(525 KB) 7b. Programmabegroting 2015 BRU

Download Report

Transcript (525 KB) 7b. Programmabegroting 2015 BRU

Programmabegroting 2015
Vastgesteld door het Algemeen Bestuur
op 25 juni 2014
, voorzitter
, secretaris
Programmabegroting 2015
Pagina 2 van 76
Programmabegroting 2015
Inhoudsopgave
Inleiding
Programma’s
1. Bestuur
2. Ruimtelijke Ordening
3. Economische zaken
4. Groen, Recreatie en Milieu
5. Wonen
6. Wegen & Verkeer (geen OV)
7. Infrastructurele maatregelen OV
8. OV Concessie
9. Netwerkontwikkeling Mobiliteit
10.
OV Regiotram
11.
Uithoflijn
Paragrafen
Paragraaf Financiering
Paragraaf Bedrijfsvoering
Paragraaf Weerstandsvermogen
Paragraaf Verbonden partijen
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
Financiële begroting
Overzicht van baten en lasten
Financiële positie Bestuur Regio Utrecht
Bijlagen
Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders
Bijlage B: Regionaal Uitvoeringsprogramma RUVV
Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruit ontvangen bedragen (meerjarig verloop)
Bijlage D: Investeringsstaat
Bijlage E: Lijst van gebruikte afkortingen
5
14
15
18
20
22
24
27
31
33
42
46
51
55
56
58
60
62
63
65
66
70
72
73
76
79
81
82
Pagina 3 van 76
Programmabegroting 2015
Pagina 4 van 76
Programmabegroting 2015
Inleiding
Het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht biedt u hierbij de Programmabegroting 2015
ter vaststelling aan.
Bij het opstellen van deze programmabegroting hebben we ons niet laten leiden door de
onzekerheid die er is over de toekomst van de regionale samenwerking in de vervoerregio.
Wij zijn nog steeds van mening dat de regionale benadering van openbaar vervoer en
bereikbaarheid binnen BRU-verband een meerwaarde heeft. Vanwege de onzekerheid over
de toekomstige ontwikkelingen zijn we in deze begroting uitgegaan van continuering van
onze werkzaamheden in de huidige constellatie.
Het onlangs aangetreden nieuwe algemeen bestuur zal in 2014 besluiten over de wijze
waarop een Regionale Agenda voor de nieuwe bestuursperiode vorm wordt gegeven. Dat
zal ook afhangen van de definitieve besluitvorming over de Wgr-plus. Vooruitlopend daarop
stellen wij voor om lopende processen te continueren.
In 2014 en 2015 gaat BRU een vervolg geven aan de visie op het Openbaar Vervoer (OVvisie) die door ons bestuur in het voorjaar 2012 is vastgesteld. Ook gaan we MIRT-studie die
in het najaar 2013 mede in opdracht van BRU is opgesteld, verder uitwerken.
Op het gebied van verkeer en vervoer zijn wij gestart met de voorbereiding voor een nieuw
Regionaal Verkeer en Vervoer Plan (RVVP) dat in 2015 van kracht moet worden.
Wij voeren alleen die taken uit waarvoor we de bijbehorende middelen ontvangen. Vanuit de
continuïteitsgedachte staat de voortzetting van de regionale taken voorop. Mochten de
taken, mensen en middelen van BRU worden overgedragen aan een andere overheid dan
vormt deze programmabegroting een belangrijk financieel overdrachtsdocument zodat de
taken onverkort door kunnen blijven gaan.
Ook in 2015 mogen de burgers erop rekenen dat bussen en trams in de regio blijven rijden
en dat gemeenten op het gebied van verkeer en vervoer goed blijven samenwerken. Daarom
blijven wij strak sturen op de afspraken in de concessie met Qbuzz. De burger mag onze
organisatie aanspreken op de prestaties van het regionaal openbaar vervoer.
Wij voeren de programma’s Bestuur, Ruimtelijke Ordening, Wonen en Groen, Recreatie en
Milieu uit conform de bestaande Regionale Agenda 2011-2014. De uitvoering vindt plaats in
U10-verband (zie programma Bestuur). De werkagenda van U10 vormt de bouwsteen voor
de uitvoering van werkzaamheden.
De Programmabegroting binnen de Planning & Control-cyclus
De Programmabegroting maakt onderdeel uit van de Planning & Control-cyclus van BRU.
Deze cyclus bestaat uit een aantal documenten die het bestuur en het management helpen
om de organisatie aan te sturen en ‘in control’ te zijn. De P&C-documenten dienen als
hulpmiddel bij de dialoog die tussen de verschillende niveaus van de organisatie plaatsvindt.
In onderstaande figuur is de P&C-cyclus van BRU weergegeven.
Pagina 5 van 76
Programmabegroting 2015
PLANNING
REGIONALE AGENDA
VASTSTELLINGSBRIEF
REGIOBIJDRAGE
PROGRAMMABEGROTING
CONTROL
ALGEMEEN EN
DAGELIJKS
BESTUUR
OVERDRACHTSDOCUMENT
PROGRAMMAREKENING
ALGEMEENDIRECTEUR
JAARPLANNEN
incl. productenraming
BESTUURSRAPPORTAGE
MANAGEMENTRAPPORTAGES
AFDELINGS
MANAGERS
FUNCTIONERINGS-/
BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
MEDEWERKERS
In de Programmabegroting 2015 presenteert het dagelijks bestuur de plannen voor het jaar
2015 aan het algemeen bestuur.
De plannen in de Programmabegroting 2015 zijn een uitwerking van de kaders die in de
Regionale Agenda 2011-2014 zijn opgenomen en van de vaststelling van de regiobijdrage
2015 door het algemeen bestuur op 11 december 2013. Strikt genomen moet de
Programmabegroting 2015 de uitwerking van een nieuwe Regionale Agenda zijn, maar de
nieuwe Regionale Agenda is nog niet vastgesteld als het algemeen bestuur de
Programmabegroting vaststelt.
De plannen in de Programmabegroting 2015 worden in de Programmarekening 20154
geëvalueerd. Dan zal een verantwoording worden gegeven in hoeverre de plannen zijn
gerealiseerd.
Opzet van de Programmabegroting 2015
De Regionale Agenda 2011-2014 biedt de kaders voor de gehele bestuursperiode. In de
programmabegrotingen worden deze kaders per jaar uitgewerkt. Ook al valt het jaar 2015
buiten deze periode, de huidige Regionale Agenda wordt nog als uitgangspunt gehanteerd.
BRU heeft nog geen Regionale Agenda voor de nieuwe bestuursperiode 2014-2018
vastgesteld. In de loop van 2014 zal het algemeen bestuur een besluit nemen of en hoe een
nieuwe Regionale Agenda wordt opgesteld en op welke wijze de werkagenda U10 daarin
wordt opgenomen.
Per programma worden de plannen gepresenteerd aan de hand van de volgende vragen:
Wat willen we bereiken?
Pagina 6 van 76
Programmabegroting 2015
Wat gaan we daarvoor doen?
Wat mag het kosten?
Naast de programma’s geven de paragrafen informatie over verschillende onderwerpen die
niet direct aan de programma’s gerelateerd zijn.
Brede Doeluitkering (BDU)
Het grootste deel van de begroting van BRU wordt gedekt uit de Brede Doeluitkering (BDU).
Op basis van de informatie van het Ministerie van I&M komt de schatting van het aandeel
van BRU voor 2015 uit op € 95,4 mln. (prijsniveau 2013, exclusief toerekening van rente).
Deze bijdrage bestaat uit een regulier deel van € 90,2 mln (in 2014 € 91,0 mln) en een
specifiek deel van € 5,2 mln (in 2014 € 5,9 mln).
Het reguliere deel (I&M spreekt over het relatieve deel) wordt over de Wgr-plusregio’s en
provincies procentueel verdeeld op basis van enkele verdeelsleutels. De specifieke BDU
(I&M spreekt over het absolute deel) wordt voor de volgende doelen uitgekeerd (prijspeil
2013, in € 1.000):
Intensivering regeerakkoord1
Actieprogramma OV
OV chipkaart2
OV infra SUNIJ-lijn
2013
4.470
5.200
- 1.190
4.995
13.475
2014
0
2.183
-1.175
4.941
5.949
2015
0
1.447
-1.175
4.941
5.213
In onderstaande grafiek is het geschatte verloop de BDU voor het landelijk totaal en voor het
aandeel regulier van BRU weergegeven. Daaruit blijkt dat de BDU volgens de Rijksbegroting
tot en met 2015 een aanzienlijke krimp van ruim 12% vertoont, een krimp die zich vrijwel
één-op-één vertaalt in de bijdrage die BRU ontvangt. Dat is het gevolg van bezuinigingen die
het Rijk in 2010 op de BDU heeft gelegd voor de daarop volgende periodes. Het Rijk heeft
daarbij destijds geen specifieke bezuinigingsterreinen aangewezen of dit met een verlaging
van de taakopdracht vergezeld laten gaan.
De krimp bij BRU wordt enigszins gemitigeerd door de uitbreiding van het areaal met Loenen
en Breukelen (gemeente Stichtse Vecht) in 2012 en de daarbij behorende verhoging van de
BDU. Met de provincie Utrecht is een afspraak gemaakt voor een bijdrage door BRU aan de
provincie in de uitgaven voor openbaar vervoer, regiotaxi en infrastructuurprojecten op het
grondgebied van Loenen en Breukelen. Deze afspraak geldt voor de periode 2012 tot en met
2016.
1
De in het regeerakkoord opgenomen bijdrage van € 100 mln voor regionaal OV (alle vervoerregio’s)
is voor 2014 gehalveerd en opgenomen in het reguliere deel
2
Betreft de terugbetaling van de lening uit de BDU middelen voor de investeringen in de chipkaart
Pagina 7 van 76
Programmabegroting 2015
Verwachte ontwikkeling BDU 2011-2020
2.100
93
2.050
92
2.000
1.950
91
1.900
1.850
90
1.800
89
1.750
1.700
Totaal BDU Rijksbegroting I&M
(linkeras, in € mln)
Reguliere BDU, aandeel BRU
(rechteras, in € mln)
88
1.650
1.600
87
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Op 11 december 2013 heeft het AB de beleidsregels BDU vastgesteld. Volgens deze
beleidsregels wordt het budget per programma vanaf 2015 via een vaste procentuele
verdeling van de reguliere BDU bepaald:
• Openbaar vervoer, inclusief infrastructurele maatregelen 85%
• Wegen en verkeer (geen OV) 10%
• Netwerkontwikkeling mobiliteit en apparaatskosten 5%
Naast de reguliere BDU zijn er specifieke uitkeringen. Dit zijn middelen die met een
verbijzonderd doel worden verstrekt. Deze budgetten worden direct toegekend aan het
programma waar het betreffende project onder valt. Ook bij deze middelen wordt het niet
bestede deel per doel apart geregistreerd.
Uiteindelijk resulteren de volgende BDU middelen (regulier en specifiek) per programma:
• OV concessie € 37,7 mln
• OV Regiotram € 20,5 mln
• Infrastructurele maatregelen OV € 23,8 mln
• Wegen en verkeer (geen OV) € 9,0 mln
• Netwerkontwikkeling mobiliteit en apparaatskosten (medewerkers en overhead BRU)
€ 4,4 mln
Totaal € 95,4 mln
Tekorten en overschotten worden bij het vaststellen van de jaarrekeningen per programma
apart inzichtelijk gemaakt. Daarmee ontstaat een bedrag aan niet verbruikte BDU-middelen
per programma, dat als weerstandscapaciteit voor dat programma dient. Met deze buffer per
programma is het mogelijk om risico’s binnen een programma op te vangen.
Pagina 8 van 76
Programmabegroting 2015
Regiobijdrage
De regiobijdrage voor 2015 is in het algemeen bestuur van 11 december 2013 vastgesteld
op € 3,10 per inwoner. Dit leidt tot de volgende bijdrage per gemeente:
Gemeente
De Bilt
Bunnik
Houten
IJsselstein
Nieuwegein
Stichtse Vecht*
Utrecht
Vianen
Zeist
Totaal
Aantal
inwoners
42.032
14.563
48.429
34.254
60.895
63.491
321.916
19.670
61.420
666.670
Regiobijdrage 2015
€ 130.299
€
45.145
€ 150.130
€ 106.187
€ 188.775
€ 196.822
€ 997.940
€
60.977
€ 190.402
€ 2.066.677
De regiobijdrage vormt de financiering van de volgende programma’s:
• Bestuur € 1.054.000
• Ruimtelijke Ordening € 531.000
• Economische Zaken € 294.000
• Groen Recreatie & Milieu € 13.000
• Wonen € 175.000
De programma's Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken, Groen Recreatie en Milieu en
Wonen worden in het samenwerkingsverband U10 uitgevoerd op basis van de werkagenda
U10. Ook een (klein) deel van de kosten van het programma Bestuur komen bij de U10
terecht.
Overige inkomsten
Naast de BDU en de regiobijdrage zijn in de programmabegroting enkele andere
inkomstenbronnen ter financiering van de activiteiten opgenomen:
Bijdragen van derden:
• Programma Economische Zaken, bijdrage inkoop energie € 65.000
• Programma Wonen, beleidsinformatie woningzoekenden € 8.000
• Programma OV concessie, bijdragen regiotaxi € 4.900.000
• Programma OV Regiotram, huuropbrengst verhuur tramstellen aan vervoerder
€ 5.260.0003
• Programma OV Regiotram, huuropbrengst verhuur huisvesting remise € 310.000
• Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit, bijdrage verkeersmodel € 90.000
• Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit, bijdrage detachering € 9.000
Overige middelen:
• Programma Wonen, inzet middelen BWS € 30.000
3
Deze opbrengst is dus een kostenpost voor de vervoerder en is subsidiabel binnen de concessie. Deze
opbrengst vormt daarmee dus tegelijkertijd een kostenpost in het programma OV concessie.
Pagina 9 van 76
Programmabegroting 2015
•
•
•
Programma Wegen en verkeer (geen OV), inzet BOR fonds € 6.159.000
Programma Infrastructurele maatregelen OV, inzet middelen Actieprogramma
Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) € 5.753.000
Bedrijfsvoering, rentebaten € 400.000
Onttrekkingen uit reserves:
• Programma Wonen, rentebaten BWS € 170.000
• Programma Bedrijfsvoering, Frictiekosten personeel €115.000
• Programma OV concessie, bijdrage uit reservering Luchtkwaliteit € 273.000
Projecten
Naast de in deze begroting opgenomen activiteiten die uit de jaarlijkse inkomsten (met name
BDU en regiobijdrage) worden bekostigd, kent BRU een drietal projecten waarvan de
financiële verantwoording en begroting niet één-op-één in de jaarlijkse begrotingscijfers
terugkomen.
Het betreft de volgende projecten:
• Aanleg infrastructuur Uithoflijn
• Aanschaf materieel Uithoflijn
• Levensduurverlengend Onderhoud (LVO) op het trammaterieel
• Grootschalige Vervanging van de Infrastructuur (GVI) van de SUNIJlijn
• Nieuwe Tramremise (NTR)
Project Uithoflijn
Het uitvoeringsbesluit van het project Uithoflijn (vertramming van de OV-lijn Utrecht Centraal
Station – Uithof) is op 18 april 2012 door het algemeen bestuur genomen. Op 19 juni 2013
heeft het algemeen bestuur ingestemd met de geactualiseerde DO-raming van € 323 mln
(exclusief aanschaf trammaterieel). Deze kosten worden gefinancierd door bijdragen van het
Rijk, gemeente Utrecht en BRU. De bijdrage van BRU bestaat uit herschikking van de eerder
aan de gemeente Utrecht afgegeven beschikking voor HOV om de Zuid en een bijdrage uit
de BDU via het maatregelenpakket VERDER.
Herkomst projectbegroting Uithoflijn
De bijdragen van gemeente Utrecht en Rijk bedragen € 160 mln.
BRU draagt € 163 mln bij:
• De beschikking voor HOV om de Zuid en de beoogde herziening naar een
beschikking Uithoflijn is voor € 40,6 miljoen in de jaren tot en met 2013 verantwoord.
• Aanvullende middelen ad € 20,2 mln komen ten laste van het RUVV 2014.
• De bijdrage uit VERDER bedraagt (inclusief indexering tot en met 2012) € 102,2 mln
en wordt eveneens opgenomen in het RUVV van de komende jaren (2016 tot en met
2020).
Aanschaf materieel Uithoflijn
Onderdeel van de opdracht aan de projectorganisatie Uithoflijn is de aanschaf van de
tramstellen die vanaf 2018 op deze lijn gaan rijden. Naar verwachting vindt gunning eind
2014 plaats, waarna in 2015 BRU intensief betrokken zal zijn bij het verdere ontwerp van de
tramstellen.
Levensduurverlengend onderhoud (LVO)
Voor het project LVO heeft het algemeen bestuur op 23 maart 2011 € 10,6 miljoen
beschikbaar gesteld. Daarmee wordt de levensduur van het SUNIJ-materieel met 10 jaar
verlengd en wordt het materieel vervoerderonafhankelijk gemaakt.
Pagina 10 van 76
Programmabegroting 2015
Financiële verantwoording
De kosten worden over 10 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en
jaarrekeningen van 2012 tot en met 2023 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (10% per jaar)
en rente (op basis van een rekenrente van 4%) ad circa € 1,1 miljoen zijn opgenomen. Deze
kosten worden verantwoord in het programma OV Regiotram.
Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI)
BRU heeft de vervanging van de infrastructuur opgedeeld in 2 fasen:
De eerste fase van uitvoering van het project GVI betreft het gedeelte Utrecht Centraal tot en
met halte Nieuwegein Stadscentrum en is in vier jaarlijkse delen uitgevoerd: een
voorbereidend deel in 2011, een deel GVI-1a in 2012, GVI-1b in 2013 en GVI-1c in 2014.
Het dagelijks bestuur heeft in 2011 een voorbereidingskrediet van € 2,9 miljoen beschikbaar
gesteld voor de voorbereiding van de ontwerpfase GVI en de realisatie van het 24
Oktoberplein. Op 19 december 2011 heeft het dagelijks bestuur € 14,8 miljoen voor de
realisatie van fase 1A van het project GVI beschikbaar gesteld.
Voor de fases 1b en 1c heeft het algemeen bestuur in februari 2013 een krediet van € 27,5
mln. beschikbaar gesteld. Uitvoering vindt plaats met buitendienststellingen in de
zomerperiodes van 2013 en 2014. De trambaanvernieuwing tussen Kanaleneiland en
Jaarbeursplein is in de zomer van 2013 uitgevoerd; het deel tussen de wisselstraat bij de
remise en Kanaleneiland volgt in de zomer van 2014.
De tweede fase GVI-2 betreft de uitvoering van de tracédelen na Nieuwegein stadscentrum
richting Nieuwegein Zuid en IJsselstein en staat gepland voor 2018 en 2019.
Financiële verantwoording
Het Rijk verstrekt voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur een jaarlijks vaste
bijdrage € 4,9 mln (prijspeil 2013) bedraagt. Deze bijdrage wordt met de afschrijvings- en
rentelasten van de investeringen binnen het programma OV Regiotram verantwoord.
De kosten worden over 30 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en
jaarrekeningen vanaf 2012 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (3 1/3% per jaar) en rente
(op basis van een rekenrente van 4%) worden opgenomen. In 2015 is daartoe € 3,6 miljoen
opgenomen.
Nieuwe tramremise (NTR)
Naar verwachting zal BRU eind 2014 de bouw en aanleg van de nieuwe tramremise
aanbesteden. In 2015 zal de projectorganisatie het ontwerp verder detailleren en worden met
de aannemende partij afspraken gemaakt zodat de onderhouds- en stallingstaken voor het
SUNIJ-materieel door kunnen gaan.
Pagina 11 van 76
Programmabegroting 2015
Programma’s
Pagina 12 van 76
Programmabegroting 2015
1. Bestuur
In het jaarverslag over 2011 wordt voor het eerst melding gemaakt van de
kabinetsvoornemens om te komen tot afschaffing van de Wgr-plus en andere voorstellen
voor de bestuurlijke herindeling van Nederland, in het bijzonder in de Randstad. De
betreffende passage bevat de zinsnede “de discussie is echter nog niet afgerond”.
Het Kabinet heeft in 2013 wetsvoorstellen ingediend over zowel de intrekking van de Wgrplus als over de fusie van de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland. Op de vraag
tot welke indeling en samenwerkingsverbanden deze wetsvoorstellen – als ze zullen worden
aangenomen – zullen leiden zijn nog vele antwoorden mogelijk.
In week 20 van 2014 stond de afschaffing van de Wgr-plus geagendeerd voor behandeling in
de Tweede Kamer. Het voorstel is om de Wgr-plus per 1 januari 2015 af te schaffen.
Het door het Kabinet ingediende wetsvoorstel over de fusie van de provincies Utrecht,
Flevoland en Noord-Holland gaat in per 1 januari 2016. Voor het samenvoegen van de
provincies is een herindelingsontwerp opgesteld. Tot en met 16 oktober 2013 was het
mogelijk een zienswijze in te dienen. Op basis van de ontvangen reacties past het ministerie
van BZK het herindelingsontwerp aan. Als alles volgens plan verloopt, kan de Tweede
Kamer het ontwerp in de 1e helft van 2014 behandelen.
Op het moment dat deze programmabegroting wordt gemaakt, is nog niet duidelijk wat de
uitkomst van beide ingediende wetsvoorstellen is.
Doel van het programma bestuur is om de regionale samenwerking op bestuurlijk niveau te
ondersteunen en te faciliteren.
Vanaf 2012 is de regionale samenwerking op het gebied van niet-verkeer en vervoerstaken
ondergebracht bij het samenwerkingsverband U10. Naast de deelnemende BRU-gemeenten
neemt gemeente Woerden deel aan dit verband. Het terrein waarop de U10 beleid
voorbereidt, is breder dan de programma's die in deze programmabegroting zijn opgenomen.
Zo houdt U10 zich ook bezig met beleidsondersteuning in het sociaal domein.
BRU ondersteunt deze samenwerkingsverband door het leveren van menskracht en knowhow. De formele besluitvorming vindt plaats door het bestuur van BRU en de begroting en
verantwoording loopt via de P&C-cyclus van BRU.
Wat willen we bereiken?
In 2015 zullen we ons bezig houden met het uitvoeren van de Regionale Agenda, die na de
gemeenteraadsverkiezingen in 2014 is opgesteld door het nieuwe dagelijks bestuur. BRU wil
zich daarbij profileren als OV- en vervoersautoriteit. Daarnaast zal naar verwachting in 2015
het transitie proces als gevolg van het opheffen van de Wgr-plus afgerond worden en de
samenwerking met de provincie Utrecht geïmplementeerd.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Afronden van het opstellen van nieuwe Regionale Agenda 2014-2018 door het in
2014 nieuw aangewezen dagelijks bestuur.
2. De uitvoering van de regionale agenda voor de niet-verkeer- en vervoerstaken wordt
in het samenwerkingsverband U10 opgepakt.
Pagina 13 van 76
Programmabegroting 2015
3. Besluiten van gemeenten of Kabinet over de toekomst van regionale samenwerking
worden geïmplementeerd.
4. Er worden Themabijeenkomsten gehouden over onderwerpen die binnen het
werkveld van de U10 van belang voor de bestuurs- en gemeenteraadsleden zijn.
5. Het Algemeen Bestuur vergadert wisselend in de gemeentehuizen in de regio die
daarvoor geschikt zijn.
Welke risico’s zijn er?
Risico
Als de Wgr-plus wordt opgeheven, dan bestaat het
risico dat de transitie naar de provincie zorgt voor
vertraging in besluitvormingsprocedures met mogelijke
gevolgen voor het vertragen van de uitvoering.
Beheersmaatregel
Borging van de overdracht middels
overdrachtdocumenten.
Zorgen voor adequate
besluitvormingsprocedures om hier tijdig op in te
spelen.
Bij transitie naar de provincie als gevolg van het
opheffen van de Wgr-plus is er een risico voor de
consistentie van beleid.
Bij de transitie worden met de provincie scherpe
afspraken gemaakt over het beleid. Daarnaast
wordt bij nieuw te formuleren BRU beleid
aansluiting gezocht met provinciaal beleid.
Wat mag het kosten?
Bestuur (bedragen x € 1.000)
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
Lasten
Bestuurlijke organisatie
Regionale samenwerking
Totaal lasten
Baten
Regiobijdrage
Totaal baten
Saldo
1196
236
1.432
667
173
840
679
262
941
707
254
961
927
927
-505
840
840
0
941
941
0
961
961
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Bestuur worden volledig gedekt uit de Regiobijdrage. De
verwachte uitgaven voor de bestuurlijke organisatie zijn in 2015 ongeveer gelijk aan die in
2014.
Binnen dit programma wordt ingezet op de wijze waarop de regionale samenwerking in de
toekomst vorm krijgt.
Pagina 14 van 76
Programmabegroting 2015
2. Ruimtelijke Ordening
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma Ruimtelijke Ordening de
volgende doelen vastgesteld:
Doel: Kwaliteit en samenhang in ruimtelijke ontwikkeling
De regio Utrecht is één van de meest welvarende en economisch sterke regio’s van
Nederland. De kwaliteit van de leefomgeving, met hoogwaardige landschappen en een
divers aanbod aan woonmilieus en voorzieningen is daarin een belangrijke factor. Doel is om
die kwaliteiten te beschermen en verder te ontwikkelen, in een context van afnemende
overheidsbudgetten en een veranderende rolverdeling tussen overheid, private en
maatschappelijke partijen.
Wat willen we bereiken?
De kwaliteit van de leefomgeving van de Utrechtse regio is verder verbeterd en
behoort tot het beste wat Nederland te bieden heeft.
De Utrechtse regio kent, ondanks de terugval van de woningmarkt de afgelopen jaren, tot op
langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Centrale opgave is om de kwaliteit van het
buitengebied verder te versterken en tegelijkertijd te voorzien in de blijvende behoefte aan
woningen, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe dient
een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties te worden
gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor structurele veranderingen op de
kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Gemeenten wisselen kennis uit over diverse ruimtelijke problematiek zoals leegstand van
kantoren, bedrijventerreinen en de woningbouwopgave. In regionaal verband worden de
ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, kantoorontwikkeling en bedrijventerreinen
gemonitord
2. Gemeenten in de regio Utrecht werken in 2014 aan een gezamenlijke strategische
ruimtelijke agenda. Daarin worden de prioritaire opgaven voor de samenwerking in het
ruimtelijke domein bepaald. Afhankelijk van de uitkomst van dit proces kan worden
bepaald welke werkzaamheden in 2015 worden opgepakt.
3. In het gebied Utrecht-Oost / Science Park wordt een samenwerking tussen gemeenten,
provincie, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden
opgezet. Het is de verwachting dat dit proces in 2015 nog gaande is en de regio Utrecht
daarin participeert.
4. De samenwerking met de provincie Utrecht in het kader van NV Utrecht zal in 2014 en
2015 een impuls krijgen, gericht op versterking van het strategische gesprek tussen
gemeenten, regio’s en provincie over de verstedelijkingsopgaven in oostelijk deel van de
Noordvleugel van de Randstad.
Pagina 15 van 76
Programmabegroting 2015
Wat mag het kosten?
Ruimtelijke Ordening (bedragen x
€ 1.000)
Lasten
Management RO
Uitvoering RSP
Actieprogramma woningbouw
Totaal lasten
Baten
Regiobijdrage
BLS fonds
Totaal baten
Saldo voor bestemming
Onttrekking bestemmingsreserve
Actieprogramma woningbouw
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
Saldo na bestemming
257
0
0
257
567
531
531
567
531
531
624
0
624
367
567
531
531
567
0
531
0
531
0
367
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Ruimtelijke ordening worden gedekt uit de Regiobijdrage.
De verwachte uitgaven voor dit programma zijn in 2015 gelijk aan die in 2014.
Pagina 16 van 76
Programmabegroting 2015
3. Economische zaken
In de regionale agenda 2011-2014 is voor het programma Economische Zaken het
volgende doel vastgesteld:
Doel: Een economisch sterke regio. Utrecht scoort altijd hoog in de lijstjes: al jaren is Utrecht
Europe’s most competitive region. Utrecht is echter ook klein en relatief onbekend.
Wat willen we bereiken?
Behoud en doorontwikkeling van de sterke economische positie van de regio Utrecht.
Een economisch sterke regio met een goede kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van
werklocaties. Een vitale kantorenmarkt, de evenwichtige ontwikkeling van de detailhandel en
de bedrijventerreinenmarkt, gesteund door een succesvolle aanpak op het gebied van
herstructurering van bedrijventerreinen. De Utrechtse regio innoveert en versterkt zijn
concurrentiepositie op (inter-)nationaal schaalniveau.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Gemeenten voeren de kantorenstrategie uit
In 2014 zullen de regionale afspraken op het gebied van de kantorenmarkt in een
contract worden vastgelegd. In 2015 zal gestart worden met de uitvoering van die
afspraken en met de monitoring ervan.
2. Gemeenten voeren het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen uit
Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder direct te werken
aan de herstructurering van bestaande terreinen. In 2012 is een regionaal convenant
bedrijventerreinen opgesteld. Hierin zijn afspraken over herstructurering van bestaande
en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen vastgelegd. Het convenant bevat een
uitvoeringsagenda met een doorlopend karakter.
3. Gemeenten, provincies en rijk versterken samen de concurrentiekracht van de
Noordvleugel
In samenwerking met partijen in de Noordvleugel van de Randstad worden afspraken
gemaakt en uitgevoerd, waarmee de regio en het Rijk met elkaar invulling geven aan de
versterking van de Noordvleugel en daarmee van Nederland. BRU draagt bij aan
activiteiten om innovatie te stimuleren (Platform Regionale Economische Samenwerking
PRES, Noordvleugel) en de sterke punten van de regionaal economische structuur te
promoten. Het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen worden met elkaar
verbonden in de Economic Board Utrecht. De economische agenda voor de
Noordvleugel wordt uitgevoerd.
4. Gemeenten onderzoeken samenwerken m.b.t. detailhandel.
Afhankelijk van de resultaten van de discussie die in 2014 gevoerd wordt, zal er sprake
zijn van kennis- en informatie-uitwisseling en wellicht regionale afstemming van
detailhandelsbeleid.
Pagina 17 van 76
Programmabegroting 2015
Wat mag het kosten?
Economische Zaken (bedragen x € Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
1.000)
Begroting 2014
Lasten
Regionale economische ontwikkeling
0
Energie
Management en strategisch beleid
Totaal lasten
Baten
Regiobijdrage
Bijdragen van derden aan energieinkoop
Totaal baten
Saldo
48
212
260
65
311
376
65
294
359
65
294
359
343
48
311
65
294
65
294
65
391
131
376
0
359
0
359
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Economische Zaken wordt bijna volledig gedekt uit de
Regiobijdrage. Het restant wordt bijgedragen door de deelnemers aan het project
gezamenlijke inkoop energie. De uitgaven voor Regionale economische ontwikkeling maken
vanaf 2013 deel uit van Management en strategisch beleid. De totale verwachte uitgaven
voor dit programma zijn in 2014 lager dan in 2013 vanwege de korting op de Regiobijdrage.
Pagina 18 van 76
Programmabegroting 2015
4. Groen, Recreatie en Milieu
In de regionale agenda 2011-2014 is voor het programma Groen, Recreatie en Milieu het
volgende doel vastgesteld:
Doel: Behoud van het hoogwaardige woon- en leefmilieu in de Utrechtse regio
De Utrechtse regio koestert zijn hoogwaardige woon- en leefmilieu. De bestaande natuur- en
groengebieden moeten behouden blijven.
Wat willen we bereiken?
Behoud van de kwaliteit van de leefomgeving.
BRU voert geen zelfstandig sectoraal beleid op het gebied van groen, omdat er geen nieuwe
financiële middelen op regionaal niveau beschikbaar zijn gekomen. Afzonderlijke gemeenten
en provincies werken hard aan deze onderwerpen. Het “beleid” beperkt zich tot de
afwikkeling van lopende (subsidie-)projecten kennisuitwisseling m.b.t. het Groene Hart.
Daarnaast staat - ook bij BRU - het voeren van integraal beleid hoog in het vaandel, dat wil
zeggen dat bij het maken van ruimtelijke en verkeersplannen ook rekening wordt gehouden
met groen, recreatie, milieu en duurzaamheid.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Voortgangsbewaking uitvoering groenprojecten
Eind 2011 zijn beschikkingen afgegeven voor de zeven groenprojecten 2011-2015, voor
in totaal € 650.000. De voortgang van de projecten zal bewaakt worden en waar nodig
ondersteund. Hoewel de uiterste looptijd van de projecten tot en met 2015 is, zullen naar
verwachting de eerste projecten al in 2013 zijn afgerond. Door middel van een
voortgangsrapportage wordt het portefeuillehoudersoverleg jaarlijks geïnformeerd over
de voortgang.
2. Voortgangsbewaking uitvoering van Recreatie om de Stad (RodS)
In 2014 zullen de beschikkingen voor de financiële bijdrage van BRU aan RodSprojecten zijn voor de inrichting van de deelgebieden Haarzuilens (gemeente Utrecht) en
Hollandse IJssel (gemeente IJsselstein). Naar verwachting zal de realisatie van deze
projecten enige jaren gaan duren. De voortgang wordt bewaakt en zal gerapporteerd
worden aan portefeuillehoudersoverleg en dagelijks bestuur.
3. In het kader van kennisuitwisseling: deelname aan het Woerdens Beraad
Het Woerdens Beraad is het netwerk van de zes regio’s in het Groene Hart. Deze
hebben ieder een afgevaardigde in het Woerdens Beraad. Men komt gemiddeld vijf maal
per jaar bij elkaar. Er wordt o.a. een jaarlijkse conferentie voor Groene Hartgemeenten
georganiseerd. In 2014 zal er duidelijkheid ontstaan zijn over de toekomst van het
Woerdens Beraad.
Wat mag het kosten?
Pagina 19 van 76
Programmabegroting 2015
Groen, Recreatie en Milieu
(bedragen x € 1.000)
Lasten
Groen en recreatie
Management
Totaal lasten
Baten
Regiobijdrage
Overlopende passiva Voorontvangen
BLS-middelen
Totaal baten
Saldo
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
0
27
27
19
19
13
13
13
13
19
0
19
13
13
19
-8
19
0
13
0
13
0
Toelichting op de financiële gegevens
De inzet op dit programma is geminimaliseerd. De dekking van het programma Groen,
Recreatie en milieu komt uit de Regiobijdrage.
Pagina 20 van 76
Programmabegroting 2015
5.
Wonen
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma wonen de volgende doelen
vastgesteld:
Doel: Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio en eerlijke
verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen voor
woningzoekenden
In 2009 zijn er regionale afspraken gemaakt om de sociale woningbouw evenwichtiger te
spreiden. Enkele gemeenten kennen een ruime voorraad van meer dan 30%, terwijl andere
gemeenten daar sterk bij achterblijven. Veel gemeenten hebben echter moeite met de
uitvoering van de afspraken, zeker gelet op de economische omstandigheden en de
realisatie van woningbouw in veelal dure binnenstedelijke locaties.
Een gezonde woningmarkt heeft doorstroming nodig. Het voorkomt bijvoorbeeld dat
woningzoekenden ‘scheef’ gaan wonen en zorgt dat de schaarse woonruimte passend wordt
bewoond door de huishoudens waar de woonruimte voor is gebouwd. Voor de sociale
woningbouw zijn de wachttijden in de Utrechtse regio bijzonder lang. De sociale
woningvoorraad dient in beginsel te worden benut voor de huisvesting van doelgroepen die
afhankelijk zijn van het aanbod van sociale woonruimte. Voor het aanbod en de verhuring
van sociale woonruimte heeft BRU de regionale huisvestingsverordening opgesteld. Hierin
staan regels die eenduidig zijn in alle gemeenten, maar die een gemeente ook de
mogelijkheid biedt lokaal maatwerk toe te passen.
De komende jaren verandert er veel door Europese regelgeving en de nieuwe
Huisvestingswet die naar verwachting in 2014 wordt aangenomen. Veranderingen die de
uitgangspunten raken van het regionaal verdeelsysteem, zoals lokaal maatwerk en de
definitie van doelgroepen. De doelgroepen bestaan uit woningzoekenden met een laag
(midden) inkomen. Een deel komt in aanmerking voor de schaarse sociale huursector en een
deel is aangewezen op de particuliere huurmarkt en goedkope koopmarkt. Aanbod van dit
goedkope segment van de woningmarkt is onvoldoende en wordt minder doordat de
voorraad afneemt door huurverhogingen, verkoop en minder nieuwbouw. Daarnaast is er
nog sociaal huuraanbod te winnen als de uitstroming van hogere inkomens op gang komt.
Om hogere inkomens uit de sociale voorraad te laten verhuizen is wel een alternatief nodig,
bijvoorbeeld particuliere huurwoningen.
Wat willen we bereiken?
Gemeenten willen voldoende betaalbare huisvesting voor de doelgroepen in de regio
Utrecht. De actuele problematiek is het gebrek aan doorstroming in de betaalbare voorraad;
Het aantal verhuizingen is al jaren zeer laag en bij verhuizing dreigt de sociale
woningvoorraad te verdwijnen door verkoop of huurverhoging.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Gemeenten en anderen delen kennis over de regionale woningmarkt.
Met actuele informatie over de regionale woningmarkt en het organiseren van een
platform informeert BRU gemeenten en bevordert de discussie. Andere actoren schuiven
regelmatig aan.
2. Gemeenten en woningcorporaties maken afspraken over stimuleren van sociale
woningbouw.
De behoefte aan nieuwe sociale woningbouw blijft hoog. De afgelopen jaren is
woningbouwproductie ingezakt. Met name de sociale woningbouwproductie heeft een
extra duw gekregen door de financiële onzekerheden bij de woningcorporaties. Deze
onzekerheid werd vooral veroorzaakt door discussies over taken en heffingen. In 2013 is
hier door de rijksoverheid meer duidelijkheid over gekomen (verhuurders- sanerings-
Pagina 21 van 76
Programmabegroting 2015
heffing en extra huurverhogingen). De investeringsplannen van woningcorporaties
worden daarop in 2014 aangepast. Gemeenten en woningcorporaties maken daarover
afspraken. In eerste instantie vindt regionaal overleg plaats en lokaal de verdere
uitwerking.
3. Het bevoegd gezag past de huisvestingsverordening aan aan gemeentelijk beleid en aan
de nieuwe huisvestingswet.
In de regionale huisvestingsverordening staat het vergunningstelsel voor sociale
huurwoningen en de aanpassingen van de woonruimtevoorraad. Het is een belangrijk
instrument voor gemeenten bij de huisvesting van doelgroepen, de aanpak van
woonoverlast en de aanpassing van de woningvoorraad. De verordening wordt ieder jaar
aangepast aan jurisprudentie of om gemeentelijk beleid mogelijk te maken.
Het is niet duidelijk wanneer er een nieuwe Huisvestingswet van kracht wordt. Al een
aantal keren is de behandeling van deze wet in de Tweede Kamer uitgesteld. Het is
echter wel te verwachten dat een nieuwe huisvestingswet grote gevolgen heeft voor de
regionale huisvestingsverordening. Mogelijk wordt de nieuwe wet in 2014 aangenomen in
de Tweede Kamer, waarna implementatie doorloopt in 2015.
Tenslotte is het wenselijk de verordening jaarlijks te evalueren voor het beoogde beleid.
De verordening is het voornaamste instrument om sociale huurwoningen op passende
wijze (bijvoorbeeld passend naar huur en inkomen) te verdelen over de doelgroepen.
Overigens is momenteel niet zeker wie in 2015 het bevoegd gezag is vanwege de
landelijke discussie over mogelijke opheffing van de Wgr-plus.
4. Afstemming regionaal woonruimteverdeelsysteem.
Het toewijzingssysteem voor sociale woonruimte is vastgelegd in de regionale
huisvestingsverordening, de uitvoering vindt plaats door de Stichting
Woonruimteverdeling Regio Utrecht (SWRU). Woningcorporaties in zestien gemeenten
nemen hieraan deel. Gemeenten hebben een mandaat verleend aan de SWRU voor
deze uitvoering. SWRU stemt de uitvoering af met BRU en de zeven niet-BRU
gemeenten. Resultaten en voortgang worden geagendeerd in de bestuurscyclus van
BRU.
Welke risico’s zijn er?
Risico
Huisvestingsverordening: een half jaar nadat
de nieuwe wet van kracht wordt, moet er een
nieuwe regionale huisvestingsverordening zijn
vastgesteld. Als dat niet binnen de gestelde
termijn gebeurt, vervalt de oude
huisvestingsverordening en kunnen
gemeenten geen vergunningen meer afgeven.
Dat is een maatschappelijk en financieel
probleem van onbekende omvang.
Beheersmaatregel
Er op toe zien dat er tijdig een verordening
wordt vastgesteld.
Pagina 22 van 76
Programmabegroting 2015
Wat mag het kosten?
Wonen
(bedragen x € 1.000)
Lasten
Regionale volkshuisvesting
Besluit Woninggebonden Subsidies
(BWS)
Wonen met Welzijn en Zorg
Management en strategisch beleid
Totaal lasten
Baten
BWS-middelen
Regiobijdrage
Totaal baten
Saldo voor bestemming
Toevoeging Wonen met welzijn en
zorg
BWS Vrijgevallen middelen
Rentebaten BLS 2005-2010
Rentebaten BWS budget
Saldo na bestemming
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
2
7.400
9
228
9
228
9
228
-67
159
7.494
215
452
174
411
174
411
93
216
309
-143
38
175
213
-198
38
175
213
-198
143
0
198
0
198
0
213
240
453
-7.041
-67
5.356
1.747
84
79
Toelichting op de financiële gegevens
De dekking voor het programma Wonen komt deels (€ 175.000) uit de regiobijdrage. De
verwachte uitgaven voor dit programma zijn in 2015 gelijk aan 2014.
De overige dekking komt grotendeels uit de bestemmingsreserve rentebaten BWS.
Pagina 23 van 76
Programmabegroting 2015
6.
Wegen & Verkeer (geen OV)
Met ingang van deze programmabegroting is het vroegere programma Wegen en verkeer
gesplitst in een programma Wegen en verkeer (geen OV) en een deel Infrastructurele
maatregelen OV. Het eerste wordt in dit hoofdstuk besproken, het tweede is in hoofdstuk 7
opgenomen. Voor niet-OV maatregelen is 10% van de jaarlijkse BDU beschikbaar, voor
infrastructurele maatregelen OV is 25% van de jaarlijkse BDU beschikbaar.
Eén van de algemene doelen genoemd in de Regionale Agenda 2011 – 2014 is: ‘Kennis
delen zodat het netwerk sterker wordt’. Verkeer en vervoer houdt niet op bij de
gemeentegrens, er bestaat een grote regionale samenhang op dit vlak. Om dit te borgen is
gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling noodzakelijk, bijvoorbeeld op het gebied van
verkeersmanagement. Eén van de concrete resultaten die daarbij aansluit is dat BRU een
grotere rol op zich heeft genomen binnen het VERDER-samenwerkingsverband op het
gebied van regionaal verkeersmanagement (RVM). Het gaat dan vooral om inbreng die RVM
een meer integraal karakter moet geven; niet alleen voor het autoverkeer maar voor alle
vormen van vervoer.
Wat willen we bereiken?
1. Het verbeteren van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio en de regionale
Kerngebieden.
2. Het vergroten van het fietsgebruik als onderdeel van de totale mobiliteit. Een groei
van het fietsgebruik in de regio, resulterend in een verdubbeling in 2030 ten opzichte
van de situatie in 2011.
3. Regionaal verkeersmanagement (RVM): Met het programma RVM wordt er naar
gestreefd het bestaande wegennet zo optimaal mogelijk te benutten voor alle
modaliteiten, door de toepassing van ICT maatregelen Daarnaast willen we de
leefbaarheid in de BRU-gemeenten blijven garanderen. De Sturingsvisie MiddenNederland in het kader van Verkeersmanagement is daarvoor het uitgangspunt.
4. Volgend op het besluit van de minister met betrekking tot de VoorkeursVariant van de
A27 / Ring Utrecht worden de belangen van BRU en de BRU gemeenten in de fase
van de totstandkoming van het Ontwerp Trace Besluit (OTB) door BRU behartigd.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. BRU stelt jaarlijks het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV)
vast. In het RUVV wordt vastgelegd welke regionale projecten, die geen onderdeel
uitmaken van bestuurlijke afspraken of andere programma's, in aanmerking komen voor
een bijdrage uit de begrotingsprogramma’s Wegen en Verkeer (geen OV) en
Infrastructurele maatregelen OV.
Prioriteit ligt in het programma Wegen en Verkeer (geen OV) bij maatregelen die
bijdragen aan de doelstellingen uit de Fietsvisie, die het AB in december 2013 heeft
vastgesteld. Het uitvoeringsprogramma Fiets, zoals zal worden vastgesteld in 2014,
vormt de basis voor de op te nemen en uit te voeren maatregelen. Concreet gaat het
hierbij onder andere om de volgende maatregelen: realisatie van ontbrekende schakels in
het regionale fietsnetwerk en maatregelen die de ketenmobiliteit bevorderen, zoals
stallingen. BRU initieert de projecten en volgt de geprogrammeerde projecten actief en
stimuleert spoedige realisatie.
2. Gemeenten ondersteunen in het ontwikkelen van fietsmaatregelen door hen te
informeren over kansen en mogelijkheden;
Pagina 24 van 76
Programmabegroting 2015
3. Marketing van fietsmaatregelen op logische momenten en specifieke doelgroepen
opstarten.
4. In 2009 is het maatregelenpakket VERDER vastgesteld voor de periode 2010-2020. In
2014 is, vanwege uit te voeren bezuinigingsmaatregelen, samen met de andere in
VERDER deelnemende bestuurlijke partners een herprioriteringsvoorstel van het
programma opgesteld. Afhankelijk van de bestuurlijke besluitvorming treedt hierdoor in
meer of mindere mate vertraging op in de uitvoering van VERDER-projecten. Die
achterstand moet in 2015 worden omgebogen. De aandacht van BRU is met name
gericht op de versnelde aanpak van de prioritaire projecten (waaronder het verhogen van
het fietsgebruik door realisatie van fietsinfrastructuur en ketenvoorzieningen zoals
fietsenstallingen bij OV haltes) van Bestuur Regio Utrecht;
5. De eerste projecten in Beter Benutten vervolg worden opgestart;
6. Het RVM-programma levert uiterlijk in 2014 alle maatregelen en systemen op. In 2015 ligt
de nadruk daarmee op het gebruik van de beschikbare ICT middelen voor
informatievoorzieningen en sturingsmiddelen langs de wegen en de achterliggende
informatie- en meetsystemen. Deze middelen worden via de regionale verkeerscentrale
RegioDesk ingezet.
Voor BRU is van belang dat in 2014 de regionale sturingsvisie Midden Nederland, die de
basis biedt voor het verkeersmanagement, geactualiseerd wordt, waarmee de belangen
van het openbaar vervoer en de fiets geborgd worden.
7. BRU blijft op tactisch en strategisch niveau intensief betrokken bij het RVM-programma
om de BRU doelen gerealiseerd te krijgen en de belangen van de BRU-gemeenten een
stem te geven.
8. In de OTB-fase van de verbreding van de A27 / Ring Utrecht worden de BRU belangen
behartigd. BRU is op bestuurlijk niveau vertegenwoordigd in de bestuurlijke stuurgroep
die ingesteld is voor de OTB-fase.
In de OTB-fase wordt de VoorkeursVariant van de Ring Utrecht in detail uitgewerkt,
waarmee ook inzichtelijk gemaakt wordt, welke effecten optreden.
Welke risico’s zijn er?
Risico
Gevolgen
werkzaamheden op
rijkswegen
Oorzaak/ gevolg
Oorzaak
Rijkswaterstaat gaat in de
komende jaren de A27
verbreden. Dit betekent naar
verwachting hinder voor het
wegverkeer, waardoor er
meer verkeer gebruik gaat
maken van het stedelijk
wegennet.
Beheersmaatregel
-
Vroegtijdig in beeld brengen van
wegwerkzaamheden en gevolgen
voor doorstroming OV.
-
Overleg met wegbeheerder om tot
maatregelen te komen die
knelpunten in doorstroming oplossen.
Gevolg
Zonder aanvullende
maatregelen zal dit hinder
voor de doorstroming van
het openbaar vervoer
opleveren. Dit zal zich vooral
op de Waterlinieweg
voordoen.
Pagina 25 van 76
Programmabegroting 2015
Oorzaak
Toenemende druk op het
wegennet bij vertraging van
grote infrastructuurprojecten
zoals de Ring Utrecht.
Gevolgen vertraging
van infrastructuurprojecten
Onvoldoende
(helderheid over)
beschikbaarheid
voor middelen voor
de uitvoering van
de Fietsvisie
Gevolg
Zonder aanvullende
maatregelen zal dit
negatieve consequenties
hebben voor de uitvoering
van de dienstregeling.
Oorzaak
Bij het opstellen van de
fietsvisie is er van uitgegaan
dat in de periode 2014-2030
op lokaal, landelijk en
europees niveau middelen
beschikbaar komen. Bij het
opstellen van de fietsvisie
was er geen zekerheid over
de hoeveelheid middelen
waar BRU van uit kan gaan.
-
Vroegtijdig in beeld brengen van
wegwerkzaamheden en gevolgen
voor doorstroming OV.
-
Overleg met wegbeheerder om tot
maatregelen te komen die
knelpunten in doorstroming oplossen.
Benadrukken van de noodzaak tot
cofinanciering. Tevens flexibiliteit in de
uitvoering, doordat deze afhankelijk is van de
beschikbaarheid van cofinanciering.
Zorgen voor heldere besluitvorming
Gevolg
De uitvoerbaarheid van de
fietsvisie komt onder druk.
Wat mag het kosten?
Wegen & Verkeer (bedragen x €
1.000)
Lasten
Bereikbaarheidsoffensief Randstad
(BOR) - BRU
Bereikbaarheidsoffensief Randstad
(BOR) Gem.Utrechte en Prov.
Utrecht
Lokaal maatwerk &
Gedragsbeïnvloeding
Projecten infrastructuur
OV projecten
Beheer verkeersmodel regio Utrecht
VERDER-projecten
Management en strategisch beleid
Storting Overlopende passiva BDU
Vrijval BDU (afrekening
beschikkingen)
Totaal lasten
Baten
BDU regulier
Overige verrekeningen
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
BOR-middelen
Bijdragen derden verkeersmodel
Totaal baten
Saldo
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
19.181
6.169
6.159
6.158
2.162
1.992
1.992
1.992
32.932
2.913
125
8.682
1.062
0
17.790
25.790
9.344
88
4.500
1.121
8.985
0
5.050
849
0
0
2.075
390
0
72.360
40.645
39.840
19.959
33.746
312
52
31.894
125
72.360
0
34.388
291
33.637
44
13.788
12
5.966
6.159
6.159
40.645
0
39.840
0
19.959
0
12.713
-7.410
Pagina 26 van 76
Programmabegroting 2015
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Wegen en Verkeer (geen OV) wordt gedekt uit de BDU en uit
het BOR fonds. Daarnaast ontvangen we een rijksbijdrage via de Provincie Utrecht voor
Beter Benutten.
De uitgaven met uitzondering van de activiteiten die uit de BOR-middelen worden voldaan,
zijn in het meerjarenoverzicht RUVV (zie bijlage B) opgenomen. Omdat de fasering van de
projecten niet parallel loopt aan de ontvangsten van de BDU, worden de overschotten en
tekorten op de uitgaven geëgaliseerd via de overlopende passiva BDU.
De projecten die uit het BOR fonds worden betaald, variëren eveneens jaarlijks.
Pagina 27 van 76
Programmabegroting 2015
7.
Infrastructurele maatregelen OV
Met ingang van deze programmabegroting is het vroegere programma Wegen en verkeer
gesplitst in een programma Wegen en verkeer (geen OV) en een deel Infrastructurele
maatregelen OV. Het eerste wordt in dit hoofdstuk besproken, het tweede is in hoofdstuk 7
opgenomen. Voor niet-OV maatregelen is 10% van de jaarlijkse BDU beschikbaar, voor
infrastructurele maatregelen OV is 25% van de jaarlijkse BDU beschikbaar.
Wat willen we bereiken?
1. Het verbeteren van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio en de regionale
Kerngebieden.
2. Het verbeteren van de doorstroming van het openbaar (bus)vervoer om het gebruik
van de bus te vergroten.
3. Het verbeteren van overstap/ketenvoorzieningen om het gebruik van de het openbaar
vervoer te vergroten
Wat gaan we daarvoor doen?
1. BRU stelt jaarlijks het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV)
vast. In het RUVV wordt vastgelegd welke regionale projecten, die geen onderdeel
uitmaken van bestuurlijke afspraken of andere programma's, in aanmerking komen
voor een bijdrage uit de begrotingsprogramma’s Wegen en Verkeer en
Infrastructurele maatregelen OV.
Prioriteit ligt in het programma Infrastructurele maatregelen OV bij maatregelen die
opgenomen zijn/aansluiten bij de OV-streefbeelden. Het uitvoeringsprogramma OV
infrastructuur, zoals vastgesteld in 2014, vormt de basis voor de op te nemen en uit
te voeren maatregelen. Concreet gaat het hierbij onder andere om de volgende
maatregelen: doorstromingsmaatregelen voor het openbaar vervoer, maatregelen die
bijdragen aan knooppuntontwikkeling en maatregelen die de ketenmobiliteit
bevorderen.
2. In 2009 is het maatregelenpakket VERDER vastgesteld voor de periode 2010-2020
(zie voor een toelichting op de bezuinigingsronde het programma Wegen & verkeer).
De aandacht van BRU is met name gericht op de versnelde aanpak van de prioritaire
projecten (waaronder bijdrage aan de Uithoflijn en versnelling van het openbaar
vervoer door realisatie van vrijliggende infrastructuur).;
3. Het laatste project in het kader van Beter Benutten wordt afgerond. De eerste
projecten in Beter Benutten vervolg worden opgestart.
4. In 2012 heeft in overleg met het rijk een herijking van het Actieprogramma Regionaal
Openbaar Vervoer(AROV) plaats gevonden. In 2014 zijn de projecten in uitvoering.
5. Uitvoering van het programma Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) nadert
voltooiing. De laatste projecten worden gerealiseerd; deze BOR-projecten dienen
actief te worden gevolgd wat betreft tijdige uitvoering.
Pagina 28 van 76
Programmabegroting 2015
Welke risico’s zijn er?
Risico
Vertraging in
(cruciale)
infrastructuur
projecten bij
gemeenten.
Oorzaak/ gevolg
Beheersmaatregel
Oorzaak
In het kader van de
verbetering van het
openbaar vervoer is voorzien
in een veelvoud van
infrastructurele maatregelen
die moeten leiden tot een
snellere doorstroming van
het openbaar vervoer.
Hierdoor nemen de rijtijden
af en wordt het OV
aantrekkelijker voor
reizigers. De realisering van
deze maatregelen ligt bij de
wegbeheerders, veelal de
gemeenten.
Gemeenten hebben weinig
direct belang bij een tijdige
realisering. Hierdoor bestaat
er een kans dat deze
verbeteringen later worden
gerealiseerd dan verwacht.
-
Subsidie-eisen aanpassen, risicoverdeling
met gemeenten aanpassen naar 50%
-
Meedenken met gemeenten over
verbeteren projectbeheersing.
-
Voortgang gesubsidieerde projecten
monitoren op afhankelijkheden met OVexploitatie.
-
Verder versterken communicatiestructuur
richting gemeenten.
-
Convenanten over exploitatie OV en
beschikbare infrastructuur opstellen en
implementeren.
Gevolg
Als infrastructurele
maatregelen uitlopen, dan
leidt dit tot hogere kosten
voor BRU door langere
rijtijden en lagere
opbrengsten exploitatie.
Wat mag het kosten?
Infrastructurele maatregelen OV
(bedragen x € 1.000)
Lasten
Projecten infrastructuur
VERDER-projecten
Management en strategisch beleid
Vrijval BDU (afrekening
beschikkingen)
Totaal lasten
Baten
BDU regulier
BDU specifiek
Beter Benutten
Onttrekking Overlopende passiva
BDU
Overige verrekeningen
Bijdragen derden verkeersmodel
Totaal baten
Saldo
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
0
0
0
0
6.484
0
0
0
6.524
0
0
0
19.803
4.500
491
0
0
6.484
6.524
24.794
0
0
0
0
6.484
6.524
24.763
0
0
0
0
0
0
31
6.484
0
6.524
0
24.794
0
Pagina 29 van 76
Programmabegroting 2015
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Infrastructurele maatregelen OV worden gedekt uit de BDU.
De uitgaven zijn in het meerjarenoverzicht RUVV (zie bijlage B) opgenomen.
Omdat de fasering van de projecten niet parallel loopt aan de ontvangsten van de BDU,
worden de overschotten en tekorten op de uitgaven geëgaliseerd via de overlopende passiva
BDU.
Pagina 30 van 76
Programmabegroting 2015
8.
OV Concessie
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Concessie de volgende
doelen vastgesteld:
1. Kwaliteit behouden
2. Groei stimuleren
3. Reizigers faciliteren in het regionaal openbaar vervoer aanbod
Toelichting
De OV- visie “Snel, betrouwbaar en effectief” vormt het beleidskader voor het OV- aanbod.
Het OV-aanbod per tram en bus wordt vooral gericht op de wensen van de reiziger, die kan
kiezen voor openbaar vervoer en op relaties waar openbaar vervoer een duidelijke
toegevoegde waarde heeft. Deze toegevoegde waarde heeft vooral betrekking op de
bereikbaarheidsfunctie van het openbaar vervoer.
Het bus- en tramvervoer in de stadsregio wordt sinds december 2013, na een succesvolle
aanbesteding, uitgevoerd door Qbuzz onder de merknaam U-OV. Met de aanbesteding is
gezocht naar een vervoerder die als partner samen met BRU tactische en operationele
invulling geeft aan de OV- visie, met beide benen in de regio staat, met belanghebbenden
overlegt en afstemt, sterk gericht is op groei van het aantal reizigers en tevredenheid van
reizigers vanzelfsprekend vindt.
Met de partner Qbuzz wordt in 2015 invulling gegeven aan de dienstverlening zodat de
doelen worden behaald. Echter, de gewenste reizigersgroei is door de economische crisis en
grootschalige werkzaamheden in het stationsgebied niet meer zo vanzelfsprekend. Om
maximale groei te bewerkstelligen, zal voortdurend het reizigersgedrag geanalyseerd
moeten worden zodat het vervoeraanbod past bij de vervoersvraag. Het in 2014
vastgestelde OV- Streefbeeld 2020 is een duidelijk kader voor de ontwikkeling van het
openbaar vervoer lijnennet en de bijbehorende infrastructuur voor de middellange termijn.
Wat willen we bereiken?
Bus en Tram
Voor het behalen van reizigersgroei en een hoge klantwaardering zetten BRU en Qbuzz in
op ‘betere beloften doen’ aan de klant en deze ‘beloften beter nakomen’
De waarde die het openbaar vervoer heeft voor de keuzereizigers is volgens Qbuzz
opgebouwd uit ervaring en verwachte kwaliteit, deze moet dan ook uitstekend zijn om
reizigers te verleiden het openbaar vervoer te gebruiken.
Langs deze wegen realiseert Qbuzz naar eigen zeggen tot 2023 een stijging van het gebruik
van het openbaar vervoer met 25% en de waardering van het openbaar vervoer (minimaal
een 7,6 in de landelijke OV-klantenbarometer), bij een 10% hogere kostendekkingsgraad.
Deze doelstellingen komen overeen met de doelstellingen die BRU in de OV-visie heeft
vastgesteld.
Een concretisering van de beoogde reizigerswaardering en reizigersgroei voor 2015 wordt
uitgewerkt in het uitvoeringsplan 2015.
Regiotaxi Utrecht
Pagina 31 van 76
Programmabegroting 2015
De belangrijkste functie van Regiotaxi Utrecht is het vervoeren van mensen met een Wmoindicatie (Wmo = Wet maatschappelijke ondersteuning). De gemeenten verstrekken deze
indicaties. BRU voert de inkoop en het beheer van Regiotaxi Utrecht uit, in nauw overleg met
de negen gemeenten. Regiotaxi Utrecht heeft een beperkte functie aanvullend op het
reguliere openbaar vervoer. Jaarlijks worden met Regiotaxi Utrecht 500.000 ritten gereden
waarvan 30.000 door OV reizigers.
Doelgroepenvervoer
Op verzoek van de gemeenten voert BRU in 2014 een onderzoek uit naar de mogelijkheden
van het efficiënt uitvoeren van de verschillende soorten vervoer binnen het sociaal domein
(doelgroepenvervoer) van de gemeenten. De opzet is om te komen tot een Servicepunt
Doelgroepenvervoer Regio Utrecht waar gemeenten de inkoop en het beheer van het
vervoer kunnen onderbrengen.
De eerste stap in het realiseren van het Servicepunt Doelgroepenvervoer is een regionale
aanbesteding van het leerlingenvervoer.
Wat gaan we daarvoor doen?
Bus en Tram
BRU heeft als concessieverlener een tweetal relaties met Qbuzz, namelijk een contractuele
en een ontwikkelrelatie.
BRU controleert of Qbuzz zich houdt aan de contractuele bepalingen en het uitvoeringsplan
2015. Hiertoe worden de volgende activiteiten ondernomen:
• Maandelijks worden de managementrapportages die Qbuzz moet leveren aan BRU
tussen Qbuzz en BRU besproken en waar nodig zal bijsturing plaatsvinden.
• Mystery guest onderzoeken en klanttevredenheidsonderzoeken worden uitgevoerd
door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Ieder kwartaal worden de uitkomsten met
Qbuzz besproken en waar nodig zal bijsturing plaatsvinden.
• Voortdurend toezicht houden op de uitvoering van de dienstregeling (vervoerplan
2015) en de activiteiten zoals door Qbuzz opgenomen in het uitvoeringsplan
(waaronder reisinformatie, marketing, sociale veiligheid, tarieven en
vervoerproducten)
Naast de contractuele relatie, heeft BRU ook een ontwikkelrelatie met Qbuzz. Hiertoe
worden de volgende activiteiten ondernomen:
• In samenwerking met Qbuzz waar nodig de dienstuitvoering in het lopende jaar
aanpassen aan de actuele ontwikkelingen.
• In samenwerking met Qbuzz op basis van beschikbare informatie het uitvoeringsplan
2016 opstellen. Dit plan bevat een analyse van de ontwikkelingen en resultaten (van
activiteiten) van het jaar 2015 en de activiteiten van Qbuzz in het jaar 2016. Het
uitvoeringsplan omvat ten minste een voorstel voor normering van de
’KernPrestatieIndicatoren (KPI’s) en de activiteiten op het gebied van
marktbewerking, reisinformatie, vervoerbewijzen en tarieven, materieel (waaronder
emissies), duurzaamheid en leefbaarheid, sociale veiligheid en een plan bijzondere
omstandigheden (waaronder calamiteiten, uitval tram, sneeuwval).
• De uitgangspunten voor het openbaar vervoer 2016 opstellen en meegeven aan
Qbuzz. Qbuzz stelt vervolgens het vervoerplan 2016 op.
• De uitvoeringsagenda openbaar vervoer uitvoeren. Deze uitvoeringsagenda beschrijft
wat er, om het OV- Streefbeeld 2020 te kunnen realiseren, ook in 2015 moet
gebeuren.
• Bewaken en bevorderen van de doorstroming van het openbaar vervoer. Daartoe
verstrekt BRU subsidies aan wegbeheerders vanuit het programma Infrastructurele
Pagina 32 van 76
Programmabegroting 2015
•
•
maatregelen OV
Ondersteuning geven aan visievorming voor de lange termijn.
Ontwikkelen en uitwerking geven aan maatwerkvervoer.
Tevens participeert BRU in diverse projecten, zoals:
• Project Uithoflijn.
• Ontwikkelen en beheren van dynamische reisinformatiesystemen (DRIS) door
deelname in GOVI. Doel van GOVI is het stimuleren van de werking van DRIS en de
doorontwikkeling van het systeem (nieuwe functionaliteiten), onder andere naar een
Nationale Database OV (NDOV).
• Het project OV- Terminal (stationsgebied Utrecht): BRU behartigt het belang van het
regionaal OV en bewaakt de kwaliteit van het regionaal OV binnen dit project.
Regiotaxi Utrecht
• Het beheren van de contracten van Regiotaxi Utrecht (contracten vervoer en contract
regiecentrale).
• Het voeren van overleg met de negen gemeenten over de uitvoering en kosten van
Regiotaxi Utrecht.
• Op basis van managementinformatie monitoren van de prestaties van de vervoerders
en regiecentrale van Regiotaxi Utrecht.
Bundeling doelgroepenvervoer
• Op basis van wensen en besluiten van de afzonderlijke gemeenten ondersteunen in
de verdere uitwerking van bundeling van doelgroepenvervoer.
Tot slot voert BRU overleg met, onder meer, collega OV- autoriteiten (zoals de provincie
Utrecht), inliggende gemeenten, wegbeheerders, vervoerders van aangrenzende
concessiegebieden en de koepelorganisatie SKVV (Samenwerkende Kaderwetgebieden
Verkeer & Vervoer) om onder andere de bereikbaarheid van de stadsregio op peil te houden,
kennis te delen en af te stemmen.
Pagina 33 van 76
Welke risico’s zijn er?
Risico
Oorzaak/ gevolg
Beheersmaatregel
Programmabegroting 2015
Reizigers- en
opbrengstengroei
ontwikkelen zich
minder dan waar
BRU mee rekent
Leidscheveertunnel
is vanaf 1
september 2014 tot
1 januari 2016
afgesloten voor
openbaar vervoer.
Oorzaak
Basisvariant groei 2,25% in de jaren 2014-2020 en 1,25%
in overige jaren.
Deze groei is gebaseerd op verbeteringen in de kwaliteit
van het openbaar vervoer, voornamelijk door gereed
komen van de Uithoflijn en daarnaast door infrastructurele
maatregelen, verbeteringen in de informatievoorziening en
betrouwbaarheid etc.
Gevolg
Er bestaat een risico dat deze opbrengstengroei
achterblijft, door maatschappelijke of economische
oorzaken en dat reizigersaantallen achterblijven door
hinder van infrastructurele belemmeringen (zie risico B, C
en D).
Indien de groei van de opbrengsten achterblijft, dan heeft
dit pas met het betalen van de eindafrekening van de
vervoerder gevolgen voor BRU. De eindafrekening vindt 2
jaar later plaats, na het jaar waarin het vervoer is gereden.
Oorzaak
De Leidscheveertunnel vormt voor het busverkeer de
voornaamste verbinding tussen de oost en de westzijde
van de OV Terminal (OVT). De Leidscheveertunnel wordt
vanaf 1 september 2014 tot 1 januari 2016 afgesloten.
Tegelijkertijd dient de busterminal Oost te worden
verplaatst naar de westzijde in verband met de aanleg van
de Uithoflijn.
Gevolg
Dit betekent dat een groot deel van de bussen moeten
omrijden om busterminal west te bereiken. Dit leidt tot een
forse toename van het aantal DienstRegelingUren (DRU’s)
en daarmee de kosten. Bovendien bestaat het risico dat
reizigers afhaken door de langere reistijden.
Gebrek aan
optimalisatie/afstem
ming tussen beheer
en onderhoud
gemeentelijke
infrastructuur en de
OV exploitatie.
Oorzaak
Voor een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer is
de beschikbaarheid van goede infrastructuur van groot
belang. Er bestaat een risico dat wegbeheerders (meestal
gemeenten) bij de planning van het beheer en onderhoud
van hun weginfrastructuur geen of onvoldoende rekening
houden met het belang van een vlotte afwikkeling en
doorstroming van het openbaar vervoer.
-
Tariefbeleid aanpassen
-
Vervoersaanbod wijzigen
-
Instrument Marketingsubsidie
intensiveren
-
Monitoring concessiebeheer en
prognose reizigersopbrengsten
verbeteren
-
Projectorganisatie (Task Force)
opzetten om gevolgen te managen.
Positie BRU in OVT verder
versterken.
-
Per 2015 een oost- west verbinding
realiseren.
-
Vervoersaanbod wijzigen om
kosten te beheersen en aanbod
aan te passen aan vraag.
-
Afstemming tussen verschillende
programma’s en projecten en
subsidies daarop afstemmen.
-
Afspraken maken met gemeenten
over vergoeding extra kosten
exploitatie openbaar vervoer door
gebrek aan afstemming tussen
projecten.
Gevolg
Al geboekte rijtijdwinsten uit investeringen worden
daardoor niet gerealiseerd en rijtijden worden langer omdat
het openbaar vervoer hinder heeft van de werkzaamheden.
Pagina 35 van 76
Programmabegroting 2015
Pagina 36 van 76
Programmabegroting 2015
Risico
Oorzaak/ gevolg
Beheersmaatregel
Pagina 37 van 76
Programmabegroting 2015
Vertraging in
(cruciale)
infrastructuur
projecten bij
gemeenten.
Oorzaak
In het kader van de verbetering van het openbaar vervoer
is voorzien in een veelvoud van infrastructurele
maatregelen die moeten leiden tot een snellere
doorstroming van het openbaar vervoer. Hierdoor nemen
de rijtijden af en wordt het OV aantrekkelijker voor
reizigers. De realisering van deze maatregelen ligt bij de
wegbeheerders, veelal de gemeenten.
Gemeenten hebben weinig direct belang bij een tijdige
realisering. Hierdoor bestaat er een kans dat deze
verbeteringen later worden gerealiseerd dan verwacht.
Gevolg
Als infrastructurele maatregelen uitlopen, dan leidt dit tot
hogere kosten voor BRU door langere rijtijden en lagere
opbrengsten exploitatie.
Toepassen
rijtijdenprotocol
Oorzaak
In 2015 moet Qbuzz, op basis van rijtijd monitoring, het
rijtijdenprotocol toepassen. In dit protocol is vastgelegd hoe
de rijtijden per rit worden bepaald op een dusdanige wijze
dat er voor de reiziger een betrouwbare dienstregeling
wordt geboden.
Gevolg
Er kan meer of minder rijtijd nodig zijn om hetzelfde aantal
ritten aan openbaar vervoer te realiseren. De indruk
bestaat dat per saldo meer rijtijd nodig is en de huidige
rijtijden te krap zijn, vanwege de vele werkzaamheden en
afstellingen van verkeerslichten. Dit geldt ook voor de
Sneltram.
Bovenop de in de
begroting
opgenomen
afwijking gaan de
inkomsten en
uitgaven nog verder
uit elkaar lopen
door indexeringsverschillen.
Oorzaak
De financiering van het openbaar vervoer, de
mobiliteitsprojecten en Regiotaxi Utrecht vindt plaats vanuit
de Brede Doeluitkering (BDU). De BDU is vanuit het rijk
geïndexeerd. Daarnaast is er met de vervoerbedrijven een
index afgesproken voor de vergoeding van de kosten van
de vervoerder. Deze index ligt circa 1% (historische
ervaring 2006-2012) hoger dan de index van de BDU. In de
meerjarenraming is met 1% afwijking rekening gehouden.
-
Subsidie-eisen aanpassen,
risicoverdeling met gemeenten
aanpassen naar 50%
-
Meedenken met gemeenten over
verbeteren projectbeheersing.
-
Voortgang gesubsidieerde
projecten monitoren op
afhankelijkheden met OVexploitatie.
-
Verder versterken
communicatiestructuur richting
gemeenten.
-
Convenanten over exploitatie OV
en beschikbare infrastructuur
opstellen en implementeren.
-
Kritisch monitoren wanneer
protocol wordt toegepast.
-
Het vergroten van het belang en
probleembesef bij stakeholders
van een goede OV doorstroming
door het opzetten van een
monitoringstool om structureel de
doorstromingsprestaties inzichtelijk
te maken, in het bijzonder de
knelpunten.
-
Het aanpakken van
doorstromingsknelpunten
-
Gezamenlijke actie met andere
overheden richting I&M om
indexeringsafspraken aan te
passen.
Gevolg
Hierdoor kunnen de uitgaven in een jaar meer toenemen
dan de inkomsten vanuit de BDU en dat heeft dan een
structureel effect. Dat effect kan zowel bij het opstellen van
de beschikken optreden, maar ook kan de LBI (index voor
exploitatiekosten) achteraf anders uitpakken door
onvoorziene ontwikkelingen in kosten (bv.
brandstofkosten).
Pagina 38 van 76
Wat mag het kosten?
OV Concessie (bedragen x € 1.000) Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
Lasten
Concessiebeheer bus/tram
63.451
27.946
37.118
37.353
Regiotaxi
8.242
9.359
9.406
9.666
Aanbesteding
180
0
45
0
Monitoring
39
195
195
195
Vervoersontwikkeling korte termijn
46
158
150
150
Deelname landelijke overleggen
34
34
63
63
OV Terminal
0
Management OV concessie
1.260
997
972
1.059
Storting Overlopende passiva BDU
10.891
6.107
10.817
Vrijval BDU (afrekening
-2.698
0
0
0
beschikkingen)
Totaal lasten
70.554
49.580
54.056
59.303
Baten
BDU regulier
45.804
44.877
44.049
48.826
BDU specifiek: terugbetaling lening
-1.190
OV chip
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
1.161
Onttrekking Overlopende passiva
BDU
Concessiebeheer ontvangsten
21.815
273
5.577
5.577
Bijdrage van gemeenten aan
2.964
4.430
4.430
4.900
uitvoering Regiotaxi
Totaal baten
70.554
49.580
54.056
59.303
Saldo
0
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Openbaar Vervoer Concessie worden grotendeels gedekt uit
de BDU. Sinds 1 januari 2013 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor alle kosten van
Regiotaxi Utrecht. BRU verstrekt aan de gemeenten vanuit de BDU middelen van het
programma Openbaar Vervoer een maximumbedrag. Dit bedrag wordt afgebouwd tot
maximaal € 4,2 mln per jaar in 2017.
Overschotten en tekorten op de uitgaven worden geëgaliseerd via de overlopende passiva
BDU, onderdeel OV concessie.
Programmabegroting 2015
9. Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Het programma Netwerkontwikkeling mobiliteit kent 3 doelen:
Doel: belangenbehartiging bij aanpassingen van het hoofdwegennet
Diverse BRU-gemeenten worden beïnvloed door de planstudie Ring en de overige
snelwegprojecten in de regio die de bereikbaarheid verbeteren. Naast de bereikbaarheid zijn
leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit echter van groot belang. BRU behartigt bij de planstudie
Ring de belangen van de BRU-gemeenten en zorgt ervoor dat deze belangen in de
besluitvorming worden meegewogen.
Doel: Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en
mobiliteit
Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en
mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Daarbij staat een integrale benadering van alle
vervoersmiddelen voorop. De regio zet in op een schaalsprong in het openbaar vervoer en
stimulering van het fietsgebruik, zodat betere alternatieven voor autogebruik worden
geboden.
Doel: Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt
Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Gemeenschappelijk beleid en
kennisuitwisseling is gewenst, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement.
Deze doelen worden uitgewerkt middels 3 ontwikkelthema’s, te weten: (i) OV, (ii) fiets en (iii)
knooppunten.
Ontwikkelthema OV
Leidend voor het thema OV is de OV-visie die BRU voor het regionaal OV heeft vastgesteld.
In het OV-Streefbeeld 2020 is deze visie vertaald naar een gedetailleerde weergave van de
netwerkontwikkeling van het OV-systeem tot en met 2020. Dit OV-Streefbeeld 2020 heeft het
Algemeen Bestuur op 5 februari 2014 vastgesteld.
Voor de periode na 2020 is Inmiddels het MIRT onderzoek openbaar vervoer regio Utrecht
(1e fase) vastgesteld in het BO MIRT van november 2013. Hierin hebben Rijk en regionale
overheden de probleemanalyse voor het OV-systeem na 2020 uitgewerkt. Kern van die
probleemanalyse is het knelpunt tussen Utrecht Centraal (OVT) en De Uithof. In 2014 starten
Rijk en regionale overheden een MIRT-verkenning om oplossingen voor dit knelpunt in kaart
te brengen. Op korte termijn gaat dat om ‘Beter Benutten’ maatregelen en het ontwikkelen en
versterken van nevenknopen als Vaartsche Rijn en Bilthoven. Op lange termijn gaat het ook
om investeringen in infrastructuur.
Vooruitlopend op de MIRT-verkenning zijn BRU en de gemeente Utrecht aan de slag met de
regionale verkenning NOBRUZ. Doel van deze regionale studie is om in beeld te brengen
welke oplossingen er na 2020 zijn om de OV-bereikbaarheidsproblematiek op de corridor
Nieuwegein-OVT-Binnenstad-Rijnsweerd-Uithof-Zeist aan te pakken. Tegelijkertijd is het de
ambitie om in dit gebied de leefbaarheid te verbeteren en de ruimtelijk economische
ontwikkelingen te versterken. In de algemene bestuursvergadering van 5 februari 2014 zijn
de resultaten van de eerste fase van deze NOBRUZ-studie behandeld.
De regio gaat in 2014, samen met de partners van OV-bureau Randstad en het ministerie
van I&M, verder met het opstellen van de Lange Termijn Spooragenda. Meer specifiek zullen
partijen de eerste helft van 2014 werken aan een operationeel spoorconcept voor de periode
2015-2025 in samenwerking met de spoorpartijen NS en Prorail. Tevens zijn regionale
Pagina 40 van 76
Programmabegroting 2015
overheden en het ministerie bezig om een Noordvleugel-spoortafel op poten te zetten waarin
de zogenaamde Ontwikkelagenda Spoor/ROV Noordvleugel in 2014 bestuurlijk moet worden
vastgesteld. In deze agenda staat omschreven welke ruimtelijke, infrastructurele en
vervoerkundige stappen gezet moeten worden per spoorcorridor. Met de Ontwikkelagenda
en de spoortafel moeten overheden beter in staat zijn spoorpartijen als NS en Prorail aan te
sturen, zoals ook omschreven staat in het ‘Samenwerkingsmodel Spoor’ van OV-bureau
Randstad. Als input voor dit traject werken de Utrechte overheden begin 2014 een Lange
Termijn Spoorvisie voor de Utrechtse regio uit die de spoorambities voor Utrecht scherp in
beeld brengt.
Ontwikkelthema fiets
In het AB van 11 december 2013 is de fietsvisie vastgesteld. De regio Utrecht is koploper in
fietsgebruik in Nederland, en daarmee in de wereld. In de eind 2013 vastgestelde Fietsvisie
heeft BRU als doelstelling een verdubbeling van het fietsgebruik in het woon-werkverkeer in
2030 ten opzichte van 2011 opgenomen.
De uitwerking van deze Fietsvisie is in het programma Wegen en verkeer als activiteit
opgenomen.
Ontwikkelthema knooppunten
Onder knooppuntontwikkeling wordt verstaan:
- het bundelen van verstedelijking rondom knooppunten van openbaar vervoer;
- vice versa: het optimaliseren van de OV- bediening en multimodale ontsluiting van
ruimtelijke concentraties;
- het verbeteren van kwaliteit van de publieke ruimte rondom knooppunten van
openbaar vervoer.
In de notitie ‘Knooppuntenontwikkeling in de regio Utrecht’ ligt de nadruk op de eerste
invalshoek binnen het thema knooppuntontwikkeling. Op hoofdlijnen wordt ook ingegaan op
de tweede invalshoek, voor uitspraken over de kwaliteit van de publieke ruimte is
vervolgonderzoek nodig.
Knooppuntontwikkeling is geen doel op zich. Het biedt een integrale benadering voor
ruimtelijke en vervoerkundige ontwikkelingen:
- ruimtelijk: knooppuntontwikkeling draagt bij aan het faciliteren van goed bereikbare en
hoogwaardige woon- en werkmilieus met (i) toekomstwaarde en (ii) behoud van
waardevolle landschappen (ii);
- vervoerkundig: knooppuntontwikkeling draagt bij aan (iii) een toename van het
gebruik van (H)OV en (iv) fiets ten behoeve van (v) een duurzame mobiliteitsstructuur
en (vi) een efficiënte inzet van overheidsmiddelen.
Wat willen we bereiken?
Voorgaande jaren zijn beleidskaders rond de vervoerthema’s vastgesteld. Voor 2015 is het
doel om daar waar blijkt dat beleid ontbreekt, alsnog beleidskaders op en vast te stellen om
daarna tot uitvoering of implementatie te komen.
Kostenneutraal faciliteren van groei van regionaal openbaar vervoersaanbod
De kosten per eenheid (o.a. brandstof, hogere milieueisen, hogere index op OV dan we via
BDU vergoed krijgen) binnen OV hebben een stijgende tendens. Om deze ontwikkelingen
het hoofd te bieden zet BRU in op reizigers- en opbrengstengroei zonder dat dit leidt tot een
stijging van de totale kosten. Daarvoor ontwikkelt BRU een kosteneffectief OV-systeem
gericht op de grote vervoersstromen. Dat gebeurt door het optimaliseren van het lijnennet
door het rechttrekken en bundelen van lijnen, verhogen van de snelheid en het verbeteren
van de doorstroming. Op deze manier kan het OV tegen een totaal gelijkblijvend
kostenniveau geëxploiteerd worden en wordt de reizigersgroei gefaciliteerd.
Het meest direct zichtbaar is dat bij de vervanging van buslijn 12 door de Uithoflijn: deze
heeft een grotere capaciteit en kan dus meer reizigers vervoeren bij een goedkopere
exploitatie.
Pagina 41 van 76
Programmabegroting 2015
Er zal verder onderzoek gedaan worden naar het uitbouwen van een tramnetwerk voor de
toekomstige regionale ontwikkeling. De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities
met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting,
neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger
openbaar vervoerssysteem zoals een tramlijn met een grotere capaciteit dan het huidige
bussysteem is dan noodzakelijk en fungeert ook als aanjager van economische ontwikkeling
en het aantrekken van investeringen.
Belangenbehartiging bij snelwegverbredingen
Zowel ambtelijk als bestuurlijk wordt periodiek met de betrokken gemeenten overlegd over
aandachtspunten bij de diverse snelwegprojecten. Doel van deze overleggen is het borgen
van een zorgvuldige inpassing van infrastructurele uitbreidingen.
Afhankelijk van de thematiek en de fase valt de belangenbehartiging onder dit programma of
het programma Wegen en verkeer. Bij het programma Wegen en verkeer is de
belangenbehartiging in de OTB-fase van de snelwegverbreding A27 opgenomen.
Wat gaan we daarvoor doen?
1. Binnen de concessie uitwerken van de plek van de sociale functie van het OV.
2. Besluit voorbereiden tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe
stations en infrastructurele aanpassingen. Inspraak voeren via Spoortafel Noordvleugel.
3. Ook wordt op de huidige SUNIJ-lijn en de Uithoflijn gewerkt aan realisatie in de periode
2019-2023 van één doorgaande tramlijn. Uitvoeren van besluit tot vervoerkundige
doorkoppeling.
4. In de studies worden alternatieven en aanvullende gewenste maatregelen onderzocht
voor een zo goed mogelijke inpassing van de snelwegverbredingen. BRU verkent op
welke wijze het openbaar vervoer kan helpen om op lange termijn de snelwegen te
ontlasten. Bij de onderhandelingen over snelwegverbredingen zit BRU aan tafel namens
de BRU-gemeenten.
5. Deelname aan landelijke activiteiten, zoals overleg met het ministerie van I&M en het
OV-bureau Randstad.
6. Inbrengen van openbaar vervoer belangen in infrastructurele en/of ruimtelijke
programma’s.
Welke risico’s zijn er?
Risico
Bij Randstadspoor en de Spoortafel
Noordvleugel onvoldoende tegenwicht kunnen
bieden aan NS om regionale belangen te
kunnen behartigen.
Beheersmaatregel
Tijdig bestuurlijk opschalen en
afstemmen met andere overheden
Bestuurlijk expliciteren van de
regionale belangen.
De vervoerkundige doorkoppeling SUNIJ –
UHL kan vertraagd worden doordat deze
gerealiseerd wordt in een druk gebied met
veel reizigers, veel bouw activiteiten en grote
financiële belangen.
Tijdig bestuurlijk opschalen en
vroegtijdig anticiperen op mogelijke
scenario’s.
Afspraken met banken over kredieten zou
voor vertraging van de vervoerkundige
doorkoppeling SUNIJ – UHL kunnen zorgen.
Tijdig externe financiering regelen.
Belangenbehartiging snelwegaanpassingen:
Ambtelijk tijdig en goed informeren
Pagina 42 van 76
Programmabegroting 2015
BRU-gemeenten hebben verschillende
belangen waardoor BRU geen gezamenlijk
gedragen standpunt uit kan dragen.
en als het echt niet anders kan
behartigen gemeenten hun belangen
individueel.
Regionaal standpunt bestuurlijk vast
laten stellen.
Wat mag het kosten?
Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2014
Lasten
Spoorse lobby
58
98
98
42
OV-visie
0
0
300
300
Management en strategisch beleid
817
593
1.127
1.145
Beleidsondersteunende instrumenten
0
0
215
215
Totaal lasten
Baten
BDU regulier
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
Overige vergoedingen
Spoorse lobby
Totaal baten
Saldo
875
691
1.740
1.702
547
207
88
33
875
0
635
1.585
1.603
56
155
99
691
0
1.740
0
1.702
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit wordt bijna volledig gedekt uit
de BDU.
Pagina 43 van 76
Programmabegroting 2015
10. OV Regiotram
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Regiotram de doelen
vastgesteld.
Wat willen we bereiken?
Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is,
als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen:
de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook
beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen. Dit eigendom wordt aangelegd,
beheerd en onderhouden door het bedrijfsonderdeel Regiotram (www.regiotramutrecht.nl)
dat via contracten marktpartijen aanstuurt die de uitvoering verzorgen.
Regiotram streeft naar een betrouwbaar (assetmanagement) en veilig (safetymanagement)
tramsysteem en wil daarin toonaangevend zijn in Nederland (www.hetbestetramsysteem.nl).
Daarom wordt de organisatie van Regiotram in 2014 en 2015 verder omgevormd naar een
kwalitatief hoogwaardig en kostenefficiënt tram/infrabedrijf.
Wat gaan we daarvoor doen?
In het kader van bovenstaande werkt BRU in 2015 specifiek aan de volgende zaken:
1. Het faciliteren van de railgebonden OV exploitatie. Deze jaarlijks terugkerende activiteit
bestaat uit het beheer van infrastructuur, materieel, haltes en remise en het op basis
daarvan aansturen van de marktpartijen.
2. Vanuit voornoemde beheerverantwoordelijkheid worden sinds 2011 zowel de
infrastructuur als het wagenpark grondig herzien. 2015 staat in het teken van de
vervanging van de onderstations (energievoorziening).
3. Fase 3 van het Levensduurverlengend Onderhoud (LVO) van de technische systemen
van het trammaterieel wordt medio 2015 afgerond.
4. Op basis van zowel de instandhoudingsopgave als de uitbreiding met de Uithoflijn moet
de remise vernieuwd en uitgebreid worden. 2014 staat in het teken van de aanbesteding
voor de realisatie van het herontwerp van de remise. Contractering en start van de
realisatie vindt naar verwachting eind 2014 plaats, zodat realisatie vanaf 2015 plaats zal
vinden.
5. De ombouw van de SUNIJ-lijn tot een lagevloersysteem betekent dat haltes van de
SUNIJ-lijn geschikt moet worden gemaakt en dat het bestaande materieel van de SUNIJlijn vervangen moet worden conform de specificaties van het materieel van de UHL. In
2014/2015 wordt een bestuurlijk uitvoeringsbesluit voor de vervoerkundige doorkoppeling
van de Uithof- en SUNIJ-lijn opgesteld.
6. BRU heeft met een externe partij een resultaatverplichting afgesloten om eind 2014 haar
assetmanagementproces te certificeren (PAS-55). Hiertoe is begin 2012 een nulmeting
verricht op basis waarvan de relevante werkprocessen worden verbeterd. 2015 staat in
het teken van de verdere operationalisering van PAS-55.
Welke risico’s zijn er?
Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen. Het is van
belang dat het systeem betrouw en veilig is. Om de betrouwbaarheid (, beschikbaarheid) en
de veiligheid van het systeem voert Regiotram Utrecht periodiek beheer en onderhoud uit.
Dit geschiedt op tweeërlei wijze, namelijk enerzijds via klein en groot onderhoud gepland in
het meerjaren onderhoudsplan. En anderzijds via de geplande vervangingsinvesteringen in
het meerjaren investeringsplan. Teneinde deze werkzaamheden uit te voeren sluit
contracten af met diverse partijen (leveranciers, aannemers en wegbeheerders).
Pagina 44 van 76
Programmabegroting 2015
Aan de uitvoer van deze werkzaamheden zitten te allen tijde risico’s verbonden. Deze
risico’s zijn onder andere:
Risico’s
Aanbestedingsrisico’s (en juridische risico’s),
omdat niet aan de dan geldende wet- en
regelgeving wordt voldaan
Indexeringsrisico’s bij meerjarige looptijd van
de gemaakte afspraken (ofwel contracten),
omdat de indexering van de
financieringsbron niet overeenstemming zijn
met de indexeringen in de gemaakte
afspraken (ofwel contracten)
Beheersmaatregelen
- Zorgen voor Procesbeschrijvingen en
bekendheid daarvan.
- Inkoop- en aanbestedingsbeleid
afstemmen op de geldende wet- en
regelgeving.
- Interne controle (systeem- en
gegevensgerichte) op de uitgevoerde
aanbestedingen periodiek uitvoeren.
-
Zorgen voor vaststelling van
uitgangspunten, bekendheid daarvan
en de handhaving.
Interne controle op de afgesloten
afspraken (ofwel contracten)
periodiek uitvoeren.
Planningsrisico’s vanwege de
afhankelijkheid van de gemeenten,
leveranciers en/of de afstemming met
andere projecten in hetzelfde gebied
-
De uitvoering zijnde
projectplanningen, het
meerjarenonderhouds- en
investeringsplan periodiek
actualiseren en (intern en extern)
afgestemmen met de partners
(gemeenten, leveranciers en/of
andere projecten in hetzelfde gebied)
Exploitatierisico’s, omdat de infrastructuur
niet beschikbaar is en/of de materialen niet
tijdig geleverd kunnen worden voor de
uitvoering van het project
-
De planning (inclusief
beschikbaarheid infrastructuur en
materialen) van het project periodiek
afstemmen met de partners
Dekkingsrisico’s, omdat een project eerder in
de tijd uitgevoerd wordt dan deze gepland is
-
Budgetaanvragen
(investeringskredieten en
exploitatiebudgetten) tijdig agenderen
in het algemeen bestuur
Tijdig (externe) dekking aantrekken
om de projecten te financieren
Liquiditeitsprognose actueel houden
Scopewijzigingen waardoor de financiële
buffers vroegtijdig worden benut
-
Scopewijzigingen (inclusief financiële
consequenties) laten accorderen
door de opdrachtgever.
Noodzakelijk budgetten voor de
uitvoering van de scopewijziging tijdig
laten vaststellen.
Pagina 45 van 76
Programmabegroting 2015
Technische risico’s, omdat het materiaal,
(bestaande/nieuwe) infrastructuur en de
omgeving technisch niet goed elkaar
aansluiten
-
Integraal periodiek overleg en
afstemming tussen de
(project)partners
Veiligheidsrisico’s gedurende de uitvoering
van het project
-
Toezien op de naleving van de
veiligheidseisen opgenomen in IPvE
Periodieke interne controle op de
naleving van deze veiligheidseisen.
-
Kwaliteitsrisico’s omdat de geleverde
kwaliteit niet voldoet IPvE
-
Toezien op de naleving van de
kwaliteitseisen zoals deze
geformuleerd zijn in het IPvE
Periodieke interne controle op de
naleving van de kwaliteitseisen
middels (tussentijdse) inspecties.
Ook de (nieuwe/vervangings)investeringen en het groot onderhoud zitten risico’s verbonden.
In het kader van de risicobeheersing is er 2014 een plan van aanpak risicomanagement
vastgesteld. De aanpak bestaat uit de volgende stappen:
1. voor elk project stelt Regiotram per fase een risicomatrix samen;
2. alle risico’s worden toegedeeld aan een houder ter beheersing;
3. bij ieder van de risico’s is bepaald of en hoe het risico gemitigeerd wordt. De
ingezette beheersmaatregelen worden op effectiviteit gemonitord door de
risicomanager;
4. bij ieder van de risico’s is bepaald wat het financieel effect van ieder risico is bij
optreden ervan. Ook is aan het risico een kans van optreden gehangen. Door het
effect met de kans te vermenigvuldigen ontstaat voor ieder risico een zogenaamd
gewogen risico Door alle gewogen risico’s te sommeren ontstaat het totaal gewogen
risico. Vergelijking van het gewogen risico met de binnen de kostenraming
beschikbare risicobudget (Project Onvoorzien) geeft een goede indicatie van de
financiële haalbaarheid van het project;
5. deze risicomatrix wordt vervolgens periodiek besproken en geactualiseerd (door
middel van interviews met de individuele projectmanager) in het kader van
beheersing.
Pagina 46 van 76
Programmabegroting 2015
Wat mag het kosten?
OV Regiotram Utrecht (bedragen x Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
€ 1.000)
Begroting 2014
Lasten
OV terminal
35
124
124
Beheer & onderhoud tram
36.052
16.237
19.743
19.243
Overdracht
Safetymanagement
360
318
318
Ontwikkeling netwerk en systemen
1.170
1.249
1.075
Directie/staf/systeembeheer
5.233
1.146
2.948
4.617
Uithoflijn
Storting Overlopende Passiva BDU
Vrijval BDU (afrekening
beschikkingen)
Totaal lasten
41.285
18.948
24.382
25.377
Baten
BDU regulier
12.947
18.948
18.886
19.572
BDU specifiek
4.995
Verhuur remiseterrein
21.483
Overige verrekeningen
5.496
5.805
Mutatie saldo BDU eerdere jaren
1.860
Totaal baten
41.285
18.948
24.382
25.377
Saldo
0
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten voor het programma OV Regiotram wordt volledig gedekt uit de BDU.
Naast de jaarlijkse budgetten heeft OV Regiotram nog een bedrag van € 16,4 miljoen uit de
specifieke BDU middelen beschikbaar voor beheer en onderhoud van de traminfrastructuur.
Pagina 47 van 76
Programmabegroting 2015
11. Uithoflijn
Op 18 april 2012 heeft het algemeen bestuur het definitieve Uitvoeringsbesluit voor de
realisatie van de Uithoflijn genomen. Tegelijkertijd is ingestemd met de inhoud van het
Financieel Plan en de Bestuursovereenkomst.
Op 20 juni 2012 is de Bestuursovereenkomst Uithoflijn tussen BRU en Gemeente Utrecht
getekend.
Doel van het project Uithoflijn is de aanleg van een vanaf 2018 goed functionerend openbaar
vervoersysteem van Utrecht Centraal tot P+R De Uithof, dat goed is ingepast in de
omgeving.
Na het Uitvoeringsbesluit van het AB is begonnen met de uitwerking van het Voorlopig
Ontwerp Plus tot een geïntegreerd Definitief Ontwerp, dat is afgerond. De realisatie zal
worden uitgevoerd binnen 4 deelprojecten: Onderbouw en Omgeving (door de gemeente),
Trammaterieel, Bovenbouw, Voorbereiding Exploitatie en Voorbereiding Beheer (door
Regiotram).
Wat willen we bereiken?
Het projectresultaat bestaat uit diverse onderdelen die integraal ervoor gaan zorgen dat er
niet alleen een werkend tramsysteem wordt opgeleverd, maar dat bovendien op den duur de
exploitatiedoelstellingen kunnen worden waargemaakt. De volgende deelresultaten kunnen
worden onderscheiden:
• Tracé tussen Utrecht Centraal en De Uithof met negen haltes;
• Goed werkend tramsysteem dat voldoet aan de eisen voor het tramsysteem Regio
Utrecht, zoals opgenomen in het Integraal Programma van Eisen;
• Inpassing in de stad: gemeente Utrecht en BRU stellen gezamenlijk een
verkeersregelstrategie op waarin vastgelegd wordt hoe de prioritering van de Uithoflijn bij
de kruisingen geregeld wordt;
• Inpassing in het regionaal tramsysteem: De Uithoflijn moet passen in de toekomstige
uitbreiding van het tramnetwerk, zoals is aangegeven in de OV-visie voor het regionaal
tramnetwerk en in de studies naar en besluiten over de inpassing van het tramnetwerk in
het Stationsgebied;
• Met voldoende capaciteit: 16 ritten per uur per richting en reizigersaantallen die groeien
naar ruim 46.000 per werkdag in 2020 (het vergelijkbaar aantal reizigers dat momenteel
met buslijn 12 naar de Uithoflijn reist, bedraagt circa 25.000);
• Op een zo kort mogelijke verantwoorde termijn: start exploitatie 2018;
• Binnen de tijd en het budget: zoals is vastgelegd in de projectbegroting, zowel ten
aanzien van de aanleg van de infrastructuur, de aanschaf van materieel als ten aanzien
van de structurele kosten en baten van exploitatie en beheer;
• Veiligheidstoets: levering van veiligheidsbewijs ten behoeve van goedkeuring
infrastructuur en toelating materieel op de baan;
• Exploitatievoorbereiding: nadat het test- en proefbedrijf succesvol is verlopen vindt
overdracht plaats aan het Trambedrijf, waarna de concessiehouder de dienstregeling kan
gaan rijden;
• Overgedragen en in beheer genomen: het overdrachtsdossier is opgesteld met zowel de
financieel/ administratieve als ook de technische documentatie van het tramsysteem.
Nadat alle afnametesten en protocollen zijn afgerond met Regiotram, wordt het project
formeel overgedragen.
Wat gaan we daarvoor doen?
De fasering van het project Uithoflijn is als volgt:
Pagina 48 van 76
Programmabegroting 2015
1. Verkenningsfase (projectbesluit):
• tracéstudies HOV om de Zuid naar vertrambare busbaan, MKBA;
2. Planstudiefase (uitvoeringsbesluit):
• definitie en PvE, RO-inpassing, bestemmingsplan, VO+ en investeringsraming;
• DO, contracteringsplan, bestek en directieraming;
3. Realisatiefase
• aanbesteding en gunning, contract en bouwmanagement;
• opleveringen, test- en proefbedrijf, overdrachtsdossier assetregister, financiële
afsluiting.
Momenteel bevindt het project zich zowel in de aanbestedingsfase als de realisatiefase. Voor
de bovenbouw – bovenleiding, spoor, beveiligingsysteem e.d. – is het DO opgesteld, terwijl
de onderbaan in uitvoering is. Als deze gereed is, wordt de bovenbouw daarop aangelegd.
Direct nadat het DO was vastgesteld, door het algemeen bestuur van 19 juni 2013, is de
aanbesteding gestart van de bovenbouw. Besluitvorming voor gunning daarvan staat voor
oktober 2014 op de planning.
De onderbouw voor de Uithoflijn is gedeeltelijk reeds in uitvoering. Het tracédeel A dat door
Prorail wordt aangelegd, parallel aan het nieuwe spoor naar Lunetten, wordt in de zomer
2014 opgeleverd. Het tracédeel B dat grofweg loopt vanaf het treinspoor tot aan De Uithof,
wordt in 3 fasen aangelegd vanaf najaar 2012 tot midden 2014. De onderbaan van de
overige tracédelen (D – O – S – U – T) wordt aangelegd gelijk met de bovenbouw. Deze
tracédelen zijn op dit moment busbaan en vragen om een minder intensieve aanpassing om
het tramsysteem op aan te leggen.
In de zomer is 2013 wordt begonnen met de prekwalificatie in het kader van de aanbesteding
van het trammaterieel. De kredietaanvraag en de goedkeuring start aanbesteding voor de
aanschaf van de trams is behandel in het AB van 19 juni 2013. Deze investering is
opgenomen in de (meerjaren) investeringsplanning. Direct de goedkeuring door het
algemeen bestuur is de aanbesteding gestart. Besluitvorming voor gunning daarvan staat
voor oktober 2014 op de planning.
De aannemer van de bovenbouw heeft van 2014 tot en met 2016 om het tramsysteem aan
te leggen.
Pagina 49 van 76
Programmabegroting 2015
Begin 2017 moet de infrastructuur gereed zijn voor het test- en proefbedrijf. De eerste
tramstellen zijn dan ook opgeleverd. Er is een half jaar voor het testbedrijf en een half jaar
voor het proefbedrijf ingeruimd. Daatoe worden in 2015 de voorbereidingen getroffen.
Welke risico’s zijn er?
Project Uithoflijn
Voor het project Uithoflijn gelden enkele specifieke risico’s. Die komen voort uit de duur, de
omvang en de complexiteit van het project en de dubbele bestuurlijke aansturing vanuit
gemeente Utrecht en BRU.
In de bestuursovereenkomst zijn de risico’s op hoofdlijnen verdeeld over gemeente Utrecht
en BRU:
• Gemeente Utrecht draagt de risico’s voor de aanleg van de onderbaan en de
omgeving (de omgeving omvat tevens de aankoop en sloop van het Cranenborch
pand en de inpassing in de OV terminal van Utrecht Centraal).
• BRU draagt de risico’s voor de aanleg van de bovenbouw (alles tussen en met rails
en bovenleiding), het materieel, het toekomstige beheer en onderhoud en de
toekomstige exploitatie van de lijn.
• Voor projectrisico’s is een buffer van € 8 mln. in de begroting opgenomen. Bij
overschrijding hiervan komt 76% ten laste van BRU en 24% ten laste van gemeente
Utrecht.
Er is vanuit verschillend perspectief gekeken naar de risico’s van het project Uithoflijn. Er is
in eerste instantie gekeken naar de risico’s in het project zelf, de aanleg van de Uithoflijn.
Daarnaast is er een nulmeting gedaan waarin de risico’s breder zijn geïnventariseerd. De
stand van zaken van deze nulmeting wordt periodiek geactualiseerd.
Een groot deel van deze risico’s wordt veroorzaakt door risico’s in de financiering
(rentekosten), die door afspraken met financierders over kasritmes, omlaag gebracht kunnen
worden.
Binnen de projectorganisatie Uithoflijn (POUHL) is het plan van aanpak risicomanagement
vastgesteld. Aan de hand hiervan wordt ter beheersing van de projectrisico’s 4 maal per jaar
het risicoregister geactualiseerd door middel van interviews met de individuele
projectmanagers. Alle risico’s zijn toegedeeld aan een houder c.q. MT-lid ter beheersing. Bij
ieder van de risico’s is bepaald of en hoe het risico gemitigeerd wordt. De ingezette
beheersmaatregelen worden op effectiviteit gemonitord door de risicomanager.
De projectorganisatie voert deze werkwijze uit voor zowel het deelproject realisatie
Traminfrastructuur als ook voor het traject van de verwerving van het Trammaterieel.
De projectorganisatie Uithoflijn heeft een verificatiesessie bij iedere kwartaalsgewijze update
van het risicodossier. De gewogen risico’s voor materieel en traminfra bevinden zich qua
omvang binnen de in de raming daarvoor beschikbare risicobedragen (project onvoorzien).
Pagina 50 van 76
Programmabegroting 2015
Wat mag het kosten?
Uithoflijn (bedragen x € 1.000)
Lasten
Investering Uithoflijn
Totaal lasten
Baten
Dekking investering Uithoflijn
Balans-onderhanden werk
Totaal baten
Saldo
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
99.931
0
64.800
56.741
99.931
0
64.800
56.741
122.818
-22.887
0
64.800
56.741
99.931
0
0
0
64.800
0
56.741
0
In april 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met het Uitvoeringsbesluit voor de
aanleg van de Uithoflijn. Onderdeel van dit besluit was een financieel plan.
Het financieel plan is concreet vertaald naar de jaarschijven van de programmabegroting,
waarbij in de uitvoering budgetafwijkingen binnen één jaar worden overgeheveld naar de
volgende jaarschijf4.
4
De jaarschijfmethodiek mag de uitvoering van de jaargrensoverschrijdende activiteiten niet hinderen!
Pagina 51 van 76
Programmabegroting 2015
Paragrafen
Pagina 52 van 76
Programmabegroting 2015
Paragraaf Financiering
Jaarlijks neemt BRU een treasuryparagraaf (paragraaf financiering) op in zowel de
Programmabegroting, de Bestuursrapportage als in het Programmaverslag. In de begroting
worden de specifieke beleidsvoornemens opgenomen zoals vermeld in onderstaand
treasuryplan. In de rapportages (Bestuursrapportage en Programmaverslag) vindt
verantwoording van uitvoering van het beleid plaats.
Wat gaat hiervoor in 2015 gebeuren?
Schatkistbankieren
Sinds 16 december 2013 is BRU verplicht overtollige middelen in de schatkist te stallen.
BRU mag 0,75% van de jaarbegroting aanhouden als buffer buiten de schatkist, ofwel circa €
1,5 miljoen, Deze buffer wordt berekend als het gemiddelde saldo dat in een kwartaal buiten
de schatkist is aangehouden. Een ander gevolg van het schatkistbankieren is de
intradaglimiet. Dit houdt in dat BRU dagelijks maximaal € 10 miljoen uit de schatkist kan
onttrekken. Voor grotere onttrekkingen moet vooraf contact met het ministerie van Financiën
opgenomen worden. Over de middelen die aangehouden worden in de schatkist ontvangt
BRU een rentevergoeding gelijk aan de daggeldrente (EONIA). Dit rendement is aanzienlijk
lager dan de rendementen die de markt bood.
BRU heeft de mogelijkheid om middelen buiten de schatkist aan te houden. Het is het
mogelijk om aan andere overheden middelen uit te lenen. Deze leningen worden
geregistreerd bij het CBS en partijen mogen niet inlenen om uit te lenen. Daarnaast bestaat
de mogelijkheid om binnen de schatkist deposito’s af te sluiten met een looptijd tussen de 1
week en 30 jaar. Een actuele liquiditeitsprognose is een voorwaarde om middelen uit te
lenen of deposito’s af te sluiten.
Doelstelling treasuryfunctie
De doelstellingen van de treasuryfunctie zoals vastgesteld in het statuut zijn onder andere
het optimaliseren van het rendement binnen de gestelde kaders. Naast de uitoefening van
het treasurymanagement en de uitvoering van het beleid conform het statuut en wetgeving
zijn voor het jaar 2015 onder andere de volgende ontwikkelingen verwacht:
Project Uithoflijn
Het project wordt gefinancierd vanuit drie partijen het Rijk, gemeente Utrecht en BRU. Met
name de kasritmes van de bijdrage van het Rijk en van VERDER lijken voorlopig nog niet
aan te sluiten bij de liquiditeitvraag van het project.
Overige projecten
Ook de grote investeringen in GVI, aanschaf materieel en aanleg nieuwe tramremise
brengen een financieringsbehoefte met zich mee. In 2014 en 2015 zal de
financieringsbehoefte verder worden uitgewerkt in concrete afspraken met de banken.
Beleggingen
In de Treasury Advies Groep wordt circa vier keer per jaar onder andere een beleggingsvisie
voorgelegd van waaruit een beleggingsplan wordt geadviseerd. In 2015 zal, rekening
houdend met het schatkistbankieren, met name de focus gericht zijn op de
financieringsvraagstukken van de Uithoflijn en andere investeringsprojecten van BRU. De
rapportages van de Treasury Advies Groep worden meegenomen in de reguliere planning &
control cyclus van BRU.
Pagina 53 van 76
Programmabegroting 2015
Huisbankierschap
In verband met de invoering van het schatkistbankieren zullen er wijzigingen plaats gaan
vinden in het contract dat BRU heeft met de huidige huisbankier ABN AMRO. De
contractduur van het huisbankierschap is vanwege de onzekere toekomst van BRU tot 31
december 2014 verlengd.
Kasgeldlimiet
Naar verwachting zal er geen sprake zijn van vlottende schulden waardoor BRU
rekeninghoudende met de vlottende middelen (kortlopende deposito’s en rekening
couranttegoeden) naar verwachting ruimschoots binnen de voorgeschreven kasgeldlimiet zal
blijven.
Renterisiconorm
De renterisiconorm is bedoeld om er voor te waken dat geen overmatige renterisico’s op
vaste schuldposities worden gelopen. BRU heeft op dit moment geen vaste schuldposities
en geen geldleningen aangetrokken en behoeft derhalve de renterisiconorm niet in acht te
nemen. Mogelijk kan de financiering van projecten hier verandering in brengen.
Wat mag het kosten?
Paragraaf Financiering (bedragen Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
x € 1.000)
Begroting 2014
Lasten
Totaal lasten
1.689
0
0
0
Baten
Rentebaten
3.818
400
825
0
Totaal baten
3.818
825
0
400
Resultaat voor bestemming
2.129
825
0
400
Toevoeging aan bestemmingsreserve
-2.129
825
0
400
rente BDU
Resultaat na bestemming
0
0
0
0
De Treasury exploitatie lasten zijn ondergebracht bij Financiën, onder de paragraaf
Bedrijfsvoering. De rentebaten lopen via de paragraaf Financiering. Het vrij besteedbare deel
hiervan wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve rente BDU. Met de invoering van het
schatkistbankieren in 2014 zijn de rentebaten sterk verminderd.
Pagina 54 van 76
Programmabegroting 2015
Paragraaf Bedrijfsvoering
Met de term bedrijfsvoering wordt de sturing en beheersing van alle primaire en
ondersteunende processen in de organisatie bedoeld. Van dit begrip zijn talrijke definities in
omloop. De kern ervan is dat het de aansturing van de organisatie betreft, zoals die
onderscheiden kan worden van de feitelijk uitvoering (het daadwerkelijk maken van
producten en het verlenen van diensten) en van het bepalen van beleid (keuzes maken over
wat wel en wat niet te doen).
Financiën en Control
In 2014 stelt het AB op basis van het overdrachtsdocument prioriteiten. De (eventuele)
financiële gevolgen daarvan worden verwerkt in de begroting en andere plannings- en
controldocumenten (zie de beschrijving in de inleiding van deze programmabegroting).
P&O
In het kader van de Wgr-plus-discussie worden de opleidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden van de medewerkers verruimd om het risico van de WW-kosten
te beperken (BRU is eigen risicodrager, zie risico’s op volgende pagina). Bij het vaststellen
van het Programmaverslag 2013 ligt een voorstel voor om daartoe een bedrag uit de
reserves in een afzonderlijke bestemmingsreserve op te nemen.
De verbeterslag op het gebied van Human Resource Management wordt voortgezet om een
overdracht aan een eventuele rechtsopvolger zo compleet als mogelijk te kunnen uitvoeren.
Communicatie
De inzet van communicatie is afhankelijk van de uitkomst van de Wgr-plus-discussie en de
prioriteiten die het AB kiest voor deze bestuursperiode. In ieder geval zal de communicatie
worden verzorgd rond belangrijke visies, projecten en uitvoeringsprogramma’s.
Automatisering
Sinds 2014 wordt de hardware inclusief het beheer en onderhoud afgenomen als dienst bij
de gemeente Utrecht. Ook de ondersteuning van de software vindt extern plaats. Dit zal in
2015 worden voortgezet.
Huisvesting
2015 zal met name in het teken staan van beheren en onderhouden van de in gebruik zijnde
huisvestingslocaties. Er wordt geen verandering in situatie verwacht.
Welke risico’s zijn er?
Eigen risico dragen voor de WW
BRU valt als Wgr-plusregio onder dezelfde regels als de gemeenten. Dat wil zeggen dat
BRU ‘verplicht eigen risicodrager’ is voor de Werkloosheidswet (WW). Als ‘verplicht
eigenrisicodrager’ voor de WW draagt BRU als werkgever het risico voor de werkloosheid
van haar werknemers. BRU draagt gedurende het jaar geen WW-premie af, maar zij is
verantwoordelijk voor het betalen van de WW-uitkering verhoogd met de werkgeverslasten
wanneer een werknemer werkloos wordt. Hierdoor komen de lasten volledig ten laste van
haar exploitatiebegroting. Om die reden is het van belang het financiële risico te
kwantificeren. Dit risico treedt niet alleen op bij de tijdelijke aanstellingen, maar ook bij de
vaste aanstellingen. O
Pagina 55 van 76
Programmabegroting 2015
Wettelijk verantwoordelijk voor de re-integratie van werkloze ex-werknemers
Werkgevers in de sector Overheid en Onderwijs zijn zelf verantwoordelijk voor de reintegratie van werkloze ex-werknemers. UWV ondersteunt BRU hier niet bij, tenzij de exwerknemer naast een WW-uitkering ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft.
Om de risico’s van hoge kosten voor WW en re-integratie te verkleinen worden de
opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden van medewerkers verruimd.
Frictiekosten personeel opheffing Wgr-plus
In het regeerakkoord is de opheffing van de Wgr-plusregio’s aangekondigd. Het moment
waarop dit moet plaatsvinden is nog niet bekend. De opheffing betekent een ingrijpende
reorganisatie van taken. Het heeft personele consequenties waarvan de omvang van de
frictiekosten niet exact berekend kunnen worden. Dit heeft te vooral te maken met het effect
van uitstroom van medewerkers.
De hoogte van de frictiekosten hangen af van de wijze waarop de organisatie van BRU
overgaat.
Wat mag het kosten?
Bedrijfsvoering
(bedragen x € 1.000)
Totaal lasten
Totaal baten
Saldo voor bestemming
Onttrekking bestemmingsreserve
Personele verplichting (frictie)
Saldo na bestemming
Rekening 2013 Begroting 2014 Geactualiseerde Begroting 2015
Begroting 2014
3.811
3.316
2.793
2.889
3.642
3.201
2.678
2.774
-169
-115
-115
-115
169
115
115
115
0
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens
De kosten van de paragraaf Bedrijfsvoering worden grotendeels gerekend tot de
overheadkosten. Deze worden toegerekend aan de programma’s, voornamelijk op basis van
het aantal gebruikte werkplekken of de formatie van de afdeling.
Pagina 56 van 76
Programmabegroting 2015
Paragraaf Weerstandsvermogen
Algemeen
Deze paragraaf omvat het weerstandsvermogen als inschatting van risico’s die daarmee
moeten worden afgedekt. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de
weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen. Risico’s die
door een voorziening of begrotingspost worden afgedekt, hebben geen invloed op het
weerstandsvermogen. Hieruit volgt dat het weerstandsvermogen bestaat uit alle middelen en
mogelijkheden om niet-begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit dient de
continuïteit van de organisatie te borgen.
Ontwikkeling risicomanagement
Binnen BRU wordt invulling gegeven aan risicomanagement die erop gericht is om op een
systematische wijze inzicht te verschaffen in de aard, omvang, frequentie en gevolgen van
mogelijke risico’s. Op 11 december 2013 heeft het algemeen bestuur de Herprioritering
Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) 2014-2034 vastgesteld. Daarbij is besloten
om in de meerjarenprogrammering van de BDU rekening te houden met toekomstige risico’s
gerelateerd aan de BDU programma’s.
Als alle risico’s zich voordoen, is onvoldoende dekking in de meerjarenraming aanwezig.
Vanaf 2014 zal het algemeen bestuur periodiek de dan actuele stand van de risicoinschatting en de ontwikkeling van het weerstandsvermogen en -capaciteit bespreken aan de
hand van een risicorapportage in de reguliere P&C documenten. De BDU die nog niet
benodigd is voor de uitvoering van de taken van OV concessie en OV Regiotram kunnen
worden gespaard om weerstandscapaciteit op te bouwen voor risico’s tot en met 2020: de
uitvoering van de busconcessie vanwege de ontwikkeling van het stationsgebied en
projectrisico’s bij de grote projecten Uithoflijn, GVI en bouw nieuwe tramremise. Daarnaast
zijn structurele risico’s aanwezig bij het realiseren van de begrote reizigersopbrengsten
(mede vanwege het vervallen van de OV studentenkaart), de kosten van de exploitatie van
de Uithoflijn en de meerkosten van een nieuwe busstalling en ‘lege uren’ vanaf 2019.
In 2014 zijn er op de verschillende beleidsterreinen en voor projecten van BRU
gekwantificeerde risicoanalyses opgesteld. Deze analyses zullen in een geactualiseerde
Nota Weerstandsvermogen nader worden uitgewerkt en aan het bestuur worden ter
vaststelling voorgelegd.
Risicoprofiel BRU
BRU kent centrale, programmagerelateerde en projectrisico’s. De programma- en
projectrisico’s zijn hiervoor bij de verschillende programma’s beschreven, de centrale risico’s
zijn in de paragraaf Bedrijfsvoering opgenomen.
Risico’s versus weerstandscapaciteit BRU
In de onderstaande tabel is achtereenvolgens weergegeven:
• welke begrotingsruimte jaarlijks aanwezig is in de meerjarenraming van BRU;
• wat de huidige weerstandscapaciteit is (peildatum 31 december 2013)
• wat de mogelijke opbouw van weerstandscapaciteit is indien de risico’s zich niet
voordoen of door meevallers ;
• Hoe hoog een kwantificering van de mogelijke risico’s cumulatief uitpakt. De
berekening is tot en met 2018 gemaakt. De onzekerheid na die periode is zodanig dat
een risicoberekening nu niet zoveel zeggingskracht heeft.
Pagina 57 van 76
Programmabegroting 2015
•
•
Wat de verhouding tussen mogelijk op te bouwen weerstandscapaciteit en de
hiervoor aangegeven risico-inschatting is. Indien deze boven de 1 ligt, is de
weerstandscapaciteit voldoende om de aldus berekende risico’s op te kunnen
vangen.
De afzonderlijke risico’s met een inschatting van de kans van optreden en de omvang
van het financieel effect.
2013
Ruimte in het begrotingsjaar
BDU algemeen
18,7
BDU OV Infra
16,4
Weerstandscapaciteit (opbouw
indien zich geen risico's
voordoen)
35,1
Globale kwantificering risico's
(opgeteld over alle
voorafgaande jaren)
Risicofactor (mate waarin
weerstandscapaciteit
voldoende is om de risico's op
te kunnen vangen)
Risico’s
Projecten railinfra
2014
2015
2016
2017
2018
2019
4,3
1,0
7,7
8,5
0,1
-1,1
2020
-4,8 jaarlijks ca € 18
mln nog niet
ingezet
39,4
40,4
48,1
56,6
56,7
55,6
50,8
9,0
13,8
23,2
43,2
65,5 nader vast te stellen
4,4
2,9
2,1
1,3
0,9 nader vast te stellen
2021 en verder
Aanleg Uithoflijn
Project GVI-1c
Nieuwbouw Remise
OV concessie
Tegenvallende reizigersopbrengsten
Vervallen van OV studentenkaart
Ontwikkeling Stations-gebied
Toepassen rijtijdenprotocol
Gat tussen index OV en index
BDU
Locatie nieuwe busstalling
Kosten exploitatie, beheer en
onderhoud Uithoflijn
Infrastructurele maatregelen
OV
Gebrek aan afstemming
gemeentelijk beheer en
onderhoud met OV
Vertraging in (cruciale)
infrastructuur-projecten bij
gemeenten
Toepassen rijtijdenprotocol
Gat tussen index OV en index
BDU
Vervallen van OV studentenkaart
Locatie nieuwe busstalling
Kosten exploitatie, beheer en
onderhoud Uithoflijn
legenda:
risico en effect gering
risico en effect gemiddeld
risico en effect groot
Uit deze tabel blijkt dat de weerstandscapaciteit die op basis van de huidige inzichten
opgebouwd kan worden tot en met 2018, net voldoende is om het geschatte financieel effect
van optreden van risico’s te kunnen financieren.
Pagina 58 van 76
Programmabegroting 2015
Paragraaf Verbonden partijen
Op dit moment zijn er geen partijen waaraan BRU verbonden is.
Pagina 59 van 76
Programmabegroting 2015
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van
kapitaalgoederen.
Kapitaalgoederen worden onderscheiden in vaste en vlottende activa, die als bezittingen op
de balans staan en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. In het kader van deze
paragraaf gaat het om de vaste activa zoals bedrijfsgebouwen, rijdend materieel en
inventaris. Ze onderscheiden zich doordat ze voor hun instandhouding en verbetering
structureel een substantieel beslag op middelen in de exploitatiebegroting leggen. Dit geldt
niet voor de financiële activa en de bedrijfsmiddelen (vlottende activa) omdat die regelmatig
worden vervangen.
Tot eind 2008 beschikte BRU niet over de kapitaalgoederen zoals hierboven bedoeld. Met de
overdracht van de activa van de SUNIJ-lijn is daar verandering in gekomen. Inmiddels is
BRU eigenaar van rijdend materieel (zoals de SIG- en de spitstrams), haltevoorzieningen,
infrastructuur en de remise.
Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor dat in
de programmabegroting aandacht wordt geschonken aan het beleidskader met betrekking
tot het onderhoud van de kapitaalgoederen. Tevens dient een relatie te worden gelegd met
de aan dit onderhoudsbeleidskader verbonden financiële consequenties. Het bestuurlijk
gewenste onderhoudsniveau is daarbij het uitgangspunt.
OV Regiotram
In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van
kapitaalgoederen.
Vanaf 2008 heeft BRU diverse onderdelen van de traminfrastructuur van de SUNIJ-lijn
overgenomen van Prorail en Connexxion. Deze onderdelen vormen de kapitaalgoederen
waarbij BRU ook een onderhoudsplicht heeft. Het gewenste onderhoudsniveau wordt op
hoofdlijnen beschreven in het IPvE.
In het IPvE worden de kwaliteitseisen van het tramsysteem beschreven en dient daarmee als
basis voor het meerjaren investerings- en onderhoudsplan (MIP, MOP), en is in belangrijke
mate bepalend voor het meerjarenbeslag op de middelen.
Aanbesteding onderhoud aan Strukton m.i.v. …
Spitstrams
De spitstrams worden gefaseerd buiten gebruik gesteld, afgevoerd en zo mogelijk verkocht
(AB besluit 27 februari 2013). Dit wordt uitgevoerd in drie tranches 2013, 2015, en bij de in
gebruik name van het nieuwe SUNIJ-materieel.
SIG-trams (voormalige Connexxion tramstellen)
BRU heeft 26 SIG-trams in eigendom. De uitvoering van LVO-2 (Levensduurverlengend
Onderhoud) is naar verwachting afgerond in 2014. De aanbesteding van LVO-3 (technische
systemen) werd begin 2013 afgerond, de oplevering is gepland voor begin 2015.
Vanaf december 2011 is een onderhoudscontract aangegaan met Voith voor een periode
van acht jaar met optie op verlenging met één jaar.
Remise
In en op de remise worden de trams gestald, onderhouden en schoongemaakt.
Voorgenomen investeringen in en groot onderhoud van de technische outillage worden
zoveel mogelijk uitgesteld in verband met de beoogde vernieuwing in 2015 van de remise .
Pagina 60 van 76
Programmabegroting 2015
In 2013 werd het Functioneel Programma van Eisen voor aanpassingen van de remise
vastgesteld. Deze aanpassingen zijn nodig in verband met de komst van nieuw materieel
voor de Uithoflijn. In het AB van oktober 2013 is het projectbesluit genomen waarmee het
project aanbestedingsgereed gemaakt kan worden. De planning voorziet erin dat voorjaar
2014 het uitvoeringsbesluit genomen wordt, waarna de realisatie kan starten. Oplevering is
gepland in medio 2017, dit sluit aan met de planning van de realisatie van de Uithoflijn.
Infrastructuur (trambaan traject Utrecht Centraal- Nieuwegein/IJsselstein-Achterveld)
In de zomerperiode van 2014 wordt het laatste deel van het project Grootschalige
Vervanging Infrastructuur fase 1 (GVI 1c) uitgevoerd. Het gaat om de vervanging van de
wisselstraat, de beveiliging en de centrale verkeersleiding. In 2018 en 2019 zal fase 2
worden uitgevoerd. Dat betreft de vervanging van de uiteinden van Nieuwegein Centrum
naar Nieuwegein Zuid en naar IJsselstein.
Pagina 61 van 76
Programmabegroting 2015
Financiële begroting
Pagina 62 van 76
Programmabegroting 2015
Overzicht van baten en lasten
Programma
Rekening2013
(1)
(bedragen x€ 1.000)
BATEN
Bestuur
Begroting
2014 (2)
927
Geactualiseerde
begroting2014 (3)
840
begroting2015
941
961
Ruimtelijke Ordening
624
567
531
531
Economische Zaken
391
376
359
359
19
19
13
13
Groen, Recreatie &Milieu
Wonen
453
309
213
213
72.360
40.645
39.840
19.959
0
6.484
6.524
24.794
70.554
49.580
54.056
59.303
875
691
1.740
1.702
OVRegiotram Utrecht
41.285
18.948
24.382
25.377
Uithoflijn
99.931
0
64.800
56.741
2.129
825
0
400
289.548
119.284
193.399
190.353
Wegen &Verkeer
Infrastructurele maatregelen OV
OVConcessie
Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Paragraaf Financiering
TOTAALBATEN
LASTEN
Bestuur
1.432
840
941
961
Ruimtelijke Ordening
257
567
531
531
Economische Zaken
260
376
359
359
Groen, Recreatie &Milieu
Wonen
Wegen &Verkeer
Infrastructurele maatregelen OV
27
19
13
13
7.494
452
411
411
72.360
40.645
39.840
19.959
0
6.484
6.524
24.794
70.554
49.580
54.056
59.303
875
691
1.740
1.702
OVRegiotram Utrecht
41.285
18.948
24.382
25.377
Uithoflijn
99.931
0
64.800
56.741
0
0
0
0
OVConcessie
Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Paragraaf Financiering
Paragraaf Bedrijfsvoering
TOTAALLASTEN
RESULTAATVOORBESTEMMING
169
115
115
115
294.644
118.717
193.712
190.266
-5.096
567
-313
87
Onttrekking van reserves
7.356
258
313
313
Toevoeging aan reserves
-2.198
-825
62
0
RESULTAATNABESTEMMING
-400
0
0
1) Conform vast te stellen Jaarstukken 2013
2) Programmabegroting 2014
e
3) Conform Programmabegroting 2014 inclusief 2 wijziging
Pagina 63 van 76
Programmabegroting 2015
Meerjarenoverzicht 2015-2017
Begroting 2016
lasten
Baten
Lasten
Begroting 2017
Baten
Lasten
Begroting 2018
Baten
Programma
(bedragen x€ 1.000)
Bestuur
811
811
811
811
811
811
Ruimtelijke Ordening
531
531
531
531
531
531
Economische Zaken
359
359
359
359
359
359
13
13
13
13
13
13
411
241
411
241
411
241
Groen, Recreatie &Milieu
Wonen
Wegen &Verkeer
15.006
15.006
15.716
15.716
15.716
15.716
Infrastructurele maatregelen OV
50.104
50.104
47.016
47.016
39.916
39.916
OVConcessie
57.822
57.822
58.013
58.013
58.013
58.013
1.702
1.702
1.702
1.702
1.702
1.702
OVRegiotram Utrecht
24.418
24.418
24.068
24.068
24.068
24.068
Uithoflijn
54.515
54.515
21.168
21.168
48.729
48.729
205.692
205.522
169.808
169.638
190.269
190.099
Netwerkontwikkeling Mobiliteit
Totaal
RESULTAATVOORBESTEMMING
170
170
170
Onttrekking van reserves
170
170
170
Toevoeging aan reserves
RESULTAATNABESTEMMING
205.692
205.692
169.808
169.808
190.269
190.269
Pagina 64 van 76
Programmabegroting 2015
Financiële positie Bestuur Regio Utrecht
Kerngegevens
BRU (bedragen x € 1.000)
Personeelslasten
Personeel formatieplaatsen (fte)
Begrote reserves en
voorzieningen (x € 1.000)
Algemene reserve
Bestemmingsreserves
Totaal reserves
Totaal voorzieningen
2012 *)
2013
2014
4.313
58,16
4.276
55,15
4.276
55,15
2012*)
2013
2014
2015
2016
2017
1.845
14.618
16.463
1.845
7.833
9.678
1.845
8.390
10.235
1.845
9.347
11.192
1.845
9.347
11.192
1.845
9.347
11.192
10
3
2
0
0
0
*) Realisatie, conform vast te stellen Jaarstukken 2012
Pagina 65 van 76
Programmabegroting 2015
Pagina 66 van 76
Programmabegroting 2015
Bijlagen
Pagina 67 van 76
Programmabegroting 2015
Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders
Het dagelijks bestuur is door het algemeen bestuur benoemd. De portefeuilleverdeling van
het dagelijks bestuur is hier opgenomen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
portefeuilleverdeling
Algemeen
• algemene coördinatie
• communicatie
• externe contacten
Bestuur en organisatie
• bestuurlijke organisatie
• personeel, organisatie,
informatievoorziening
• Regionale agenda
Financiën
• financiën
Ruimtelijke Ordening
• ruimtelijke ontwikkeling
• A12 Salto
Economische zaken
• economische zaken
• toerisme
• regionaal grondbeleid
• energie (inkoop)
• Hollandse Waterlinie
Groen & milieu
• groenbeleid
• milieu
Recreatie (incl. Groene Hart)
• recreatie
Wonen
• volkshuisvesting (incl.
woonruimteverdeling)
9. Wegen & verkeer
• wegen en verkeer
10. Openbaar Vervoer
• concessiebeheer en
aanbesteding OV
• beheer en onderhoud van OV
Regiotram
11. Netwerk ontwikkeling mobiliteit
• netwerk ontwikkeling mobiliteit
portefeuillehouder
plaatsvervanger
Dhr. J.H.C. van Zanen Dhr. J.J.L.M. Janssen
voorzitter
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. J.A.E. Landwehr
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. H. Adriani
Dhr. G.P. Isabella
Mw. M.M. van ’t Veld
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. G.P. Isabella
Dhr. H. Adriani
Dhr. C. van Dalen
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. H. Adriani
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. H. Adriani
Pagina 68 van 76
Programmabegroting 2015
Pagina 69 van 76
Bijlage B: Regionaal Uitvoeringsprogramma RUVV
%
Uitvoerende
partij
100% div. gemeenten
100% Houten
100% div. gemeenten
100% div. gemeenten
100% div. gemeenten
100% div. gemeenten
100% div. gemeenten
100% div. gemeenten
Onderdeel / project
Realisatie
2013
Programmabegroting
2014
2015
2016
2017
70,828
37,599
57,955
55,577
48,477
28,577
29,527
A. VERDER-PROJECTEN:
12,272
6,500
27,290
31,000
27,500
20,000
21,000
1,290
2,000
1,290
2,000
28,000
24,500
20,000
20,000
20,000
8,000
20,000
4,500
20,000
20,000
1,000
3,000
1,000
3,000
Fiets:
(nor 2)
(nor 3)
(nor 5)
(nor 8)
(b2)
(b 201)
(a 269)
(a 270)
Houten-Papendorp-LR-LW-Maarssen
Maarssen - Utrecht Centrum- Houten
De Bilt-Uithof - IJsselstein
Utrecht Centrum- De Bilt - Zeist
Bewegwijzering fietsroutes verbeteren
Fietsenstallingen nabij hoogwaardig OV
Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk
Aanleg 5 fietstunnels op N237
4,000
0,115
0,175
0,027
0,400
0,500
0,783
2,000
100% BRU
100% Vianen
100% Zeist
100% Provincie
100% RWS
Auto:
(nor 21) P+R locatie Vianen
(nor 23) P+R locatie station Driebergen-Zeist
(a 185b)A12 Salto 2e fase
(nieuw) NRU
2,100
0,500
1,600
100% Provincie
100% div. partijen
Diversen:
(divers) RVM-maatregelenpakket
(nr xx) Monitoren maatregelen
3,405
3,130
0,275
100% Utrecht
expl. BRU
100% Utrecht
2020
PROJECTEN WEGEN EN VERKEER:
Bus + tram:
(a 96) Versnelling en frequentieverhoging SUNIJ (
AROV B)
(a 88) Verbetering OV-as Utrecht CentrumUtrecht Noord (AROV A)
(a 97) Vertramming station Utrecht CS - Uithof
(a252) AROV Bustunnels HOV-Zuidradiaal en
aansluiting Taatse viaduct (AROV D)
(AROV) Oosttangent
expl. BRU
Doorkijk
2018
2019
2,767
0,267
4,500
26,000
0,500
2,500
2,000
2,000
2,000
20,000
4,000
0,000
1,000
1,000
2,000
2,000
Programmabegroting 2015
Bijlage B (vervolg) Regionaal Uitvoeringsprogramma RUVV
%
Uitvoerende
partij
Onderdeel / project
Realisatie
2013
Programmabegroting
2014
2015
2016
2017
Doorkijk
2018
2019
2020
B. BRU-PROJECTEN:
56,564
29,107
26,673
20,585
16,985
4,585
4,535
Fiets:
Fietspad Odijk-Achterdijk
Fiets Filevrij (BDU-specifiek)
Fiets Filevrij (VAT)
Fietspad N410
Houten fietstunnel Binnenweg
2e Vechtbrug
Herinrichting kruispunt Touwlaan-Eiteren
Herinrichting Vredenburg noord
Verbetering fietsverbinding Leijen - NS-station
Verbeteringsmaatregelen Lobbendijk
Rotonde Sluyterslaan / Richterslaan
Kanaaldijk Oost / aansluiting fietsbrug Nigtevecht
Stedelijke verdeelring fietsnetwerk
Fietsroute door Oog in Al
Realisatie Knipstraatbrug
Tijdelijke fietsparkeerplaatsen
Verbinding Leidsche Rijn Centrum- Lage Weide
Herinrichting Touwlaan
Fietspaden Utrechtseweg - Driebergseweg
Projecten fietsvisie / nieuwRVVP
Fietsenstallingen bij hoogwaardig OV (MNBB17)
Oud Wulfseweg (tussen Lobbendijk en De Gaarde)
12,448
0,700
1,819
0,782
0,700
0,880
1,050
0,250
1,280
0,800
0,125
0,300
0,088
0,400
0,500
0,465
0,455
0,099
0,250
0,220
4,744
3,000
2,000
2,000
2,000
2,000
conv. Bunnik
100% div. gemeenten
100% div. gem/prov
conv. Houten
90% Houten
50% Stichtse Vecht
50% IJsselstein
50% Utrecht
50% De Bilt
50% Houten
50% Nieuwegein
50% Stichtse Vecht
50% Utrecht
50% Utrecht
50% Utrecht
50% Utrecht
50% Utrecht
50% IJsselstein
50% Zeist
50% div. gem/prov
100% div. gem/prov
50% Houten
1,000
1,000
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
50%
50%
50%
50%
Fietsvoorzieningen Structuurbaan
Opwaardering Kanaaldijk Oost
Herinrichten Rijksstraatweg Loenen
Fietsroute Moreelsepark
Nieuwegein
Stichtse Vecht
Stichtse Vecht
Utrecht
1,285
0,159
0,700
0,160
0,325
0,400
Pagina 71 van 76
Programmabegroting 2015
Bijlage B (vervolg) Regionaal Uitvoeringsprogramma RUVV
%
Uitvoerende
partij
Onderdeel / project
Realisatie
2013
Programmabegroting
2014
2015
2016
2017
Bus + tram:
Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes (BDU-regulier)
Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes (BDU-specifiek)
36,766
4,401
0,880
Spoedeisende maatregelen doorstroming OV
projecten Loenen/Breukelen
Stationsgebied Driebergen-Zeist
AROV A. Doorstromingsmaatregelen
AROV B. Uitbreiding frequentie sneltram
AROV C. Westtangent
AROV D. HOV Utrecht CS - Leidsche Rijn
HOV Leidsche Rijn
Indexering HOV LR + HOV OdZ voor 2012 e.v.
indexering VERDER-project Vertramming Utrecht
CS - De Uithof
50% div. gemeenten OV-projecten nieuwRVVP
expl. BRU
DRIS-wijzigingen (jaarlijks)
100% div. gemeenten infrawijzigingen tgv vervoerplan 2014
100% Utrecht
Kwaliteitsverbetering regionaal OV in de OVT
(MNBB16)
100% div. gemeenten Doorstromingsmaatregelen OV (MNBB28)
100% De Bilt
Knooppuntontwikkeling station Bilthoven (MNBB34)
3,200
0,288
8,374
0,500
0,233
1,100
5,000
conv. div. gem/prov
conv. div. gem/prov
100% Utrecht
100% provincie
conv. Zeist
conv. Utrecht
conv. BRU
conv. Utrecht
conv. Utrecht
95% Utrecht
95% Utrecht
expl. div. gemeenten
2,000
0,050
0,150
8,148
19,763
23,573
0,288
0,288
2,500
2,000
0,700
4,000
9,000
2,000
2,800
4,000
10,000
2,000
0,435
1,000
4,000
10,000
1,000
0,435
2,000
0,050
1,000
0,050
18,485
Doorkijk
2018
2019
14,885
2020
2,485
2,435
0,435
0,435
0,435
2,000
0,050
2,000
0,050
2,000
0,050
2,000
4,000
8,400
1,357
1,085
50% De Bilt
Aanpassing Dr. Letteplein
Auto:
A12 Salto (fase 1)
Verkeersstructuurplan De Hagen
Rotonde Groenekanseweg-Planetenbaan
Rotonde Lijenseweg-Massijslaan
Impuls mobiliteitsmanagement (BDU specifiek)
NDW-bijdrage
7,350
4,500
1,720
0,300
0,250
0,480
0,100
4,600
4,500
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
conv.
50%
50%
50%
conv.
conv.
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
0,100
Lokaal maatwerk:
1,992
1,992
3,992
3,992
3,992
3,992
3,992
Lokaal Maatwerk
1,992
1,992
1,992
1,992
1,992
1,992
1,992
2,000
2,000
2,000
2,000
2,000
prov. Utrecht
Vianen
De Bilt
De Bilt
div. gem/prov
Ministerie I&M
70% Utrecht
50% div. gemeenten Gemeentelijke aanmeldingen RUVV-projecten
0,225
Pagina 72 van 76
Programmabegroting 2015
Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruit ontvangen
bedragen (meerjarig verloop)
Reserves en voorzieningen
verwachte
begrote
toevoeging
besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
verwachte
saldo 31-12-2012 toevoeging
na bestemming 2013
begrote
besteding 2014 saldo 31-12-2014
Reserves:
Algemene reserve
1.845
Bestemmingsreserves:
Vrijgevallen BWS middelen
Rentebaten BWS budget
Financiële knelpunten BRU
Wonen met Welzijn en Zorg
Rentebaten BLS 2005-2010
BDU rente
Personele verplichtingen frictiekosten
5.356
1.111
122
256
2.296
5.015
462
Totaal reserves
16.463
1.845
-5.356
-303
-211
808
122
256
549
5.847
251
-7.617
9.678
-7
3
-7
3
-1.747
832
832
1.845
-98
638
122
256
549
6.672
153
-268
10.235
-1
2
-1
2
-170
825
825
Voorzieningen:
Voorziening FPU
10
Totaal voorzieningen
10
-
-
Pagina 73 van 76
Programmabegroting 2015
Bijlage C (vervolg)
Vooruitontvangen bedragen
verwachte
toevoeging
saldo 31-12-2012 2013
verwachte
begrote
toevoeging
besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
begrote
besteding 2014 saldo 31-12-201
Vooruitontvangen bedragen:
BDU
Algemeen
Wegen en verkeer
OV concessie
OV Infrastructuur
Netwerkontwikkeling mobiliteit
WV
OVE
OVI
NOM
Totaal BDU
BOR fonds:
BOR provincie Utrecht
BOR gemeente Utrecht
BOR BRU
WV
Totaal BOR fonds
Quick wins
Luchtkwaliteit
BLS 2005-2010
Technische assistentie V&V
Apparaatskosten BOR
Integratie A2
Totaal vooruitontvangen bedragen
WV
OVE
WV
WV
WV
WV
17.846
81.801
1.550
18.257
333
134
119.787
134
-28.891
-7.125
-509
-95
17.980
52.910
-5.575
17.748
238
135
8.985
10.892
-36.620
83.301
20.012
20.951
22.793
203
-9.997
20.951
12.999
43.744
203
-9.997
33.950
247
2.727
3.601
178
122
1.409
171.815
-3.500
-178
-122
337
-50.417
-
247
2.727
101
1.409
121.735
-936
-85
18.1
61.8
5.3
16.8
1
-1.021
102.2
-5.867
20.9
7.1
-5.867
28.0
-273
20.012
Pagina 74 van 76
-7.161
2
2.4
1
1.4
134.5
Programmabegroting 2015
Bijlage D: Investeringsstaat
datum besluit
Nieuwbouw remise
Levensduurverlengend
onderhoud trammaterieel
(LVO), fase 1
LVO, fase 2
LVO, fase 3
LVO, fase 4
Totaal trammaterieel
Haltes
GrootschaligeVervanging
Infrastructuur (GVI),
voorbereiding en 24
oktoberplein
GVI, fase 1A
GVI, fase 1B
GVI, fase 2
Totaal railinfrastructuur
krediet
geplande
investeringen
2013
economisch nut
projectbesluit AB 27/2/13
4.120.000
58.601
307.557
3.753.842
economisch nut
economisch nut
economisch nut
economisch nut
projectbesluit AB 23/3/11
projectbesluit AB 23/3/11
projectbesluit AB 23/3/11
projectbesluit AB 23/3/11
3.000.000
3.200.000
3.000.000
1.400.000
10.600.000
623.733
2.342.757
522.250
29.766
33.510
2.677.750
2.970.234
623.733
2.894.773
5.681.494
maatschappelijk nut
Programmabegroting 2013
1.295.000
maatschappelijk nut
maatschappelijk nut
maatschappelijk nut
maatschappelijk nut
projectbesluit AB 15/6/11
projectbesluit AB 29/2/12
projectbesluit AB 27/2/13
2.900.000
14.800.000
27.500.000
2.219.456
45.200.000
61.215.000
Totaal OV Infrastructuur
Automatisering
aanschaffingen aanschaffingen
2011
2012
economisch nut
-
401.073
11.790.876
266.939
3.009.124
27.233.061
2.219.456
12.057.815
30.242.185
-
2.843.189
15.353.661
35.923.679
-
17.235
Totaal algemeen
-
Totaal investeringen
geplande
investeringen
2014
61.215.000
17.235
2.860.424
15.353.661
35.923.679
-
Staat van onderhanden werk
Bedragen in Euro
projectbesluit
Aanleg Uithoflijn
Totaal Onderhanden werk
OV Infrastructuur
maatschappelijk nut
uitgaven 2011
uitgaven 2012
321.000.000
309.067
2.744.426
321.000.000
309.067
2.744.426
-
Pagina 75 van 76
-
geplande
investering
2015
Programmabegroting 2015
Bijlage E: Lijst van gebruikte afkortingen
Afkorting
AB
AROV
Awbz
BBV
BDU
BOR
BRU
BWS
DB
DO
EBU
ECB
HOV
GVI
HRM
IPvE
LVO
MIP
MIRT
MKBA
MOP
NDOV
NDW
OV
P&C
PRES
PvE
RO
RodS
RUVV
RVM
RVVP
SkVV
SLA
SUNIJ
SWRU
U10
VO
Wgr-plus
Wmo
WW
Verklaring
Algemeen bestuur
Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Brede Doeluitkering
Bereikbaarheidsoffensief Randstad
Bestuur Regio Utrecht
Besluit Woninggebonden Subsidies
Dagelijks bestuur
Definitief Ontwerp
Economic Board Utrecht
Europees Centrale Bank
Hoogwaardig Openbaar Vervoer
Grootschalige Vervanging Infrastructuur
Human Resource Management
Integraal Programma van Eisen
Levensduurverlengend onderhoud
Meerjaren Investeringsplan
Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport
Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse
Meerjaren Onderhoudsplan
Nationale Database Openbaar Vervoer
Nationale Databank Wegverkeer
Openbaar Vervoer
Planning & Control
Platform Regionaal Economische Samenwerking
Programma van eisen
Ruimtelijke Ordening
Recreatie om de Stad
Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer & Vervoer
Regionaal Verkeersmanagement
Regionaal Verkeer- en Vervoerplan
Stadsregio’s kader Verkeer en Vervoer
Service Level Agreement
Sneltram Utrecht – Nieuwegein/IJsselstein
Stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht
BRU-gemeenten en gemeente Woerden
Voorlopig Ontwerp
Wet Gemeenschappelijke Regeling plus
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Werkloosheidswet
Pagina 76 van 76