1 Samenvattend eindrapport - Milieudienst Zuid

Download Report

Transcript 1 Samenvattend eindrapport - Milieudienst Zuid

ONDERZOEK STOFDEPOSITIE NOORDHOEK PAPENDRECHT
Samenvattend eindrapport
Rapportnummer:
BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
ONDERZOEK STOFDEPOSITIE NOORDHOEK PAPENDRECHT
Samenvattend eindrapport
Rapportnummer:
BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Nude 54 – 6702 DN Wageningen
telefoon 0317 466699 – fax 0317 426111
email [email protected] – internet www.buroblauw.nl
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 2 van 24
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING ......................................................................................................3
2.
INVENTARISATIE STOFBRONNEN .......................................................................5
2.1
Onderzoeksgebied .....................................................................................5
2.2
Omschrijving stofbronnen...........................................................................6
2.3
Emissieschattingen diffuse stofbronnen ........................................................7
2.4
Conclusies ................................................................................................8
3.
GROFSTOF CONCENTRATIEMETINGEN ................................................................9
3.1
Opzet van het onderzoek............................................................................9
3.2
Weersomstandigheden tijdens meetperiode ................................................ 10
3.3
De meetresultaten ................................................................................... 11
3.4
Conclusies .............................................................................................. 15
4.
SAMENSTELLING STOF ................................................................................... 16
5.
EVALUATIE ONDERZOEKSRESULTATEN............................................................. 19
5.1
Vergelijking gemeten en berekende grofstofconcentraties ............................ 19
5.2
Aanvaardbaar hinderniveau voor grofstof depositie ...................................... 20
6.
CONCLUSIES ................................................................................................. 21
LITERATUUR ........................................................................................................ 23
VERANTWOORDING .............................................................................................. 24
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 3 van 24
1.
INLEIDING
Buro Blauw heeft in opdracht van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) een
onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van gedeponeerd stof in de wijk Westhoek in
Papendrecht. Bewoners van de Frederik van Eedenstraat en omgeving ondervinden al
geruime tijd overlast van zwart gekleurd stof dat deponeert op vensterbanken,
tuinmeubelen e.d. Aan de dijk van de Noord, de Noordhoek, zijn enkele bedrijven
gevestigd waar stuifgevoelige stoffen op – en overgeslagen en verwerkt worden. In de
aangrenzende woonwijk ondervinden de bewoners overlast door stof.
De OZHZ heeft Buro Blauw de volgende onderzoeksvragen gesteld:
1. Welke bedrijven kunnen – gezien de bedrijfsactiviteiten – stofdepositie in de
woonwijk veroorzaken?
2. Voldoen deze bedrijven voor wat betreft diffuse stofemissies aan bbt (best
beschikbare technieken)?
3. Wat is de depositie van stof, afkomstig van deze bedrijven, op de directe
omgeving, uitgaande van de vigerende vergunning?
4. Is de herkomst van het stof op vensterbanken e.d. aan te tonen middels
onderzoek?
5. Is het stof schadelijk voor de gezondheid?
Stofdepositie wordt voornamelijk veroorzaakt door zogenaamd grofstof. Dit zijn
stofdeeltjes groter dan 10 µm (0,01 mm). Dit stof is veelal afkomstig van bedrijven waar
stuifgevoelige goederen worden op- en overgeslagen of van verwaaiing van
braakliggende (landbouw) gronden. Grofstof veroorzaakt voornamelijk hinder als het
door verwaaiing in een woonwijk terechtkomt en daar deponeert op objecten, zoals
auto’s, tuinmeubels of vensterbanken. Depositie van grofstof heeft behoudens de
veroorzaakte hinder veelal geen nadelige effecten op de gezondheid. Dit in tegenstelling
tot fijnstof. Dit zijn deeltjes kleiner dan 10 µm, die veelal afkomstig zijn van
verbrandingsprocessen door verkeer, energiebedrijven en industrie. Het onderzoek van
Buro Blauw richt zich op grofstofemissies (uitstoot) en grofstofdepositie in de wijk
Westhoek in Papendrecht.
Het onderzoek van Buro Blauw is gefaseerd uitgevoerd. De resultaten van de
verschillende fasen van het onderzoek zijn afzonderlijk gerapporteerd (1), (2), (3), In dit
rapport worden de resultaten van het onderzoek samengevat.
In fase 1 van het onderzoek zijn de potentieel stofemitterende bedrijven door
dossieronderzoek en bedrijfsbezoeken geïnventariseerd. Tevens heeft een bbtbeoordeling plaatsgevonden van de in de Omgevingsvergunning van de bedrijven
opgenomen stofreducerende maatregelen. De resultaten van fase 1 worden samengevat
in hoofdstuk 2.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 4 van 24
In fase 2 van het onderzoek zijn naar aanleiding van de in fase 1 geïnventariseerde
bronnen de stofemissies van deze bronnen berekend op basis van kentallen afgeleid uit
literatuurgegevens. De resultaten van fase van het onderzoek worden eveneens in
hoofdstuk 2 beschreven.
In fase 3 van het onderzoek zijn de grofstofconcentraties op 2 posities in Papendrecht
gedurende een periode van meerdere maanden gemeten. De metingen zijn gestart op 3
september 2013 en beëindigd op 26 januari 2014 . De resultaten worden besproken in
hoofdstuk 3.
De evaluatie van de samenstelling en de gezondheidseffecten van het gedeponeerde stof
zijn onderzocht door het uitvoeren van stofdepositiemetingen en pm10- en
totaalstofmetingen in november 2013. Deze metingen zijn in de plaats gekomen van de
veegmonsters. Dit omdat met concentratie- en depositiemetingen het stof dat in de
woonwijk terechtkomt op een betrouwbare wijze bemonsterd wordt. De resultaten van dit
deel van het onderzoek worden gepresenteerd in hoofdstuk 4.
In hoofdstuk 5 worden de resultaten van de verschillende fasen van het onderzoek
onderling vergeleken. Op basis hiervan worden de bovengenoemde onderzoeksvragen
beantwoord en worden de eindconclusies van het onderzoek geformuleerd.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 5 van 24
2.
INVENTARISATIE STOFBRONNEN
2.1
Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied concentreert zich rondom de woonwijk Westhoek van Papendrecht.
Deze wijk grenst aan de dijk Noordhoek van de rivier de Noord. In het buitendijkse deel
is een aantal bedrijven gevestigd. Het betreft de volgende bedrijven in alfabetische
volgorde:
Caldic. Bij dit bedrijf worden isolatiepanelen geassembleerd. Bij dit bedrijf
treden geen relevante stofemissies op;
De Rivierendriesprong. Dit is een op- en overslag en recyclingbedrijf voor
bouw- en sloopafval;
Filcom. Bij Filcom wordt nat rivierzand per schip aangevoerd, opgeslagen op de
kade en in een drooginstallatie gedroogd.
Bij deze bedrijven kunnen gezien hun bedrijfsactiviteiten stofemissies optreden. In het
onderzoeksgebied zijn tijdens het locatiebezoek van 19 juni 2013 twee andere
stofveroorzakende activiteiten in het onderzoeksgebied geïdentificeerd, namelijk het
verkeer op de dijk (De Noordhoek) en de aanleg van de Ecozone. Deze activiteiten zijn
nauw verweven met de bedrijfsactiviteiten van de bedrijven. In figuur 2.1 is een kaart
van het onderzoeksgebied opgenomen.
Ecozone
N
De Rivierendriesprong
Caldic
Filcom
Figuur 2.1. Overzicht van het onderzoeksgebied met omliggende bedrijven in Papendrecht (bron:
Google Maps)
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 6 van 24
In de figuur is te zien dat de wijk bij windrichtingen tussen Noord en Zuidwest potentieel
belast kan worden met stof afkomstig van de (bedrijfs)activiteiten langs de Noord.
2.2
Omschrijving stofbronnen
De verschillende stofbronnen zijn geïnventariseerd bij een locatiebezoek op 19 juni 2013.
Hieronder worden de bevindingen tijdens dit bedrijfsbezoek samengevat.
1.
Verslag bedrijfsbezoek Caldic
Bij Caldic worden isolatiepanelen geassembleerd. Hiertoe wordt isolatiemateriaal per as
aangevoerd en worden de geassembleerde panelen weer per as afgevoerd. Er zijn geen
relevante bronnen voor grofstofemissies bij het bedrijf aanwezig.
2.
De Rivierendriesprong
Het op- en overslag en recyclingbedrijf “De Rivierendriesprong Papendrecht bv.” is een
bouwstoffenhandel. Het bedrijft verhandelt zand, grond, funderingsmaterialen en beton.
Bovendien heeft het bedrijf een grondbank en wordt bouwafval gerecycled. Voor deze
laatste activiteit wordt periodiek een puinbreekinstallatie gebruikt.
Grondstoffen worden over de rivier De Noord met schepen aangevoerd, gelost met
kranen en opgeslagen op het bedrijfsterrein. Daarnaast vindt aan- en afvoer van
grondstoffen met vrachtwagens plaats. Een deel van de grondstoffen wordt in loodsen
opgeslagen. Het bedrijf is gevestigd aan de Noordhoek 35 en ligt deels buitendijks.
Tijdens een rondleiding over het bedrijfsterrein zijn alle relevante bronnen voor
verwaaiend stofemissies in beeld gebracht. De getroffen stofreducerende maatregelen
zijn geïnventariseerd. Gedurende het bedrijfsbezoek werd een schip met kleigrond gelost
met een kraan en grijper vanaf de kade. De grond werd rechtstreeks in vrachtwagens
geladen en over de dijk afgevoerd naar de Ecozone. Op het bedrijfsterrein werden
stuifgevoelige producten en transportwegen besproeid met water. Bij de inrit van het
bedrijfsterrein werden de banden van de uitrijdende vrachtwagens besproeid met water.
Transportbanden zijn deels overkapt.
Uit het bedrijfsbezoek zijn de volgende conclusies getrokken:
- er is sprake van relevante bronnen voor grofstofemissies bij de
Rivierendriesprong;
- tijdens het bedrijfsbezoek werden maatregelen toegepast (nathouden, werkregels
voor lossen schepen) ter vermindering van stofemissies.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 7 van 24
3.
Verslag bedrijfsbezoek Filcom
Bij Filcom wordt nat rivierzand per schip aangevoerd, opgeslagen op de kade en in een
drooginstallatie gedroogd. De drooginstallatie is voorzien van stoffilters. Transportbanden
voor droog zand zijn overkapt. Stuifgevoelige opslagen worden natgehouden. Het
bedrijfsterrein wordt met een veegwagen schoongehouden. Indien nodig worden delen
van het bedrijfsterrein nat gehouden.
Uit het bedrijfsbezoek zijn de volgende conclusies getrokken:
- er is sprake van relevante bronnen voor grofstofemissies bij Filcom. Deze bestaan
uit de op- en overslag van zand op het buitenterrein.
- tijdens het bedrijfsbezoek werden maatregelen toegepast (nathouden opslagen).
4.
Verslag onderzoek omgeving
In de omgeving van de bedrijven zijn tijdens het locatiebezoek 2 andere
stofveroorzakende activiteiten geïdentificeerd. Dit betreft de weg over de dijk (De
Noordhoek) en de aanleg van de Ecozone. Deze activiteiten zijn nauw verweven met de
bedrijfsactiviteiten van de bedrijven. Tot december 2013 werd 150.000 m3 grond per
schip aangevoerd bij de Rivierendriesprong. De grond werd vanuit het schip rechtstreeks
in vrachtwagen geladen en per as over de dijk naar de Ecozone gereden.
Relevante bronnen voor grofstofemissies zijn verwaaien van stof vanaf de vrachtwagens,
verwaaien en opwervelen van stof op het wegdek door passerende vrachtwagens en
verwaaien van stof bij de handling en opslag van de grond in de Ecozone.
2.3
Emissieschattingen diffuse stofbronnen
In fase 2 van het onderzoek zijn de stofemissies van relevante stofbronnen berekend met
behulp van emissiefactoren uit de literatuur. In het onderzoeksgebied is sprake van de
volgende type bronnen:
- overslag van zand, grind en puin vanaf schip naar kade. Voor het berekenen van
de stofemissie van deze activiteiten is gebruik gemaakt van de emissiefactoren
van TNO uit 1986 (3)
- het transport van goederen via transportbanden. Deze emissies zijn berekend met
TNO(1986);
- opslag van goederen in vakken en op hopen. Deze emissies zijn ook berekend met
emissiefactoren vastgesteld bij metingen van Buro Blauw aan een bouw- en
sloopafvalverwerkend bedrijf (4).
- het sorteren van gemengd bouw en sloopafval. Deze emissies zijn berekend met
TNO(1986);
- verwaaiing van stof door het verkeer op het bedrijfsterrein. Deze emissies zijn
berekend volgens Cowherd (1990) (5).
- het breken van puin. Deze activiteit vond tijdens de looptijd van dit onderzoek
niet plaats.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 8 van 24
De emissies van de afzonderlijke bedrijven en activiteiten zijn berekend op basis van de
totale jaardoorzet van de bulkgoederen en de stuifgevoeligheid van deze goederen.
De verwaaiende emissies door het verkeer zijn berekend op het aantal
vervoersbewegingen bij de verschillende bedrijven. Deze gegevens zijn verkregen uit
dossieronderzoek bij de OZHZ.
De gehanteerde stofemissiefactoren hebben betrekking op de situatie waarin geen bbtmaatregelen voor het verminderen van stofemissies getroffen zijn. Bij de bedrijven in
Papendrecht worden de opslagen en het bedrijfsterrein natgehouden door sproeien. Het
gebruik van water reduceert de stofemissie bij opslag van 50 - 95 % en bij overslag 20 80 % (6).
De resultaten van de stofemissieberekeningen worden samengevat in tabel 2.1. Hierbij
wordt onderscheid gemaakt tussen emissies zonder en met getroffen bbt-maatregelen.
Tabel 2.1
Samenvatting van de berekende grofstofemissies van de bedrijven en activiteiten rond
de Noordhoek in Papendrecht
Bron
Stofemissie [t/j]
Zonder bbt
maatregelen
De Rivierendriesprong
Filcom
Ecozone
Noordhoek
1
Totaal
2.4
Procentuele
Met bbt maatregelen
minimum effect
bijdrage
maximum effect
260
133
14
30-52%
27
14
2
4-5%
193
97
10
22-37%
20
20
20
4-43%
500
264
46
Conclusies
Uit de berekeningen volgt dat de totale stofemissie, zonder getroffen bbt-maatregelen,
door activiteiten rond de Noordhoek 500 t/j bedraagt. Als rekening wordt gehouden met
de effectiviteit van getroffen bbt-maatregelen, bedraagt de stofemissie 46-264 t/j.
De Rivierendriesprong is voor 30-52% verantwoordelijk voor de potentiële stofemissies in
het gebied en de aanleg van de Ecozone voor bijna 20-37%. Filcom draagt 5% bij aan de
potentiële stofemissie. Het verkeer over de Noordhoek is een relevante stofbron in de
situatie dat getroffen maatregelen bij de bedrijven maximaal effect hebben.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 9 van 24
3.
GROFSTOF CONCENTRATIEMETINGEN
3.1
Opzet van het onderzoek
Diffuse stofemissies bij de op- en overslag en verwerking van stuifgevoelige goederen
zijn afhankelijk van veel factoren, zoals:
– de weersomstandigheden, met name windsnelheid en neerslag;
– de werkwijze van het bedrijf en de stofeigenschappen van de aangevoerde en
verwerkte goederen;
– de getroffen stofreducerende maatregelen.
De stofemissie varieert hierdoor sterk in de tijd. Voor het meten van diffuse stofemissies
is in dit onderzoek de stofconcentratie op 2 posities rondom het bronnen gedurende 4
maanden continu gemeten. De meetposities staan in figuur 3.1
N
2
1
Figuur 3.1
Overzichtsafbeelding met meetpositie langs de Noordhoek in Papendrecht (bron: Google
Maps). 1: Noordhoek-zuid ; 2: Noordhoek-noord
Uit figuur 3.1 volgt dat de meetlocaties bij windrichtingen tussen zuidwest (210 o) en
noordoost (40o) worden belast door industriële activiteiten, verkeersbewegingen op de
weg en de scheepsvaart.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 10 van 24
Voor het meten van grofstofconcentraties zijn geen genormaliseerde meetmethoden
beschikbaar. Buro Blauw heeft de zogenaamde grofstofrecorder ontwikkeld in opdracht
van de NOVEM(8) . Met dit apparaat wordt de buitenlucht op een representatieve manier
bemonsterd en over een monsternamestrip geleid. Het in de lucht zwevende grofstof
blijft aan de strip kleven. Het aantal grofstofdeeltjes en de grootte van de deeltjes wordt
door middel van automatische beeldanalyse in het laboratorium van Buro Blauw
vastgesteld.
De grofstofrecorder wordt al meer dan 20 jaar routinematig ingezet voor het meten van
grofstofemissies van een groot aantal soorten bronnen. In een vergelijkend onderzoek (8)
werd geconcludeerd dat de grofstofrecorder geschikt is voor het langdurig monitoren van
grofstofconcentraties in de buitenlucht. De grofstofrecorder is momenteel de enige
methode voor het reproduceerbaar meten van de grofstofconcentraties en de
deeltjesgrootteverdeling.
3.2
Weersomstandigheden tijdens meetperiode
Figuur 3.2 geeft de verdeling van de windrichting gedurende de meetperiode. De
metingen zijn op 4 september 2013 om 12:00 uur (wintertijd) gestart en vervolgens op
27 januari 2014 om 10:00 uur gestopt.
Figuur 3.2
Verdeling van de windrichting gedurende de meetperiode van 04-09-2013 tot 27-01-2014
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 11 van 24
Uit figuur 3.2 volgt dat de wind gedurende de meetperiode hoofdzakelijk uit
zuidzuidwestelijke richting heeft gewaaid. Een klein percentage van de tijd heeft de wind
uit westelijke-noordwestelijke richting gewaaid. Voor een acceptabel weergave van de
gegevens is een minimum aantal van 20 data per windrichtingoriëntatie noodzakelijk.
Voor de windhoek waarbij de meetapparatuur belast is vanuit de potentiële stofbronnen
in dit onderzoek is dit het geval geweest.
De overige weerskarakteristieken gedurende de meetperiode worden samengevat in tabel
3.1.
Tabel 3.1
Maand
Enkele relevante weerskarakteristieken gedurende de meetperiode
Weerbeeld
Neerslag
Windsnelheid [m/s]
Meetperiode
Gemiddeld
September
Gemiddeld
Zeer nat
3,4
3,3
Oktober
Zacht
Nat
4,9
4,7
November
Gemiddeld
Nat
3,8
4,9
December
Zacht
Normaal
5,7
5,2
Januari
Zeer zacht
Droog
5,7
5,7
Uit de tabel volgt dat het weerbeeld overwegend zacht is geweest, waarbij meer dan
gemiddeld neerslag is gevallen. De windsnelheid was gemiddeld voor de tijd van het jaar.
Vooral windsnelheid en neerslag zijn belangrijk voor de omvang van diffuse stofemissies.
3.3
De meetresultaten
In figuur 3.3 staat een overzicht van het aantal meetdata per meetpositie. Data bij
windstil weer zijn niet in het onderzoek betrokken.
Figuur 3.3
Aantal data per windrichtingoriëntatie gedurende de meetperiode van 04-09-2013 tot 2701-2014
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 12 van 24
Door technische storingen is een aantal meetdata verloren. Over de gehele meetperiode
vanaf 4 september 2013 zijn voor nagenoeg alle windrichtingsorientaties meer dan 20
datasets beschikbaar voor de berekening van een gemiddelde grofstofconcentratrie per
windrichtingsorientatie.
In de figuren 3.4 en 3.5 worden de gemiddelde grofstofconcentraties over de gehele
meetperiode van 4 september 2013 – 27 januari 2014 in de vorm van concentratierozen,
voor de meetlocaties 1:Noordhoek -Zuid en 2:Noordhoek-Noord uitgezet tegen de
opgetreden windrichtingen.
Figuur 3.4
Gemiddelde grofstofconcentratie (deeltjes > 10 µm) als functie van de windrichting voor
de locatie 1:Noordhoek-Zuid
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 13 van 24
Figuur 3.5
Gemiddelde grofstofconcentratie (deeltjes > 10 µm) als functie van de windrichting voor
de locatie 1:Noordhoek-Noord
Uit een nadere analyse van de concentratierozen valt bij beide meetlocaties op dat bij
wind uit noord-noordwestelijke richting de totale grofstofconcentratie gemiddeld 5-9
µg/m3 bedraagt. Bij wind uit zuidwestelijk-westelijke richting bedraagt de totale
grofstofconcentratie gemiddeld 3-6 µg/m3. In de figuren 3.4 en 3.5 is te zien dat het stof
door de wind uit westelijk tot noordelijk richting tussen de gebouwen door wordt
meegenomen naar de meetlocatie. Wind uit noordwestelijke richting waait tussen de
gebouwen rond de Rivierendriesprong in een trechtervorm waardoor de windsnelheid
toeneemt. Deze locale verhoging van de windsnelheid zorgt ervoor dat stof van
opgeslagen materiaal maar ook vanaf de wegen door de wind kan worden meegenomen.
Dit heeft een verhoging van de grofstofconcentratie in de omgeving tot gevolg.
Een grote piek is waar te nemen bij oostelijke tot zuidoostelijke windrichting. Uit een
nadere analyse van de piek uit oostzuidoostelijk richting volgt dat de verhoogde
grofstofconcentratie is opgetreden op een beperkt aantal dagen. De hoogste pieken zijn
gemeten op woensdag 2 oktober van 11 uur tot 19 uur en op donderdag 3 oktober van 8
uur tot 21 uur. Mogelijk zijn locale activiteiten in de wijk de oorzaak van de verhoogde
stofconcentraties. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld groot onderhoud aan woningen
(gevelrenovatie?) of locale wegen.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 14 van 24
Buro Blauw heeft grofstofconcentraties rondom meerdere diffuse bronnen met klachten
over stofdepositie in Nederland gemeten. Hierbij zijn de volgende waarden bij wind vanaf
de bron gemeten:
- gieterij
7-50 µg/m3 op een afstand van 300m van het bedrijf;
- bouw en sloopafval
3-26 µg/m3 op een afstand van 800m van het bedrijf;
- asfaltcentrale
15-26 µg/m3 op een afstand van 450m van het bedrijf;
- mijnsteen verwerking
28-44 µg/m3 op een afstand van 100-200m van het bedrijf
In Papendrecht is bij zuidwestelijke tot noordwestelijke wind een grofstofconcentratie
gemeten van 3-9 µg/m3 op een afstand van 100-250m van de bedrijven en activiteiten
aan de Noordhoek. De gemeten waarden zijn laag ten opzichte van de bovengenoemde
metingen.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 15 van 24
3.4
Conclusies
Uit de resultaten van de grofstofmetingen gedurende de meetperiode van 4 september
2013 tot 27 januari 2014 worden de volgende conclusies en aanwijzigen gegeven
worden:
- Voor nagenoeg alle windrichtingoriëntaties zijn voldoende meetgegevens
beschikbaar voor de berekening van gemiddelde grofstofconcentraties.
-
De meetlocaties zijn gedurende meetperiode voornamelijk belast door stof
afkomstig uit zuidzuidwestelijk richting. Bij wind uit noordnoordwestelijk richting
bedraagt de totale grofstofconcentratie gedurende de meetperiode gemiddeld 5-9
µg/m3. Bij wind uit zuidwestelijk tot westelijke richting bedraagt de totale
grofstofconcentratie gedurende de meetperiode gemiddeld 3-6 µg/m3. Dit zijn lage
concentraties die slechts enkele microgrammen zijn verhoogd ten opzichte van de
gemeten grofstof concentraties uit andere richtingen.
Er zijn geen wettelijke grenswaarden voor grofstofconcentraties in de buitenlucht.
Ook wordt de regionale achtergrondconcentratie niet gemeten. Buro Blauw heeft
meerdere grofstofconcentraties rondom diffuse stofbronnen in Nederland
gemeten. De in Papendrecht gemeten concentraties (3-9 µg/m3) zijn laag ten
opzichte van de elders in Nederland gemeten waarden (3 – 50 µg/m3).
-
De invloed van de gebouwen op het industrieterrein op de verspreiding van
grofstof is duidelijk aanwezig. Tussen de gebouwen neemt de windsnelheid toe
waardoor stof van oppervlakken zoals opgeslagen materiaal of van wegen
gemakkelijker in de lucht kan worden meegenomen en daardoor tot hogere
grofstofconcentraties in de omgeving leidt. Uit de meetresultaten wordt de
Rivierendriesprong als enige bron gevonden.
-
De verhoogde stofconcentraties uit oostelijke richting zijn van locale aard en zijn
toe te schrijven aan tijdelijk opgetreden activiteiten. Met name overdag op
woensdag 2 en donderdag 3 oktober 2013 zijn verhoogde grofstofconcentraties
gemeten. Een mogelijk bron van deze stofemissies kunnen
onderhoudswerkzaamheden aan woningen of wegen zijn geweest.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 16 van 24
4.
SAMENSTELLING STOF
Gedurende twee weken is de concentratie totaalstof, fijnstof (pm10), elementair koolstof
en zware metalen gemeten. Daarnaast is gedurende dezelfde meetperiode op drie
locaties in en nabij de Frederik van Eedenstraat de stofdepositie gemeten.
De doelstelling van de stofconcentratiemetingen was om op basis van de samenstelling
van het stof en de gemeten concentraties mogelijke gezondheidseffecten te evalueren.
De doelstellingen van het stofdepositie onderzoek was:
– Kwantificeren van de stofdepositie op drie verschillende posities in en nabij de
Frederik van Eedenstraat in Papendrecht;
– Vaststellen van de deeltjesgrootteverdeling en de bedekkingsgraad van de
stofdeeltjes op de DAM-platen;
– Vergelijken van de stofdepositie met hinder door stof.
Het onderzoek is gestart op dinsdag 5 november 2013 en is gestopt op woensdag 20
november 2013. De meetlocaties zijn tijdens de meetperiode hoofdzakelijk belast bij
wind uit zuid tot zuidwestelijke richting. Dat betekent dat blootstelling van de
verschillende meetlocaties nauwelijks door de activiteiten van de bedrijven van westelijke
tot noordelijke oriëntatie heeft plaatsgevonden. Alleen de activiteiten ten zuidwesten van
de meetlocaties zijn bemonsterd.
In tabel 4.1 worden de concentraties van de gemeten componenten gegeven. Bovendien
worden in de tabel de beschikbare luchtkwaliteitswaarden vermeld. Daarbij zijn
bovendien de wetenschappelijke en gezondheidskundige waarden als jaargemiddelde
concentraties nog opgenomen ter vergelijking met de gemeten waarden.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 17 van 24
Tabel 4.1
Meetresultaten van de concentratiemetingen in de Frederik van Eedenstraat voor de
periode van 5-11-2013 – 13-11-2013 met jaargemiddelde luchtkwaliteitswaarden
Component
Gemeten concentratie
3
[µg/m ]
30,2
22,5
2,2
0,4
2,6
< 0,009
TSP
PM10
OC
EC
TC
Ba
MTR- of EU-grenswaarde
3
[µg/m ]
niet beschikbaar
40 (prioritaire stof)
niet beschikbaar
niet beschikbaar
niet beschikbaar
1,0 (wetenschappelijk)
Streefwaarde
3
[µg/m ]
niet beschikbaar
niet beschikbaar
niet beschikbaar
niet beschikbaar
niet beschikbaar
Cd
< 0,002
niet beschikbaar
0,005 (richtwaarde vanaf 2013)
Co
Cu
< 0,002
0,012
0,5 (wetenschappelijk)
1,0 (wetenschappelijk)
niet beschikbaar
niet beschikbaar
Hg
0,000037
0,2 (gezondheidskundig)
niet beschikbaar
Pb
0,011
0,5 (prioritaire stof)
0,005
Mo
Ni
Zn
< 0,009
0,003
0,044
12 (wetenschappelijk)
0,25 (prioritaire stof)
niet beschikbaar
niet beschikbaar
0,0025
niet beschikbaar
Uit de meetresultaten volgt dat alle gemeten waarden onder de grenswaarden liggen.
Daarbij is een aantal kanttekeningen te plaatsten:
1. De meetduur is te kort om betrouwbaar aan de luchtkwaliteitwaarden te kunnen
toetsen. De meetwaarden worden slechts ter indicatie met de
luchtkwaliteitwaarden vergeleken;
2. De metingen hebben voornamelijk betrekking op stof afkomstig uit zuid tot
zuidwestelijke richting;
3. TSP, EC en zink hebben geen luchtkwaliteitswaarden
De resultaten van de stofdepositiemetingen per locatie worden in tabel 4.2 gegeven. De
resultaten zijn uitgedrukt in een depositie of flux [g/m2/maand].
Tabel 4.2
Meetresultaten van de depositiemetingen
Locatie
Adres
Meetperiode
1
2
3
F.v.Eedenstr. 11 05-11-2013 – 20-11-2013
F.v.Eedenstr. 1 05-11-2013 – 20-11-2013
F.v.Eedenstr. 24 05-11-2013 – 20-11-2013
Blootstellingduur [uur]
359,12
358,98
359,67
Massa
[mg]
1,44
0,96
3,67
Depositie
2
[g/m /maand]
0,043
0,029
0,110
Vergeleken met de gemeten stofdepositie op andere stofbelaste locaties in Nederland is
de gemeten stofdepositie aan de Frederic van Eedenstraat laag. Het grootste deel van het
gedeponeerde stof is fijnstof.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 18 van 24
Op grond van het onderzoek naar de samenstelling van het stof in de lucht en de
uitgevoerde depositiemetingen op de locatie(s) in de Frederik van Eedenstraat kan de
herkomst van het stof niet vastgesteld worden.
De concentratie van alle gemeten stoffen is gelijk of lager dan de regionale
achtergrondconcentratie. De regionale achtergrondconcentratie van veel stoffen wordt
gemeten door het RIVM (9). Gezondheidseffecten zijn op basis van de gemeten
concentraties niet te verwachten. Ook de gemeten stofdepositie is laag. Het optreden van
stofhinder is op basis van de gemeten depositie niet te verwachten.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 19 van 24
5.
EVALUATIE ONDERZOEKSRESULTATEN
5.1
Vergelijking gemeten en berekende grofstofconcentraties
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de verschillende onderdelen van het onderzoek
met elkaar vergeleken. In fase 2 van het onderzoek zijn de diffuse stofemissies van de
bedrijven en activiteiten aan de Noordhoek op basis van kentallen berekend.
Geconcludeerd is dat zonder getroffen bbt-maatregelen bij de bedrijven en activiteiten de
potentiële diffuse grofstofemissie gelijk is aan 500 t/j. Door het treffen van bbtmaatregelen wordt de stofemissie verlaagd naar 46 tot 264 t/j. Met de aldus vastgestelde
grofstofemissies zijn vervolgens de grofstofconcentraties op de meetlocaties van fase 3
van het onderzoek berekend. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met het zogenoemde
Fugitative Dust Model (FDM-model). Dit model is ontwikkeld door de Environmental
Protection Agency (EPA) van de Verenigde Staten (6). Met dit model kunnen zowel
concentraties van grofstof als de depositie van grofstof benedenwinds van diffuse
stofbronnen berekend worden. Dit is het enige commercieel verkrijgbare model waarmee
deze berekeningen uitgevoerd kunnen worden. Buro Blauw gebruikt dit model bij alle
grofstofonderzoeken.
De resultaten van de berekeningen worden grafisch gepresenteerd in figuur 5.1. In deze
figuur zijn tevens de gemeten grofstofconcentraties weergegeven. Hierbij is gerekend
met de stofemissies zonder getroffen bbt-maatregelen.
Figuur 5.1
Gemeten grofstofconcentraties (Blauw) en met FDM berekende grofstofconcentraties
(rood)
Uit deze vergelijking blijkt dat indien gerekend wordt met de potentiële stofemissie van
de Rivierendriesprong en Filcom – zonder getroffen bbt-maatregelen – een
stofconcentratie op de meetpositie wordt berekend van 32 µg/m3. Dit komt overeen met
het piekniveau in de gemeten concentraties.
Indien gerekend wordt met de stofemissie bij een maximale effectiviteit van de getroffen
bbt-maatregelen, wordt een stofconcentratie op de meetpositie berekend van 2 µg/m3.
Dit komt overeen met de gemeten gemiddelde concentratie van 5 µg/m3.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 20 van 24
Uit deze vergelijking met meetresultaten wordt geconcludeerd dat tijdens de meetperiode
er effectieve stofreducerende maatregelen bij de bedrijven getroffen zijn.
Op momenten dat er geen of weinig effectieve bbt-maatregelen getroffen worden, is
sprake van een grote grofstofemissie vanaf de bedrijven aan de Noordhoek. Deze hoge
emissies leiden tot een grotere stofdepositie in de aangrenzende woonwijk van
Papendrecht.
5.2
Aanvaardbaar hinderniveau voor grofstof depositie
In Nederland zijn geen wettelijke normen of richtlijnen vooreen aanvaardbaar
stofdepositieniveau vastgesteld. In het buitenland (Duitsland, Engeland, Zweden,
Australië, enkele staten in de VS) zijn wel normen vastgesteld.
Buro Blauw heeft in opdracht de provincie Groningen een onderzoek uitgevoerd naar de
mogelijkheden om stofdepositie in de omgeving van op- en overslagbedrijven en bouwen sloopafvalverwerkende bedrijven te beoordelen (7). Doel van het onderzoek was inzicht
te krijgen in de normen die gehanteerd kunnen worden voor de beoordeling van de
stofbelasting en de bijbehorende meetmethoden, inclusief voor- en nadelen van
verschillende methoden. Buro Blauw heeft de provincie geadviseerd om op basis van
ervaring, uitgevoerde metingen en literatuuronderzoek de volgende richt- en
streefwaarden voor stofdepositie te hanteren zoals vermeld in tabel 5.1.
Tabel 5.1
Type belasting
Lange termijn
Korte termijn
Toetsingskader voor een aanvaardbare stofdepositie in een woonwijk
Status
Middelingstijd
Richtwaarde
1 jaar
Bovenwaarde 1 dag
Richtwaarde
5 dagen
Omschrijving
Geen hinder
Geen zichtbaar stof
Geen zichtbaar stof
Depositie in
mg/(m² * dag)
3
100
20
2
g/(m *jaar)
1
-
Uit de meetresultaten van fase 3 is gebleken dat in de hele meetperiode van 4 weken
sprake is geweest van een lage grofstofbelasting van de woonwijk Westhoek in
Papendrecht. De gemeten stofdepositie bedroeg maximaal 0,043 g/(m2*maand) of te wel
1,4 mg/(m2*dag); 0,5 g/(m2*jaar). Uit het geadviseerde toetsingskader in tabel 5.1 blijkt
dat bij deze stofbelasting voldaan wordt aan de voorgestelde lange termijn richtwaarde,
waarbij geen hinder te verwachten is.
Uit de evaluatie van de meet- rekenresultaten omschreven in de vorige paragraaf is
geconcludeerd dat de gemeten grofstofconcentraties overeenkomen met de stofemissies
bij getroffen bbt-maatregelen met een maximale effectiviteit (95%) bij de bedrijven aan
de Noordhoek. Hieruit wordt ook geconcludeerd dat in situaties waarin geen bbtmaatregelen getroffen worden, of waarin deze maatregelen minder effectief zijn, er
hogere grofstofconcentraties en een hogere stofdepositie in wijk Westhoek verwacht
kunnen worden. Hierbij is wel hinder door stofdepositie te verwachten.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 21 van 24
6.
CONCLUSIES
In dit onderzoek zijn de volgende vragen van de OZHZ onderzocht:
1. Welke bedrijven kunnen – gezien de bedrijfsactiviteiten – stofdepositie in de woonwijk
veroorzaken?
In het onderzoek is geconcludeerd dat De Rivierendriesprong voor 30-52%
verantwoordelijk is voor de potentiële stofemissies in het gebied en de aanleg van de
Ecozone voor bijna 20-37%. Filcom draagt 5% bij aan de potentiële stofemissie. Het
verkeer over de Noordhoek is een relevante stofbron in de situatie dat getroffen
maatregelen bij de bedrijven maximaal effect hebben.
2. Voldoen deze bedrijven voor wat betreft diffuse stofemissies aan bbt (best
beschikbare technieken)?
In dit onderzoek zijn de door De Rivierendriesprong en Filcom getroffen maatregelen
en in de vergunning opgenomen maatregelen door Buro Blauw beoordeeld. In het
onderzoek is geconcludeerd dat beide bedrijven bbt toepassen en dat deze
maatregelen ook in de vergunning van de bedrijven opgenomen zijn. In het
onderzoek zijn enkele extra te treffen maatregelen bij de bedrijven geadviseerd.
Uit een vergelijking van modelberekeningen met meetresultaten is in dit onderzoek
geconcludeerd dat tijdens de meetperiode er effectieve stofreducerende maatregelen
bij de bedrijven getroffen zijn.
3. Wat is de depositie van stof, afkomstig van deze bedrijven, op de directe omgeving,
uitgaande van de vigerende vergunning?
Uit de grofstofconcentratiemetingen in fase 3 volgt dat bij wind uit
noordnoordwestelijk richting de totale grofstofconcentratie gemiddeld 5-9 µg/m3
bedraagt. Bij wind uit zuidwestelijk tot westelijke richting bedraagt de totale
grofstofconcentratie gemiddeld 3-6 µg/m3. Dit is enkele microgrammen per m3 hoger
dan de stofbelasting die optreedt bij de overige windrichtingen.
Dit zijn lage concentraties die slechts enkele microgrammen zijn verhoogd ten
opzichte van de gemeten grofstof concentraties uit andere windrichtingen.
De in fase 4 gemeten stofdepositie bedroeg maximaal 1,4 mg/(m2*dag) of te wel 0,5
g/(m2*jaar). Uit het geadviseerde toetsingskader in tabel 5.1 blijkt dat bij deze
stofbelasting voldaan wordt aan de voorgestelde lange termijn richtwaarde, waarbij
geen hinder te verwachten is.
Op momenten dat er geen of weinig effectieve bbt-maatregelen getroffen worden, is
sprake van een grote grofstofemissie vanaf de bedrijven en activiteiten aan de
Noordhoek. Deze hoge emissies leiden bij noordnoordwestelijk wind tot een grotere
stofdepositie in de aangrenzende woonwijk Westhoek van Papendrecht. Hierbij is wel
hinder door stofdepositie te verwachten.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 22 van 24
4. Is de herkomst van het stof op vensterbanken e.d. aan te tonen middels onderzoek?
Op grond van het onderzoek naar de samenstelling van het stof in de lucht en de
uitgevoerde depositiemetingen op de locatie(s) in de Frederik van Eedenstraat kan
de herkomst van het stof niet vastgesteld worden. De meetapparatuur is
hoofdzakelijk blootgesteld aan activiteiten uit zuid tot zuidwestelijke richting. Er heeft
nauwelijks blootstelling door bedrijfsactiviteiten vanaf het industrieterrein van west
tot noord plaatsgevonden.
5. Is het stof schadelijk voor de gezondheid?
Gezondheidseffecten van het gedeponeerde stof zijn op basis van de gemeten
samenstelling van het stof is niet te verwachten. Ook de gemeten stofdepositie is
laag. Het optreden van stofhinder bij zuidzuidwesten wind is op basis van de
gemeten depositie niet te verwachten. De concentratie van alle gemeten stoffen is
gelijk of lager aan de regionale achtergrondconcentratie.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 23 van 24
LITERATUUR
1. Bree, Ir. F.B.H. de. BBT-beoordeling omgevingsvergunning Rivierendriesprong. sl :
Buro Blauw, 19 juli 2013. 6430_fdbr_Brief_2838.
2. —. BBT-beoordeling omgevingsvergunning Filcom. sl : Buro Blauw, 20 juli 2013.
6430_fdbr_Brief_2839.
3. Buro Blauw. Onderzoek stofdepositie Noordhoek Papendrecht. Rapportage fase 2:
Berekening grofstofemissie bedrijven Noordhoek Papendrecht. 5-2-2014.
BL2014.6430.02-V01.
4. W.Mulder. Emissiefactoren van stof bij de op- en overslag van stortgoederen Emissiefactoren voor fijn stof. sl : TNO, 1986. R 88/205.
5. Buro Blauw. Onderzoek naar de stofbelasting in Westervoort ten oosten van
industrieterrein Looveer. Deel 2: Emissiemetingen bij bedrijven. sl : Buro Blauw, 2009.
BL2009.4438.02-V04.
6. Cowherd, C., Englehart, P., Muleski, G.E., Kinsey, J.S., Rosbury, D. Control of
fugitive and hazardous dusts pollution technology review. sl : Noyes Data Corporation,
1990.
7. Kennniscentrum Infomil. Factsheets op- en overslag en bewerken. Nederlandse
emissierichtlijn lucht (NeR). [Online] 2013. http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaatlucht/ner/factsheets-overslag/.
8. NOVEM. Oorzaken en gevolgen van opwaaiend kolenstof. Eindrapport van het OWS deelprogramma van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kolen. Utrecht : sn. 1991.
9. Winges, Kirk D. Fugitative Dust Dispersion Model FDM. sl : US-EPA, 1990. EPA 910/9-88-202R.
10. Bree, F.B.H. de. Beoordelingskader voor stofdepositie in woonomgeving. sl : Buro
Blauw, 2012. BL2012.6139.01-V02.
Rapportnr. BL2014.6430.01-V02
14 maart 2014
Pagina 24 van 24
VERANTWOORDING
Rapporttitel
ONDERZOEK STOFDEPOSITIE NOORDHOEK PAPENDRECHT
Subtitel
Samenvattend eindrapport
Rapportnummer
BL2014.6430.01-V02
Deze versie vervangt eventueel eerder uitgebrachte versies in zijn geheel
Documentnaam
BL2014_6430_01_V02.docx
Trefwoorden
grofstof; op- en overslag; emissiemonitoring; fdm-model; bbt-onderzoek;
depositiemeting; samenstelling stof; klachten stofdepositie
Opdrachtgever
Contact persoon
Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Postbus 550
3300 AN Dordrecht
ing. J.W. Fleurkens
Uitvoerder(s)
ir. F.B.H. de Bree; ir. M. Kosters; ing. K.H. van Setten
Auteur
ir. F.B.H. de Bree
Paraaf auteur
Controleur
ir F.Th. van Arkel
Paraaf controleur
Datum
14 maart 2014
Nude 54 – 6702 DN Wageningen
telefoon 0317 466699 – fax 0317 426111
email [email protected] – internet www.buroblauw.nl