lening tot een ODR-lening: de BV kon daardoor het
afwaarderingsverlies niet in aftrek op de winst brengen. Zie ook BelastingBelangen, oktober 2011: Onzakelijke
lening: ODR = geen afwaardering, en april 2012: De aanpak van onzakelijk debiteurenrisico: de ODR-toets.
Hof Arnhem-Leeuwarden was het eens met de inspecteur. De lening was niet onder zakelijke omstandigheden
tot stand gekomen omdat de BV geen (hypothecaire) zekerheid had bedongen, geen aflossing had geëist
anders dan na het beëindigen van de lening, en de verschuldigde rente in rekening-courant met de DGA werd
bijgeschreven. De BV had met deze lening een onzakelijk debiteurenrisico aanvaard, en dat had zij zich ook
moeten realiseren nu er bij het verstrekken van de lening al een forse hypotheek op de woning was gevestigd
ten behoeve van de bank.
Het Hof besliste dat de rentevergoeding op de lening niet ‘at arm’s length’ was vastgesteld. De
overeengekomen 5% rente was wel wat hoger dan de hypotheekrente die belanghebbende aan de bank moest
betalen, maar dat verschil bood onvoldoende compensatie voor de onzakelijke leningsvoorwaarden. De
38
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
inspecteur had aannemelijk gemaakt dat er geen rente kon worden vastgesteld waarbij een onafhankelijke
derde bereid zou zijn geweest om een dergelijke lening onder dezelfde voorwaarden te verstrekken. De BV had
het onzakelijk debiteurenrisico kennelijk aanvaard om het belang van haar aandeelhouder te dienen: de
afwaardering op de lening was daarom niet aftrekbaar.
Commentaar
De BV die een vordering op haar aandeelhouder ten laste van de winst wil afboeken, moet van goede huize
komen. De inspecteur verzet zich daar ‘per definitie’ tegen omdat de DGA en zijn BV ‘onder één hoedje spelen’.
Als de DGA de voorwaarden voor de geldlening (aan hemzelf) niet strikt zakelijk heeft vastgesteld, zal de
belastingrechter zo’n afwaardering ook niet toestaan. Deze procedure illustreert dat overduidelijk. U bent
gewaarschuwd.....
39
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
BTW-naheffing? Let op de grondslag
28 februari 2014
Hebt u een BTW-naheffing gekregen omdat u op een dienst of levering ten onrechte geen omzetbelasting
in rekening hebt gebracht? En kunt u die belasting niet (meer) verhalen op de koper? Dan kunt u er van
uitgaan dat de BTW begrepen is in de vergoeding voor die levering of dienst. De naheffing kan niet worden
gesteld op 21% over die vergoeding, maar op 21/121 van dat bedrag. Dat scheelt weer in de te betalen
belasting.
40
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
DGA lost banklening van BV af: aftrekbaar TBS-verlies
28 januari 2014
De directeur-grootaandeelhouder die een lening van zijn BV bij de bank aflost, krijgt een
regresvordering op de BV. Die regresvordering valt onder de terbeschikkingstellingsregeling in box
1. De DGA kan die vordering afwaarderen ten laste van zijn inkomen in box 1, zo heeft Hof
Arnhem-Leeuwarden recent beslist, ook al heeft de DGA geen borgtochtovereenkomst gesloten met
zijn BV, én geen vergoeding bedongen voor de door hem verstrekte zekerheden. Het Hof besliste
dat de regresvordering niet als een onzakelijke lening kon worden aangemerkt omdat bij de BV bij
het aangaan van de lening bij de bank strikt zakelijk had gehandeld; er was op dat tijdstip geen
enkele reden om aan te nemen dat de BV het bankkrediet in de toekomst niet zou kunnen
terugbetalen.
Dick Tevreden was directeur-enig aandeelhouder van BV X. De BV nam in december 2004 een lening van €
200.000 op bij de bank. DGA Tevreden stelde zich hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die zijn BV
had jegens de bank voor deze geldlening. Als zekerheid verstrekte hij een – tweede – hypotheek van € 200.000
op zijn privé woning. Hij sloot geen borgtochtovereenkomst met zijn BV, en bedong ook geen vergoeding voor
de door hem verstrekte zekerheden.
De BV kon in 2006 niet meer aan haar verplichtingen jegens
de bank voldoen; er ontstonden achterstanden in de
betaling van rente en aflossingen. In 2007 betaalde Dick
Tevreden € 160.000 aan de bank, tegen finale kwijting, ter
aflossing van het bankkrediet van zijn BV. Hij activeerde de
regresvordering op zijn TBS-balans, voor het betaalde
bedrag van € 160.000. DGA Tevreden had daarnaast een
vordering in rekening-courant op zijn BV van € 28.000
wegens kosten die hij voor de BV in dat jaar had
voorgeschoten. Hij waardeerde beide vorderingen af tot nihil,
ten laste van zijn inkomen in box 1.
De inspecteur wees die afwaardering af: hij nam het
standpunt in dat beide vorderingen als onzakelijke leningen
aangemerkt moesten worden en derhalve niet
afgewaardeerd konden worden. Zie ook BelastingBelangen,
april 2011: Onzakelijke TBS-lening: geen aftrek voor
afwaardering en BelastingBelangen, april 2009: Onzakelijke
lening: geen verlies bij afwaardering.
Hof Arnhem-Leeuwarden besliste anders.
Het Hof stelde vast dat BV X bij het aangaan van de lening bij de bank zakelijk had gehandeld, en dat er op dat
tijdstip geen enkele reden was om aan te nemen dat de BV het verkregen bankkrediet niet conform de
gemaakte afspraken zou kunnen aflossen. Van een onzakelijke lening was geen sprake. De DGA had deze
lening afgelost en daardoor een regresvordering op zijn BV verkregen: deze vordering had evenmin een
onzakelijk karakter. Dat de DGA geen overeenkomst van borgtocht met zijn BV had gesloten, en dat hij geen
vergoeding had bedongen voor de door hem verstrekte zekerheden, had niet tot gevolg dat de regresvordering
een onzakelijk karakter verkreeg. De DGA kon de regresvordering tot op nihil afwaarderen.
Het Hof besliste dat de vordering in rekening-courant van € 28.000 wél als een onzakelijke lening moest
worden aangemerkt. De DGA had zich bij het doen van deze betalingen voor de BV moeten realiseren dat de
solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de BV zodanig slecht was dat de BV die lening niet zou kunnen
terugbetalen. De DGA mocht deze vordering niet afwaarderen.
41
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Commentaar
Een opmerkelijke, gunstige uitspraak. Het Hof trekt de zakelijke omstandigheden tussen de BV en de bank bij
het aangaan van het krediet zonder meer door naar de regresvordering die de DGA verkrijgt als hij het
bankkrediet van de BV aflost. Het ontbreken van een borgtocht én een zakelijke vergoeding voor de verstrekte
zekerheden neemt het Hof voor lief. Met als prettig resultaat dat de DGA zijn regresvordering kan afwaarderen
ten laste van zijn inkomen in box 1. Voor de aanpak van een regresvordering uit hoofde van borgtocht: zie
BelastingBelangen, april 2012: Regresvordering borgtocht: van meet af aan TBS.
42
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Lastige fiscale kwestie? Zorg voor een pleitbaar
standpunt
25 februari 2014
Moet u in uw aangifte een lastige fiscale kwestie verwerken? Zorg er dan voor dat u in die kwestie een
pleitbaar standpunt inneemt. Een pleitbaar standpunt houdt in dat uw uitleg en toepassing van het
belastingrecht in een omstreden kwestie ‘in redelijkheid verdedigbaar’ is. Met een pleitbaar standpunt
voorkomt u dat de inspecteur u een boete kan opleggen wegens een onjuiste of onvolledige aangifte.
43
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Erf- of schenkbelasting betaald? Eis die alsnog terug.
28 januari 2014
De Stichting Meldpunt Collectief Onrecht (SMCO) wil de ongelijke behandeling van privé- en
ondernemersvermogen in de erfbelasting opnieuw aan de rechter voorleggen, en wel aan het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het SMCO heeft een claim van € 80 miljoen bij de
Belastingdienst neergelegd, namens honderden deelnemers en die claim met meer dan 12.000
pagina’s tekst onderbouwd. Iedereen die als particulier van 2005 tot op heden erf- of
schenkbelasting heeft betaald vanwege een schenking of erfenis, kan zich aanmelden om mee te
doen met de Europese procedure. U kunt zich aanmelden via www.collectiefonrecht.nl.
De Stichting Meldpunt Collectief Onrecht (SMCO) wil de strijd tegen de ongelijke behandeling van privé- en
ondernemingsvermogen in de schenk- en erfbelasting voortzetten. Met een procedure voor het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens. Het EHRM is een Europees gerechtshof waar individuen, groepen, organisaties
en landen een klacht kunnen indienen tegen een lidstaat van de Raad van Europa. Het Hof is gevestigd in
Straatsburg.
Het Meldpunt kiest voor deze procedure nadat onze hoogste nationale rechterlijke instantie, de Hoge Raad, in
november 2013 heeft beslist dat de ongelijke behandeling van privé- en ondernemingsvermogen – door de
toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) met een ruime vrijstelling voor ondernemingsvermogen –
niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De wetgever heeft, zo besliste ons hoogste rechtscollege, met deze
faciliteit de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden: “van de keuze van
de wetgever voor de BOF kan niet worden gezegd dat die evident van redelijke grond is ontbloot”. Zie ook
BelastingBelangen, december 2013: Bedrijfsopvolgingsfaciliteit: geen discriminatie.
Het SMCO heeft een claim van € 80 miljoen bij de Belastingdienst ingediend, om de door particulieren vanaf
2005 ten onrechte betaalde schenk- en erfbelasting terug te vorderen. Het SMCO baseert deze claim met name
op de – in cassatie afgewezen – uitspraak van de rechtbank in Breda van 13 juli 2012 waarbij het verschil in
behandeling van privé- en ondernemingsvermogen onaanvaardbaar werd geacht. Ook wordt verwezen naar de
conclusie van Advocaat-Generaal IJzerman bij de Hoge Raad bij het arrest van november 2013, en naar
opmerkingen van de Raad van State waarin gememoreerd wordt dat een verdere verruiming van de vrijstelling
voor ondernemers in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel.
Het SMCO nodigt particulieren uit om zich aan te sluiten bij de EU-procedure. Daarbij gaat het om particulieren
die vanaf 2005 tot op heden een erfenis of schenking hebben ontvangen, en daarover schenk- of erfbelasting
hebben betaald zonder dat de voor het ondernemingsvermogen geldende vrijstelling is toegepast. Het SMCO wil
graag dat u zich aanmeldt voor 31 januari 2014.
Commentaar
Het SMCO staat, zo vermeldt hun site, “voor daadkracht en een eerlijke samenleving. Wij maken ons hard voor
eenieder, particulier of zakelijk, die benadeeld is door het handelen van een (groot) bedrijf, multinational of
(semi-)overheid”. De SMCO heeft al vele procedures gevoerd, om gedupeerden een stem te geven. Tegen de
DSB, de staatsloterij, de SNS, de monumentenbelasting, en ga zo maar. Veel van die procedures hebben niet
tot het beoogde resultaat geleid: tegenstanders en teleurgestelde burgers verwijten de stichting ‘te vechten
tegen windmolens’. Als u meedoet met de actie, doe dat dan onder het motto: neen heb je, ja kun je krijgen.
44
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Let op de BTW-correctie privégebruik auto
25 februari 2014
Hebt u, BTW-ondernemer, ook bezwaar gemaakt tegen de BTW-correctie over het privégebruik van de
auto van de zaak? Over 2012, 2011 en nog oudere jaren?
Deze al lang lopende kwestie blijft uw aandacht vragen: zie ook in dit nummer van BelastingBelangen:
BTW-correctie over privégebruik auto in 2013.
De Belastingdienst wil de bezwaarschriften voor de jaren tot en met 2010 gaan afhandelen. De fiscus is
van mening dat de Hoge Raad met het arrest van april 2013 alle bezwaren tegen de BTW-correctie voor
privégebruik auto heeft afgewezen (zie ook BelastingBelangen, april 2013: BTW-correctie privégebruik
auto: ongelijke behandeling gehandhaafd). Financiën vraagt ondernemers om hun bezwaarschriften over
die oude jaren in te trekken; u krijgt dat verzoek binnenkort – uiterlijk in maart – in de brievenbus.
Let op, voordat u die oude bezwaarschriften intrekt moet u eerst nagaan of u niet voordeliger uit bent met
het aanbod van Financiën om de BTW over het privégebruik auto over die oude (tot 1 juli 2011) te stellen
op 27% van de BTW op de werkelijke autokosten (en niet op de tot medio 2011 gebruikelijke 12% over de
bijtelling privégebruik auto voor de heffing van inkomstenbelasting). Financiën staat die 27% afdracht
uitsluitend toe als de BTW-heffing over de oude jaren nog niet definitief vaststaat. Trekt u uw
bezwaarschriften in, dan staat de BTW onherroepelijk vast en kunt u de 27% regeling niet meer benutten.
Vraag uw adviseur er naar: die weet van de hoed en de rand.
45
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Moeder – dochter: de grens tussen kapitaal en lening
26 februari 2014
De Hoge Raad heeft recent twee opmerkelijke arresten gewezen over de vraag of een
geldverstrekking door een moeder- aan haar dochtervennootschap aangemerkt moet worden als
een lening of als een kapitaalverstrekking. Ons hoogste rechtscollege besliste dat de
civielrechtelijke vorm van die geldverstrekking in beginsel beslissend is. Is de geldverstrekking
civielrechtelijk als aandelenkapitaal gestructureerd, dan moet daar voor de belastingheffing per
definitie van uit worden gegaan: een herkwalificatie is niet toegestaan. Hebben partijen de
geldverstrekking vormgegeven als een lening, dan kan een herkwalificatie – van vreemd naar eigen
vermogen – wél plaatsvinden.
De moedermaatschappij die geld verstrekt aan haar dochtermaatschappij kan dat doen in de vorm van een
geldlening of een kapitaalstorting. Voor de fiscale gevolgen van zo’n geldverstrekking is de civielrechtelijke
vorm in beginsel beslissend.
De Hoge Raad heeft in vele arresten uitgemaakt dat de civielrechtelijke vorm van een geldlening niet
onaantastbaar is: zie ook BelastingBelangen, augustus 2010: Kapitaal of lening: wie zal het zeggen? De
geldlening kan onder omstandigheden toch als eigen vermogen worden aangemerkt: de renteaftrek bij de
debitrice kan worden geweigerd, bij de geldverstrekkende moedermaatschappij kan de lening niet ten laste van
de winst worden afgewaardeerd.
De Hoge Raad heeft nu beslist dat een geldverstrekking in de vorm van civielrechtelijk kapitaal wél
onaantastbaar is. Uitzonderingen zijn niet toegestaan, een herkwalificatie van eigen naar vreemd vermogen is
niet mogelijk. Bij een vennootschapsrechtelijke kapitaaldeelname is per definitie sprake van risicodragend
kapitaal. Ook als die deelname na een bepaalde tijd door de aandeelhouder kan worden beëindigd. Zelfs – zo
besliste de Raad – als ten tijde van de storting van het kapitaal het risico verwaarloosbaar is dat dit kapitaal
daadwerkelijk door schuldeisers zal worden aangesproken, en er daardoor nagenoeg geen verschil bestaat
tussen een kapitaalverstrekking en een geldlening. Ons hoogste rechtscollege komt tot deze beslissing om te
voorkomen dat ‘rechtsonzekerheid ontstaat over de vraag waar de grens moet worden getrokken bij het
verstrekken van risicodragend kapitaal en het verstrekken van een geldlening’.
Commentaar
De Hoge Raad maakt met deze arresten duidelijk dat de deelnemingsvrijstelling – in beginsel – altijd van
toepassing is op voordelen uit aandelen. Een herkwalificatie is niet aan de orde. Uiteraard moet nog wel aan de
andere voorwaarden van de deelnemingsvrijstelling worden voldaan. Deze arresten bieden fiscale kansen met
buitenlandse dochtervennootschappen. Een van de berechte casusposities betreft de deelname van een
Nederlandse BV in een Australische dochtervennootschap waarbij de geldverstrekking is gestructureerd in de
vorm van 'Redeemable Preference Shares' (die enigszins vergelijkbaar zijn met onze cumulatief preferente
aandelen). Het dividend op deze aandelen is bij de Australische dochtervennootschap aftrekbaar op de winst,
de Nederlandse moedermaatschappij kan die rente onder de deelnemingsvrijstelling belastingvrij incasseren.
Dat maakt de financiering van dergelijke buitenlandse activiteiten een stuk eenvoudiger.
46
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Isoleer uw woning, met 6% BTW
25 februari 2014
Is uw woning ouder dan 2 jaar? Dan kunt u uw woning laten isoleren tegen het verlaagde BTW-tarief. Dat
verlaagde tarief is per 1 januari 2014 wel wat ingeperkt: het 6%-tarief is enkel nog van toepassing op de
arbeidskosten van het aanbrengen van (isolatie)glas, het verlaagde BTW-tarief is niet van toepassing op
de gebruikte isolatiematerialen.
Het 6%-tarief voor arbeidskosten bij renovatie en herstel van woningen is verlengd tot 1 januari 2015.
47
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Voorlopige aanslagen IB 2014: een foutenregen
27 januari 2014
De Belastingdienst heeft bij het vaststellen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor
2014 ergerlijk veel fouten gemaakt. Het geautomatiseerde VA-systeem houdt geen rekening met
een groot aantal wijzigingen dat per 1 januari 2014 in de fiscale wetgeving is doorgevoerd. Dat
heeft geleid tot een ware foutenregen. Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag willen
corrigeren via de site van de Belastingdienst, met het programma ‘verzoek of wijziging voorlopige
aanslag 2014’, haken al snel af: dat programma heeft dezelfde mankementen. Er zit niets anders op
dan een schriftelijk verzoek tot herziening van de voorlopige aanslag bij de Belastingdienst in te
dienen. Als u daar een adviseur bij inschakelt, kunt u geen aanspraak maken op een vergoeding van
de kosten van rechtsbijstand. Tenzij de Belastingdienst die kosten ex aequo et bono alsnog gaat
vergoeden….
De Belastingdienst heeft vorig jaar – eind november, begin december – de voorlopige aanslagen
inkomstenbelasting voor 2014 verstuurd. Die aanslagen zijn vastgesteld met het geautomatiseerde VA-systeem.
Bij het inrichten van dat systeem zijn diverse wijzigingen in de fiscale wetgeving én de belastingtarieven per 1
januari 2014 niet correct doorgevoerd. Dat geldt ook voor het programma ‘Verzoek of wijziging voorlopige
aanslag 2014’.
De onderstaande aanpassingen zijn niet correct verwerkt bij de voorlopige aanslagen IB 2014:
- het verlaging van het tarief in de eerste inkomensschijf;
Het tarief in de eerste schijf is eind 2013 – na overleg tussen het kabinet, D66 en de kleine christelijke
partijen – alsnog met 0,75% verlaagd, van 37% naar 36,25%. Bij de voorlopige aanslagen is ten
onrechte nog uitgegaan van 37%.
- de verhoging van het eigenwoningforfait;
Het eigenwoningforfait is per 1 januari 2014 verhoogd van 0,6% naar 0,7%. De voorlopige aanslagen
zijn gebaseerd op een forfait van 0,65%.
- afbouw van de algemene heffingskorting van de minstverdienende partner;
De algemene heffingskorting van de minstverdienende partner wordt vanaf 1 januari 2014 uitsluitend
nog voor 100% uitbetaald als die partner geboren is vóór 1 januari 1963; in alle andere gevallen wordt
slechts 60% (ofwel € 1.262) uitbetaald. Dat is het gevolg van de versnelde afbouw van deze regeling.
- de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting;
De algemene heffingskorting is per 1 januari 2014 verminderd met 2% van het inkomen boven de €
19.645. Voor de belastingplichtige die geboren is vóór 1 november 1949, is die korting 1,012% van het
inkomen boven € 19.645. Bij een inkomen van € 56.495 of meer is de korting op de heffingskorting €
737; voor belastingplichtigen van vóór 1 november 1949 is dat € 372.
- de werkbonus;
De werkbonus is per 1 januari 2014 omgezet in een korting die de werkgever bij de loonheffing in
aanmerking moet nemen. De belastingplichtige kan de werkbonus niet aanvragen bij de VA 2014, bij
het opleggen van die aanslag wordt wél rekening gehouden met de werkbonus.
- aanpassing tarief voor aftrek eigenwoningrente;
De aftrek van de eigenwoningrente is per 1 januari 2014 gekort: de eigenwoningrente kan bij een
inkomen boven € 56.532 niet meer voor 52%, maar nog slechts voor 51,5% in aftrek worden gebracht.
- het gereduceerde aanmerkelijkbelang-tarief in 2014;
Het tarief in box 2 is voor 2014 eenmalig verlaagd van 25% tot 22% voor inkomen uit aanmerkelijk
belang tot ten hoogste € 250.000 (per aanmerkelijkbelang-houder).
48
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
- de arbeidskorting over eenmalige beloningen of bonussen;
De arbeidskorting is afhankelijk van de leeftijd van de belastingplichtige én de hoogte van het inkomen
uit arbeid. Vanaf 2014 zijn eenmalige beloningen en bonussen ook van invloed op de hoogte van de
arbeidskorting.
- de 80%-regeling voor goudenhanddruk-stamrecht BV’s;
Een belastingplichtige met een goudenhanddruk-stamrecht BV kan dat stamrecht in 2014 – desgewenst
– in één keer laten uitbetalen, en 20% van dat stamrecht belastingvrij incasseren. De voorlopige
aanslagen houden nog geen rekening met deze belastingvrijstelling.
Commentaar
De foutenregen bij de voorlopige aanslagen IB 2014 is de
overheid te verwijten, belastingplichtigen hebben hier part
noch deel aan. Maar zij moeten wél in actie komen om de te
hoge voorlopige aanslag te herstellen, de Belastingdienst zal
die niet uit eigen beweging herstellen. De ondernemer die
het niet eens is met zijn voorlopige aanslag zal een verzoek
tot vermindering van die aanslag moeten indienen. Zo’n
verzoek wordt – sinds 2012 – niet meer aangemerkt als een
bezwaarschrift: de protesterende ondernemer heeft
daardoor geen recht op een vergoeding van de kosten van
rechtsbijstand. Wijst de inspecteur het verzoek om
vermindering van de voorlopige aanslag geheel of
gedeeltelijk af, dan kan de ondernemer daartegen in
bezwaar gaan. Dat bezwaarschrift kan wél een
kostenvergoeding opleveren als de belastingrechter dat in
beroep honoreert. Waar vaststaat dat de foute voorlopige
aanslagen veroorzaakt zijn door Belastingdienst, lijkt het
ons niet meer dan redelijk dat de Belastingdienst alsnog een
kostenvergoeding toekent aan belastingplichtigen die hun
adviseur inschakelen om de voorlopige aanslag te verminderen.
49
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV
Personeelsreisje: ga niet de boot in!
28 februari 2014
Wilt u met uw personeel een dagje uit? Goed plan, moet u doen. Prima voor de onderlinge verstandhouding en
dat draagt bij aan goede bedrijfsresultaten. Maar u kunt dan beter niet een dagje gaan varen. De
belastingrechter heeft beslist dat de kosten van de boot bij een personeelsreisje niet aftrekbaar zijn. De wet
kent een aftrekbeperking voor de kosten van vaartuigen die gebruikt worden voor representatieve doeleinden,
en die aftrekbeperking geldt ook voor personeelsreisjes!
50
© Uitgeverij MKB Fiscaal Advies BV