Amy Chua De stad als lab Energiepolitiek Oscar

Download Report

Transcript Amy Chua De stad als lab Energiepolitiek Oscar

Onafhankelijk weekblad
sinds 1877
27 februari 2014
Jaargang 138 / Nr. 9
€ 4,50
De stad als lab
De vernieuwing van Nederland
komt van onderop
Energiepolitiek
Wat we wel en niet kunnen
leren van Duitsland
Amy Chua
De ‘tijgermoeder’ over waarom
Aziatische migranten zoveel
beter presteren dan latino’s
Oscar Pistorius
Binnenkort
begint het
moordproces
tegen de
snelste
mens op
kunstbenen.
Waar ging
het mis met
deze ZuidAfrikaanse
held?
KAARTEN VANAF € 18,- VIA
DE CONCERTGEBOUWLIJN
0900-671 83 45 (10-17 UUR,
€1,- P/G) EN WWW.ORKEST.NL
Schumann
Symfonie1
‘Lente’
En ook:
Schumann
Celloconcert
Marc Albrecht, dirigent
Jean-Guihen Queyras,
cello
za 15, zo 16 maart 2014
Het Concertgebouw
WWW.ORKEST.NL
In dit
nummer
‘Religie was
altijd een privékwestie, een
zaak van het
hart. Maar dat
is nu aan het
veranderen, het
is een wapen
geworden
waar te pas en
te onpas mee
geschermd
wordt’
Koerdistan, pagina 24
12 Wie zijn de strijders van Maidan?
De Oekraïense oppositie ruikt de macht
Stef Heinink
14 Broedertwist in syrië
Europese jihadstrijders vluchten voor
het onderlinge geweld
Hassan Bahara
16 energiepolitiek (1) de duitse wende
Het gaat de Duitse duurzame energie
voor de wind. Niet iedereen is er blij mee
Pepijn Vloemans
19 energiepolitiek (2) De nederlandse
verwarring
Nederland is nog lang niet toe aan die
duizend windmolens in zee
Hans de Geus & Maarten van der Kloot
Meijburg
22 professoren, trekt ten strijde
De publieke intellectueel speelt
nauwelijks nog een rol in het
Amerikaanse debat
Mars van Grunsven
24 nieuw koerdistan
In Noord-Irak krijgt een onafhankelijk
Koerdistan gestalte. Het ontbreekt nog
aan goede bestuurders
Monique Samuel
Essay
30 in strijd met den haag
Het rijk decentraliseert en heeft
daardoor meer macht – ziedaar de
decentralisatieparadox. Laatste deel in
de serie De stad als sociaal laboratorium
Nico de Boer & Jos van der Lans
34 icarus zonder benen
De neergang van blade runner Oscar
Pistorius
Fred de Vries
40 omgekeerd racisme
De nieuwste vraag van ‘tijgermoeder’
Amy Chua: waarom doen Chinezen het
beter dan Afro-Amerikanen en latino’s?
Casper Thomas
44 Variaties op het bloemetjesbehang
Gijs+Emmy en Marcel Wanders
in het Stedelijk Museum. De
modernisten van destijds versus de
postmodernist van nu
Jaap Huisman
46 volksbühne
Frank Castorfs lawaaierige toneeltroep
is te gast in Amsterdam
Loek Zonneveld
50
Kroniek van
kunst & cultuur
Kunst De show van Gijs+Emmy
Toneel The Truth about Kate
Popmuziek Birth of Joy
Film Her
Televisie Happiness
Dichters & Denkers
54 j.w. goethe
Christophe Van Gerrewey
58 yasmina reza
Niña Weijers
59 Jan van mersbergen
Marja Pruis
60 Scott Stossel
Nina Polak
61 michel laub
Cyrille Offermans
Columns
6 Joep ­Bertrams
7 h.J.A. Hofland
Bitcaves
8 Anone
Economie
Jesse Frederik
9 Gorilla
10 Media
Chris van der Heijden
57 Christiaan weijts
65 Perquin
Opheffer
Rubrieken
5 Commentaar
6 In de Wereld
11 In Den Haag
53 Kijken
Rudi Fuchs
63 Post
64 Sciencepalooza
Cryptogram
66 HET EINDE
Leo Vroman (1915-2014),
de vlakbijste dichter van Nederland
Xandra Schutte
Omslag Oscar Pistorius foto Harry
Borden / Contour / Getty Images
Amy Chua foto Peter S. Mahakian
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 3
ASN Idea
a
sparen: H lelp
assistent
ie
honden opvoede
n
Uw spaargeld kan haar wereld veranderen
Ga ASN Ideaalsparen en help KNGF-pups opvoeden
ASN Ideaalsparen is goed voor mens, dier en natuur. En in het bijzonder voor een meisje als Mila.
Want als u nu een rekening ASN Ideaalsparen opent of ten minste €1.000 stort op een bestaande
rekening, dan steunen wij mede namens u de basisopvoeding van KNGF-assistentiehonden.
Met zo’n hond kan Mila straks een zelfstandig leven leiden. Zo helpt u haar wereld mooier te maken.
Terwijl u zelf een prima variabele rente krijgt, zonder beperkende voorwaarden.
Hoe meer Ideaalspaarders, des te meer gelukkige baasjes. Op asnbank.nl kunt u
zien wat de stand is. Doet u ook mee?
Kijk op asnbank.nl of bel gratis 0800-0380 (ma/vr).
Zie de actievoorwaarden op asnbank.nl. De ASN Bank is geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en heeft een vergunning van de Nederlandsche Bank N.V.
Op tegoeden van klanten bij de ASN Bank is het wettelijke depositogarantiestelsel van toepassing.
Commentaar
De ring of friends
Drie maanden geleden zwaaiden studenten in Kiev op het Maidanplein met blauwe EU-vlaggen en demonstreerden tegen de afwijzing
door president Janoekovitsj van het associatieverdrag met de Europese Unie. Nu smeulen de barricades op datzelfde plein nog na, zijn
tientallen mensen doodgeschoten, honderden gewond geraakt, en is
de president afgezet. Het is de zoveelste brandhaard aan de grenzen
van de EU. Het begon vier jaar geleden aan onze zuidgrens in Tunesië. Libië en Egypte volgden. Ook in Marokko, Algerije, de Palestijnse
gebieden en Libanon waren protesten. In Syrië woedt al drie jaar een
verwoestende burgeroorlog. Onlangs gingen nog dichterbij, in Bosnië,
demonstranten de straat op. Wie volgt? Moldavië? Wit-Rusland waar
dictator Aleksandr Loekasjenko nu nog alle touwtjes strak in handen
lijkt te hebben?
Onrust aan de buitengrens was nu juist niet de bedoeling toen
de Europese Commissie tien jaar geleden voortvarend de European
Neighborhood Policy lanceerde. Na de uitbreiding van de Unie in
2004 met tien nieuwe landen wilde Brussel de nieuwe buren – van
Rusland tot en met Marokko – niet buitensluiten. ‘Er mag geen
gevoel ontstaan van “in” of “uit”, waarbij de landen die buiten de Unie
vallen niet kunnen delen in de politieke en economische voordelen
ervan’, verklaarde toenmalig eurocommissaris Sandro Gozi, die ik in
2003 sprak in zijn werkkamer in Brussel. Het was, aldus Gozi, zelfs
een van de grootste politieke prioriteiten: Europa mocht geen fort
worden. ‘Aan de buitenkant willen we een strategische regio creëren
van vrede, vooruitgang, veiligheid en democratie.’
De blik van de Italiaan Gozi, en die van de Commissie, richtte zich
ver over de buitengrenzen heen. Het idee was dat deze friends een
gelijksoortig traject als kandidaat-lidstaten zouden doorlopen, zonder
de beloning van EU-lidmaatschap aan het einde. ‘Het zal een stimulans zijn voor hervormingen: om dichter bij Europa te komen, zullen
zij die eerder doorvoeren.’
Dit klinkt, tien jaar later, misschien wel het meest naïef. Waarom
Europa’s
friends zijn het
strijdtoneel
geworden waar
de ‘principes’
van Europa en
die van landen
als Rusland of
Saoedi-Arabië ­clashen
zouden de leiders van de Nieuwe Buren,
destijds zonder uitzondering dictators,
democratische hervormingen doorvoeren
om ‘dichter bij Europa’ te komen? Het
wordt ook wel de soft power-strategie van
Europa genoemd: via projecten en handelsovereenkomsten de Europese invloedssfeer
uitbreiden. ‘A ring of friends’, zoals Commissievoorzitter Romano Prodi het destijds
noemde, rondom de EU. ‘We stimuleren
in die landen onze principes en vrijheden:
democratie, vrijemarkteconomie, mensenrechten’, besloot Sandro Gozi destijds. ‘We
breiden onze veiligheid uit, vergroten de
exportmarkt en vergroten onze invloed op
het internationale toneel.’
Tien jaar later heerst er geen stabiliteit maar onrust binnen onze
ring of friends. Onder druk van Rusland weigerde Janoekovitsj het
associa­tieverdrag met Brussel te tekenen, in september trok ­Armenië
zich om dezelfde reden terug. Er is dan ook veel kritiek op het
nabuurschapbeleid van Europa. Toch is er wel iets gebeurd. Mensen komen in opstand tegen de rijkdom, corruptie en het machts­
misbruik van hun politieke elites en roepen om meer democratie en
vrijheid. Onze friends zijn het strijdtoneel geworden waar de ‘principes’ van Europa en die van landen als Rusland, Saoedi-Arabië of
China ­clashen. Over de situatie in de Arabische landen heeft Brussel
nauwelijks controle, maar in Oekraïne heeft de tijdelijke president al
aangegeven ‘de weg van Europa’ op te willen. Nu kan Brussel zich een
ware vriend betonen, door met genoeg steun en financiële hulp over
de brug te komen én ervoor te zorgen dat het Rusland te vriend houdt
en Oekraïne niet in tweeën scheurt.
IRENE VAN DER LINDE beeld milo
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 5
In de Wereld
Bulgaarse rechts-extremist in
het nauw
Sofia – Het is niet voor het eerst
dat Volen Siderov, de leider van de
Bulgaarse extreem-rechtse partij
Ataka, verwikkeld is in een schandaal. Allesbehalve zelfs. Maar het
lijkt erop dat hij nu toch zijn hand heeft overspeeld, terwijl tegelijkertijd het verleden aan
zijn deur klopt.
Vorige week schold Siderov aan boord van
een binnenlandse vlucht een Franse dame de
huid vol. Siderov heeft een hartstochtelijke hekel
aan iedereen die niet Bulgaar of Rus is. Europeanen staan bij hem bijna even laag aangeschreven als Turken, zigeuners en joden, de groepen
die het normaliter moeten ontgelden in zijn met
speeksel doorspekte tirades. Kort na landing in
de havenstad Varna ging hij ook nog eens op de
vuist met een Bulgaarse medepassagier die hem
op zijn gedrag aansprak. En ter afsluiting sloeg
hij een andere man die zich ermee bemoeide in
het gezicht.
Niets bijzonders voor Siderov. In Duitsland is
hij al eens wegens wangedrag uit een vliegtuig
gezet en in Bulgarije deelt hij met enige regelmaat klappen uit. Maar ditmaal bleek de dame
in kwestie een medewerkster van de Franse
ambassade te zijn, terwijl de man die hij in het
gezicht sloeg een politieagent was.
Reden voor de Franse ambassadeur om zich in
weinig diplomatieke woorden te beklagen, en
voor de Bulgaarse hoofdaanklager om het parlement te vragen Siderov zijn onschendbaarheid
te ontnemen, zodat hij vervolgd kan worden. Op
slaan van een politieagent staat tot vijf jaar cel
in Bulgarije.
Bovendien wil de hoofdaanklager dat eindelijk ook gekeken wordt naar een ander incident. Op een zonnige vrijdagmiddag in 2011
bestormden Ataka-aanhangers onder leiding
van Siderov de monumentale moskee van Sofia,
hetgeen ontaardde in een massale vechtpartij
met moslims en politie. Hoewel de gebeurtenissen nauwkeurig werden geregistreerd door de
volop aanwezige cameraploegen en er stapels
getuigenverklaringen liggen, zag het Openbaar
Ministerie tot dusver geen reden om Siderov en
zijn partijgenoten te vervolgen.
Of het nu wel zo ver komt, valt overigens nog
te bezien. Ataka steunt de socialistisch-liberale
minderheidsregering in het parlement. In ruil
daarvoor hebben de rechts-extremisten min of
meer carte blanche gekregen.
Het is de vraag of de regeringspartijen dit pact
willen verbreken door Siderov uit te leveren aan
justitie. Het stilzwijgen waarin de regering zich
tot woede van Frankrijk hult over de gebeurtenissen in Varna doet alvast het ergste vrezen.
Dirk van Harten
Renzi de Heerser
Rome – ‘Beter onstuimig zijn dan
respectvol; want het geluk is een
vrouw, en om haar te domineren,
is het noodzakelijk haar met kracht
tot de jouwe te maken. (…) Zij is,
zijnde een vrouw, vriendin van de jeugd, omdat
de jeugd minder respect heeft, en haar met grotere wreedheid en moed op de knieën weet te
dwingen.’ Vijfhonderd jaar terug gaf Machiavelli
in De heerser deze raad aan wie de macht wilde
grijpen. En het lijkt of Matteo Renzi (39), sinds
22 februari de jongste premier ooit van Italië,
Machiavelli in het bloed heeft. Haast was er, en
hoe. Als Renzi nog een paar weken had gewacht,
was zijn voorganger Enrico Letta (47) ongemerkt de ‘veiligheidszone’ binnengegleden. Italië wordt namelijk vanaf 1 juli voorzitter van de
Europese Unie volgens het roulerende zesmaandelijkse voorzitterschap. Zo kort van tevoren kan
de premier niet meer gewisseld worden.
Dat wist Renzi uiteraard, en dat wist ook zijn
partijgenoot Enrico Letta, nog maar tien maanden geleden op zijn beurt benoemd tot de jongste premier van Italië ooit. Het moment waarop
Letta ‘het belletje’ zaterdag overhandigde aan
zijn opvolger Renzi spreekt boekdelen. Het overdragen van het voorzittersbelletje van de premier
is de symbolische overdracht van de macht. Voor
het oog van alle camera’s duwde Letta Renzi het
belletje met afgewend hoofd in de hand. Hij keek
hem niet aan, zijn partijgenoot van de linkse PD.
Dat is op zich slecht nieuws voor Renzi, want
de macht van ‘de Letta’s’ (neef Enrico en oom
Gianni van 78) reikt tot diep in de haarvezels
van het systeem Italië. De macht van zijn oom –
Berlusconi’s persoonlijke raadsheer en in nauw
contact met alle kringen die ertoe doen – is nog
veel groter dan die van de neef, maar het evenwicht was mooi verdeeld. Oom Gianni achter
de schermen, neef Enrico op het erepodium als
premier. Wie die macht zomaar tart kan nog vele
verrassingen verwachten.
Maar Machiavelli’s discipel Matteo Renzi lijkt
zich er vooralsnog geen zorgen over te maken.
Zijn onstuimige greep naar de macht ten koste
van een partijgenoot wordt door veel linkse Italianen niet begrepen, laat staan gewaardeerd.
Aan rechterzijde vinden ze het prachtig, en dat
is op zich ook opvallend. Het Berlusconi-kamp
staat te juichen voor Renzi, de nieuwe Heerser.
Anne Branbergen
joep bertrams
Amerikaanse politie op
roverspad
6 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Boston – Je moet het de politie van
Sunrise, in Florida, nageven: in
het land waar ondernemingsgeest
hooggeprezen wordt, deden ze hun
best om niet voor stoffige ambte-
In Oekraïne is het grootste gevaar
voorlopig verdwenen. Er is geen
burgeroorlog ontstaan, waarbij
belanghebbende naties zich direct
of indirect in de strijd mengen zodat
het conflict zich tot een plaatselijke
projectie van internationale tegenstellingen ontwikkelt. President
Janoekovitsj is spoorloos verdwenen,
de straatgevechten zijn gestaakt
nadat er een ongeteld aantal doden
is gevallen, en geen buitenlandse
mogendheid is in de verleiding gekomen om zich in de strijd te mengen.
Wat Rusland aangaat hebben we dat
misschien mede aan de Olympische
Spelen te danken. Het nut van de
sport.
Nu het regime van Janoekovitsj
zich niet herstelt, hebben we in
Europa met een volstrekt nieuwe
natie te maken. Oekraïne lijkt nu nog
uitgesproken pro-Europees, maar
niemand weet hoe het Rusland van
Poetin op de nieuwe situatie zal reageren, en in welke mate de volgende
regering voor zijn invloed ontvankelijk zal zijn. Er is wel een leider van het
nieuwe gezag, Alexandr Toertsjinov
de ex-bokser, maar voorzover dat
van hieruit valt te beoordelen
heeft hij krachtige concurrentie.
De economische nood is hoog. Een
van de belangrijkste oorzaken van
de omwenteling is de wens van de
meerderheid om zich af te keren
van Rusland en een meer Europees
georiënteerde buitenlandse politiek
te voeren.
Zo blijft het nieuwe Oekraïne een
potentieel niemandsland. Het Westen zal het zich niet kunnen veroorloven dat de bevrijde natie in economische nood en daaruit voortvloeiende
binnenlandse problemen ten onder
gaat. Vandaar dat het Internationaal
Monetair Fonds al een lening van 25
miljard euro in het vooruitzicht heeft
gesteld. Maar daarmee wordt ook
het perspectief geopend dat de misschien herboren natie zich als een
nieuw Griekenland zal ontpoppen,
permanent noodlijdend op zoek naar
nieuwe kredieten.
Zo ver is het nog niet, maar op
langere termijn, als de politieke
verhoudingen in Oekraïne zich ten
gunste van het Westen zouden
stabiliseren, moet daarmee wel
rekening worden gehouden. De
omwenteling heeft zich voltrokken
terwijl de crisis in West-Europa nog
lang niet voorbij is. De kans is niet
gering dat optimistische politici en
economen die een paar weken geleden herstel van de groei verwachtten het weer bij het verkeerde eind
hebben gehad. De werkloosheid blijft
stijgen, uitkeringen worden gekort,
naren te worden versleten. Ze organiseerden
een nep-cocaïnehandel die klanten trok tot uit
Canada aan toe. Handelaren die met geld aan
kwamen zetten, raakten dat kwijt, en hun auto
bovendien. Het leverde miljoenen per jaar op,
die grotendeels naar de agenten gingen, via een
riante overurenregeling.
Geen gek systeem, zullen veel Amerikanen
vinden. Al zal Russ Caswell uit Massachusetts
daar anders over denken. Hij is de eigenaar
van het Caswell-motel in Tewksbury, dat bijna
werd opgeëist door de staat toen bleek dat er
de afgelopen veertien jaar welgeteld vijftien
keer een drugsdeal in een van de kamers had
plaatsgevonden. Dat is moeilijk te voorkomen
als je in die periode tweehonderdduizend keer
een kamer hebt verhuurd, en Caswell zelf werd
nergens van beschuldigd. Hij zou zijn bezit kwijt
zijn geweest als hij niet de gratis hulp had gekregen van een groot advocatenkantoor.
In de meeste Amerikaanse staten is het de
regel: geld en spullen die verband houden met
een misdrijf mag de politie in beslag nemen
en zelf grotendeels houden. De wetten die dat
mogelijk maken, werden in de jaren zeventig
et cetera. Al jaren is deze ontwikkeling van invloed op de politiek. Overal
in het Westen is er een beweging
naar rechts gaande.
Een van de markante eigenschappen daarvan is een afkeer van alles
wat buitenlandse politiek is. Niet
lang geleden heeft de PVV opnieuw
een plan gelanceerd waardoor bij
uitvoering Nederland de euro weer
voor de gulden zou inwisselen. Wat
zouden Henk en Ingrid daarvan
vinden? Van dat oervaderlandse
echtpaar hebben we al jaren niets
gehoord. Maar
volgens de laatste peilingen van
De vrede in Maurice de Hond
Oekraïne
kan hun partij bij
is hersteld. de aanstaande
Maar voor
gemeenteraadshoe lang?
verkiezingen op
dertig procent
van de stemmen
rekenen, meer
dan de VVD en
de PvdA samen. En intussen heeft
het PVV-Kamerlid Raymond de Roon
vragen gesteld over deze voorgenomen buitenlandse hulp. Kan dat geld
niet beter worden besteed?
Zoals eerder de burgeroorlog in
Syrië laten nu de gebeurtenissen in
Oekraïne zien dat de ouderwetse
buitenlandse politiek in verval is.
Aan de ene kant hebben we daarmee
geluk. Er zijn geen militaire mobilisaties meer, geen grensincidenten,
geen topconferenties waar een
dreigende wereldoorlog op het nippertje voorkomen wordt. In plaats
daarvan hebben we een conglomeraat van staten gekregen waarvan
een toenemend aantal in een staat
van wanorde is. Met 130.000 doden
is Syrië het dieptepunt, waarbij de
internationale gemeenschap machteloos toekijkt. Misschien is Egypte
op weg naar een burgeroorlog
waarvan we dan op dezelfde manier
getuige zijn.
En nu komt Oekraïne. Weken
achtereen zijn we er via de televisie
getuige van geweest hoe in Kiev
vreedzame demonstraties uitgroeiden tot een meedogenloze stadsoorlog, waarna de burgerij zelf de
vrede heeft hersteld. Voor hoe lang?
Dat is aan de ene kant afhankelijk
van de inzichten van Poetin, en aan
de andere van de economische
hulp die de geslaagde opstand van
het Westen zal krijgen. Door die
aanzienlijke lastenverlichting zal
de politieke slagvaardigheid in Kiev
worden bevorderd. Maar misschien
zal het Westen dan ook zelf daarvoor
een prijs moeten betalen, in de vorm
van groeiend wantrouwen tegenover
de gevestigde politiek.
De revolutie is voorlopig tot een
goed einde gebracht, maar daarmee
zijn nieuwe risico’s ontstaan waarvan pas op langere termijn de ernst
zal blijken. De overwinning in Kiev is
niet meer dan een begin.
Leegstand Tegenover de 4,1 miljoen daklozen in Europa staan meer leegstaande huizen
dan ooit tevoren. Een groot deel daarvan is enkel gebouwd als beleggingsinstrument.
Griekenland 300.000
Ierland 400.000
Verenigd Koninkrijk 700.000
Portugal 735.000
Duitsland 1,8 miljoen
Frankrijk 2,4 miljoen
BITCAVES / Bron: ThE guardian
H.J.A. Hofland
Problemen
van een zege
Italië 2,7 miljoen
Spanje 3,4 miljoen
Totaal
11 miljoen
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 7
Economie
Jesse Frederik
Visieloos
Het Nederlandse bedrijfsleven
is zich langzaam de tijdshorizon
van een goudvis gaan aanmeten.
Bedrijven investeren niet meer. Het
investerings­niveau heeft sinds 1946
niet meer zo laag gelegen als nu.
Ondertussen zwellen de bedrijfs­
kassen aan. Winst wordt niet geïnvesteerd, maar op een bank­rekening
geparkeerd of uitgekeerd aan de
aandeelhouder.
Een goed voorbeeld van deze onzalige trend is Philips, altijd hoog op de
lijstjes van meest innovatieve Nederlandse bedrijven. De netto investeringen (aankoop van bedrijven, patenten,
fabrieken et cetera minus verkoop
van bedrijven, patenten, fabrieken
et cetera) van het bedrijf bedroegen
tussen 1996 en 2004 nog 15,2 miljard
euro, om vervolgens tussen 2005 en
2013 te dalen naar 3,5 miljard euro.
De uitgaven aan research and
development (r&d) namen ondertussen ook af. Philips investeerde
zo’n dertig procent minder in r&d in
de tweede periode. Ook daarmee is
Philips helaas illustratief voor het
Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven
in Finland gaven in 2012 bijvoorbeeld
zo’n 2,5 procent van het bbp uit aan
r&d, terwijl in Nederland de teller blijft
haken op 1,2 procent.
Wel wist Philips steeds meer geld
uit te keren aan de aandeelhouder. In
de tweede periode steeg het bedrag
aan eigen aandeleninkoop van 1,3 miljard euro naar 11,4 miljard euro. Zulke
cadeautjes stemmen de aandeelhouder (en het optiehoudend management) gelukkig. Maar de gebrekkige
investeringen en onderzoeksuitgaven
zijn vanuit een maatschappelijk oogpunt funest. We kunnen ons niet naar
rijkdom sparen. Uiteindelijk hebben
we investeringen in het productieapparaat nodig wil de collectieve
levensstandaard erop vooruitgaan.
De visieloosheid van het bedrijfsleven beperkt zich echter niet tot de
eigen bedrijfsvoering. Treurig is ook
de afwezigheid van enige concrete
maatschappelijke visie. Verder dan
positieve energie uitzenden komt het
grootbedrijf niet. Neem het project
‘Nederland Wereldland’, waar vrijwel
alle Nederlandse multinationals aan
meedoen. ‘Het gaat helemaal niet
zo slecht met Nederland!’ stellen
de project­partners op hun verdomd
fraaie website. Nederland scoort
namelijk heel hoog op concurrentielijstjes en bovendien zijn we het thuisland van vele multinationals. ‘Volgens
ons redenen genoeg voor optimisme
en vertrouwen.’ Tjakka!
Ondernemers als Jacques van
Marken, die het eerste bedrijfs­
pensioenfonds opzette, en Paul
Rijkens (1888-1965), de Unilever-topman tijdens de Tweede Wereldoorlog,
draaien zich om in hun graf. Er was
namelijk een tijd dat ondernemers en
bedrijfsleiders zich actief mengden
in het politieke debat. Niet met vage
vertrouwensvoodoo, de laatste toevlucht van de ideeënlozen, maar met
concrete en soms radicale voorstellen
voor een betere toekomst.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog publiceerde Unilever bijvoorbeeld
pamfletten en brochures waarin het
zijn visie op de grote maatschappelijke
vraagstukken uiteenzette. In 1943 gaf
het voedselconcern een brochure
Juist in
uit getiteld The
deze tijden Problem of Unemis het nodig ployment. Het
dogma’s
document werd
af te
geschreven door
schudden
Unilever-directeur
Jan Willem Beyen,
de latere minister
van Buitenlandse Zaken en een van de
– vergeten – aartsvaders van de Europese Gemeenschap. Werkloosheid
werd als ‘het voornaamste sociale en
morele probleem van de vooroorlogse
wereld’ bestempeld. Unilever zag hier
een gecombineerde taak voor het
bedrijfsleven, dat de zelfsdiscipline
moest opbrengen om voldoende te
investeren, en de overheid, die door
openbare werken en begrotings­
politiek de werkgelegenheid op peil
moest houden als het bedrijfsleven
tekortschoot. Vrijwel alle grote Britse
kranten schreven over de brochure
en verwelkomden de bijdrage van ‘big
business’ aan het debat.
Het was typisch voor het maatschappelijk betrokken klimaat in de
Hollandse kolonie in Londen, waar
bedrijfsleiders hard nadachten over
de naoorlogse toekomst. Op initiatief
van Unilever-topman Paul Rijkens en
onder voorzitterschap van prins Bernhard werd ook een ‘studiegroep voor
reconstructieproblemen’ opgericht,
waarin topmannen van Shell, Philips
en anderen zitting hadden. Veel ideeën
over onderwerpen uiteenlopend van
een ‘geldzuivering’ (het befaamde
tientje van Lieftinck) tot de oprichting
van een permanent college van advies
voor economische vraagstukken (de
latere SER) werden door de studiegroep ontwikkeld.
Vergelijk zulke vooruitstrevende
denkers met de hedendaagse generatie bedrijfsleiders. ‘De ondernemer
laten ondernemen’ en een roestige
loonmatigingsagenda, dat is zo
ongeveer de visie van het bedrijfs­
leven. Dat is teleurstellend, want na
zes jaar economische stagnatie mag
de conclusie toch wel luiden dat het
niet business as usual is. Dat de oplossingen uit het verleden nog eens in de
magnetron mieteren ons niet verder
gaat brengen. Juist in deze tijden is
het nodig dogma’s af te schudden.
Daar hebben we toch geen wereldoorlog voor nodig, hoop ik?
ingevoerd om de oorlog tegen de drugs effectiever te maken. Maar er is een probleem: die
inbeslagname staat los van een veroordeling van
de eigenaar. De procedure is een civiele rechtszaak, waarin de eigenaar maar moet bewijzen
dat hij onschuldig is, met hulp van een advocaat
die hij zelf moet betalen. Dat is vaak zo duur dat
procederen geen zin heeft. In het stadje Linden in Texas rekende de politie daar helemaal
op, beschreef het weekblad The New Yorker.
De minste verkeersovertreding kon daar al leiden tot een doorzoeking van je auto, en als er
dan bijvoorbeeld een flinke hoeveelheid contant
geld werd gevonden, mocht je dat afgeven in ruil
voor de belofte dat je niet zou worden vervolgd.
Uiteindelijk vond een aantal slachtoffers van
deze legale struikroverij elkaar via een advocaat
van buiten de stad, en beval een rechter de politie van Linden om zijn praktijken in te perken.
Elders komt de politiek langzaam in beweging. In de staat Georgia is een wet in behandeling die moet zorgen voor meer openheid over
waar het geld op het politiebureau vandaan
komt en waar het heen gaat, en ook in New York
is daarover sinds kort een discussie. Maar dat
8 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
zijn maar kleine deukjes in een groot probleem.
Motel-eigenaar Caswell in Massachusetts kwam
er bijvoorbeeld tijdens het proces achter waarom
de politie juist zijn bezit aanpakte: een speciaal
daarvoor vrijgestelde agent had in het kadaster
ontdekt dat het hypotheekvrij was.
Bas den Hond
Smerige restauranthouders
vogelvrij in Suriname
Paramaribo – Ala pesi moksialesi,
dagublad, anitri beri, gritbanasoep,
gomawiri, kousenband, sopropo,
boulanger met zoutvlees – het menu
van verschillende restaurants wordt
in Suriname dagelijks via de radio omgeroepen.
Een verjaardagsfeestje – of rouwzitting – is er
niet compleet zonder forse bakken tjauwmin of
tjaptjoi met kip. Gasten zijn pas tevreden wanneer ze op het einde van de avond huiswaarts
keren met enkele boordevolle piepschuimen
meeneembakjes onder de arm. Wie op Facebook Surinaamse vrienden heeft, ziet minstens
driemaal per dag foto’s van verse roti’s, pruttelende potten met bruine bonen en dampende
porties pastei de revue passeren.
Niks is in Suriname zo heilig als het dagelijkse brood. Niet alleen de eeuwigdurende
kwestie hoe je het best de van oorsprong joodse
ovenschotel pom kunt bereiden zorgt met grote
regelmaat voor hoogoplopende discussies, ook
de hygiënische omstandigheden in de keukens
van de vele eethuisjes, restaurants en straat­
venters zijn een punt van zorg. Koken onder de
felle tropenzon is lang niet zo simpel als aan de
kille Noordzee: bewaar rauw vlees enkele minuten ongekoeld en je hebt het ideale recept voor
een acute voedselvergiftiging.
Het was voor veel Surinamers dan ook een
schok toen verschillende districtscommissarissen (een soort burgemeesters) onlangs besloten
om via sociale media foto’s te verspreiden van
onhygiënische restaurants die door hen waren
gesommeerd de deuren te sluiten. De wansmakelijke taferelen liegen er niet om: vers geplukte
eenden die in de zon aan een waslijn hangen
te drogen, kippen die naast een open beerput
worden geroosterd, drachtige honden die in
keukens onder het fornuis liggen te slapen, het
karkas van een varken op de keukenvloer.
De reacties zijn navenant. Opgewonden rea­
guurders spreken van misdaden tegen de menselijkheid, eisen levenslang en publiceren na
speurwerk zelf namen en adressen van betrapte
restaurantuitbaters, die als moordenaars vogelvrij worden verklaard. De naming and shaming-campagne doet enigszins denken aan
die van de Britse tabloid News of the World, die
in 2000 de namen, adressen en foto’s van vermeende pedofielen op zijn voorpagina plaatste.
De vergrijpen mogen dan onvergelijkbaar zijn,
de commotie is er niet minder om.
Maar de recente onthulling dat Ballast
Nedam eind jaren negentig miljoen gulden
smeergeld betaalde aan de toenmalige – en
tevens huidige – politieke top van Suriname,
die is al lang weer vergeten. Dat het parlement
al een maand niet meer vergadert, verbaast niemand. De volgende warme bakker die wordt
gesnapt met meel van over de datum kan een
woedende menigte verwachten.
Pieter van Maele
Australië’s onwelkome
boodschapper
Canberra – Australië bestrijdt het
nationale waanbeeld dat de halve
wereld morgen op een vlot het land
komt binnendrijven tegenwoordig
met een heuse militaire operatie.
Dat betekent vooral dat de regering onder het
mom van operationele geheimhouding niets
meer zegt over wat de kustwacht uitvoert. Maar
de verhalen die wél doordringen zijn verontrustend. Er zijn claims over rechts-extremistische
grenspatrouillanten en over mishandelingen.
Bij een uitbraakpoging viel vorige week een
dode en een onbekend aantal gewonden. De
publieke omroep abc berichtte uitgebreid over
brandwonden die asielzoekers op weg naar een
detentiecentrum zouden hebben opgelopen.
Daarop lanceerde premier Tony Abbott eindelijk een onderzoek. Naar de abc welteverstaan.
Furieus was Abbott in een radio-interview. De
Liberale premier verwachtte van de publieke
omroep ‘meer liefde voor het thuisteam’ en vond
dat ‘de abc ieders kant koos behalve die van
Australië’. Abbott verkondigt de karikatuur van
de abc als linkse staatsomroep al jaren, maar uit
de mond van premier Abbott klonk de aanval
aanzienlijk onheilspellender dan uit die van de
voormalige oppositieleider. En dat hij het niet
bij woorden liet, bleek toen zijn regering vervolgens een grootschalige kosten-batenstudie aankondigde naar Australië’s publieke media.
De abc beheert naast tv- en radiozenders
een netwerk van lokale radiostations en ook
het Australia Network (de Australische Wereld­
omroep), internetradio, een uitzending-gemist­
pagina en internetdiscussiefora. Vooral die digitale activiteiten en de licentie van het Australia
Network hebben de warme belangstelling van
Abbotts vriend Rupert Murdoch, en een waarschijnlijke uitkomst van de studie naar de abc
is dat het Australia Network zal worden uitgebeend ofwel geprivatiseerd. Volgens een kpmgrapport uit 2006 dekt het abc-budget ternauwernood de kosten. Maar een groot deel van
Abbotts aanhang zou het graag verkleind zien.
Via Twitter aangekondigde abc-nieuwsitems
over asielzoekers ontvangen standaard haat­
reacties en opinieartikelen van het kaliber ‘geen
cent belastinggeld meer naar de abc’ haalden
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 9
Media
Chris van der
Heijden
Watersterk
Terwijl er voortdurend nieuws was
over de gebeurtenissen in Oekraïne
hoorden we bijna niets over de rol
daarin van de sociale media. Dat is
verbazingwekkend, want toen enkele
jaren geleden de chaos in de Arabische
landen begon, werden de nieuwe
media steeds weer een beslissende
factor genoemd. Is er in de loop van
drie, vier jaar iets veranderd? Onderscheidt het Oekraïense medialandschap zich van dat in Noord-Afrika? Of
is er iets anders aan de hand?
Veranderd zijn in de afgelopen
jaren in ieder geval twee zaken. Om te
beginnen zijn sociale media gewoon
geworden. Toen in 2010 in Tunesië de
opstand begon, moesten velen er nog
aan wennen. Zo was Twitter destijds
een relatief recent verschijnsel,
eigenlijk pas in 2009 echt doorgedrongen. Dat is nu anders. Er zijn eerder
te weinig dan te veel sociale media
en er is geen maatschappelijk actief
persoon die deze overvloed niet dag in,
dag uit ervaart. Vandaar verandering
nummer twee: met het verdwijnen van
de nieuwigheid is ook een deel van het
enthousiasme verdwenen. Daarmee
wordt ook steeds duidelijker dat alle
ophef van enkele jaren geleden minstens zo veel zegt over de verwondering van de tijdgenoot over de nieuwe
technologie als over de maatschappelijke betekenis daarvan.
Het antwoord op de eerste van
de vragen is dus een dubbel ja. Het
antwoord op de volgende vraag is een
ontegenzeggelijk nee. Toen eind 2004
in Oekraïne de zogenoemde Oranjerevolutie uitbrak – met eveneens een
hoofdrol voor Janoekovitsj overigens
– waren internet en mobiele telefonie zo belangrijk dat naar aanleiding
daarvan door velen voor het eerst van
een moderne mediarevolutie werd
gesproken. Des te verwonderlijker
daarom dat de nieuwere versies van
die media deze keer zelden vermeld
werden. Maar dat is onterecht, denk
ik. Tik op Twitter of bij Google maar ’s
#euromaidan of #euromaydan (‘Plein
Europa’) in en de berichten stromen
voorbij. De rol van moderne media
in de Oekraïense revolutie is zelfs zo
groot geweest dat je de intensiteit van
de gebeurtenissen min of meer aan
het aantal berichten kunt aflezen. The
Huffington Post toonde dat afgelopen
vrijdag in een paar fraaie grafiekjes. Ze
laten over het verband tussen media
en politiek geen twijfel bestaan.
Veelbetekenend in de aanloop naar
de huidige protesten in Oekraïne waren
ook affaires als die rond Oksana Makar,
het achttienjarige meisje dat twee jaar
geleden verkracht en voor dood ach-
na Abbotts uitspraken zelfs de krantenpagina’s
van Murdochs concurrent Fairfax. Het is dan
ook te waarderen dat het ministerie van Immigratie vooruitlopend op de ontmanteling van
de abc zelf pogingen doet tot publieke nieuwsvoorziening. Afgelopen week bleken door een
lek de persoonsgegevens van alle asielgevangenen van detentiecentra in te zien. Kort daarvoor
verspreidde het ministerie een stripverhaal over
een man die met hulp van een mensensmokkelaar naar Australië vaart, op zee gevangen wordt
en in zijn cel nostalgisch terugdenkt aan zijn
idyllische familieleven. Een fijnzinnige analyse
van de vluchtelingenproblematiek die alle politieke satire bij de abc alvast overbodig maakt.
Stef Spronck
Gratis boodschappen in Iran
Teheran – Het was echt goed
bedoeld, het plan van de Iraanse
regering om voedselpakketten uit
te delen aan de armen. Een boodschappenmand, zoals het pakket
steevast huiselijk wordt aangeduid, vol met
10 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
tergelaten werd door de zonen van een
paar hoge piefen uit gouvernementele
kring. Zoiets schijnt in Oekraïne zo
gewoon te zijn dat er zelfs een begrip
voor bestaat: in Engelse vertaling bigwig crimes, ‘hoge-piefen-misdaden’.
Terwijl dergelijke misdaden tot voor
kort steevast onder het tapijt werden
gemoffeld, werd dat in het geval van
Oksana Makar voorkomen nadat de
moeder van Oksana een vreselijke
video op YouTube had geplaatst. Deze
had een sneeuwbaleffect. Meer van
dit soort toestanden of moderniseren c.q. europeaniseren? Dat was de
keuze waarvoor
de Oekraïense
Sociale
bevolking zich
media
door misdaden als
maken het die tegen Oksana
steeds
Makar geplaatst
moeilijker
voelde. Over het
zaken weg antwoord bestond
te moffelen steeds minder
twijfel.
Of is er toch nog iets anders aan de
hand? Ja, ik denk eigenlijk van wel.
Na het eerste enthousiasme over
de mobiliserende rol van moderne
media bij de Arabische opstanden en
Occupy-achtige bewegingen in 2011
klonk een tijdlang vooral scepsis. Zo
beweerden Evgeny Morozov en velen
in zijn voetspoor dat die media net zo
goed in het nadeel als in het voordeel
van democratisering werkten. Dat is
zonder twijfel juist, maar vermoedelijk
is iets anders nog meer juist. Om het
rijst, kip, eieren, bakolie en kaas. Het idee kwam
eigenlijk al uit de koker van president Rohani’s
voorganger, Mahmoed Ahmadinejad. Die wilde
de gratis mand aan drie miljoen ambtenaren
aanbieden, maar Hassan Rohani deed er nog
een flinke schep bovenop: niet alleen ambtenaren moesten in aanmerking komen voor het
voedselpakket, ook de allerarmsten. Op een
bevolking van ruim 75 miljoen zouden zeventien
miljoen voedselpakketten worden verdeeld.
Nu was het plan niet alleen een vorm van liefdadigheid. Het was vooral bedoeld om de torenhoge inflatie tegen te gaan, waarmee Iran door
de internationale sancties te kampen heeft.
Al gauw verschenen er in het hele land lange
rijen bij de distributiecentra. Mensen moesten
vaak uren wachten voordat ze de mand – in werkelijkheid een simpele plastic zak – in ontvangst
konden nemen. Soms was het wachten zelfs voor
niets. Zoals voor Soraya, een moeder van twee.
‘Ik had vier uur in de rij gestaan. Toen ik bijna
aan de beurt was, zei men dat ik de volgende dag
maar terug moest komen omdat de voedselpakketten voor die dag op waren.’ Ook was het in
de meeste Iraanse provincies bitterkoud. Drie
met één of enkele woorden te zeggen:
openheid, de onoverwinbare kracht
van openheid.
De belangrijkste verdienste van
moderne media is namelijk iets
anders dan enkele jaren geleden
verondersteld werd. De belangrijkste verdienste is dat die media het
steeds moeilijker maken zaken weg
te moffelen. Was de waarheid in het
verleden op den duur veelal ook al
sneller dan de leugen, tegenwoordig is
dat in verregaande mate het geval. De
verklaring is simpel: het tempo van die
waarheid is verveelvoudigd. Op korte
termijn zal brute kracht het altijd
winnen van een zachte tegenstander:
een mobieltje is geen partij voor een
kalasjnikov. Maar het is een winst die
steeds minder oplevert en steeds
korter standhoudt.
Het spel tussen harde en zachte
kracht is te vergelijken met dat tussen
steen en water. Steen slaat water
kapot terwijl water op den duur de
steen uitholt, uiteindelijk zelfs verpulvert. Hoe meer water, hoe sneller het
stroomt, des te sterker en sneller dat
uithollingsproces. Iets dergelijks doet
de publieke opinie met macht, leugen
en politiek. Je kunt de waarheid verborgen houden, je kunt het publiek de
mond snoeren, maar dankzij moderne
media blijkt steeds vaker en steeds
sneller dat het niet werkt. Behalve
voor machtstuig is het een geruststellende gedachte: dat water uiteindelijk
sterker is dan steen.
personen overleden zelfs toen ze urenlang in de
vrieskou hadden staan wachten. Toen brak de
kritiek op de distributiewijze pas echt los.
De conservatieve krant Jawan schreef dat
de hele actie een ‘nationale schande’ was. Ook
politici mopperden dat de beelden van rijen
arme Iraniërs in de kou, wachtend op eten, nou
niet bepaald zouden bijdragen aan een positief
imago van Iran. Irans vijanden – met name
Israël – zouden in hun vuistje lachen.
Het komt weinig voor dat een Iraanse politicus zich publiekelijk verontschuldigt voor fouten in het beleid, maar het werd tijd voor Rohani
om door het stof te gaan. In een live tv-interview
bood hij zijn excuses aan en zei dat de regering de distributie van de pakketten efficiënter
zal aanpakken. Het interview zorgde voor een
nieuw relletje omdat het op een veel later tijdstip werd uitgezonden dan was gepland, waardoor het veel minder kijkers trok. Volgens Twitter-berichten zou er geruzie zijn geweest tussen
het presidentiële bureau en de staatstelevisie
over wie het interview moest afnemen. Maar de
staats-tv hield het op een technische storing.
Carolien Omidi
In Den Haag
Chantabel
In de Volkskrant spreken
CDA-bewindslieden uit
het door Wilders gedoogde
kabinet-Rutte I vrijuit over
de val van dat kabinet.
Waarom zwijgt de VVD?
door Aukje van Roessel
beeld Milo
hen in de tang had, uit angst voor een slechte
Zou voormalig cda-onderhandelaar Ab Klink
verkiezingsuitslag? In die zin is het jammer dat
met enige tevredenheid terugkijken op zijn
Rutte noch Verhagen aan de reconstructie heeft
gelijk? Of zou het hem vooral pijn doen dat de
meegewerkt.
dagelijkse werkelijkheid in het kabinet-Rutte I
Het zijn vooral cda’ers die aan het woord
door het doen en laten van gedoogpartner Geert
komen. Na het pvv-avontuur gekleineerd tot
Wilders van de pvv erger was dan in zijn stouteen oppositiepartij met nog maar dertien zetels,
ste nachtmerries?
kan de openhartigheid de christen-democraten
Na de onthutsende reconstructie in de
mogelijk ook niet veel pijn meer doen. Of wil het
­Volkskrant van afgelopen weekeinde over de
cda alsnog krediet voor de breuk?
manier waarop minister-president Mark Rutte
Toenmalig minister van Immigratie en Asiel,
(vvd) en vice-premier Maxime Verhagen (cda)
Gerd Leers, heeft zijn dagboek aan de Volkshun eigen partijgenoten in het kabinet onder
krant-journalisten ter inzage gegeven. Daardoor
druk ­zetten om Wilders toch maar te vriend te
doemt van Leers, tijdens zijn ministerschap toch
houden, was Klink de eerste aan wie ik moest
gezien als de voetveeg van Wilders, een ander
denken. Daarom zijn brief van eind augustus
beeld op, meer dat van de man die toch nog voor
2010 er nog maar eens bij gepakt. Het is de brief
zijn principes probeerde op te komen maar door
waarin Klink aan toenmalig cda-partijvoorzitzijn partijleider elke keer in de steek werd gelater Henk Bleeker en aan de eerste onderhandeten. Maar waarom kapte Leers er dan niet mee?
laar in de kabinetsformatie Verhagen uiteenzet
Was dat een gebrek aan persoonlijke moed, de
waarom ze niet met de pvv verder moeten pracda-reflex dat er altijd bestuurd moet worden of
ten. Klink zelf stopt in ieder geval met ondermeende Leers zijn partij in deze complexe situhandelen.
atie niet in de steek te kunnen laten?
Klink voorspelde destijds dat de gedoog­
Ook intrigerend is de rol van cda-staatsseconstructie met de pvv niet veel goeds zou betecretaris van Buitenlandse Zaken Ben Knapen.
kenen voor de samenleving. Hij waarschuwde
Zijn standvastigheid en harde nee tegen een
dat Wilders’ intenties niet te verenigen zouden
grote bezuiniging op ontzijn met die van het cda:
wikkelingssamenwerking
het uitsluiten van mensen versus het perspec- Waarom kapte Leers er niet zou hebben geleid tot het
tief bieden aan mensen.
mee? Was dat een gebrek opbreken door Wilders
en de uiteindelijke val van
Klink herinnerde Bleeker
aan persoonlijke moed?
het kabinet-Rutte I in het
en Verhagen aan de aan
voorjaar van 2012.
de onderhandelingstafel
Maar wat dacht Knapen toen hij het vergedane uitspraak van de pvv-leider dat ‘de hoofzoek kreeg van partijleider Verhagen om aan
den van de coalitiepartners rood zouden kleute geven hoeveel er nog bezuinigd kon worden
ren’ als hij zijn visie op het door hem gesteunde
op ontwikkelingssamenwerking? Het lijkt toch
kabinetsbeleid zou geven. Die rode hoofden
behoorlijk naïef om niet te bedenken dat zijn
bleven in het najaar van 2010 bij de presentatie
antwoord – twee miljard van de nog resterende
van de gedoogconstructie achterwege, maar als
vier miljard euro – gebruikt zou worden tijdens
Rutte en Verhagen na het lezen van het artikel in
de onderhandelingen met Wilders over veertien
de Volkskrant niet alsnog rood zijn aangelopen,
miljard euro extra bezuinigingen. Of was het
dan is hun morele kompas van slag.
een doortrapte voorzet van Knapen die moest
De reconstructie lezend is er één woord dat
leiden tot de breuk?
zich in mijn hoofd vastzet: chantabel. Dat de
Van de vvd heeft alleen de niet meer actieve
altijd zo opgewekt ogende Rutte binnenskamers
Uri Rosenthal, destijds minister van Buitenvaak woedend werd en dat Verhagen er zo doorlandse Zaken, meegewerkt aan de reconstructie.
heen zat dat hij elke week de door de gedoogconAndere liberalen uit die tijd zijn nog politiek
structie veroorzaakte ellende van zich af moest
actief of willen nog een functie waarvoor ze de
praten, zijn details die een dergelijk verhaal
partij nodig hebben. Maar dat zijn waarschijnmooi en des te lezenswaardiger maken. Maar
lijk niet de enige redenen waarom vvd’ers hun
het is de laffe houding van zowel de premier als
mond houden over de periode-Wilders.
de vice-premier die je onthutst achterlaat. Ze
In de stad Den Haag houden de liberalen
laten zich keer op keer door Wilders chanteren,
samenwerking met de pvv na de gemeenteraadsze zetten hun partijgenoten onder druk, ze laten
verkiezingen open. Het is moeilijk in te schatten
liever hun eigen mensen vallen dan dat ze voor
wat daar achter zit. Omdat in een democratie
hen of het eigen gedachtegoed opkomen.
een gekozen partij niet vooraf mag worden uitWaarom? Geloofden ze echt dat het land
gesloten? Om potentiële pvv-stemmers niet bij
zonder die gedoogconstructie onbestuurbaar
voorbaat richting die partij te jagen? Of zouden
zou zijn? Rekenden ze erop dat de pvv net als
de Haagse liberalen echt denken dat wat in het
de onervaren lpf begin deze eeuw zichzelf de
Torentje van de minister-president gebeurde
das om zou doen? Waren ze bang voor de woede
niet in het Haagse IJspaleis herhaald zal worvan de ontevreden pvv-achterban? Wilden ze zo
den? Ook al is Wilders deze keer geen lijst­duwer
graag regeren dat ze hiervoor bereid waren hun
in Den Haag, dat laatste lijkt mij behoorlijk
eigen ziel te verkopen? Durfden ze er niet direct
naïef.
mee te stoppen toen duidelijk werd hoe Wilders
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 11
Wie zijn de strijders van Maidan?
‘Brussel zou onze dood zijn’
BULENT KILIC / AFP / ANP
voor een van de
televisiecamera’s.
Een man uit een
westelijke
regio
zegt: ‘We verwelkomen haar als politieke ex-gevangene.
Als
tegenstander
van Janoekovitsj.
Als leider vertrouwen we haar niet.’
Samen met enkele
streekgenoten heeft
hij
uitgerekend
vandaag opnieuw
een tent opgezet,
symbolisch vlak bij
de onafhankelijkheidszuil, daar waar
een paar dagen
voordien een kamp
in vlammen opging
en politie op betogers vuurde. ‘Weet
u hoe het komt dat
Oekraïne in 1991
zonder bloedvergieten zijn onafhankelijkheid kreeg? De
communisten wisKiev, Onafhankelijkheidsplein, 25 februari
selden van masker
en sloegen aan het
stelen en profiteren. Timosjenko is één van hen.
gemaakte filmpje rap zijn weg naar de media.
Ze is deel van het oude systeem.’
Het is de dag van de zege, al is die voor veel betoMaidan (‘Plein’) heeft Oekraïne veranderd.
gers nog verre van volledig. In de verschroeide
De gasprinses, omstreden door haar deals in de
oorlogszone in de binnenstad – het Onafhantroebele jaren negentig en politiek overleefster
kelijkheidsplein, het Europaplein, bij de poort
pur sang, zal het nog moeilijk krijgen om weer
naar het voetbalstadion – heerst de hele zaterin de kiezersgunst te komen. ‘Het is nu niet de
dag een stemming die het midden houdt tussen
beurt aan Timosjenko om het land te bestuvermoeidheid, opluchting en vooral van rouw.
ren’, schrijft redacteur Sergey Lesjtsjenko van
Twee dagen ervoor lag het plein nog letterlijk
de oppositiekrant Oekrainska Prawda in een
onder vuur, vielen betogers neer, beschoten door
vernietigend stuk over de financiële malversasnipers midden in de massa, of op de hellende
ties van de ex-premier. En, verwijzend naar het
straat richting presidentieel paleis, voorbij de
in 2011 voor haar ingerichte protestkamp op
voetbrug, waar de meters ineens op kilometers
de centrale winkelboulevard: ‘De Maidan van
leken. Een bloedige, tragische tegenaanval gaf
Timosjenko bevindt zich ver van het Onafhande doorslag. Het officiële dodental van de prokelijkheidsplein. Het bestaat uit een rij verlaten
testen loopt tegen de honderd.
spooktenten. De wind waait er alleen het vuil op.’
En dan, alsof ze aan een touwtje uit de hemel
Wie valt in de ogen van de Maidan-betogers
is afgedaald, is daar ineens Joelja. Niet in het
het Oekraïense presidentschap dan wel toe?
wit deze keer, maar in de kleur van de rouw. Ze
Onder ‘de grote drie’ – de politieke leiders van
heeft geluk. De tienduizenden Oekraïners die
Maidan – dreigt voor Arseni Jatsenjoek een
haar toespraak aanhoren, zijn niet in de stemgeloofwaardigheidsprobleem sinds zijn niet
ming voor boegeroep. Woorden over eer en
ingeloste belofte voorop te gaan in de strijd
helden­dom worden met applaus beantwoord.
en ‘dan maar een kogel in zijn kop te krijgen’.
Het volk lijkt haar weer in de armen te sluiten.
Ook zijn onvoorwaardelijke trouw aan TimosMaar schijn bedriegt. ‘Timosjenko is voor mij
jenko ligt bij de revolutionair gestemde Oekrahet symbool van de Oranjerevolutie en die liep
ïners moeilijk. Oleh Tiahnibok, de luidruchtige
uit op een zware teleurstelling’, zegt een vrouw
Na de succesvolle revolutie
ruikt de oude Oekraïense
oppositie, Joelja Timosjenko
voorop, de macht. Daar denken de deels geradicaliseerde Maidan-activisten heel
anders over.
door Stef Heinink
Onmiddellijk na aankomst op het vliegveld
van Kiev, luttele uren na haar vrijlating, krijgt
Joelja Timosjenko een eerste waarschuwing.
Een groep activisten houdt haar auto tegen.
‘Joelja, we willen niet dat je vergeet wie deze
revolutie tot stand heeft gebracht!’ Een ander
smeekt de ex-premier: ‘Joelja, verraad het volk
niet. Ik vraag het je met klem.’ Even daarvoor
hebben dezelfde activisten de auto van partijgenoot en oppositieleider Arseni Jatsenjoek tot
stoppen gedwongen. ‘Arseni, we bouwen aan
een nieuw Oekraïne. Houd je aan de regels.’ Als
honderden anderen vindt ook dit door activisten
12 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
nationa­list uit Lviv, zou van de radicalisering in
het land juist wel kunnen profiteren, maar het is
de vraag of zijn electoraat breed genoeg is. Ook
hij wordt vooral geassocieerd met demagogie en
mooie woorden.
De meeste populariteit geniet Vitali Klitsjko.
In december vorig jaar kwam de bokskampioen
in een opiniepeiling als Oekraïne’s meest integere
politicus uit de bus. Als op 25 mei vervroegde
presidentsverkiezingen worden gehouden, zal
het waarschijnlijk gaan tussen hem, Timosjenko
en wellicht een nieuwe kandidaat uit de rangen van Janoekovitsj’ Partij van de Regio’s. Ook
zingt de naam van ex-minister Pedro Porosjenko
rond. De welsprekende chocoladegigant heeft
tijdens de protesten opgang gemaakt als onafhankelijk oppositieleider, al kan ook hij worden
geassocieerd met de in rook opgegane beloftes
van de Oranjerevolutie (2004).
Vele betogers echter laten weten: politiek is
meer dan het noemen van namen en het verdelen van hoge posten. ‘Het probleem waar onze
politici mee kampen, ook de oppositie, is dat
ze menen dat ze de nieuwe piloten zijn die het
vliegtuig ineens beter laten vliegen’, zegt een
activist van het eerste uur. ‘Maar we willen geen
nieuwe piloten, we willen een nieuw vliegtuig.
Het hele systeem moet op de schop.’
Wie waren eigenlijk die activisten die Timo­
sjenko na haar aankomst bij het vliegveld in
Kiev tegenhielden? Volgens de nieuwssite waar
het filmpje is geplaatst, ging het om leden van
Zelfverdediging Maidan, een radicale club betogers. In de drie maanden dat de Oekraïense
massademonstraties nu bezig zijn, zijn zulke
groepen een steeds opvallender rol gaan spelen.
Dat heeft alles te maken met het in toenemende mate als statisch, voorpelbaar en ineffectief ervaren optreden van de officiële politieke
oppositie. De frustraties hierover liepen onder
de Maidan-betogers enkele malen hoog op. Het
waren precies de keren dat de protesten belangrijke wendingen namen, zoals na de aanname
van de ‘schandaalwetten’ in januari die tal van
protestverboden en verregaande staatscontrole
mogelijk maakten. ‘Actie!’ eisten de tientallen
duizenden diep beledigde demonstranten op
het Onafhankelijkheidsplein. ‘Leiderschap!’ Jatsenjoek gaf een antwoord, het enig juiste. Maar
tevens, voor de steeds ongeduldiger worden
massa’s, het meest onjuiste. ‘Jullie willen een leider?’ riep hij terug. ‘Ik zal jullie zeggen wie jullie
leider is. Het volk! Jullie zelf!’ Jatsenjoek werd
uitgefloten.
Die dag ging het los. Een peloton van honderd stoere krijgers, jonge jongens voornamelijk, marcheerde het plein af richting parlement, voorzien van helmen, schilden, kogelvrije
vesten, scheen-, knie- en armbeschermers. Ze
droegen houten knuppels, stangen en andere
wapens van huiselijk fabrikaat. ‘Revolutie!’
schreeuwden ze met schorre stemmen. Zij liepen. Journalisten renden. Bij het voetbalstadion
volgde een inferno van drie dagen. Het was de
eerste kennismaking met een tot dan nog tame-
lijk onbekende groep: de Rechtse Sector. De
Rechtse Sector is een koepel. Eronder vallen tal
van rechts-extremistische, nationalistische groeperingen. Drietand heet er eentje, Patriotten een
andere. Voetbalfans zitten erbij, maar ook studenten, ingenieurs, IT’ers. Oekraïense veteranen
uit echte oorlogen, zoals in Afghanistan en in
Irak, fungeren als instructeurs.
‘Met nazisme of fascisme heeft onze beweging niets te maken’, beweert Igor Krivoroetsjka,
persman bij de Sociaal-nationalistische Assemblee, een andere groep. ‘Wel met de Slavische
cultuur en geschiedenis. Onze held is prins
Sviatoslav de Moedige.’ Deze was prins van het
middeleeuwse rijk Kiev Roes en vormt volgens
Krivoroetsjka een voorbeeld van eer en mannelijkheid.
De militante groepen van de Rechtse Sector wijzen de westerse ideologie van de liberale
democratie van de hand. Ook staan ze vijandig
tegenover humanisme en atheïsme. Ze zien zich
als ‘soldaten van de nationalistische revolutie’
en streven naar een ‘soevereine eenheidsstaat’.
Hierbij moet volledige nationale onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Ze zijn dus evenzeer
tegen de zogenoemde ‘binnenlandse bezetting’
door het pro-Russische regime-Janoekovitsj als
tegen integratie met Europa. In een recent interview met de Oekraïense pers zei Dmitri Jarosj,
leider van de Rechtse Sector: ‘We zijn in principe
‘Word je geconfronteerd met
radicale actie van de staat, dan
heb je radicale antwoorden
nodig van de bevolking’
voorstanders van samenwerking met de EU,
maar we staan zeer kritisch tegenover even­tueel
lidmaatschap. Brussel is een bureaucratisch
monster dat de nationale identiteit onderdrukt
en de traditionele, christelijke familierelaties
tegengaat. Het zou de dood zijn voor Oekraïne.’ Voor Krivoroetsjka gaat zelfs economische
samenwerking met de EU te ver. Volgens hem is
de Oekraïense economie te zwak om te concurreren.
De actieve, gewelddadige rol van de Rechtse
Sector – evenals die van de niet-ideologische
Zelfverdediging Maidan – heeft de naar Europese salonfähigheid strevende oppositieleiders
in grote verlegenheid gebracht. Enerzijds genieten de militanten de dankbare sympathie en
actieve steun van de meeste Maidan-activisten.
Aan de politieke oppositie rond Jatsenjoek,
Klitsjko en Tiahnibok, die de radicale nationalisten eerder tot ‘provocateurs’ bestempelde,
gaat deze eer voor een groot deel voorbij. Anderzijds doet de guerrilla-achtige opstand van
gewapende, extreem-rechtse vechtjassen het
beeld van een pro-Europese protestbeweging
weinig goeds.
Maidan is Poetin logischerwijs een doorn in
het oog en dus waren de Russen er als de kippen bij om het ‘nazistische’ en ‘terroristische’
karakter van de gehelmde activisten in hun
buurland wekenlang breeduit in de etalage te
zetten. Opstandige extremisten smeten met
brand­bommen, bezetten huizen en waren nog
gewapend ook. Gemakshalve zweeg men maar
over de inzet, door de Oekraïense regering,
van door de politie ingehuurde knokploegen,
over gewelddadige nachtelijke aanvallen door
oproerpolitie op de vreedzaam demonstrerende
colonnes van ‘Automaidan’, de arrestaties van
slachtoffers van politiegeweld aan het ziekenhuisbed en, meer in het algemeen, over het verspreiden van een klimaat van angst en repressie.
De Rechtse Sector reageerde deze week door
te verklaren dat ‘het Oekraïense revolutionaire
nationalisme’ geen ‘ideologie van haat jegens het
Russische volk’ is. Bovendien, zo liet de groep in
de sociale media weten, ‘komen wij op voor het
recht van alle nationale minderheden op de ontwikkeling van hun eigen identiteit en cultuur’.
Naar verluidt betreft dit vooral de positie van
de Krimtataren met wie de Oekraïense radicale
nationalisten een uitstekende relatie zouden
hebben.
De rol van extreem-rechtse nationalisten
stelt westerse intellectuelen niettemin voor een
dilemma. Twee weken geleden brak de Franse
filosoof Bernard-Henri Lévy een lans voor de
Oekraïense ‘Europese droom’. Na een toespraak
tot de menigte vanaf het podium in Kiev zei hij
in gesprekken met Oekraïners een ‘diep liberalisme’ te hebben herkend, evenals idealen over
‘burgerschap, vrijheid en de regel van de wet’. In
dezelfde week riep een groep onderzoekers naar
Oekraïens nationalisme de internationale media
in een open brief op om aan de extreem-rechtse
aspecten van Maidan niet een te grote invloed
toe te kennen. Dit zou de Russische voorstelling
van zaken alleen maar bevoordelen.
De Oekraïense socioloog Volodimir Isjtsjenko gaat hier echter keihard tegenin. In The
Guardian schreef hij: ‘Dit rechts-extremisme
is zeer reëel. Het gaat hier niet om sensationele
berichtgeving in de media of om een samenzwering van het Kremlin tegen Maidan.’ De
academici die de open brief hadden geschreven,
zouden volgens Isjtsjenko een ‘naïeve, onverantwoordelijke positie’ innemen.
Is er nog een middenpositie mogelijk in dit
gepolariseerde mijnenveld? In de Raad van
Maidan vertegenwoordigt Oleksandr Soesjko de
Oekraïense civil society. Maidan is volgens hem
het verhaal van een transformatie. ‘Eerst ging
het om toenadering tot Europa. Daarna om een
opstand tegen een dreigende dictatuur. Word
je geconfronteerd met radicale actie van de
kant van de staat, dan heb je radicale antwoorden nodig van de bevolking. Dan is het logisch
dat studenten en geleerden plaats maken voor
voetbal­fans en oorlogsveteranen. Het is een
kwestie van vuur met vuur bestrijden.’ Hoopvol
voegt hij eraan toe: ‘Als de escalatie eindigt en
de emoties verminderen, zal de invloed van de
radicalen vanzelf weer afnemen.’
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 13
Yaser Al-Khodor / Reuters
verzameld: een samoeraizwaard, wat messen en een
kruisboog.
Uiteindelijk
werd
Mohammed G. van rechtsvervolging
ontslagen
omdat hij ontoerekeningsvatbaar werd verklaard.
Wel achtte de rechter het
voorbereiden van een
jihadreis strafbaar. Daarmee kreeg het OM het
gewenste juridische precedent. Maar bovenal
illustreerde het proces
hoe ver de Nederlandse
overheid wil gaan om
moslim­jongeren ervan te
weerhouden op jihadreis
te gaan. Zeventig Nederlandse
moslimjongeren
vertoeven op dit moment
op Syrische bodem. Om
dit aantal niet verder op te
laten lopen zet de Nederlandse overheid een scala
aan juridische middelen
in, waarvan rechtsvervolging de zwaarste is. Een
ander middel is het ongeldig verklaren van hun paspoort. Dat lot trof inmiddels elf mensen. Een
enkeling heeft zijn jihadistische plannen moeten
bekopen met een stopzetting van zijn uitkering.
Op 14 februari werd het dwarsbomen van
jihadistische aspiraties verder opgevoerd toen
minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans verklaarde dat Nederland intensiever
zal samenwerken met Turkije bij ‘het tegengaan
van foreign terrorist fighters’. De Turkse politie
zal in het kader hiervan in nauwer contact staan
met de Nederlandse politie.
Het zijn bij elkaar redelijk wat maatregelen om jihadi’s een hak te zetten – maar zijn ze
eigenlijk nog wel nodig?
‘De meeste Europese jongeren die de jihad in
Syrië willen vechten zijn hoogstwaarschijnlijk al
gegaan’, zegt Timothy Holman, onderzoeker aan
de S. Rajaratnam School of International Studies in Singapore, waar hij netwerkanalyses verricht naar buitenlandse jihadi’s die naar Syrië en
Irak afreizen. Holman gelooft dat het reservoir
aan potentiële Europese jihadi’s nagenoeg uitgeput is. ‘Kijk naar Afghanistan eind jaren tachtig,
Irak halverwege het vorige decennium’, zegt hij.
‘Na ongeveer twee jaar stokte de gang van buitenlandse jihadi’s naar die landen.’
De aanzuigende werking van Syrië op jihadi’s
is sterker dan in Afghanistan en Irak het geval
was, vertelt Holman, en dat heeft veel te maken
met het relatieve gemak waarmee het land te
bereiken is. Dat maakt dat wie de jihad zocht die
al vroeg in Syrië heeft gevonden, ruim voordat
het overheidsapparaat in stelling kwam om de
jihadgang in te dammen.
Maar een belangrijker reden waarom de reis
2 januari, Tel Abyad, Syrië. Strijders van ISIS (Islamitische Staat in Irak en de Levant) tijdens een parade
Syrië-gangers ontvluchten de broedertwist
Teleurgesteld in
de heilige strijd
Nederland doet er alles aan om moslimjongeren ervan
te weerhouden op jihadreis te gaan naar Syrië. Maar
is dat eigenlijk nog wel nodig, nu het geweld tussen
jihadistengroepen verder oplaait? door Hassan Bahara
Veiligheidsdiensten moeten niet veel moeite
hebben gehad om de 24-jarige Rotterdammer
Mohammed G. in de smiezen te krijgen. De
jonge psychiatrische patiënt die antipsychotica
slikt om stemmen en hallucinaties te onderdrukken vatte in het najaar van 2012 het plan op
naar Syrië af te reizen om er de jihad te vechten.
Erg voorzichtig ging hij hierbij niet te werk. Op
internetfora maakte hij zijn plannen bekend en
ging hij actief op zoek naar mensen die met hem
mee op reis wilden. Eind november 2012, het
vliegticket was al geboekt, werd G. samen met
twee andere Rotterdammers opgepakt.
Een half jaar later kwam hij voor de rechter
in wat ook wel een proefproces werd genoemd.
14 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
In zijn zaak zou worden getest of vervolging
op grond van een artikel dat voorbereiding op
terroristische handelingen verbiedt stand zou
houden in de rechtszaal. Met een veroordeling
zou de Nederlandse staat een juridisch machtsmiddel in handen hebben om voorbereidingen
op een jihadreis in de kiem te smoren. Alsof dat
nog niet genoeg was legde het Openbaar Ministerie de psychotische G. nog een ander strafbaar
feit ten laste: het willen ombrengen van een
bevriend staatshoofd. Volgens die redenering
zou G., als hij de kans had gekregen om Syrië
binnen te komen, een direct gevaar vormen voor
president Bashar Assad. Hoe? Misschien met de
wapens die G. voor zijn vertrek naar Syrië had
minder vaak gemaakt zal worden is de toenemende onderlinge strijd tussen de verschillende
jihadistengroepen. De jihad, de heilige strijd,
lijkt steeds meer te ontsporen in een fitna, een
Arabische term die gebruikt wordt om twisten
binnen de islam aan te duiden. In Syrië lopen de
vijandelijkheden op tussen jihadistengroepen
als het Syrische al-Qaeda-filiaal Jabhat al-Nusra
en isis (Islamitische Staat in Irak en de Levant).
isis (vijf- tot zesduizend man sterk), dat wel
wortels in al-Qaeda heeft maar er geen formele
banden meer mee onderhoudt, werd in april
2013 verwelkomd als een aanvulling op de strijd
tegen Assad. Het isis-kader bestaat uit leden
met de nodige militaire ervaring, opgedaan in
eerdere brandhaarden als Irak. De meerderheid
van isis-leden komt uit Noord-Afrika, Europa,
Irak, de Kaukasus en de Golfstaten. Een groot
deel van hen was eerder aangesloten bij andere
jihadistengroepen – vooral Jabhat al-Nusra –
maar zwoer trouw aan isis vanwege haar puristisch-islamistisch karakter.
De Belgische arabist Pieter Van Ostaeyen, die
sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog
de jihadistengroepen nauw in de gaten houdt,
becijferde vorige week op zijn blog dat de meerderheid van de Belgische Syrië-gangers lid is van
isis. Hij gelooft dat de meeste Nederlandse zich
eveneens bij isis hebben aangesloten.
isis verloor snel steun van andere jihadistengroepen toen het in veroverde gebieden
een onverbiddelijke interpretatie van sharia-­
wetgeving aan de bevolking oplegde. Hun bloedige terreur – publieke executies, martelingen
en gevangenneming van bestuurders, gematigde rebellen, journalisten – werd zelfs Jabhat
al-Nusra te gortig. Sinds januari 2014 is het om
die reden steeds vaker tot een treffen gekomen
tussen isis en andere jihadistengroepen. Hierbij
vielen al 2300 doden.
In sommige delen van Syrië vinden de belangrijkste veldslagen niet meer plaats tussen de
jihadisten en het Syrische leger, maar tussen isis
en hun soennitische medegelovigen van Jabhat
al-Nusra en de koepelorganisatie het Islamitisch
Front dat kleinere Syrische jihadistengroepen
verenigt. Op sociale media wordt de strijd voortgezet in lastercampagnes waar isis-leden de
jihadisten van rivaliserende groepen uitmaken
voor dwalenden die niet de haqq (waarheid) volgen. Omgekeerd krijgen isis-leden het er voor
hun kiezen met beschuldigingen van sektarisme.
De dagen dat jihadisten uit de rest van de
wereld naar Syrië reisden om er eensgezind te
vechten tegen een duidelijke vijand lijken voorbij. Timothy Holman gelooft daarom dat buitenlandse jihadi’s in Syrië hetzelfde lot wacht als
degenen die in het vorige decennium naar Irak
reisden. ‘Zij waren gekomen om de Amerikaanse
invasiemacht te bestrijden. Maar toen het conflict in Irak steeds sektarischer werd en ook de
Iraakse soennitische bevolking in opstand kwam
tegen de jihadi’s hield de stroom van Europese
jihadi’s naar Irak op.’
Hoewel de fitna in Syrië van recente datum
is en exacte cijfers nog ontbreken, geloven ook
andere terrorismedeskundigen dat de onderlinge strijd tussen de Syrische jihadistengroepen
de aantrekkingskracht op jihadistische jongeren zal dempen. ‘Een klein aantal buitenlandse
jihadi’s heeft inmiddels Syrië verlaten vanwege
de onderlinge strijd’, zegt Romain Caillet, onderzoeker naar (gewelddadig) islamisme aan het
Institut français du Proche-Orient. ‘Veel van
deze jihadi’s zijn met hun gezinnen naar Syrië
gekomen in de hoop er een kalifaat te kunnen
stichten. Nu ontvluchten ze de fitna.’
Ook Caillet brengt het Irak van halverwege
het vorige decennium in herinnering, toen
buitenlandse jihadisten tegenover autochtone
Iraakse soennitische milities (sahwa) kwamen
te staan. ‘De onderlinge strijd in Syrië zal zeker
een ontmoedigend effect hebben op hen die
twijfelen of ze hun thuisland moeten verlaten
om te vechten. Vooral de wat minder ideologisch
gedreven mensen zullen het hierom nalaten.’
‘Buitenlandse jihadisten beweren nog steeds
dat ze in Syrië zijn om Assad te verslaan en een
kalifaat te stichten’, zegt Charles Lister, terrorismedeskundige van de Qatarese denktank
Brookings Doha Center. ‘Maar het is zeer waarschijnlijk dat de recente onderlinge strijd tussen jihadistengroepen het imago van de jihad in
Syrië zal schaden. Er zijn al berichten dat som-
‘Er zijn al berichten dat
sommige Europese jihadi’s
Syrië hebben verlaten sinds de
fitna is begonnen’
mige Europese jihadi’s Syrië hebben verlaten
sinds de fitna is begonnen.’
Sinds afgelopen zondag (23 februari) is de
fitna nog verder toegenomen. In Aleppo werd
een leider van de jihadistengroep Ahrar alSham door een zelfmoordterrorist omgebracht.
Het slachtoffer, de Syriër Abu Khalid al-Suri,
zou al langere tijd op een dodenlijst staan van
isis. Al-Suri was een hooggeplaatst al-Qaedalid die in vroeger tijden nauw samenwerkte
met Osama bin Laden en gezant was van de
huidige al-Qaeda-topman Ayman al-Zawahiri.
In die hoedanigheid was het Al-Suri’s taak om
het ontsporende isis tot de orde te roepen. Toen
isis niet toegaf aan zijn bemiddelingspogingen
verbrak Al-Zawahiri formeel alle banden tussen
al-Qaeda en isis. De moord op Al-Suri wordt
dan ook beschouwd als de wraak van isis op de
terechtwijzingen van de oudere generatie jihadisten die uit al-Qaeda voortkomen.
‘Dit zal alles doen exploderen’, tweette de
Britse Syrië-ganger Abu Fulan al-Muhajir die
dag. Leden van isis ontkennen betrokkenheid
bij de zelfmoordaanslag, maar op de over en
weer geuite beschuldigingen en dreigementen
die sindsdien zijn losgebarsten lijkt het weinig
effect te hebben. ‘Helaas zal dit de onderlinge
strijd alleen maar verergeren’, zei Al-Halabi, een
woordvoerder van het Islamitisch Front diezelfde zondag in The Washington Post.
Toen de media begin 2013 voor het eerst
berichtten over Europese moslimjongeren die
voor de jihad naar Syrië afreisden, werd aan
hen en hun sympathisanten gevraagd naar hun
motivatie. Benadrukt werd dat ze niet aan de zijlijn wilden blijven staan terwijl hun soennitische
broeders werden afgeslacht door Assad. ‘Ik denk
dat het voornaamste doel van veel mensen hier
is om het onschuldige Syrische volk te beschermen en te verdedigen’, zei de Nederlandse
oud-beroepsmilitair Omar Yilmaz (26) in een
interview met Nieuwsuur eind januari. Yilmaz,
eveneens jihadist, trainde nieuwe rekruten
voor de jihad. De Leidse terrorismedeskundige
Edwin Bakker stelde in dezelfde tv-uitzending
dat deze jonge jihadisten het gevaar lopen tijdens de jihad in Syrië verder te radicaliseren en
zich schuldig te maken aan oorlogsmisdaden.
Die gevaren lijken steeds meer werkelijkheid
te worden. Vorige week vrijdag dook er een YouTube-filmpje op van een Belgisch isis-lid, Azzedine Kbir uit Antwerpen, die opnamen maakte
van de lijken van een strijder van het Vrije Syrische Leger (fsa) en drie isis-leden. De vredige
uitdrukking op het gezicht van de isis-leden
moest bewijzen dat zij geen khawarij zijn, afvalligen, terwijl het met kogels doorzeefde gezicht
van de fsa-strijder – waarschijnlijk eveneens
een soenniet – het bewijs is van zijn ‘afvalligheid’.
Om de dode fsa-strijder verder te vernederen
werd een sigaret in zijn mond gestopt.
Eerder verscheen al het bericht dat Belgische isis-leden zich mogelijk schuldig hebben
gemaakt aan massamoord door deelname aan
de executie van negentig krijgsgevangenen in
Aleppo. Op Facebook werd hier openlijk over
gepocht. Twee weken geleden doken er beelden op van de Iraakse Nederlander Khalid K.
(35) uit Almere die foto’s van zichzelf twitterde
waarop hij het afgesneden hoofd vasthield van
een vijandelijke strijder. K., ‘een gerespecteerd
isis-lid’ volgens arabist Van Ostaeyen, heeft een
Twitter-account (@abdurahman50) waar hij
meer van zulke gruwelen plaatst en jihadisten
van concurrerende organisaties veroordeelt.
‘De ummah (islamitische gemeenschap – hb)
is één lichaam’, zei de Leidse moslimradicaal
Maiwand al-Afghani vorig jaar in De Groene
Amsterdammer. ‘Als zij daar pijn hebben in
Syrië, dan voelen wij dat hier ook. Die pijn wakkert de strijdlust aan van jongeren hier. Zij kunnen niet blijven toekijken terwijl hun broeders
door de sektarische kuffar (ongelovigen – hb)
worden afgeslacht.’
Inmiddels verwordt die strijd meer en meer
tot een broederstrijd. Europese jihadisten zien
hun initiële motieven om naar Syrië te reizen
geperverteerd raken door de fitna. Wie daar
nu vecht, zal waarschijnlijk niet ontkomen aan
verdere ontsporing van de jihad. Sommigen
zullen het gevecht hierom voor gezien houden
en terugkeren. Potentiële jihadi’s zal de fitna
vermoedelijk eerder afschrikken dan aantrekken.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 15
Sean Gallup/Getty Images
Windmolens in aanbouw in het Werder/Kassin-windpark in Grapzow, Duitsland
Energiepolitiek (1) De Duitse Energiewende
Voor de wind
Duitsland stapt massaal over van fossiel en nucleair
opgewekte energie naar duurzame bronnen als zon en
wind. Een overgang die niet alleen maar blije gezichten
oplevert. door Pepijn Vloemans
16 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
‘Echt waar?’ vraagt de bibliothecaresse. ‘Het
grootste windmolenpark van Duitsland? Nooit
iets van gemerkt.’ Vanachter een boekenkast
klinkt protest. ‘Ach, Quatsch! ’s Nachts lijkt
het hier wel een landingsbaan voor ufo’s. En
wie verdient eraan?’ De anonieme commentator, een man van middelbare leeftijd, treedt te
voorschijn. Zijn twee dochters volgen schuchter.
‘De gewone mensen niet in ieder geval. Het is
ons opgelegd. En de stroom wordt alleen maar
duurder. Ist doch Scheiße!’
Welkom in Nauen. Verscholen tussen de
herfstkleurige Havellandse bossen en idyllische
meren ligt het voormalige ddr-stadje, gezegend
met treinstation en historisch centrum, er nog
een tikkeltje gehavend bij. Veertig kilometer ten
noordwesten van Berlijn zijn hier sinds 2009
83 reusachtige windmolens in gebruik genomen die jaarlijks 163 megawatt aan elektriciteit
opwekken, voldoende energie voor een middelgrote stad. Lucratieve handel voor de boeren die
het land bezitten waar de windmolens staan,
maar omstreden in Nauen zelf. ‘Ik hoor die
molens niet, maar ik verdien er ook niets aan’,
zegt Onno, leunend tegen het hek naast zijn
huis. ‘Terwijl de waarde van mijn huis wel een
beetje gedaald is. De boeren vangen vijfduizend
euro per molen per jaar.’
Er zijn ook positieve geluiden. ‘Ik ben misschien niet objectief. Mijn schoonvader werkt
in de windindustrie’, zegt Johanna die haar
kinderen uit school haalt. ‘Het onderwerp is
zo gepolariseerd – het is een strijd tussen politiek links en rechts geworden. Ik ben er nuchter
over. Mooi zijn ze niet, maar ik stoor me er ook
niet aan. De kinderen zijn ermee opgegroeid, die
weten niet beter. En het is veilig. Windmolens
kunnen niet ontploffen, hoogstens omvallen.
Tja, en als we willen dat de Energiewende slaagt,
moeten die windparken érgens staan.’
De Energiewende draait op volle toeren. In
de woorden van bondskanselier Angela Merkel is het een Jahrhundertprojekt dat voorziet
in weinig minder dan de totale transformatie
van Duitslands energiesysteem: de overstap
van fossiel en nucleair opgewekte energie naar
duurzame bronnen als zon en wind. Dit ambitieuze doel verandert niet alleen de manier
waarop de Duitsers denken over energie – van
de huidige centraal georganiseerde, monopolistische kolen-, gas- en atoomstroom naar lokale,
­gedecentraliseerd opgewekte elektriciteit uit
zonnepanelen en windmolens – het produceert
ook nieuwe winnaars en verliezers.
En hoe verder deze transformatie voortschrijdt, hoe duidelijker dit wordt. Op winderige of zonnige dagen wekt Duitsland nu al meer
dan de helft van de benodigde elektriciteit duurzaam op. Traditionele energieleveranciers, die
op zulke dagen verplicht hun centrales moeten
uitschakelen, zijn de klos. rwe, E.on en Vattenfall verloren sinds 2008 pakweg driekwart van
hun waarde. ‘De grootste branchecrisis aller tijden’, zo betitelde Peter Terium, de Nederlandse
chef van rwe, de huidige toestand. Afgelopen
november kondigde het energieconcern aan dat
de komende drie jaar 6750 banen geschrapt zullen worden. Gewend aan de jarenlange dominantie van kolen- en kernenergie hebben ze de
boot gemist. De voormalige directeur van rwe
vergeleek zonne-energie in Duitsland met ‘ananassen kweken in Alaska’. Geen wonder dat de
‘grote vier’ van de energiewereld een aandeel
van nog geen vijf procent hebben bij de opwekking van duurzame elektriciteit.
Om te begrijpen hoe zon en wind zo onderschat zijn, volstaan twee woorden: Erneuerbare
Energiegesetz (eeg). Toen in 2000 de bondsregering, een coalitie van sociaal-democraten
(spd) en Die Grünen, besloot een verbeterde
versie van de bestaande energiewet door te voeren, zaten de andere partijen en de traditionele
energiebedrijven te suffen. ‘De Energiewende
begon klein en bijna onopgemerkt’, vertelt
Christoph Podewils me in vloeiend Nederlands
terwijl we door Berlijn-Mitte wandelen. Podewils werkt voor Agora Energiewende, een in
2012 opgerichte, maar nu al invloedrijke Duitse
energiedenktank – directeur Rainer Baake werd
onlangs door Merkel in haar kabinet aangesteld
als hoofd-Energiewende. ‘Nu is het een democratische beweging geworden. Meer dan een
derde van alle duurzame elektriciteit in Duitsland wordt door burgers opgewekt.’
Het model van de eeg is inmiddels gekopieerd door veertig landen, waaronder achttien
EU-lidstaten. Waar Nederland de laatste twee
decennia aanmodderde met subsidiepotjes,
hanteert Duitsland een simpele formule: iedereen die een zonnepaneel of een windmolen
installeert, krijgt voor twintig jaar een gegarandeerde prijs – het feed-in-tarief – voor elke kilowattuur stroom die aan het net geleverd wordt.
De lokaal opgewekte duurzame energie krijgt
daarbij voorrang op het net boven de klassieke
centrales. Als de zon schijnt, of als het waait,
moeten kolencentrales zichzelf uitschakelen.
In korte tijd heeft dit Duitsland veranderd
in een land van energie-entrepreneurs. De
windcapaciteit vertienvoudigde sinds 1999; de
zonne-energie is sindsdien verduizendvoudigd.
Meer dan een derde van de wereldwijde elektriciteit uit zonnepanelen wordt momenteel in
het bewolkte Duitsland opgewekt. In 2012 werd
23 procent van alle elektriciteit duurzaam opgewekt, en dit aandeel blijft stijgen. Ondertussen
zijn er 1,3 miljoen installaties geregistreerd die
duurzame energie genereren en zijn er 378.000
groene banen geschapen. Van zonnig Beieren,
met 375.000 zonnepaneelinstallaties, tot winderig Nedersaksen: overal in Duitsland profiteren dorpsgemeenschappen, kerken en boeren.
Dit alles verklaart wellicht waarom volgens het
laatste onderzoek de Energiewende door 82
procent van de Duitsers én alle grote politieke
partijen gesteund wordt.
De enige partij die sceptisch tegenover de
Energiewende staat, de rechts-liberale fdp,
werd bij de laatste verkiezingen uit het parlement gestemd. Zelfs de rechts-populistische
anti-Europa-partij Alternative für Deutschland
brandt haar vingers niet aan de Energiewende.
Het investeringstempo is de laatste jaren alleen
maar gestegen: over tien jaar wordt de helft
van de Duitse elektriciteit duurzaam opgewekt.
Podewils toont me een enorme toekomstprojectie die aan de muur hangt in het Berlijnse
hoofdkwartier van de denktank. ‘De Energiewende beweegt razendsnel. Zie je deze pieken in
de zomer van 2022? Dat zijn de dagen dat álle
Duitse elektriciteit door hernieuwbare energie
gedekt zal worden.’
Terwijl kernenergie vandaag nog zo’n twintig procent van de Duitse stroom levert, wordt
tegen 2022 ook de laatste kernreactor van het
net gehaald – veel vroeger dan gepland. Een
belangrijk keerpunt kwam in 2011. Na de ramp
met de kernreactor in Fukushima werden direct
zeven kerncentrales gesloten. Merkel besloot
te stoppen met kernenergie, haar eigen Atom­
ausstieg. Saillant aan dit besluit is dat het nog
geen zes maanden kwam na de beslissing kerncentrales juist veel langer open te houden. Een
energie-U-bocht zonder gelijke voor een bondskanselier die vooral voorspelbaarheid uitstraalt.
Toch weerspiegelt Merkels besluit het sentiment van veel Duitsers. In het land van Martin
Heidegger en Rudolf Steiner, van Freikörper­
kultur en homeopathie, van lyrische romantiek en Goethe’s antivooruitgangsparabel Faust
heerst traditioneel een wantrouwen tegen
potentieel destructieve krachten als kern­
energie en genetisch gemanipuleerd eten. Het is
geen toeval dat de grootste en professioneelste
groene politieke partij ter wereld, Die Grünen,
uit­gerekend in dit Duitsland een gezamenlijke
stem vond tijdens de gemeenschappelijke protesten tegen atoomenergie.
De aanvankelijke euforie over de Atom­
ausstieg lijkt echter lang geleden. Inmiddels
met het stijgende aandeel van hernieuwbare
energie. Integendeel. Elektriciteit is goedkoper
dan ooit – het wordt alleen niet doorberekend
aan de consument. De traditionele energie­
leveranciers voeren campagne tegen de Energiewende omdat ze hun inkomstenbron verliezen.
Zij hebben baat bij de mythe dat de Energiewende duur is, want ze willen hun oude manier
van zaken doen zo lang mogelijk beschermen.
Er is transparantie nodig.’
Voor de gemiddelde Duitser is deze Kampf
um Strom een nauwelijks te ontwarren kluwen aan feiten. Meer dan twintig miljard euro
bedraagt inmiddels de rekening per jaar om de
feed-in-tarieven te kunnen betalen aan eigenaren van zonnepanelen en windmolens. Tussen
1998 en 2013 steeg de gemiddelde bijdrage van
een gezin om dit te bekostigen van 2,80 euro
naar 185 euro per jaar. Want het feed-in-tarief
wordt gefinancierd door een opslag op de elektriciteitsprijs – nu 5,3 eurocent per kilowattuur – die betaald wordt door alle Duitse huis­
houdens en bedrijven.
Maar terwijl steeds meer burgers en boeren
stroom leveren en dus een opslag ontvangen,
draagt het bedrijfsleven steeds minder bij aan
de kosten. Het aantal (middel)grote bedrijven
dat van deze opslag is vrijgesteld, stijgt namelijk. Uitgesloten van de opslag zijn de aan internationale competitie blootgestelde fabrieken,
waaronder bijvoorbeeld die voor aluminium
en auto’s. Dat begrip ‘internationale competitie’ is inmiddels zo ver opgerekt dat de Europese Commissie een onderzoek heeft ingesteld.
Oorspronkelijk waren 59 bedrijven vrijgesteld;
dat zijn er onder de regering-Merkel inmiddels
meer dan tweeduizend. Het resultaat is dat de
gewone burgers steeds meer betalen voor de
Energiewende. Becijferd is dat het hier gaat om
De traditionele energie­leveranciers hebben baat
bij de mythe dat de Energiewende duur is
gaat het over een prozaïscher kwestie: de stijgende elektriciteitsprijs. ‘Luxus-strom’ kopte
Der Spiegel afgelopen najaar. Met gevoel voor
dramatiek schilderde het weekblad hoe driehonderdduizend huishoudens per jaar worden
afgesloten van elektriciteit omdat ze de rekening niet meer kunnen betalen, en hoe mensen gedwongen worden te kiezen tussen warm
middag­eten of een spaarlamp kopen. Er is ook
een woord voor gevonden: Stromarmut.
‘Een mythe’, reageert Claudia Kemfert een
beetje geprikkeld. De jonge econome is een
bekend persoon in het publieke debat over de
Energiewende. Aan de lopende band verschijnt
ze op tv en publiceert ze artikelen en boeken met
titels als Kampf um Strom. Als een van de weinigen slaagt ze erin het debat over de Energiewende voor leken begrijpelijk te maken. In haar
kamer in het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung legt ze het geduldig nog een keer uit.
‘De stijgende stroomprijs heeft niets van doen
een transfer van huishoudens naar de industrie
van bijna twee miljard euro per jaar.
De andere reden voor de huidige ­verwarring
is een weeffout in de stroommarkt zelf. Als de
zon schijnt, of wanneer het hard waait, komt er
zo veel energie op het net dat de elektriciteitsprijs – keurig volgens de wet van vraag en aanbod – daalt. De opwekkers van zonne- of windenergie maakt dit niet uit: die krijgen toch wel
hun vastgestelde feed-in-tarief, ongeacht of er
vraag naar is. ‘Als de Energiewende niet volledig gereset en professioneel gemanaged wordt,
worden we geconfronteerd met de grootste
de-industrialisatie in onze geschiedenis’, waarschuwde Sigmar Gabriel, partijchef van de spd
en minister van het nieuw opgerichte energieen economieministerie.
Christoph Podewils relativeert dit soort
doemscenario’s: ‘Omdat kolen- en kerncentrales
zich niet gemakkelijk laten uitschakelen, vertaalt dit zich op sommige zeer zon- of windrijke
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 17
dagen naar negatieve prijzen op de elektriciteitsbeurs, de European Energy Exchange. Maar de
Duitse industrie profiteert hier enorm van. Voor
haar is elektriciteit flink goedkoper geworden.
Nederland importeert trouwens ook stroom uit
Duitsland op zon- en windrijke dagen. En als de
zon niet schijnt of het niet waait, kunnen jullie
voor veel geld stroom naar ons exporteren!’
Ondanks de stijgende elektriciteitsprijs
voor consumenten moeten de kosten van de
Energie­wende volgens Podewils niet overdreven
worden. ‘Waar gaat het nou echt over? Uiteindelijk bedragen de kosten van alle elektriciteit
maar twee tot drie procent van de uitgaven van
een gemiddeld Duits huishouden. Elektriciteit
bedraagt maar een klein deel van de totale energiekosten. De kosten van energie voor transport
en verwarming maken het grootste deel uit. En
juist deze fossiele brandstoffen zijn sterk in prijs
gestegen. Die lange termijn ontbreekt helaas
vaak in het debat.’
Claudia Kemfert sluit zich daarbij aan: ‘Het
doel van de Energiewende is veel breder dan
alleen elektriciteit vergroenen. Het voorziet in
álle energie: duurzaam transport, warmtevoorziening, efficiëntie en besparing van energie.
Niemand heeft me nog kunnen overtuigen dat
dit op termijn beter of goedkoper te regelen is
met fossiele brandstoffen. Fossiele energie blijft
vies en wordt alleen maar duurder. Ik ben ervan
overtuigd dat Duitsland de Energiewende kan
voltooien, het is alleen een kwestie van lange
adem. Op dít moment worden grote beslissingen genomen die de toekomst zullen beïnvloeden. Kolencentrales blijven lang staan. We moeten nu de juiste beslissingen nemen. Laten we
het positieve verhaal daarbij niet uit het oog verliezen. Voor steeds meer bedrijven is de Energiewende wel gunstig. Alleen al in 2010 kwamen er
honderdduizend banen bij in de groene energiesector. Honderdduizend!’
de uitreiking van de GreenTec Awards (de
belangrijkste Duitse economie- en milieuprijs)
is moeilijk te missen. In het trendy Berlijn-Mitte,
voor het hoofdkantoor van Deutsche Telekom,
staat een heuse file van luxe vierdeurs Porsche
Panamera’s. Met hybride aandrijving, dat wel.
Over een groen tapijt schrijden fotomodellen
en tv-persoonlijkheden naar binnen, daar wacht
een volledig vegetarische catering. Industrieel
Duitsland is hier vertegenwoordigd om groene
sier te maken: Siemens, Volkswagen en Airbus
dingen mee naar de belangrijkste prijzen.
Halverwege het avondvullende programma
betreedt milieuminister Peter Altmaier het
podium. Altmaier werd in 2012 speciaal door
Angela Merkel aangesteld om de voortijlende
Energiewende in goede
zie groene.nl
banen te leiden. De
voor Dossier Energie
rascommunicator
(en
vloeiend
Nederlands
sprekende) Altmaier heeft het sindsdien over
‘beheersbaar houden’ van de kosten en het ‘remmen’ van energieprijzen. Maar vanavond wordt
18 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
de morele kaart uitgespeeld. ‘Wat vertel je je
kleinkind later het liefst?’ legt hij zijn invloedrijke gehoor retorisch voor. ‘Dat je de winst van
je bedrijf met een paar procent hebt verhoogd,
of dat je mee hebt geholpen de Energiewende
tot een succes te maken?’ De charismatische,
met zelfspot opererende Altmaier krijgt een
daverend applaus.
Het is geen ongebruikelijke oproep. De sterke
overheidshand die de omschakeling van fossiel
naar duurzaam dirigeert, wordt niet als zodanig
ervaren. Hoewel sociale zaken als huurbescherming en minimumloon niet of nauwelijks geregeld zijn in het economisch conservatieve Duitsland, wordt het stevig ingrijpen van de overheid
in de markt – het zogeheten ‘ordo-liberalisme’
– breed geaccepteerd. Voor de toehoorders is de
Energiewende niet alleen een morele opgave,
maar ook een economische kans. Het land
van dichters en denkers is een kweekvijver van
ingenieurs en wetenschappers. Duitse uitvinders als Krupp, Diesel, Siemens en Porsche zijn
wereldwijde merknamen geworden. Wordt de
Energiewende een succes, dan zal Duitse groene
techniek overal ter wereld worden ingezet.
Hoewel Bosch en Siemens onlangs respectievelijk hun verlies draaiende zonnepaneel- en
zonnecollectordivisies moesten verkopen door
de moordende Chinese concurrentie, blijft het
optimisme over Vorsprung durch Technik breed
gedeeld. ‘Duitsland is het laboratorium van
de aarde’, schrijft de succesvolle windmolen­
entrepreneur Matthias Willenbacher in zijn
recente bestseller Mein unmoralisches Angebot an die Kanzlerin, naar aanleiding van een
gezamenlijke handelsmissie onder leiding van
Merkel. ‘Wij kunnen bewijzen dat de omschakeling van een industrieland en een economie op
hernieuwbare energie winst oplevert – sociaal,
winderige noorden naar het zonnige zuiden.
Maar zelfs dan blijft het probleem bestaan van
een windstille dag zonder zon, zegt Kemfert.
‘Wat we ook nodig hebben, zijn meer gascentrales. Die kunnen makkelijk aan en uit worden gezet, als het even niet waait of de zon niet
schijnt. Hier ligt ook een kans voor Nederland.
En ten slotte moeten we investeren in de opslag
van elektriciteit. Op dit moment is er geen overkoepelende instantie die dit allemaal regelt.’
Ralf Fücks, directeur van de Heinrich Böll
Stiftung en sinds jaar en dag prominent lid van
Die Grünen, kijkt nog een stapje verder. Eerder dit jaar schreef hij Intelligent Wachsen, een
boek dat stof deed opwaaien binnen zijn partij.
Het is een pleidooi tegen het ecomoralisme en
consuminderen in zijn partij, en vóór een kapitalistische ‘groene industriële revolutie’. Hernieuwbare energie door innovatie economisch
rendabel maken, dat ziet hij als de unieke bijdrage die Duitsland aan de oplossing van het
klimaatprobleem kan leveren. Daarvoor moet
de groene industrie wel winst maken. ‘Het
komt erop aan de korte met de lange termijn te
verbinden. Dat is wat er nu misgaat. De breuk
van een fossiele met een duurzame energievoorziening moet totaal zijn, we kunnen niet
halverwege blijven hangen. Waar het om gaat,
omschrijft econoom Joseph Schumpeter als
creative destruction. Het besef dat duurzaam
fossiel totaal gaat vervangen, moeten we laten
doordringen. Concreet betekent dit mensen en
bedrijven meekrijgen in ons verhaal.’
Fücks erkent het risico van mislukking. Maar
deels is de missie al geslaagd: zonnepanelen zijn
goedkoper dan ooit. In zijn eentje heeft Duitsland als grootste importeur van zonnepanelen
ter wereld ervoor gezorgd dat deze in plaats van
duur en inefficiënt in tien jaar tijd goedkoop en
In z’n eentje heeft Duitsland ervoor gezorgd dat zonnepanelen in
tien jaar tijd goedkoop en competitief zijn geworden
ecologisch, maar met name economisch.’ Maar
voordat het zo ver is, moet er nog veel gebeuren.
Wat moet volgens Claudia Kemfert de prio­
riteit zijn van de nieuwe regering? ‘Op korte termijn energiebesparing. Daarnaast: het aanpassen van de vraag op het aanbod van stroom. Dat
vraagt om intelligente lokale netten. Ook moeten er snel meer elektriciteitsleidingen worden
aangelegd, nationaal, maar ook tussen Europese
landen.’ Want hoe groter de zone waar duurzame elektriciteit wordt opgewekt, hoe regelmatiger het aanbod wordt. In Berlijn kan het
mistig of windstil zijn, maar in Europa waait of
schijnt de zon altijd wel ergens. Onlangs begon
de EU zelfs met voorbereidingen aan een hoogvoltage stroomkabel over de bodem van de Middellandse Zee, zodat in de toekomst goedkope
zonnestroom uit Noord-Afrika geïmporteerd
kan worden.
In Duitsland betekent het vooralsnog het
aanleggen van hoogspanningskabels van het
competitief zijn geworden. De prijs is in die tijd
met een factor tien gedaald. In zonrijke landen
is zonne-energie nu goedkoper dan kolencentrales. Tot voor kort was dat nog ondenkbaar.
Ook Christiaan Podewils eindigt optimistisch: ‘Je moet de Energiewende vergelijken met
een project als de Duitse hereniging. Eerst was
er de euforie in de dagen nadat de Muur viel.
Daarna volgden debat, strijd, onzekerheid over
investeringen van West- naar Oost-Duitsland.
Maar kijk nu eens naar de hereniging? Vrijwel
iedereen is het er nu over eens dat die investering een goede zaak is geweest. Eigenlijk geldt
hetzelfde voor de Energiewende. Na de Atomausstieg was het optimisme ook enorm. Nu
zitten we midden in de moeilijke fase. Hoewel
mensen klagen over de kosten, bouwen we
ondertussen wel een systeem dat de beste verzekering biedt tegen hoge prijzen van kolen, gas,
en olie. Als het systeem straks werkt, verstomt
de kritiek.’
Pieter Hilz / HH
De nieuwe op kolen gestookte energiecentrale van E.ON op de Maasvlakte
Energiepolitiek (2) De Nederlandse verwarring
Groen met mate
Moet Nederland wel of niet duizend windmolens laten
malen op zee? Die vraag doet er niet toe zolang het
ontbreekt aan een functionerende stroommarkt, de juiste
prikkels en een fatsoenlijk toegerust netwerk voor groene
stroom. door Hans de Geus & Maarten van der Kloot Meijburg
Bent u de discussie over windmolens in zee
al moe? Afgehaakt, verward over wat nu waar
is? Welkom, want verward, dat zijn veel van de
commentaren die zo stellig voor of tegen zijn
ook. Alleen beseffen ze het niet. ‘Don’t criticize
what you can’t understand’, zong Dylan.
Is de Duitse Energiewende nu wel of niet
geslaagd, en wat kunnen wij ervan leren? Wat
is eigenlijk het doel van de groene stroom: energiezekerheid of CO2-reductie, en waarom lijkt
Duitsland op geen van beide vlakken vooruitgang te boeken? Hoe verandert dit alles voor
ons, nu we de eindigheid van ons aardgas eindelijk beseffen? Krijgt de transitie naar schone
energie daarmee een impuls, of betekent het dat
we alleen nog maar meer kolen gaan gebruiken?
Verwarring alom. Niemand lijkt te begrijpen
wat de obstakels zijn bij een transitie naar hernieuwbare energie, laat staan hoe die te omzeilen. Het ser-energieakkoord van 6 september
2013 draaide, net als het pensioen-, woon- en
sociaal akkoord, meer om het proces dan om het
bereiken van een haalbaar resultaat. Een compromis om het compromis waarin uitgangs­
punten, randvoorwaarden en doelstellingen
allengs vervaagden. De uit-onderhandelde ‘Duizend Windmolens in Zee’ zijn inmiddels iconisch
voor de chaos. Of die wel of niet achttien miljard
gaan kosten. Wie dat betaalt. Wat ze gaan doen
met de stroomprijs. Wie de kosten draagt. Zelfs
of ze eigenlijk wel ‘links’ zijn. De voorstanders
menen dat we wind op zee toch echt moeten
zien als de nieuwe Hollands Glorie, en daarmee
basta. Dat iets doen aan schone stroom beter is
dan niets doen. Het is simplificerende kretologie die getuigt van onbegrip over de werkelijke
uitdaging waar Nederland voor staat.
En toen kwam Loppersum. Tegen de achtergrond van de huidige bestuurlijke energiechaos
dwingt de voortvarendheid en doortastendheid waarmee in de jaren zestig een grensoverschrijdende gasinfrastructuur werd uitgerold
met terugwerkende kracht enorm respect af.
Waarom kunnen we die koele daadkracht vandaag niet meer opbrengen bij het realiseren van
een energiesysteem voor deze tijd?
Eerst waar het ook al weer om gaat. Het punt
op de horizon zou een lagere CO2-uitstoot moeten zijn. Het succes van een energietransitie
moet uiteindelijk daarop worden afgerekend.
De beruchte veertien procent hernieuwbare
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 19
Waarom vieze kolencentrales het winnen van gas
Sinds de liberalisering van de stroommarkt is het
aanbod van elektriciteit een soort continue veiling geworden. Leidend is de vraag naar stroom.
Wij vragen, zij draaien. Producenten staan
continu paraat om op de vraag in te springen
door hun centrale aan te zetten. Ze willen al gaan
draaien als ze hun variabele kosten goedmaken.
Die worden bepaald door de kosten van de brandstof en de mate van efficiëntie waarmee ze die
kunnen omzetten in stroom. De hoogte van de
variabele (‘marginale’) kostprijs van een centrale
bepaalt of die aan de bak mag.
De volgorde van inzet gaat van goedkoop naar
duur, dat heet de merit order. Als er heel weinig
vraag is, ’s nachts bijvoorbeeld, komen alleen de
allergoedkoopste centrales aan bod: nucleaire
en de meest efficiënte kolencentrales. Als de
vraag toeneemt, mogen telkens meer centrales
het net op met hun stroom, tegen telkens hogere
prijzen. Dat is voor de goedkope aanbieders ook
fijn, want de prijs van de laatst ingeschakelde
leverancier is de prijs die iedereen krijgt. In
bedrijfseconomische taal: de prijs wordt bepaald
door de duurste marginale aanbieder. Goed­
kopere aanbieders gaan dus pas genoeg marge
maken om ook hun vaste kosten kunnen dekken,
als er duurdere ná hen in de ‘merit order’ de prijs
opdrijven.
Dit systeem draait in de soep als wind en zon
er ineens bij komen omdat hun ‘brandstof’ gratis
is. De marginale kosten zijn nul en ze krijgen een
subsidie die hen prikkelt zelfs bij negatieve prijzen te blijven draaien. Wind en zon winnen altijd
op kosten, op de ‘merit order’ moet iedereen
plaatsjes opschikken. De tot dan toe duurste
centrales vallen eruit. Dat zijn in de praktijk door
de huidige grondstofprijzen de relatief schone,
maar dure gascentrales.
energie in 2020 (nu is dat vier procent) waar het
energieakkoord van de ser op afstevent, is daarvoor als doel in de plaats gekomen. Helaas heeft
het een niet per se alles met het ander te maken.
Dat is de grote les van de Duitse Energiewende:
het plaatsen van heel veel zonnepanelen en
windmolens biedt geen garantie voor een lagere
CO2-uitstoot, en daarmee het tegengaan van klimaatverandering.
Voor de goede orde: we beweren niet dat die
veertien procent hernieuwbare energie kattenpis is. Integendeel. Het gaat hier om veertien
procent van alle energie die we in Nederland
verbruiken. Niet alleen elektriciteit, maar ook
benzine voor de auto, gas voor de kachel, olie
voor de industrie en kerosine voor vliegtuigen.
Elektriciteit is daarin maar een klein onderdeel.
Maar omdat vooral de stroomproductie voorlopig in aanmerking komt om hernieuwbaar op te
wekken, moet daar bijna alle vergroening ‘verdiend’ worden. Dat betekent dat bijna de helft
van alle elektriciteit hernieuwbaar opgewekt
moet worden. Voor een briljante technocratische dictator is dat al een forse uitdaging. In de
polder lijkt het schier onmogelijk.
De ‘Energiewende’ die de oosterburen doorvoeren is dan ook, zonder overdrijven, een
omwenteling van zeldzame orde binnen een
democratisch systeem. Toch zijn ook de vastberaden Duitsers ver van hun doelen verwijderd. Op dit moment is nog geen kwart van
de elektriciteit hernieuwbare energie – dat is
tien procent van alle energie. Nu al groeit het
­maatschappelijk verzet. Dat is één les die uit het
Duitse ­experiment getrokken kan worden. Leg
de ­kosten op de juiste plaats neer. Bij de vervuiler
dus, en niet alleen maar bij de doorsnee burger.
Maar de belangrijkste waarschuwing uit Duitsland is dat een fors aandeel groene stroom niet
automatisch tot minder CO2-uitstoot leidt. Je
zou hopen dat de Atomausstieg, het uit bedrijf
nemen van kernreactoren, door de wind­molens
is opgevangen. Dat valt tegen. Het aandeel
­vervuilende kolen in de energieproductie steeg
de afgelopen jaren juist. Toegegeven, er ­spelen
allerlei factoren door elkaar. De kolenprijs
daalde bijvoorbeeld hard. De Energiewende is
daardoor lastig te duiden en wordt door zowel
voor- als tegenstanders van zon- en windstroom
misbruikt om hun gelijk te bepleiten.
Toch doet iedereen met een groen hart er
goed aan door de retoriek heen te kijken. Duurzame doelen zijn beter gediend door te leren
van de Energiewende dan deze dogmatisch
als voorbeeld te stellen. Zo vliegen op zonnige
dagen met veel wind de juichende tweets over
de hoge groenestroomproductie in Duitsland
en Denemarken je om de oren. Natuurlijk is
dat spectaculair. Maar ondertussen ontploft
het stroomnet bijna omdat de elektronen geen
kant op kunnen, gaan conventionele centrales
gewoon door met uitstoten van CO2 en wordt de
bizar lage stroomprijs door een steeds kleinere
groep pechvogels zonder zonnepaneel gesubsidieerd – vaak zijn dat huurders met een laag
inkomen.
De belangrijkste les van gidsland Duitsland
is even simpel als onverbiddelijk. Zonder een
hoge prijs op CO2-uitstoot, en zonder een grensoverschrijdend netwerk, kun je een succesvolle
transitie naar hernieuwbare stroom wel vergeten. Verder praten, doen en investeren, zoals nu
in Nederland gebeurt, is dan geldverspilling.
Volksverlakkerij, gedoemd te mislukken.
Schijnt in België de zon, dan kan bij ons een vriesmagazijn
tijdelijk wat harder gaan koelen
20 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Het eerste punt, van een netwerk dat kan
omgaan met meer hernieuwbaar opgewekte
stroom, is eenvoudig te begrijpen. Door gebrek
aan dikke kabels kan op dit moment overtallige
windstroom in Noord-Duitsland het zuiden niet
bereiken. Het gevolg: een overschot aan stroom
in het noorden, terwijl in Zuid-Duitsland kolencentrales worden bijgebouwd. Wat voor Duitsland geldt, geldt voor heel Europa. Een internationaal gekoppeld netwerk is een voorwaarde
om verder te gaan met de energietransitie. Daarbij gaat het niet alleen om de kabels, maar ook
om toegang tot elkaars markten. Het aanbod
van zon en wind fluctueert. Stroomoverschotten en -tekorten moeten daarom tussen landen
kunnen worden verdeeld. Overtallige stroom
kan ook beter in de tijd worden uitgesmeerd –
bewaard dus – als je gebruik kunt maken van
elkaars opslagsystemen. Waait het bij ons hard,
dan wil je de overtallige energie bijvoorbeeld
kunnen gebruiken door in Noorwegen water
omhoog te pompen. Schijnt in België de zon,
dan kan bij ons een vriesmagazijn tijdelijk wat
harder gaan koelen.
Eén Europees netwerk: dat was ooit een
belofte waarop energiereuzen hun grote investeringen in fossiele centrales in Nederland baseerden. Die kwamen dicht bij de Rotterdamse
haven te staan, om van daaruit onder meer de
Belgische markt te kunnen voorzien. Maar door
het gebrekkige netwerk organiseren de Belgen
de stroommarkt noodgedwongen autonoom.
Het resultaat was enorme kapitaalvernietiging
door het stilstaan van Nederlandse centrales.
De andere voorwaarde voor een geslaagde
transitie oogt iets ingewikkelder: een hoge
CO2-prijs. Wat we nu proberen, is tegelijkertijd groene stroom subsidiëren en hopen dat
het emissiehandelssysteem (ets) voor CO2 zijn
werk blijft doen. Dat is niet het geval, de kosten
van CO2-uitstoot zijn zeer gering. De gevolgen
zijn desastreus. Spotgoedkope gesubsidieerde
windenergie drukt relatief schone gascentrales
uit de markt (zie kader). Daardoor blijven er
relatief meer vervuilende kolencentrales over.
De CO2-reductie door gebruik van wind- en
zonne-­energie wordt dus door de kolencentrales
en andere uitstoters tenietgedaan.
In Duitsland wordt geen enkel CO2-doel
gehaald. Niet elke fossiele centrale kan op een
dag met veel zon en wind snel genoeg worden
uitgeschakeld en blijft dus op laag niveau zeer
inefficiënt meepruttelen. Maakt niet uit, CO2
uitstoten kost toch niets. Bovendien ontstaat
er chaos op het stroomnet als het wordt overladen met groene stroom. Dat leidt tot overaanbod. De stroomprijs zakte al een paar keer
onder nul. Met andere woorden: je kreeg geld
toe om stroom af te nemen, en moest betalen
om te mogen leveren. Zulke goedkope stroom
klinkt misschien leuk, maar sprookjes bestaan
niet. Iemand moet de rekening betalen, en dat
zijn niet de ‘luchtvervuilers’ (fossiele centrales)
of de grootverbruikers – grote bedrijven zijn
vrijgesteld. Het zijn vooral de kleine gebruikers,
Siebe Swart / HH
Het Prinses Amaliawindpark voor de kust bij IJmuiden
die een premie boven op hun stroomrekening
betalen. Hoe meer vermogen de aanbieders van
groene stroom leveren, hoe verder ze de prijs
omlaag drukken, hoe meer subsidie ze opslorpen.
Het kan ook anders. De spelregels om groene
stroom te stimuleren in de markt moeten worden aangepast. Anders heeft het nauwelijks zin
hernieuwbare stroombronnen te plaatsen, en
loopt Nederland bovendien het risico op het
verkeerde paard te wedden. Bijvoorbeeld, zoals
sommigen beweren, door ten onrechte te kiezen
voor wind op zee in plaats van zon. Verander de
spelregels, en je hoeft niet meer vóór of tegen de
Duizend Windmolens te zijn. Eenmaal getemd,
regelt de onzichtbare hand van de markt dat
voor je. Met de juiste prijsprikkels komt de
groene stroom er gewoon, zonder dat de prijs en
de risico’s van misinvesteringen bij de burgers
worden neergelegd.
Hoe? Door te stoppen met subsidiëren van
wat we wel willen: hernieuwbaar. In plaats daarvan moeten we voldoende beprijzen wat we níet
willen: CO2-uitstoot dus. Zonder een vaste, hoge
prijs van CO2 is de energietransitie onmogelijk.
Daarom heeft Groot-Brittannië onlangs een
bodemprijs voor CO2 ingesteld. Duitsland, naarstig op zoek naar manieren om de Energiewende
te redden, spreekt daar nu ook over. Nederland
zou hierbij moeten aanhaken. Spreek binnen
Europa af dat de CO2-prijs in vijf jaar stijgt tot
niveaus waarbij in ieder geval gascentrales voorrang krijgen op kolen. Met zo’n prijskaartje aan
CO2-uitstoot wordt groene stroom uit zichzelf
rendabel. En de kosten van de transitie worden
neergelegd daar waar dat hoort, namelijk bij
uitstoters van CO2. Private investeringen komen
los en de markt gaat vanzelf op zoek naar de
beste oplossingen. Oók als die wat meer onderzoek vergen, zoals getijde- en golvenstroom op
zee. Als we tegelijk subsidies voor duurzame
energiebronnen afbouwen, kunnen die op basis
van echte kosten aan de stroommarkt deelnemen. Het worden zo geloofwaardige investeringen. Uitspattingen als een negatieve stroomprijs
komen dan niet meer voor.
Nog een voordeel: de transitie naar groene
stroom kan dan geleidelijk plaatsvinden. Groene
stroom faseert fossiel gecontroleerd uit. Niet
voor niets spreken we van een energietransitie.
Dat is iets anders dan de huidige energieschok.
Het biedt grote energieconcerns de mogelijkheid om zich aan de nieuwe groene werkelijkheid aan te passen. Nu sluiten de e.on’s en rwe’s
als een gek de ene na de andere centrale. Voor
de duizenden ontslagen werknemers zijn er nog
niet voldoende alternatieve groene banen. En
een zo radicale onttrekking van fossiele capaciteit bedreigt de leveringszekerheid. Het geeft
geen pas daar de groene ogen voor te sluiten.
Ten slotte: Loppersum. Hoe erg is het dat
ons gas op raakt? Dat valt mee. Groninger gas
is om technische redenen nu al niet geschikt
om stroom mee op te wekken. Het is van het
‘laagcalorische’ soort. Gascentrales spelen in de
transitie een belangrijke rol, maar ze draaien
op hoogcalorisch buitenlands gas. Dat is er de
komende decennia nog genoeg. Gas van eigen
bodem is voor de transitie dus onnodig, en
dankzij de transitie hopelijk snel overbodig.
In de jaren zestig heerste het idee dat alle
energie in no time uit kerncentrales zou komen.
Daarom was de strategie om het Nederlandse
gas zo snel mogelijk te verkopen, zolang het nog
wat waard is. Wie weet komt die visie decennia
later alsnog uit, maar dan om een heel andere
reden. Als we over twintig jaar onze laatste
restjes gas aan de straatstenen niet meer kwijt
kunnen, weet dan dat het om een goede reden
zal zijn: de transitie naar duurzame energie is
geslaagd.
Hans de Geus is economiecommentator bij onder
meer RTLZ. Maarten van der Kloot Meijburg is
energie-ondernemer
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 21
Waar zijn de publieke intellectuelen gebleven?
Professoren, trekt ten strijde
De publieke intellectueel speelt nauwelijks nog een rol in het Amerikaanse
debat, stelt New York Times-columnist Nick Kristof, die de schuld daarvoor bij
de academische wereld legt. Academici bijten terug. door Mars van Grunsven
Laat niemand zeggen dat de discussie nooit
eerder is gevoerd in de Verenigde Staten. Al in
1987 beklaagde de historicus Russell Jacoby
zich over ‘de academicus in zijn ivoren toren’.
In zijn polemische boek The Last Intellectuals
probeerde hij te analyseren hoe bestuurlijke en
economische veranderingen intellectuelen uit
de politieke arena hadden verdreven. Sindsdien lijkt het alsof een materiële analyse van
de relatie tussen politiek, economie en cultuur
niet meer nodig is als het gaat om de rol van de
academicus in het publieke debat. De publieke
intellectueel wordt een almaar zeldzamer figuur,
zo luidt de consensus onder journalisten, columnisten en recensenten, en als iets of iemand
daaraan schuldig is, dan de academische wereld
zelf.
Het is het soort aantijging dat menig academicus schouderophalend dan wel knarsetandend over zich heen laat komen. Maar wanneer
een gerespecteerd en veelgelezen columnist
als Nick Kristof er een column over schrijft,
zoals hij vorige week zondag deed in The New
York Times, dan komt men wel degelijk in het
geweer. Kristofs column, getiteld ‘Professoren,
we hebben jullie nodig!’, blonk dan ook niet uit
in subtiliteit. Na de enigszins gratuite openingszin dat sommige van ’s werelds slimste denkers
universiteitsprofessoren zijn, stelde Kristof dat
het merendeel daarvan ‘er simpelweg niet toe
doet in de grote debatten van deze tijd’. Dat
komt niet alleen doordat Amerika met zijn antiintellectualisme zijn scherpste breinen heeft
gemarginaliseerd, vervolgde hij. ‘Ze hebben ook
zichzelf gemarginaliseerd.’
Hij liet dit volgen door het gebruikelijke
rijtje klachten. Academici gebruiken te veel
wetenschappelijk jargon en ingewikkelde grafieken. Ze publiceren te vaak in irrelevante
wetenschappelijke tijdschriften in plaats van
in relevante publieksmedia. En hun politieke
gezindte is doorgaans te links, een probleem
dat vooral in de sociale wetenschappen opgeld
zou doen. Een positieve uitzondering maakte
hij voor economen, omdat binnen dat academische veld ook rechtse denkers een substantiële stem hebben. ‘Maar in het algemeen’, zo
concludeerde Kristof, ‘denk ik dat er tegenwoordig minder publieke intellectuelen op
Amerikaanse universiteiten werken dan een
generatie geleden.’
22 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
En dat terwijl hoogleraren deze dagen toegang
hebben tot meer middelen dan ooit om het
publiek te verlichten, benadrukte Kristof – ‘van
online cursussen tot blogs tot sociale media.
Maar academici lopen achter in het gebruik
van Twitter en Facebook. Evenzo waren het
Ted Talks door non-academici die lezingen fun
maakten.’
‘Ik schrijf dit bezorgd op’, besloot Kristof,
‘want ik overwoog ooit zelf een academische
carrière en koester diepe bewondering voor de
wijsheid die op universiteiten te vinden is. Dus,
professoren, sluit u niet op als middeleeuwse
monniken – we hebben jullie nodig!’
Een van de vele academici die hierop verontwaardigd in de pen klommen, was James Kwak,
rechtenprofessor aan University of ­Connec­ticut
en samen met de econoom Simon Johnson
oprichter van de veelgeprezen blog Baseline
Scenario. ‘Het meest opzichtige probleem van
Kristofs bewering is dat waar je ook kijkt in
de beleidssfeer je links en rechts tegen academici aan loopt die je om de oren slaan met
beleidsvoorstellen’, schreef Kwak. ‘Dat zie je in
de macro-economie, maar net zo goed in het
onderwijs en op andere terreinen.’
Het minder opzichtige probleem van Kristofs
stelling is volgens Kwak ‘dat het nog maar zeer
de vraag is of ‘meer van ons de wereld zoveel
goed zou doen’. Als voorbeeld haalt hij klimaatverandering aan: ‘Dankzij nauwgezet academisch onderzoek weten we dat de aarde warmer
wordt, en waarom. Er zijn twee hoofdredenen
waarom we daar niets aan doen – en beide hebben niets te maken met een tekort aan opiniestukken van professoren.’ Als eerste noemt hij
de door fossiele-energiebedrijven gefinancierde
campagne om verkeerde informatie over klimaatverandering te verspreiden. Als tweede de
weigering van de mainstream media om mensen die eenvoudigweg liegen over wetenschap-
‘Wat we nodig hebben, is
dat de mensen met de grote
megafoons slimmer berichten
over de ideeën die circuleren’
pelijke feiten tot de orde te roepen, ‘omdat ze
stug vasthouden aan de formule “expert A zegt
X, maar expert B zegt Y”. (…) Met andere woorden: journalisten – het beroep van Kristof – zijn
een groot onderdeel van het probleem.’ Het
Amerikaanse debat lijdt volgens Kwak in ieder
geval niet aan te weinig door academici gegenereerde ideeën en concrete beleidsvoorstellen:
‘Wat we echt nodig hebben, is dat de mensen
met de grote megafoons slimmer berichten over
de ideeën die circuleren.’
Ook Corey Robin, hoogleraar politicologie
aan Brooklyn College, begon zijn kritiek op
­Kristof met een weerlegging van diens premisse
dat academici tegenwoordig minder deelnemen
aan het publieke debat dan een generatie geleden. ‘Kristof hoeft slechts de pagina’s te openen
van The Nation, New York Review of Books,
Boston Review, The American Conservative,
Dissent, The American Prospect – of zelfs de
krant waarvoor hij zelf schrijft: alleen vandaag
al stonden drie opiniestukken van academici in
de Times – om te zien dat onze publieksmedia
goed bevolkt zijn door professoren.’
Daarnaast wees Robin op academische blogs
als The Monkey Cage, Crooked Timber en
Lawyers, Guns and Money, waaruit in de mainstream media regelmatig geciteerd wordt. ‘En
dat is slechts de gevestigde orde’, fulmineerde hij
voort. ‘Als je kijkt naar wat studenten, promovendi en beginnende academici produceren, is
het beeld nog veel interessanter. Ik denk daarbij aan mensen als Seth Ackerman, Peter Frase
en Keeanga-Yamahtta Taylor, op wier bijdragen
aan cultureel-politieke tijdschriften als Jacobin,
The New Inquiry en n+1 ik dagelijks met spanning wacht.’
Met andere woorden: Kristof moet volgens Robin eerst wat beter om zich heen kijken, voordat hij begint te roepen. Veelzeggend
vindt Robin in dit verband de twee mensen die
Kristof opvoert als academici die zich wél voldoende engageren met het publiek: Anne-Marie
Slaughter en Jill Lepore. Slaughter, hoogleraar
internationale betrekkingen aan Princeton
en president van de denktank New America
Foundation, was jarenlang Obama’s Director of
Policy Planning op het ministerie van Buitenlandse Zaken – en uit dien hoofde regelmatig
op de voorpagina’s van de nationale kranten te
vinden. Jill Lepore is naast haar werk als hoog-
Brian Snyder / Reuters
vakken per semester. Of ze hebben bijbanen om
de huur te kunnen betalen.’
Robin schreef niet te verwachten dat Kristof
‘ooit naar de materiële oorzaken van dit probleem zal kijken’, dat zou hem immers nopen
tot ‘het opwerpen van vragen over hedendaags
kapitalisme die journalisten van zijn slag doorgaans niet geneigd zijn te stellen – of waarvoor
ze niet betaald worden’. Maar omdat Kristof
‘iemand is die graag de wereld redt’, vervolgde
Robin, had hij een suggestie voor hem: in plaats
van te schrijven over het einde van publieke
­intellectuelen zou hij zijn column voortaan
eens per maand kunnen openstellen voor academici die volgens hem gelezen zouden moeten
worden. Robin weet zelfs waar Kristof die kan
vinden: op de website van The New Inquiry,
dat elke ­zondag de beste online gepubliceerde
academische stukken rangschikt (de ‘Sunday
­Reading’). ‘Wie weet? Hij zou er nog wat van
kunnen opsteken.’
‘Academici lopen deze dagen achter in het gebruik van Twitter en Facebook’
leraar geschiedenis op Harvard een schrijvende
redacteur bij The New Yorker.
Kristof noemde Lepore ‘een uitzondering op
alles wat ik hier heb gezegd’. Dat vindt Robin
ook, maar niet om de redenen die Kristof aanvoerde: Lepore is een uitzondering omdat het
haar als een van de weinigen gelukt is om bij
The New Yorker binnen te komen. ‘Kristof leest
alleen The New Yorker, en klaagt dan dat niet
iedereen voor The New Yorker schrijft. Hij heeft
geen oog voor al die andere mannen en vrouwen
die voor het algemene publiek schrijven. Zoals
hij ook geen oog heeft voor de poortwachters –
zelfs in onze tijd van blogs en kleine magazines
– die voorkomen dat het aanbod achterblijft bij
de vraag.’
Dat was overigens lang niet het enige bezwaar
dat Corey Robin, schrijver van The Reactionary
Mind, een veel geciteerd boek over Amerikaans
conservatisme, tegen Kristofs column had.
­Kristof klaagde over het fenomeen dat academici te veel voor elkaar zouden publiceren, in
plaats van voor een groter publiek. Dat fenomeen bestaat, erkende Robin, maar dat komt
volgens hem niet per se doordat, zoals Kristof
suggereerde, promovendi alleen in aanmer-
king komen voor een levenslange benoeming
tot hoogleraar (‘tenure’) als ze zich conformeren aan Academia’s incestueuze cultuur. Die
cultuur zou meer eigengereide geesten buiten
de deur houden. Volgens Robin is de tegenstelling ‘cultuur versus non-conformistische rebel’
echter een ‘typisch Amerikaans waanidee’: ‘Het
zijn de tastbare druk en beperkingen die jonge
academici moeten verduren, lang voordat ze in
aanmerking komen voor een levenslange benoeming’, schreef hij. ‘Het is neoliberalisme. Jacoby
begreep de materiële bronnen van het probleem
dat hij diagnosticeerde. Kristof niet.’
Het door Kristof gesuggereerde dilemma
‘publiceer of ga ten onder’ bestaat voor de meeste
werkende academici niet, stelde Robin: ‘Het
merendeel komt helemaal niet toe aan publiceren: ze zijn te druk met het geven van vier, vijf
‘Zo’n beetje iedereen kan een stuk geplaatst krijgen op Slate of The Huffington Post’
Robins suggestie aan Kristof viel bij Claire
Potter, hoogleraar geschiedenis aan The New
School in New York, in goede aarde. Maar Potter riep ook op tot zelfkritiek. Zo erkende ze
in haar reactie op Robins blogpost dat wie in
Academia in aanmerking wil komen voor een
levenslange benoeming, de druk voelt om ‘op
een bepaalde manier’ te schrijven. En die druk
kun je aan ‘niemand anders dan academici
zelf wijten. In ieder geval niet aan uitgevers of
publieke media.’
Er bestaat ook een zeker dédain binnen sommige faculteiten voor academici die voor een
groot publiek schrijven, stelde ze. ‘Ik vraag me
zelfs af of iemand in de huidige geschiedenis­
faculteiten nog zou kunnen promoveren met
een boek als The American Political Tradition van Richard Hofstadter.’ Het boek werd
beroemd vanwege Hofstadters theorie over de
‘paranoïde stijl’ in de Amerikaanse politiek.
Niet iedereen kan voor The New Yorker
schrijven, benadrukte ook Corey Potter, en er
zijn inderdaad minder gevestigde publieks­
media die intellectueel werk publiceren dan in
de jaren vijftig en zestig. Maar daar staat volgens
haar tegenover dat ‘zo’n beetje iedereen een stuk
geplaatst kan krijgen op Slate of The Huffington Post’. Oftewel: ‘Toegang tot de mainstream
is mogelijk een minder groot probleem dan de
problemen die we voor onszelf creëren.’
Aldus ontspon zich een levendige discussie
tussen (hoofdzakelijk) academici op al die plaatsen waarvan Robin zo graag zou zien dat het
grote publiek er kennis van neemt, zoals de commentaarsecties van The Monkey Cage, Crooked
Timber en Baseline Scenario, en natuurlijk
de blogs van Kristof en Robin. Oftewel: grotendeels buiten het zicht van de Amerikaanse
mainstream, die de discussie dan ook negeerde
– als die haar überhaupt al had opgemerkt. Zo
lijkt het voor de buitenwereld alsof, hoewel wellicht niet om de redenen die hij in zijn column
aanvoert, Kristofs ‘oproep’ aan professoren nog
legitiem is ook.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 23
Nieuw Koerdistan
‘We hebben wijze
bestuurders nodig’
Langzaam maar zeker krijgt in Noord-Irak een onafhankelijk Koerdistan gestalte.
Macho, seculier en booming. En met de deuren open voor de broeders en zusters uit
Syrië, Turkije en Iran. tekst en beeld Monique Samuel
De achterzijde van het vluchtelingenkamp Domiz waar meer dan
53.000 Koerdische Syriërs onderdak hebben gevonden
24 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Ala loopt ’s avonds met haar vriendinnen
door Erbil. De gloednieuwe straten worden uitsluitend bevolkt door mannen. Traag nemen ze
het ene na het andere koffiehuis in de Koerdische hoofdstad in. Het is Ala’s eigen ‘naakte
revolutie’. Naakt, omdat ze besloot zich bewust
bloter te kleden dan strikt genomen comfortabel
is. Dat kleine hemdje, dat iets te diepe decolleté,
ook al volgen de blikken haar overal. De boodschap: ‘Ja ik heb huid, ik ben naakt en wat dan
nog? Er gebeurt niets en er zal niets gebeuren
ook. Ik wil laten zien dat een goed meisje best
een beetje bloot kan zijn.’
Als Koerdisch-Zweedse die in Iraans Koerdistan geboren is, vertrok Ala naar Koerdisch Irak
om mee te bouwen aan een nieuw Koerdistan.
Ze schrok van de haast vrouwloze samenleving
waarin ze terechtkwam. Vrij bewegen als vrouw
in het seculiere, ongelovige Koerdistan bleek
een enorme uitdaging te zijn. Haar zelfstandig
uitgeroepen ‘naakte revolutie’ is een gevaarlijke
strijd, want de bedreigingen zijn niet van de
lucht. ‘Er komt een moment dat ik me afvraag
welke prijs ik nog wil betalen. Ik kan dit niet
alleen blijven doen, ik wil strijden maar laat
me niet vermoorden voor deze zaak. Als het zo
doorgaat komt er een dag dat ik mezelf gedwongen zie terug te keren naar Zweden.’
Ook het noordelijke bergplaatsje Duhok lijkt
overdag een stadje zonder vrouwen. Verbijsterd
loop ik tussen honderden mannen in de leeftijd
van achttien tot veertig jaar, zonder ook maar
‘Religie was altijd een
privé-kwestie, een zaak
van het hart. Maar nu is het
een wapen geworden’
één vrouw tegen te komen. In het modernste
café van de stad word ik niet alleen uitgelachen
maar ook bruut de deur gewezen. Vrouwen
horen hier niet in het publieke domein. Als twee
Koerdisch-Syrische vluchtelingen die werkzaam
zijn in de hippe koffiebar niet hadden ingegrepen en uiteindelijk toestemming kregen om me
op een donkere vliering weg te stoppen, had ik
nergens een simpel kopje oploskoffie kunnen
drinken. ‘Ze weten echt niet hoe ze hier met
vrouwen om moeten gaan’, mompelt een van de
obers terwijl hij schichtig om zich heen kijkt. ‘In
dit land hebben vrouwen geen gezicht.’
In de hele Arabische wereld worden mij verhalen verteld over de florerende opkomende
Koerdische staat en foto’s getoond van protserige
kantoorflats en mega shopping malls. Ik ben nu
zelf naar Noord-Irak afgereisd om te zien of, en
zo ja hoe, een onafhankelijk Koerdistan vorm
aanneemt. In een poging greep te krijgen op de
vele regionale ontwikkelingen die in dit kleine
woestijnachtige berggebied samenkomen, reis
ik kriskras door dit land van ‘verschroeide aarde’.
De reis brengt me terug in de recente gewelddadige geschiedenis van Koerdisch Irak en van
het Koerdische volk dat worstelt met de diepe
trauma’s van onderdrukking en overheersing.
De achtergebleven positie van de vrouw kent
meer oorzaken dan simpelweg religie, begrijp ik
al snel. Decennia van gewapend verzet, genocide
en burgeroorlog hebben het land gemilitariseerd
en de Koerdische man tot een stalen wapen
gemaakt. In deze machocultuur dient iedere
vrouw te worden beschermd, bespioneerd en
begeleid. Wee de vrouw die alleen woont en een
man mee naar boven neemt of met een man in
de auto zit. Er wordt hard op de deur geklopt,
het raampje moet open, vragen, dreigementen,
tot je het als vrouw wel uit je hoofd laat om je
eigen gang te gaan of simpelweg te moe bent om
nog langer de straat op te gaan.
Hoe ver de sociale controle reikt, merk ik bij
aankomst bij het appartement van Khontcha
waar ik mijn eerste nacht in Koerdistan verblijf.
Het is twee uur ’s nachts en Khontcha wacht
me in een pyjama op straat op. Zodra ik uit de
taxi stap, worden we omsingeld door drie Arabische mannen met AK47’s en een shotgun. Ze
dreigen met ons mee naar boven te gaan. Op dat
moment komt de taxichauffeur tussenbeiden en
onthult zijn ware identiteit: die van asayish, lid
van de Koerdische geheime dienst. De vier mannen belanden in een verbaal gevecht waarbij
enkele waarschuwingsschoten worden gelost.
Khontcha en ik vluchten naar boven en weten
net op tijd de deur te barricaderen. De volgende
dag ontdekken we dat ze de nieuwe buurtwachten zijn die van de huisbaas de instructie hebben gekregen om nachtelijke bezoekers aan
het adres van de jonge vrijgezelle Khontcha op
afstand te houden. Ondertussen riepen onze
‘bewakers’ echter doodleuk dat zij zelf wel even
een bezoekje aan ons bed zouden brengen.
Hoewel Koerdisch Irak vrouwelijke parlementariërs heeft en zich voorstaat op haar
geëmancipeerde seculiere samenleving is het
westerse doen en laten slechts een dun laagje
vernis. Anders dan in de directe buurlanden
komen vrouwen hier pas ’s avonds naar buiten
en verschansen zich direct in grote shopping
malls – althans, de happy few die geld hebben.
In middenklassecafés en -restaurants zijn vrouwen alleen welkom in een gescheiden ‘familievleugel’, meestal een verdieping hoger. Een fenomeen dat verder alleen in Iran en de Arabische
Golf voorkomt.
Iedere Koerd benadrukt dat Koerdistan
anders is dan de rest van de Arabische wereld.
Nationaliteit is voor velen hoog boven religie
verheven. De meerderheid van de bevolking is
seculier. Met geld van Saoedi-Arabië en Qatar
rukt echter ook hier het religieus fanatisme op.
Ala wijst me verontrust op de verkiezingsoverwinning van de drie islamitisch-Koerdische partijen bij de regionale parlementaire verkiezingen
eerder dit jaar. ‘Religie was altijd een privékwestie, een zaak van het hart. Maar dat is nu
aan het veranderen, het is een wapen geworden
waar te pas en te onpas mee geschermd wordt.’
Roerloos rusten de witte gelijkvormige stenen
van het kersverse monument van Chan Chamal op de harde droge grond. De 740 naamloze
gedenktekens schitteren in het licht van de felle
zon. Ze zijn nog niet aangetast door het woestijnzand, de zomerse hitte en de winterse kou.
Honderden vlaggetjes wapperen in de wind.
Ooit wapperde de Koerdische driekleur – rood,
wit en groen met het symbool van een uitbundige zon in het midden – in de Republiek van
Mahabad, het enige echte experiment met een
onafhankelijke Koerdische republiek, dat in
1946 onder auspiciën van de Sovjet-Unie in
Koerdisch Iran plaatsvond. De republiek hield
slechts elf maanden stand. Toen de sovjets zich
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 25
een half jaar na oprichting uit de jonge Koerdische staat terugtrokken wisten de Perzen binnen
enkele maanden het hele gebied te heroveren.
Vanaf dat moment waren de Koerden weer
een volk zonder land, opgejaagd en onderdrukt,
zonder rechten of mogelijkheden tot expressie
van de eigen taal, cultuur en identiteit. Nu de
Koerden in Koerdisch Irak vergaande autonomie hebben verkregen en de Koerden in Syrië
steeds meer controle krijgen over hun geboortegrond lijkt de komst van een Koerdische republiek weer even dichtbij als in die onrustige
dagen van Mahabad.
Traag loopt Dolzar tussen de gedenkstenen.
Naast hem loopt Ako Sirini met gebogen hoofd.
Hij is een oud-pesjmerge, een vrijheidsstrijder
‘Het is niet nodig om voor
hen die voor dit land zijn
gesneuveld te huilen, zij leven
voort in het hart van ons volk’
die al op zijn zeventiende de bergen in trok om
tegen de troepen van Saddam Hoessein te vechten. Ako, nu veertig, overleefde twee mosterdgasaanvallen, de mannelijke familieleden van
Dolzar werden gedood tijdens Saddams brute
geweldscampagnes. Zijn vader, ooms, opa en
neven werden in de beruchte Al-Anfal-operatie
naar het zuiden gedeporteerd en vermoord.
Dolzar is 24 maar lijkt eind dertig. Hij was
slechts twee maanden oud toen de troepen van
Saddam zijn geboorteplaats Chan Chamal binnenvielen en het stadje van de kaart veegden.
Zijn moeder vluchtte met haar baby de bergen in en veranderde zijn naam in Dolzar, wat
‘verwond hart’ betekent. Met een ernstige blik
overziet hij de graven. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn familie ligt. In een
poging Irak blijvend te arabiseren deporteerde
Saddam Hoessein in 1988 honderden families
van Koerdisch Irak naar het Arabische zuiden.
Volgens de goed gedocumenteerde archieven
van de Koerdische autoriteiten kwamen er bij
deze operaties 182.000 Koerden om.
Na de Amerikaanse inval in Irak van 2003 –
door de Koerden niet ‘invasie’ maar ‘bevrijding’
genoemd – heeft Koerdisch Irak vergaande autonomie verkregen en beschikt het nu over een
eigen federale regering en parlement. In razend
tempo bouwen de Iraakse Koerden een nieuwe
staat op. In het land van de verschroeide aarde,
waar Saddam ruim vijfduizend stadjes, dorpen
en gehuchten liet verwoesten, herrijzen nieuwe
plaatsen. Onderdeel van de weder­opbouw van
Koerdistan is ook de verwerking van het gewelddadige verleden: de Koerdische genocide, de gifgasaanvallen en Al-Anfal, de hongersnood en
vervolgens de burgeroorlog in de jaren negentig
tussen de twee grote heersende politieke facties – de kdp die tegenwoordig de dominante
26 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
partij van de hoofdstad is en de puk die de
tweede grote stad van de Koerdische Regionale
Autoriteit (krg) controleert. Onderdeel van dit
verwerkingsproces is de zoektocht naar de tienduizenden vermisten, om ze van een definitieve
rustplaats te voorzien. Het moderne Koerdistan
kent zelfs een ministerie van Al-Anfal dat zich
richt op de grootschalige zoektocht naar massagraven, de identificatie van slachtoffers en compensatie van de overgebleven familieleden.
‘We weten in ieder geval van het bestaan van
vijftig massagraven die nog moeten worden
geopend’, vertelt de directeur van het monument
van Chan Chamal. Vanaf zijn ruime kantoor in
het nieuwe museum had hij ons tussen de graven zien lopen. ‘Door de veiligheidssituatie in
het zuiden kunnen we de graven nog niet openen om de lichamelijke overschotten terug te
brengen naar Koerdistan.’
‘Het is niet nodig om voor hen die voor dit
land zijn gesneuveld te huilen, zij zijn niet dood
maar leven voort in het hart van ons volk’, staat
er op iedere witte steen. ‘Wat je voelt is het
geweeklaag van het Koerdische volk’, fluistert
Ako terwijl hij de tranen van zijn gezicht veegt.
Deze 740 graven zijn net nieuw. dna-testen
moeten nog uitwijzen wie hier begraven liggen.
Het zouden slachtoffers uit dit gebied moeten
zijn, maar voor hetzelfde geld komen ze uit een
ander dorp. Voor Dolzar maakt het allemaal niet
uit. ‘Voor mij is ieder graf mijn vader, mijn oom
en mijn neef.’ Er is een speciale sectie voor de
tweehonderd kinderlijkjes die hier begraven liggen. Sommige kinderen werden gevonden met
de knikkers nog in de hand.
Ik verblijf twee nachten bij de familie van
Ako: zijn moeder, tante, oom en neven en zijn
zus die met haar verloofde vanuit Nederland
op bezoek is. We slapen op kleden en kussens
op de grond. Ik deel een bed met Ako’s zus. Het
kleine huis heeft geen douche of gewoon toilet.
Ako’s oom en tante zijn de zestig gepasseerd en
hebben allebei een tijd in de gevangenis gezeten, een tactiek van het regime om hun zonen
te dwingen de strijd op te geven. ‘En?’ vraag ik
Hemn Qadr, een van die zonen die nu halverwege de dertig is. ‘Natuurlijk gaven we de strijd
niet op!’ antwoordt hij direct. ‘Papa had via-via
duidelijke instructies gegeven, hij stierf liever in
de gevangenis dan dat zijn kinderen zich zouden overgeven. Maar veel vrienden legden de
wapens wél neer in die tijd. Zij konden de druk
van het idee dat hun eigen moeder en vader in
het gevang zaten niet aan. Het was een valstrik.
Zodra ze zich overgaven werden ze vermoord en
de familie werd slechts zelden vrijgelaten.’
Twee dagen eerder smokkelen Ako en zijn
medewerker Nawa Maaroof me in hun auto door
Kirkuk. Een bloedlinke stad op de grens van de
Koerdische Regionale Autoriteit en Irak, waar
iedere dag wel ergens gevochten wordt of een
autobom afgaat. In de zanderige verschroeide
berm van een gloednieuwe snelweg blijf ik staan
en kijk uit over de donkere rookpluimen van de
olievelden in de verte. Aan velden als deze heb-
ben de vijf tot zes miljoen Koerden hun steeds
comfortabeler levensstijl te danken. De overheid
betaalt vrijwel al haar programma’s uit olieinkomsten en de meeste Koerden hoeven niet of
nauwelijks belasting te betalen.
De Koerden die een meerderheid vormen
in deze olierijke stad, waar geen boom staat,
eisen de autoriteit over het gebied op, terwijl de
Iraakse overheid in een verwoede poging de stad
te controleren de demografie in het voordeel van
de Arabieren wil buigen. Daarom stuurt zij duizenden (gast)arbeiders uit het zuiden en zet ze
Arabische boeren in de raffinaderijen en op de
olievelden aan het werk.
Zodra ik de grenzen van de krg achter me
laat, voel ik de dreiging. De wegen zijn slechter.
De christenen van Irak worden
opgejaagd en vermoord. Van
de oude Iraakse kerken is niet
veel meer over dan ruïnes
De uniformen bij de checkpoints armoediger.
Overal beton, gaas, hekken, metaaldetectoren,
wegblokkades. Terwijl de krg floreert, wordt
Irak nog steeds opgeschrikt door de ene na de
andere geweldsuitbarsting. Soennitische en
sjiitische milities gijzelen de bevolking, Bagdad wordt geplaagd door autobommen en in
Mosoel, Basra en Falujah wordt regelmatig op
klaarlichte dag gevochten. De christenen van
Irak worden opgejaagd en vermoord. Van de
tweeduizend jaar oude Iraakse kerken is niet
veel meer over dan verbrande ruïnes, behalve
dan binnen de veilige grenzen van de krg, waar
veel christenen een veilige haven vinden. Hier
stromen de oliedollars en wordt in snel tempo
een nieuwe staat uit de grond gestampt.
De diverse Koerdische bevolking leeft vreedzaam samen met de vele christelijke groeperingen die onder meer het uitgestrekte uitgaansgebied Ankawa in Erbil bevolken. Naast relatieve
stabiliteit en economische ontwikkeling is een
goede omgang met minderheden voor de Koerdische autoriteiten een manier om internationale steun te krijgen voor de oprichting van een
eigen staat. Die kan tegelijk een safe haven vormen voor de opgejaagde christenen in de regio.
Koerden uit de diaspora – oorspronkelijk
afkomstig uit Iran, Turkije of Syrië, met of zonder omweg door Europa waar ze één of twee
generaties geleden tot Zweedse, Nederlandse of
Britse staatsburgers zijn genaturaliseerd – keren
terug of arriveren voor het eerst in hun eigen
‘Koerdistan’. Voor hen is het niet de vraag óf er
een Koerdische republiek komt, maar wanneer.
In een poging de zware pagina’s van de
geschiedenisboeken om te slaan wordt er als een
gek gebouwd en daarbij wordt vaak geprobeerd
zo veel mogelijk op het Westen te lijken. Opval-
lend genoeg zijn het niet de Koerden zelf die hun
land omvormen tot een grijze wereld van beton
en asfalt, maar de Turken die een graantje meepikken van de Koerdische opmars. De vijand
van de ene Koerd is de vriend van de andere.
Terwijl de Koerden in Turkije zich met man en
macht tegen de Turkse donatie verzetten, kijken
de Koerden in Irak met respect naar de Turken,
sturen ze hun kinderen het liefst naar Turkse
scholen, wonen ze in door Turken ontwikkelde
huizen en stroomt hun olie straks ook door een
Turkse pijplijn.
Kritische Koerden, zoals mijn vriendin Beri
Shalmashi, waarschuwen voor de goede banden tussen Erbil en Ankara. ‘Het is gewoon een
nieuwe manier van de Turken om controle te
houden over wat hier gebeurt’, zegt ze verontwaardigd. ‘De Turken zijn doodsbang voor de
komst van onze Koerdische staat. Dat verklaart
Boven: herdenking van de arrestatie van leider Abdullah
Öcalan in het PKK-kamp Makhmour;
onder: gedenkstenen van Chan Chamal. Op de achtergrond de pas gebouwde kermis
ook de verzoenende houding van Erdogan richting de Koerden in eigen land. Hij weet dat de
situatie onhoudbaar is, zeker nu de Koerden in
Syrië al ruim twee jaar de controle hebben over
hun gebied en door de Syrische burgeroorlog
vergaande autonomie hebben verkregen.’
Naast het oude fort van Salah ad-Din, de
legendarische Koerdische veldheer uit de tijd
van de Kruistochten die in het Westen beter
bekend is als Saladin, staat een kleine zandsteenkleurige replica van de Big Ben in Londen.
In de tweede grootste stad van de Koerdische
regio Slemani schittert de slechte replica van de
Burj al-Arab uit Dubai.
De nieuwe hoofdstad van de Koerdische
Regionale Autoriteit Erbil – in het Koerdisch
Hewlêr genoemd – is volgens de lokale bewoners de oudste nog bewoonde stad ter wereld.
Al in het vroegere Mesopotamië zou het een
bloeiend ontmoetingspunt van de verschillende
volken in deze regio zijn geweest. Nog steeds
komen hier eeuwenoude volken en religieuze
sektes samen: de Koerden, natuurlijk afkomstig
uit breder Koerdistan, maar ook de christelijke
Chaldeeën, Armeniërs, Assyriërs, Arabieren,
Yazidi’s en zelfs enkele zoroasten, madaeïsten
en joden. Hier stromen de Eufraat en de Tigris,
nu magere stroompjes maar eens brede rivieren
waarvan de vruchtbare oevers Adam en Eva in
de bijbelse Hof van Eden een thuis boden.
Erbil is een grote maar vooral ook doodse
stad. De buitenwijken staan vol identieke halfhoge vrijstaande huizen, alle in eenzelfde stijl.
Ik bivakkeer in grote, lege en vooral kale appartementen, bewoond door net gearriveerde westerse Koerden. Altijd staat in de hoek van de
kamer of op de gang een gepakte trolley voor het
geval er naar Europa gevlucht moet worden of
naar familie aan de andere kant van de grens.
Het centrum telt veel glazen torenflats, kantoorpanden en neonverlichte shopping malls. Afgezien van een groot park is er nauwelijks groen
in deze betonnen blokkendoos. Enorme suv’s
rijden over de brede wegen. De Amerikaanse
bevrijders hebben hun werk goed gedaan.
In de restaurants en betere winkels werken
veel Libanezen. Bij de onbekende fastfood­
ketens nemen Turken, Egyptenaren en Chinezen je bestelling op. Zo ontmoet ik Sayed, een
jonge boerenzoon uit de Egyptische Delta die bij
Chili House in Family Mall werkt. Een McDonald’s heeft Erbil nog niet, een Kentucky Fried
Chicken opent binnenkort. Ikea heeft al gelobbyd om een vestiging, maar liep vast op de stroperige bureaucratie van Bagdad, dat alleen met
het Zweedse verzoek akkoord wil gaan als er ook
een Ikea in de Iraakse hoofdstad komt, zo fluistert de Zweeds-Koerdische Khontcha me in.
Sayed vindt Erbil prachtig: groot, modern en
schoon. ‘Ik word goed betaald, in Egypte kon
ik geen werk vinden maar hier is werk in overvloed.’ Het is wellicht ook een van de redenen
waarom veel Koerdische investeerders vanuit
het buitenland massaal terugkeren of zich voor
het eerst vestigen op Koerdisch grondgebied. Zo
ontmoet ik in Barista Café – een slap aftreksel
van Starbucks waar jonge westers georiënteerde
Koerden samenkomen en hele dagen achter hun
laptops doorbrengen – een dertigjarige BritsKoerdische zakenman die in onvervalst OxfordEngels afgeeft op de eurocrisis en de Europese
economie. Volgens hem is dit het juiste moment
om in Koerdistan te investeren. Hij runt verschillende bedrijven en is daarnaast sinds kort
zaakwaarnemer voor de Verenigde Arabische
Emiraten die ook willen profiteren van de economische boom in het land.
Ondertussen groeit er een nieuwe generatie
Koerden op die nog nooit een wapen in de hand
heeft gehad. Hoe sterk de Koerdische geschiedenis desondanks een stempel op hen drukt, blijkt
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 27
bij een bezoek aan het Internationaal Filmfestival in Duhok, een klein bergstadje in het noorden van het land, niet ver van de Turkse grens.
Ik vergezel mijn vriendin Beri naar de première
van haar korte film over eerwraak en zelf­
verbranding. Beri is een van de vele Koerdische
Nederlanders die naar Koerdistan is vertrokken
en daar gewoon pindakaas en ontbijtkoek van
het C1000-huismerk bij een plaatselijke Hollandse supermarkt kan inslaan. Ze vertrok in
eerste instantie naar de krg om Kader Abdolah’s bestseller Het huis naast de moskee te
verfilmen, maar bleef plakken om te helpen de
culturele identiteit van het moderne Koerdistan
nader vorm te geven.
Beri’s familie komt niet uit Koerdisch Irak
‘In Erbil werd ieder meisje
met argusogen gevolgd.
Soms kon ik niet geloven in
Koerdistan te zijn’
maar uit het Iraanse deel van Koerdistan. En
hoewel ze telkens benadrukt dat in Koerdisch
Irak de taal, eetgewoonten, omgangsvormen en
positie van de vrouw schril afsteken bij die van
de Koerden aan de andere kant van de grens is
en blijft dit toch haar Koerdistan. Trots toont ze
me haar film, die gedraaid wordt te midden van
een reeks korte films van jonge Turks-, Iraaks-,
Syrisch- en Iraans-Koerdische filmmakers. De
thema’s van de films zijn groots en meeslepend:
dood, gevangenschap, oorlog en het heldhaftige optreden van vrijheidsstrijders in de groene
bergen van groter Koerdistan. De kwaliteit is
tenenkrommend; het regent afschuwelijke special effects en slechte dialogen. ‘Nog een reden
waarom ik hier wel moet blijven, er is echt zoveel
werk te doen’, fluistert Beri in m’n oor.
De starre cultuur is een van de vele redenen
waarom niet alle Koerden een even sterke culturele affiniteit voelen ten aanzien van hun Koerdische broeders. Veel Koerden die oorspronkelijk niet uit Koerdisch Irak komen, blijven
verlangen naar hun eigen deel van Koerdistan,
zo ontdek ik in Makhmour bij mijn bezoek aan
een pkk-kamp. Het kamp ligt net buiten de controle van de krg, midden in de woestijn, en de
kippen rennen er kakelend tussen de kinderen
door. Zachtjes wuift de wind langs de bladeren
van een olijfboom in bloei. Volle druiventrossen
bungelen aan een raster boven mijn hoofd.
De smalle tuin aan de buitenrand van het
kamp van Makhmour is meer dan idyllisch. Het
overdadige groen is het laatste wat de grote familie in het uit ruw beton en stenen opgebouwde
huisje aan de groene bergen van Zuidoost-­
Turkije herinnert. Buiten de krakkemikkige
houten poort begint een eindeloze zee van gruis
en keien. Vijftien jaar woont deze familie hier al.
28 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Opgejaagd door Turkse troepen werden de
(ex-)pkk-strijders door Saddam Hoessein naar
het gebied gelokt. Het was een politiek spel.
Turkije steunde Koerdische partijen in Irak
en dus besloot Saddam de pkk uit Turkije een
toevluchtsoord te bieden. Een opvallende stap
gezien de massale Al-Anfal-campagnes.
Het bleek een valstrik: uitgeput kwamen de
berooide vluchtelingen destijds in het kurkdroge
gebied aan. Er was geen boom of grassprietje
te bekennen. Het water was vergiftigd en het
wemelde er van de kleine schorpioenen. In de
eerste weken vonden tientallen mensen de dood.
Vooral kinderen en verzwakte ouderen konden
de nieuwe leefomgeving niet aan.
In het kamp verblijven tegenwoordig twaalftot veertienduizend mensen, volgens de inwoners zelf ligt het totaal echter op twintig­duizend.
Er zijn zeven van dergelijke pkk-kampen in
Noord-Irak. De zanderige straten en betonnen stegen wemelen van de spelende kinderen
en groepjes schoolkinderen die in uniform van
en naar het lokale schooltje gaan. Terwijl hun
ouders nog de Turkse nationaliteit hebben,
hebben deze kinderen geen recht op een Turks
paspoort. Tegelijkertijd worden ze ook niet als
Iraaks staatsburger erkend. Ze zitten gevangen
in een van de vele ingewikkelde politieke spelletjes in deze regio.
Ik bezoek het huis van de familie van Beritan (23), afgestudeerd filmmaker en voormalig
topstudente. Beritan oogt eerder als 35 dan als
een jonge twintiger. Naar haar zeggen maakt
het leven in een kamp je oud. Samen met haar
broertje Gomah (19) bereidt ze de lunch voor en
geeft een rondleiding door hun dagelijkse leefgebied. Beiden waren nog kind toen ze aankwamen in Makhmour en ze dromen, zoals iedereen
in het kamp, van een eigen Koerdische staat in
Turkije. Hoewel de Koerdische Regionale Overheid Noord-Irak in snel tempo aan het uitbouwen is tot een volwaardige eigen Koerdische
staat, beschouwen ze dit toch niet als hun land.
Beritan studeerde vier jaar lang in de Koerdische hoofdstad Erbil. Hoewel de sociale controle
van thuis volledig verdwenen was, voelde ze
zich op de campus minder vrij. ‘Hier is iedereen
gelijk, vrouwen hebben een even prominente
plek als mannen en ’s avonds kan ik met vrienden vrijelijk over straat’, legt ze uit. ‘Maar in Erbil
moest ik om vijf uur ’s middags al naar binnen en
werd ieder meisje met argusogen gevolgd. Soms
kon ik niet geloven in Koerdistan te zijn.’
Dat is in dit pkk-kamp wel anders. In feite is
Makhmour een commune gebaseerd op de communistische principes van de pkk. Mannen en
vrouwen zijn volstrekt gelijk aan elkaar en religie speelt nauwelijks een rol. De gebedsoproep
klinkt schraal uit een klein moskeetje in het
midden van het kamp waar niemand naartoe
gaat. Aan de muren van Beritans huisje hangen
de foto’s van de martelaren van de familie. Twee
zussen – op de foto’s met korte kapsels en tot de
tanden toe bewapend – vonden als strijder in de
Oost-Turkse bergen hun dood. Van de in totaal
negen kinderen vechten nog twee zussen in het
noorden. Ze houden minimaal contact per brief.
‘Ik ga naar de bergen’ is in het kamp nog steeds
een veel gehoorde kreet. Het staat gelijk aan: ‘Ik
ga strijden en kom waarschijnlijk nooit meer
terug.’
Beritan heeft in haar hoofd al afscheid van
haar zussen genomen. ‘Als iemand weggaat, ga
je er al niet meer vanuit dat hij of zij terugkomt,
je bent ze verloren’, zegt ze met droge ogen. Zelf
wil Beritan niet gewapend het berggebied in.
Trouwen wil ze ook niet. Ik denk wel te weten
waarom: net als haar broertje heeft het er alle
schijn van dat ze homoseksueel is. Ondanks alle
broederschap en gelijkwaardigheid een onbespreekbaar taboe in het kamp. Samen met haar
broertje wil Beritan via Turkije naar Europa –
‘Ons bestaan oefent druk
uit op Turkije. Als we opgaan
onder de Koerden hier zijn
zij van het probleem af’
om films te maken, haar artistieke talenten te
kunnen ontplooien en in volledige vrijheid te
kunnen leven.
Ondertussen marcheert op straat een
lange stoet mensen voorbij. Mijn bezoek aan
Makhmour valt samen met de herdenking van
de arrestatie van hun grote leider Abdullah Öcalan. Kinderen zwaaien met vlaggetjes en banieren met zijn gezicht erop. Stokoude mannen
patrouilleren in guerrillakleding door de straatjes. Samen met een Koerdische vriendin zijn we
de enige buitenstaanders in het kamp. Onopvallend volgen we de stoet tot een open terrein met
een podium waar honderden mannen, vrouwen
en kinderen zwaaien met vlaggen. Jonge meiden met een groene band met het logo van de
pkk om de arm controleren geroutineerd onze
tassen. Vanuit de speakers klinkt luide militaristische muziek ter ere van Öcalan, die door de
mensen in het kamp aanbeden wordt als ware
hij God zelf. Zijn gezicht staat haast op elke
muur en in de huizen hangen foto’s van hem.
Met de snelle geboorte van een semi-Koerdische staat in Noord-Irak hebben de inwoners
van dit kamp voor het eerst de mogelijkheid
zich buiten het kamp te vestigen en een leven in
Erbil of een van de andere steden op te bouwen.
Maar men kiest ervoor om in het kamp te blijven. Het is een politieke kwestie. ‘We blijven bij
elkaar zodat we een gemeenschappelijke strategie kunnen bepalen en onze strijders kunnen
sturen en steunen’, aldus Beritan. ‘Daarbij oefent
ons bestaan druk uit op Turkije. Als we opgaan
onder de Koerden hier zijn zij van het probleem
af.’
Uiteindelijk bestaat er voor de inwoners van
Makhmour maar één echt Koerdistan: hun
eigen groene bergen in Turkije.
De Koerdische Regionale Autoriteit wil juist
zo veel mogelijk Koerden huisvesten om de
demografische balans in het Koerdische voordeel te laten uitslaan. Het verklaart haar warme
opstelling ten aanzien van de massale influx van
vluchtelingen uit Syrië, die voor het leeuwendeel
Koerdisch zijn.
Samen met twee medewerkers van Stichting
Vluchteling bezoek ik een nieuw tijdelijk vluchtelingenkamp in Arbat. In het geordende kamp
verblijven momenteel 2448 vluchtelingen. Het
zijn vrijwel allemaal Syrische Koerden. NoordIrak grenst direct aan het Koerdische woon­
gebied in Syrië en is het enige deelgebied onder
Koerdisch bestuur met relatieve vrijheid en veiligheid in deze regio.
De hulporganisaties hebben weinig te klagen.
Integendeel, ze prijzen de rol van de Koerdische
Regionale Overheid, die inderdaad een verademing is in vergelijking met de andere overheden
in de regio. Op een kwartier afstand van het tijdelijke kamp verschijnt een veel groter kamp dat
formeel ruimte biedt aan veertigduizend vluchtelingen, maar waarvan de bouw door het lastige
terrein veel vertraging heeft opgelopen. Ieder
gezin krijgt zijn eigen stukje land met daarop in
eerste instantie een tent, maar de vluchtelingen
mogen in de loop van de tijd hun eigen onderkomen bouwen. Gezinnen krijgen hun eigen keu-
ken en sanitaire voorzieningen – een ongekende
luxe, gefinancierd en gebouwd door de plaatselijke autoriteiten die onder druk van de plaatselijke bevolking hun beste beentje voor zetten.
Aan de rand van Arbat staan tientallen al dan
niet werkende airconditionings, oventjes, satellietschotels en andere goederen die gedoneerd
zijn door de inwoners uit de stad. Maar ook hier
neemt de druk gestaag toe nu Noord-Irak steeds
meer overspoeld raakt. Zo is het uitgestrekte
kamp Domiz oorspronkelijk ingericht voor vijftien- tot twintigduizend vluchtelingen, maar
puilt het nu uit met ruim 53.000 man. In de eindeloze zee van tenten, hutjes, stenen huisjes en
krotten van golfplaten zijn ook de hulporganisaties de tel kwijt. Het kamp is veranderd in een
stad met kappers, bakkers, groentewinkeltjes
en zelfs fietsenmakers. Er wordt druk gekocht
en verkocht, zelfs Koerden van buiten het kamp
komen er graag koopjes jagen.
Ontluikend Koerdistan verwelkomt z’n Koerdische broeders aan de andere kant van de grens
Boven: hekken om het vluchtelingenkamp Arbat;
links: foto van PKK-strijders in de Turkse bergen in de
woning van Beritan in PKK-kamp Makhmour
in eerste instantie met open armen. De vluchtelingen mogen vrijelijk de kampen uit en dat
doen ze ook. In en rond de grote steden wemelt
het van de Koerdische Syriërs die een eigen
tentje opzetten, een huis huren of een appartement betrekken. En anders dan in Libanon
kunnen ze hier wel werkvergunningen en zelfs
verblijfsvergunningen krijgen. Internationale
hulporganisaties hebben vrij spel om kampen
te bouwen waarin de vluchtelingen uiteindelijk
hun eigen huisjes mogen neerzetten.
Hoewel er niet overal werk is en de Koerdische Syriërs vooral laag onderbetaald werk doen,
zijn er wel veel baantjes in de bouw- en servicesector. Tot genoegen van de lokale Koerden is de
service in de koffiehuizen en restaurants flink
verbeterd met de komst van deze goedkope
maar vaak beter opgeleide arbeidskrachten.
De Koerdische autoriteiten zinspeelden er
de afgelopen maanden herhaaldelijk op dat ze
bereid zijn met hun troepen Syrië binnen te trekken om de Koerdische strijders daar te ondersteunen. Na de aanslagen op het ministerie van
Binnenlandse Zaken en de geheime dienst in
Erbil begin oktober, die volgens de Koerdische
autoriteiten gepleegd zijn door de islamitische
terreurorganisatie Islamic State of Iraq and
Syria, staan de verhoudingen op scherp. Een
Koerdische inval in Syrië zou van het Koerdische leger een vrij opererend orgaan maken dat
zelfstandig internationaal opereert en president
Berzani vergaande controle geven over de Koerdische bevolking – binnen én buiten de formele
federale grens.
De Syrische Koerden in Arbat en Domiz vertellen echter een gemengd verhaal. Ze zijn dankbaar voor de hulp, maar een stuk kritischer over
de Koerdische overheid dan de internationale
hulporganisaties. ‘Schrijf op dat nieuw aangekomen Koerden zich niet meer kunnen registreren en daarom niet kunnen werken of langs
de checkpoints kunnen komen’, zegt de lokale
kapper in een krappe herensalon in Domiz. De
mannelijke aanwezigen knikken. ‘Hij is gevangen in dit kamp.’ De kapper wijst op een boer
uit de provincie Hassaka in Syrië die net anderhalve maand in Domiz verblijft. Over de reden
waarom het nieuwe vluchtelingen moeilijker
wordt gemaakt om zich bij de overheid aan te
melden zijn de klanten het unaniem eens: ‘Ze
willen ons terug naar Syrië hebben.’
Ook in Arbat wordt geklaagd over het grote
tekort aan werk en de trage bureaucratie. ‘De
overheid kan de toestroom niet aan’, zegt de
ene hulpverlener. ‘Ze heeft in de kampen meer
controle over de vluchtelingen dan in de stad’,
oppert een ander. ‘Het zijn er gewoon veel en
veel te veel.’
Terug bij het monument van Chan Chamal
toont de directeur me trots het gigantische nog
niet-geopende museum dat tevens zal fungeren
als congrescentrum en waar een enorme filmzaal, bibliotheek, foto-expositie en een replica
van een massagraf de bezoeker van het Koerdische lot moeten doordringen. Aan het eind van
de rondleiding krijg ik een speciaal certificaat
overhandigd dat normaal alleen voor politici en
staatshoofden is bedoeld. Voor ik het weet ben
ik tot ambassadeur van ‘Al-Anfal’ gelauwerd. De
directeur toont me nog een grote vergaderzaal
met uitzicht op de witte grafzerken. ‘Hier’, zegt
hij plechtstatig, ‘zullen de politici van de verschillende partijen van
ons land in de toekomst
samenkomen. Met het
zie groene.nl voor Dossier
verleden in het oog zulArabische Revolutie
len ze hopelijk hun verschillen opzij kunnen
zetten en betere beslissingen nemen voor de toekomst. Ons land heeft nog een lange weg te gaan
en we hebben wijze bestuurders nodig.’
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 29
Essay
De stad als sociaal laboratorium (slot)
In strijd met
Den Haag
Ver weg van het Haagse gedruis zijn er
ontwikkelingen die duidelijk maken
dat de tijd rijp is om de Nederlandse
verzorgingsstaat te ‘lokaliseren’. De
vernieuwing van de institutionele orde
in Nederland komt van onderop.
door Nico de Boer & Jos van der Lans
beeld Femke van Heerikhuizen
Aan het eind van de jaren negentig kreeg hoogleraar lokaal bestuur
Wim Derksen het verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) te onderzoeken wat er in de bestuurlijke praktijk terechtkwam
van de decentralisaties. Al sinds medio jaren tachtig waren de gemeenten
in permanente onderhandeling met de rijksoverheid over de overname
van steeds meer taken van de centrale overheid. Het idee daarachter was
eenvoudig: gemeenten zitten dichter op de huid van burgers en kunnen
veel taken daarom beter organiseren. In ruil voor de overdracht bezuinigde het rijk doorgaans stevig op de budgetten, maar dat had men er in
gemeenteland graag voor over. De vng-doctrine was simpel: hoe meer
geld naar gemeenten, hoe beter.
Toch sluimerde er op de vng-burelen aan de Nassaulaan in Den
Haag ook onvrede. Enkele medewerkers en kritische wethouders spraken ­zachtjes van ‘recentralisatie’: via allerhande verantwoordings­
mechanismen en voorwaarden verstevigde het rijk zijn greep op het
beleid juist. En zo kwam Wim Derksen in beeld, op dat moment lid van
de ­Weten­schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) en bijzonder
hoog­leraar op de door de vng in het leven geroepen Thorbecke-leerstoel
voor lokaal bestuur aan de Universiteit Leiden. Kortom: de aan­gewezen
man om eens na te gaan wat de decentralisaties gemeenten nu echt
­opleverden.
Ruim tien jaar daarvoor was Derksen de intellectuele vader van de
zogeheten ‘centralisatieparadox’. Sinds de Tweede Wereldoorlog, zo constateerde hij medio jaren tachtig, had de rijksoverheid de aanpak van
grote maatschappelijke opgaven op het terrein van wonen, sociale zekerheid, volksgezondheid en welzijn naar zich toe getrokken, maar naarmate
die centrale macht toenam, werden gemeenten steeds handiger in het
juist niet doen wat het rijk van hen verwachtte. Ze bleven in heel veel
gevallen bewust nalatig of deden het net iets anders. Gemeenten wisten
departementen fijntjes tegen elkaar uit te spelen. Zo moderniseerden ze
winkelstraten met geld van het ministerie van Economische Zaken, terwijl diezelfde straten volgens het ministerie van crm historisch zo karakteristiek waren dat het aanzicht behouden moest blijven. De ambtenaren
in Den Haag bleken steeds minder in staat die eigengereidheid te corri30 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
geren. Dat, zo stelde Derksen, was de centralisatieparadox: hoe meer het
rijk centraliseert, des te afhankelijker wordt het van gemeenten.
Maar eind jaren negentig waaide de wind uit een heel andere hoek: het
rijk was immers gaan decentraliseren. Eigenlijk, zo constateerde Derksen
in zijn analyse voor de vng, had Den Haag zijn lesje heel goed geleerd:
als het werkelijk iets wilde bereiken, kon het niet om de informatie en
uit­voering van gemeenten heen. Decentralisatie bood juist kansen voor
het rijk, mits deze gericht zou zijn op het beheersen van het lokale beleid.
En precies dat was wat er gebeurde. Met elke decentralisatie werd het
gemeentefonds verder opgetuigd met regels en verantwoordingsmechanismen die gemeenten ertoe moesten dwingen het geld conform de wensen van het rijk uit te geven.
Dus, zo hield Derksen de vng voor, jullie tuinen erin: die zogenaamde
decentralisatie is in feite een machtsverschuiving naar het rijk. Als het rijk
echt jullie beleidsvrijheid zou willen vergroten, dan zou het bijvoorbeeld
de mogelijkheden vergroten om lokaal belasting te heffen. In een later
werk vatte hij deze tegenstrijdigheid samen in een omkering van zijn eerdere centralisatieparadox. Naarmate het rijk
meer decentraliseert, neemt de macht van het
Lokale
rijk toe – ziedaar de decentralisatieparadox.
Die conclusie viel eind jaren negentig bij
overheden
de vng niet in goede aarde. Het paste niet
worden in de onderhandelingsstrategie van de vngvoor het
hoofddirectie, waarvan de leden vooral gerecruteerd werden uit vooraanstaande verterijkskarretje
genwoordigers van de drie grote partijen,
gespannen
vrijwel altijd politici of hoge ambtenaren die
als willige
eerder in Den Haag dan in gemeenten hun
sporen hadden verdiend.
lastdieren
Het rapport van Derksen verdween in de
onderste bureaula. Intussen zijn we zijn een
paar jaar verder en het wordt tijd om die
bureaula weer eens open te trekken en het
rapport af te stoffen. Want waar de hoog­leraar
lokaal bestuur destijds op wees, is nu actueler dan ooit. Elke werkdag
trekken er hele gezel­schappen naar Haagse departementen om er te spreken over de vraag onder welke condities, op welke wettelijke grondslagen,
met welke overgangsbepalingen en zekerheden voor oude gevallen en
bestaand personeel de rijksbudgetten naar gemeenten gaan. Vertegenwoordigers van de vng, ipo, landelijke koepelorganisaties voor jeugd- en
awbz-zorg, beroepsverenigingen van psychiaters, zorgverzekeraars en
vele anderen lopen in Den Haag af en aan om het precieze pakket vast
te stellen.
Aan het Binnenhof aarzelen Kamerleden niet om onder druk van deze
of gene lobby bewindslieden te dwingen om iets terug te nemen of anders
te doen. Zo tuimelde vorig najaar de ‘persoonlijke verzorging’ ineens uit
het gemeentelijke decentralisatiepakket om in handen te vallen van de
zorgverzekeraars. En zo dwong de Kamer staatssecretaris Klijnsma om
de verplichte tegenprestatie bij een bijstandsuitkering toch vooral over te
laten aan het oordeel van gemeenten. En voor de uitvoering van de jeugdzorg toverde staatssecretaris Van Rijn op het laatste moment op aandringen van de Eerste Kamer een nieuw soort nationale toezichthouder uit
zijn hoge hoed: de Transitie Autoriteit Jeugd. Decentraliseren is in Nederland een potje touwtrekken door veel partijen aan een bestuurlijke knoop
die voor een gewoon mens niet meer te ontwarren is.
***
Wat bij dat touwtrekken totaal ontbreekt, is een consequente
politieke visie op wat een decentraal georganiseerde overheid zou moeten
zijn en wat daarvoor nodig is. Bij gebrek daaraan dreigt de hele operatie inderdaad te verworden tot een ongekend grote bezuinigings­operatie
op kosten van de gemeenten. Alleen daarom al valt het te betreuren dat
Derksens onderzoek zo’n vijftien jaar in de bureauladen van de vng ligt
te verstoffen. Daarin staat namelijk ook het antwoord op de vraag aan
welke voorwaarden een echte decentralisatie zou moeten voldoen. Die
zou niet zozeer een overheveling moeten zijn van publieke taken van de
ene naar de andere overheidslaag, maar vooral het realiseren van echte
gemeentelijke beleidsvrijheid en het versterken van de lokale democratie.
De stad als sociaal
laboratorium
Op Prinsjesdag werd van koningswege de participatiesamenleving
geproclameerd. In werkelijkheid is
het sociaal-politieke landschap in
Nederland al veel langer ingrijpend
aan het veranderen. Instituties
kraken, burgers nemen op tal van terreinen het heft in handen, gemeenten
zien door enorme decentralisaties
de kans schoon zich te ontworstelen
aan de starre Haagse voogdij. Dat
maakt steden tot fascinerende sociale laboratoria, waar alles bij elkaar
komt: de do it ourselves-beweging,
nieuwe horizontale netwerkorganisaties, andere professionele aanpakken
en lokale overheden die samenhangend beleid kunnen gaan maken van
arbeid tot zorg. In die nieuwe dynamiek zouden de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart wel eens het
begin van een nieuw tijdperk kunnen
markeren. De afgelopen maanden
verkenden Nico de Boer en Jos van
der Lans voor De Groene Amsterdammer dit veranderende landschap.
In dit slotessay onderzoeken ze de
mogelijkheden van gemeenten om
zich te ontworstelen aan de Haagse
voogdij.
Meer verantwoordelijkheid, grotere vrijheid en sterkere democratie zouden de drie pijlers moeten zijn van een vitale, decentraal georganiseerde
overheid. Wie met die ogen naar het rijksvergadercircuit kijkt, kan weinig
anders concluderen dat men daar in Den Haag nog lang niet aan toe is.
Wat er deze dagen wordt gedecentraliseerd, zijn taken zonder vrijheid en
verantwoordelijkheid zonder democratie.
Dat is een gemiste kans, want ver weg van het Haagse gedruis zijn
allerhande ontwikkelingen zichtbaar die duidelijk maken dat de tijd rijp
is om de Nederlandse verzorgingsstaat te ‘lokaliseren’. scp-directeur Kim
Putters spreekt in dit verband van ‘een ontwikkeling van de verzorgingsstaat naar een verzameling verzorgingssteden’. In tal van opzichten is
die ontwikkeling al gaande. Lokaal zien we steeds meer pogingen om te
ontsnappen aan de bureaucratie, om lokaal maatwerk te leveren, om de
verkokering en versplintering te doorbreken, om publieke voorzieningen
zoals zwembaden, buurthui­zen en leeszalen in zelfbeheer te nemen, om
de lokale economie nieuwe impulsen te geven, soms zelfs door de introductie van lokale munten en ruilsystemen. De vernieuwing van de institu27.02.2014 De Groene Amsterdammer 31
tionele orde in Nederland komt van onderop. We hoeven innovatie geen
couleur locale meer te geven: die heeft ze van huis uit.
Deze bottom-up-beweging vormt het kompas waar gemeenten de
komende jaren op moeten vertrouwen. Dat wijst de gemeente in welke
richting ze zich kan ontworstelen aan de Haagse voogdij. Gemeenten
hebben wat dat betreft weinig keuze. De oude verzorgingsstaat pakte
problemen aan met méér-oplossingen, gefinancierd uit koloniën, aardgas of economische groei. Die weg lijkt voorlopig afgesloten. Gemeenten
rest geen andere route dan op zoek te gaan naar ánders-oplossingen. De
klassieke, formele solidariteit van overheidswege blijft onmisbaar, maar
juist op het lokale niveau is steeds duidelijker geworden dat die solidariteit geen klusje is voor ambtenaren achter een loket, maar gedragen moet
worden door de tastbare bekommernis en betrokkenheid van burgers.
Op veel terreinen – leefbaarheid, woonomgeving, het gebruik en beheer
van de openbare ruimte en publieke voorzieningen – moet de lokale overheid haar verantwoordelijkheid gaan delen met (netwerken van) burgers
en lokale organisaties. Op die terreinen functioneert de lokale overheid
niet zozeer als cockpit of beleidscentrum maar veeleer als ‘server’: de plek
waar kennis wordt verzameld, gedeeld en teruggegeven. Daarvoor moet
de overheid het traditioneel bij haar rustende beleidsmonopolie loslaten:
niet alles voor iedereen willen bedenken en bedisselen, maar ruimte laten
voor de wisdom of the crowd.
In die zoektocht komen gemeenten onvermijdelijk Den Haag tegen.
Decentralisaties gaan gepaard met zoveel Haagse mitsen en maren dat
ze dreigen te verkeren in (re)centralisaties. Lokale overheden worden
voor het rijkskarretje gespannen als willige lastdieren. Zo mogen ze geen
‘inkomenspolitiek bedrijven’ en hebben ze maar een zeer geringe ruimte
om lokaal belasting te heffen. De kans dat Den Haag daar de komende
jaren verandering in brengt, is miniem. Het initiatief ligt wat dat betreft
bij gemeenten zelf: ze zullen moeten veroveren wat ze van Den Haag niet
krijgen. Tegenover de lange arm van Den Haag moeten gemeenten een
eigen koers zien te varen. Ze zullen moeten leren op zichzelf te vertrouwen.
***
Want ondanks de Haagse beheersingsdrift en controlezucht verplaatst de macht zich wel richting gemeenten. Den Haag wordt steeds
meer een abstractie, het stadhuis steeds nadrukkelijker een hub voor
sociale en politieke innovatie. Belangrijk is om daarbij vast te stellen dat
ruimte geven aan de lokale samenleving niet slechts een kwestie is van
ideologie, maar uiteindelijk ook een kwestie van geld, van economische
wetten en regionaal geordende systemen. Om het maar eens met Bill
Clinton te zeggen: It’s the economy, stupid!
De klassieke verzorgingsstaat en de vlucht naar de markt hebben ertoe
geleid dat veel lokaal geld wordt ‘opgepompt’ om vervolgens via ingewikkelde, bureaucratische omwegen deels weer lokaal terecht te komen. Dat
gemeenten straks verantwoordelijk worden voor de aanpak van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werkloosheid noopt hen anders
met de lokale economie om te gaan. Lokalisering is de nieuwe trend. Niet
voor niets pleitte de wrr in zijn advies Naar een lerende economie onlangs
voor regionale samenwerkingsverbanden om onderwijs, werkgelegenheid en innovatief vermogen met elkaar te verbinden. Daar ligt kracht
en vitaliteit.
De lokale overheid kan daar op allerlei manieren aan bijdragen: door
lokale werkgelegen­heid te stimuleren, door partijen bijeen te brengen,
maar ook door vormen van dienstbaar kapitaal (slow capital), ruimte
en voorzieningen beschikbaar te stellen aan burgerinitiatieven. Lokale
fondsvorming, met bijdragen van verscheidene partijen, kan een stimulerende werking hebben op burgerinitiatieven, al is het maar omdat zo
wordt voorkomen dat burgers alleen met geld en goedkeuring van de
lokale overheid stappen kunnen zetten. In het Verenigd Koninkrijk is zo’n
fonds tot stand gebracht met geld van ‘slapende rekeningen’ bij banken:
geld van dode stichtingen en overleden rekeninghouders waar jarenlang
niemand aanspraak op heeft gemaakt.
Ook in Nederland zijn zulke gedachten in ontwikkeling. Zo stelt de
pvda in Lelystad in haar verkiezingsprogramma voor om naar New Yorks
voorbeeld buurtfondsen in het leven te roepen, die deels worden gevuld
32 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
met gemeentegeld (uit de potten voor dagelijks en groot onderhoud) maar
deels ook door middel van sponsoring of fondsenwerving. Bewoners kunnen zelf voorstellen doen voor besteding van het geld en erover besluiten.
Ook de zogeheten social impact bonds zijn een mooi voorbeeld van wat
kan. Daarmee investeren private partijen in de aanpak van een lokaal of
regionaal maatschappelijk probleem dat de overheid veel geld kost. De
overheid betaalt hen terug met het geld dat zij hierdoor bespaart, plus
een eventueel rendement. Hoe sneller die private partijen er bijvoorbeeld
in slagen om jongeren aan werk te helpen, hoe hoger het rendement. In
Nederland staat het fenomeen nog in de kinderschoenen: het eerste project om op deze manier de jeugdwerkloosheid aan te pakken, startte eind
2013 in Rotterdam.
De gemeente kan proberen met privaat geld publieke problemen
aanpakken, ze kan ook private partijen met collectief geld in staat stellen om publieke verantwoordelijkheid te nemen. Burger­kracht benutten
moet immers verder gaan dan een moreel appèl op burgers om lief of zelfs
affectief voor elkaar te zijn zodat de overheid dat niet hoeft te doen: daar
kan de overheid ook op een slimme manier instrumenten voor inzetten.
Te denken valt aan wijkbudgetten, burger­
begrotingen en het recht van burgerinitiatieDen Haag ven op (ambtelijke) ondersteuning.
Ook hier loopt het Verenigd Koninkrijk op
wordt steeds
ons voor. Daar gaf de conservatieve regeringmeer een
Cameron (in een in 2011 van kracht geworden
abstractie, wet, de Localism Act) communities een drietal rechten. Ten eerste is dat het right to chalhet stadhuis
lenge – het recht om een publiek gebouw of
steeds meer
een publieke dienst over te nemen als (georeen hub voor
ganiseerde) burgers kunnen aantonen dat ze
sociale en
het zelf beter kunnen doen. Ten tweede het
right to bid – het recht om de verkoop van
politieke
een gebouw of stuk land dat een aannemelijk
innovatie
publiek belang vertegenwoordigt op te schorten om een bewonerscollectief de mogelijkheid te bieden om te onderzoeken of het niet
zelf tot aankoop kan overgaan. En ten derde
het right to build – het recht om in eigen beheer publieke voorzieningen
te laten bouwen. Deze rechten zijn bedoeld om het eigenaarschap van het
publieke domein deels te verplaatsen van overheden, instituties en grote
organisaties naar verbanden van lokaal georganiseerde burgers.
De afgelopen decennia heeft in ons land de overheid juist steeds een
monopolie op de publieke zaak veroverd. Dat monopolie past niet meer in
een lokale politieke arena die zich meer laat leiden door de kracht van burgers. Veel publieke taken kunnen immers net zo goed – soms zelfs beter –
door organisaties van burgers of sociale ondernemers worden uitgevoerd.
Het zal de komende jaren voor gemeenten de kunst worden om de kracht
van de samenleving en de ambities van de lokale politiek bij elkaar te
brengen. Anders gezegd: moderne lokale politiek zoekt burgerkracht bij
haar ambities. Dat vereist van de politiek mobilisatievermogen. Daarover
zouden het politieke debat en de collegeakkoorden moeten gaan: op welke
acties, welke vormen van publieke organisatie zet de lokale politiek een
premie? Welke initiatieven willen we uitlokken? Waarvoor willen we de
creativiteit van burgers mobiliseren? Welke initiatieven wil de lokale politiek groter maken omdat ze een breder publiek doel dichterbij brengen?
Burgerinitiatieven functioneren vaak pas als er een bepaalde kritische
massa is bereikt. De lokale overheid kan helpen om die tot stand te brengen. Neem een carpoolwebsite als Toogethr.com. In potentie is dit een
alternatieve infrastructuur, naast het openbaar vervoer en de eigen auto.
Buitengewoon nuttig, maar die functioneert alleen als mensen die ’s ochtends met iemand meerijden ook weer een lift terug krijgen op het tijdstip dat zij dat willen. Daarvoor is volume nodig. Omdat elke bemiddelde
rit helpt om de drukte op de weg te verminderen, heeft de overheid er
belang bij om de bemiddeling te steunen. Door bijvoorbeeld vijf jaar lang
voor elke bemiddelde rit een euro te betalen, maakt de overheid het voor
ondernemers aantrekkelijk om te investeren in deze alternatieve infrastructuur. Een gemeente kan een zorgcoöperatie een zetje in de rug geven
met een eenmalige investeringsbijdrage zodra meer dan twintig procent
van de buurtbewoners zich heeft aangesloten. Gemeenten kunnen microkredieten beschikbaar stellen voor kleine ondernemingen die publieke
doelen realiseren. Met premies op publieke actie is de lokale politiek
nadrukkelijk aan het woord zonder de publieke zaak te monopoliseren.
Dat is goedkoper dan het lijkt, juist omdat het optimaal gebruik maakt
van de overvloed aan burgerkracht.
***
Gemeenten moeten bovendien zaken aanpakken die Den Haag niet
voor elkaar heeft gekregen. Of sterker: die onder de voogdij van Den
Haag verstrikt zijn geraakt in een web van tegenstrijdig­heden en perverse prikkels. De verkokerde financiering van de verzorgingsstaat heeft
ertoe geleid dat veel instellingen op het sociale domein langs elkaar heen
werken en steeds bureaucratischer zijn geworden. De samenloop van
de drie decentralisaties en de opleving van de doe-het-zelfsamenleving
opent in principe de mogelijkheid om het sociale domein meer integraal
en politiek te sturen. De lokale overheid krijgt immers meer zeggenschap
over de (schaarse) collectieve financiering op een breed terrein en kan
de kracht van burgers, netwerken, wijken en sociaal ondernemers benutten. Dat vergt een nieuw type organisaties die zich niet noodgedwongen
profileren op zorgverstrek­kingen en welzijnsproducten, maar zich dienstbaar opstellen bij de organisatie van het dagelijks leven, bekommernis en
ondersteuning.
Het zal de kunst zijn om professionele dienstverlening te integreren in
slimme netwerken op (sub)lokaal niveau. Hier ligt een kans om de menselijke maat daadwerkelijk weer als leidraad te nemen voor de organisatie
van het sociale domein. Cruciaal daarbij is dat burgers in die netwerken
op alle niveaus de sturende rol krijgen die hen toekomt: van het niveau
van straat en spreekkamer tot het niveau van de strategische aansturing.
De afgelopen jaren werden wijk­budgetten vooral besteed aan leefbaarheid en de inrichting van de openbare ruimte. Maar heel goed denkbaar
is dat wijkbewoners ook een stem krijgen in de besteding van professio­
nele sociale budgetten in de wijk, bijvoorbeeld bij de inzet van sociale
wijkteams. Wijkcoöperaties en bewonersbedrijven kunnen daarin – als
opdrachtgever, als toezichthouder – een spil vormen. De lokale politiek
kan op die manier ontsnappen aan de rol van amechtige toezichthouder
op een technocratisch en verkokerd systeem. Ze krijgt veeleer de rol van
aanjager van politieke deliberatie op lokaal niveau.
Dat ruimte geven aan burgerkracht de kern vormt van de nood­
zakelijke vernieuwing van de lokale politieke structuren betekent niet dat
de lokale politiek achterover kan gaan leunen. Een belangrijke verant­
woordelijkheid van de overheid blijft immers het spannen van een sociaal
vangnet. Goed opgeleide en mondige burgers zullen immers gemakkelijker initiatieven nemen en daar meer dan gemiddeld de vruchten van
plukken. Dat kan ertoe leiden dat laagopgeleide en minder mondige
burgers tussen wal en schip raken. Daar ligt een taak voor lokale over­
heden. Kan iedereen meedoen? Wordt er niemand uitgesloten? Waar
is een bezemwagen, een vangnet nodig? Nu gemeenten met de omvorming van de Wet werk en bijstand tot de Participatiewet de totale verantwoordelijkheid krijgen voor alle vormen van inkomensondersteu­ning
en ­arbeids­­reïntegratie kan zij niet anders dan die verantwoordelijkheid
delen met de sterke krachten in haar midden. Ze doet er goed aan om
groepen in de lokale gemeenschap een podium te bieden waar die hun
betrokkenheid kunnen invullen.
Verschillende gemeenten hebben bijvoorbeeld een ‘Pact tegen armoede’
gesloten, een lokaal netwerk van bedrijven en maatschappe­lijke organisaties in de strijd tegen armoede. Deze partijen nemen samen nieuwe initia­
tieven op of steunen bestaande. Een mooi voorbeeld is Almelo, waar in
2009 op initiatief van gemeente en corporatie vijftien organisaties hun
handtekening zetten onder het ‘Armoedepact’. De meeste waren instellingen voor zorg en welzijn, maar ook de Stadsbank en de zorgverzekeraar waren erbij. Intussen is het pact uitgegroeid tot een netwerk van 28
organisaties en bijna 150 bedrijven. De gemeente is een van de partners
en bepaald niet de baas. Maar ook in Amsterdam is zo’n pact. Medewerkers van organisatie­adviesbureau bmc trainen er vrijwilligers van de
Voedselbank in het ‘omgaan met lastig gedrag’. Bedrijven zorgen ervoor
dat maatschappelijke organisaties hun afgeschreven meubilair kunnen
gebruiken. Kantorencomplex Zuidpark biedt werk aan jongeren met
een afstand tot de arbeidsmarkt. De Rabobank ‘support’ een basisschool
en geeft de leerlingen onderwijs op het gebied van financiën, cultuur en
voedsel. Ook andere gemeenten kennen zulke samenwerkingsverbanden
die zich inzetten voor mensen aan de onderkant van de samenleving die
de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen.
***
Zo bezien zaaien de decentralisaties ondanks hun paradoxen uiteindelijk ook de kiemen voor lokale vernieuwing. Die vraagt veel van de wijze
waarop de overheid functioneert, meer dan alleen wat gesleutel aan het
gemeentelijk apparaat of de vernieuwing van bestaande ­politieke processen en routines. Natuurlijk: zulke interne aanpassingen zijn brood­nodig,
maar belangrijker is een actieve heroriëntatie op de lokale ­democratie.
Steeds indringender klinkt de waarschuwing dat de gemeenteraad
buitenspel is komen te staan, zowel ten opzichte van de drie grote decentralisaties (waar wethouders en ambtenaren het spel bepalen) als ten
opzichte van de sociale doe-het-zelfsamenleving. De oplossing van het
eerste probleem kan niet anders zijn dan het versterken van de invloed
van de gekozen volksvertegenwoordiging op de decentralisaties: maximale openheid, markering van de belangrijke beslissingsmomenten.
Vooral raden van kleinere gemeenten hebben hier nog een weg te gaan.
Mogelijk moeten raden hier ook verplichtender gaan samenwerken in
regionaal verband. Het opheffen van de andere buitenspelpositie – die
ten opzichte van de sociale doe-het-zelfsamenleving – ligt voor een groot
deel buiten de raadszaal: in de verbinding met de samenleving. Toch vergt
ook die een vernieuwing van het politieke proces die van de gemeenteraad
meer een democratische arena moet maken. Burgerbegrotingen en parlementaire instrumenten (zoals onderzoek en hoorzittingen) kunnen hier
een belangrijke rol spelen.
Deze versterking van de lokale democratie en het opeisen van een
grotere beleidsverantwoordelijkheid door gemeenten vormen de enige
ontsnappingsroute uit de decentralisatieparadox waar Wim Derksen
voor waarschuwde. Gemeenten zullen die route zelf moeten plannen en
daarbij het vizier op de kracht en mogelijkheden van burgers moeten
afstemmen. Dat is iets compleet anders dan alle eerdere pogingen om via
experimenten bestuurlijke vernieuwing de veelbesproken kloof met de
burger te dichten. Een lang leven was de meeste experimenten meestal
niet beschoren. Het waren pogingen om burgers te mobiliseren voor
Debat in Spui25
de vraagstukken van het bestuur.
Een decentrale staat – durft NederMaar het gesternte is nu anders.
land dat aan? Een staat van verschilWat nu nodig is precies omgekeerd:
len en lokale verzorgingssteden? Een
land waar burgers de dienst uitmaken?
we moeten de politiek betrekken bij
Een natie waar de gemeenteraad
de burgers. We moeten het besturen
belangrijker is dan het Binnenhof?
naar burgers
Aan de vooravond van de gemeenbrengen, in
teraadsverkiezingen presenteren
zie groene.nl voor
Nico de Boer en Jos van der Lans hun
Dossier De stad van nu
plaats van
boek Decentraal: De stad als sociaal
burgers naar
laboratorium, gebaseerd op de gelijkhet bestuur.
namige artikelenserie in De Groene
Dat is een radicale modernisering
Amsterdammer. Zij gaan onder leiding
van Xandra Schutte in gesprek over
van onze gemeentelijke democradecentralisaties, burgerkracht, lokale
tie. Die zal voor de gemeenteraads­
democratie en de toekomst van de
verkiezingen op 19 maart niet klaar
verzorgingsstaat met: Jantine Kriens,
zijn, maar is dit niet een mooi target
directeur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten en voormalig wetvoor de komende vier jaar?

houder in Rotterdam; Maurice Specht,
filosoof, bestuurskundige en actief op
het gebied van bewonersparticipatie
en stedelijke ontwikkelingsvraagstukken, initiatief­nemer van de Leeszaal
West in Rotterdam.
10 maart 20.00 uur, Spui25, Spui 25-27,
Amsterdam. Toegang gratis, maar
reserveren verplicht: spui25.nl
Nico de Boer en Jos van der Lans
zijn zelfstandige onderzoekers en
publicisten. Begin maart verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact Decentraal: De stad als sociaal laboratorium, gebaseerd op de artikelen in
De Groene Amsterdammer
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 33
Harry Borden / Contour / Getty Images
De neergang van een atleet
Icarus zonder benen
Op 3 maart begint het proces tegen Oscar Pistorius, de snelste mens
op kunstbenen. Op het toppunt van zijn roem schoot hij de jonge vrouw dood
die naar zijn zeggen ‘de ware’ was. Waar ging het mis?
door Fred de Vries
Johannesburg – Valentijnsdag, 2013. Een
drie meter hoge Oscar Pistorius hangt langs de
vierbaansweg Jan Smuts Avenue in Johannesburg – ondersteboven. Oscars gezicht op de billboard is emotieloos. Zijn borstkas lijkt zich uit
zijn colbertjasje te willen persen. ‘Every night is
Oscar night this February’, staat er op de poster, onderdeel van een reclamecampagne van
de televisiezender MNet. Zij hadden hun eigen
Oscar gevonden om de Academy Awards te promoten die tien dagen later zouden worden uitgereikt. Eerder die donderdag had een nieuwslezer de natie verbijsterd met de mededeling:
‘Paralympisch atleet Oscar Pistorius heeft zijn
vriendin doodgeschoten, nadat hij haar voor een
inbreker had aangezien.’ Terwijl twee mannen
zich voorzichtig langs de billboard bewegen om
hem omlaag te halen, worden op verschillende
plekken in de wereld advertentiecampagnes
stopgezet. In cyberspace worden de woorden ‘I
am the bullet in the chamber’ met daarnaast de
Nike-slogan ‘Just do it’ haastig verwijderd van
de openingspagina van Oscars website.
Te midden van Valentijnswensen en met
hartjes omrande e-mails zitten de Zuid-Afrikanen aan Twitter gekluisterd om niets van het
zich ontvouwende nieuws te missen. Aan de
hand van nieuwe brokken informatie komen
ze te weten dat Oscar is gearresteerd en wordt
verhoord. Hij heeft zijn vriendin, het 29-jarige
model Reeva Steenkamp, met vier schoten uit
zijn Taurus 9mm-pistool gedood in zijn huis in
Pretoria. Zij had zich opgesloten in een toilet. Hij
beweert dat hij meende dat zich daar een indringer had verscholen. De volgende dag, vrijdag
15 februari, komt het internetverkeer nagenoeg
tot stilstand als Zuid-Afrika opnieuw massaal
Twitter en Facebook aanklikt. Oscar huilt in de
beklaagdenbank als de gevolgen van zijn daad
tot hem door beginnen te dringen: moord. Met
zijn gezicht achter zijn handen verborgen laat hij
zich gaan. Er is geen groter contrast denkbaar
met de Oscar die enkele maanden eerder triomfantelijk de vierhonderd-meter-finishlijn passeerde tijdens de Paralympische Spelen in Lon-
Oscar Pistorius. Gevallen held, sekssymbool en rolmodel
den, de armen gespreid als de vleugels van een
roofvogel. De zoveelste gouden medaille voor ’s
werelds snelste man zonder benen.
Op maandag 3 maart begint wat Zuid-Afrika­
nen alvast maar ‘het proces van de eeuw’ noemen:
de rechtszaak tegen Oscar Pistorius. Als unicum
in de televisiegeschiedenis heeft de televisiezender MNet een speciaal kanaal vrijgemaakt om
24/7 alles rond de zaak te tonen. De basisvragen
zijn simpel. Wat waren de omstandigheden vlak
voor Oscar de trekker overhaalde? Was er ruzie,
zoals wordt beweerd? Waarom schoot hij? De
staat zal aan de hand van een karakterstudie,
getuigenverklaringen, forensisch materiaal en
de vier gevonden mobieltjes proberen te bewijzen dat Oscar bewust handelde. De verdediging
zal betogen dat Oscar zich vanwege zijn handicap, de amputatie van beide benen, extra kwetsbaar voelde – zeker in een land met een van de
hoogste moordcijfers ter wereld; dat Oscar in
paniek handelde en geen tijd had om zijn kunstbenen aan te trekken. Zij hopen op vrijspraak.
De hoorzittingen gaan minimaal drie weken in
beslag nemen, waarna rechter Thokozile Masipa
uitspraak zal doen.
Oscar Carl Lennard Pistorius werd op 22
november 1986 geboren in de Sandton ­Clinic,
Olympische Spelen mocht meten met ‘normale’
atleten. Hij bereikte in Londen 2012 de halve
finale van de 400 meter. De wereld lag aan zijn
voeten. Pistorius had lucratieve contracten met
onder meer Nike, Oakley, British Telecommunications (BT) en Thierry Mugler. Nieuwe contracten lagen na zijn victorie in Londen te wachten. Hij was nog jong genoeg voor deelname aan
de volgende Spelen in Rio de Janeiro. Het idee
was dat hij zijn carrière zou afsluiten tijdens de
wereldkampioenschappen atletiek in Londen
in 2017, in het Olympisch Stadion waar hij op
4 september 2012 zijn legendarische 400 meter
liep. En toen schoot hij op 14 februari 2013 die
perfecte cirkel aan flarden.
Verbluffend? Niet echt, zegt psycholoog professor Garth Stevens van de Universiteit van
Witwatersrand, die de carrière van Pistorius met
grote professionele belangstelling heeft gevolgd:
‘Oscar had een geschiedenis van trauma en een
wankel zelfbewustzijn. Combineer dat met een
hypermasculiene omgeving en enorme persoonlijke successen – als die mix in de stratosfeer
van post-94-Zuid-Afrika komt, dan veroorzaakt
dat een kosmische explosie. Zijn geval toont de
onderbuik van Zuid-Afrika in al zijn complexiteit. In weerwil van de successen zie je de problemen van de Zuid-Afrikaanse maatschappij op de
Een groep jonge vrouwen haalt op Twitter uit naar een ieder
die het waagt de onschuld van hun Oscar in twijfel te trekken
ten noorden van Johannesburg. Voor zijn zestiende zou de jongen met zijn cherubijnse gezicht
en donkergroene ogen drie ernstige trauma’s te
verwerken krijgen: een dubbele amputatie, de
scheiding van zijn ouders en de dood van zijn
moeder Sheila. Maar Oscar verbaasde vriend
en vijand. Kort na het overlijden van Sheila –
zij was 43, hij vijftien – begon hij pas echt met
hardlopen. Al snel werd hij een fenomeen. In
2004 nam hij deel aan de Paralympische Spelen in Athene en won hij zijn eerste gouden
medaille. Vier jaar later in Beijing veroverde hij
drie keer goud. En na een jarenlange strijd werd
hij de eerste beenloze atleet die zich tijdens de
loer liggen, wachtend op het juiste moment om
toe te slaan. De perfecte storm…’
Statistisch gezien is de moord op Reeva
Steenkamp niet opzienbarend. Zuid-Afrika kent
een hoog moordcijfer (16.259 moorden tussen 31 maart 2012 en 1 april 2013). De meeste
daarvan worden gepleegd door mannen in de
leeftijdscategorie tussen achttien en 35. Meestal
wordt daarbij een vuurwapen gebruikt. Vaak
gaat het om intieme relaties, waarbij een man
een vrouw doodt. Doorgaans gebeurt dat in
huis. Ieder vakje kun je bij Oscar afvinken. Wat
zijn daad zo bijzonder maakt, is dat hij een
wereld­beroemde gehandicapte sporter is, held,
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 35
Om alles wat beter te begrijpen, moeten we
terug in de tijd, naar een rugbywedstrijd op
een kille zaterdagmiddag in juni 2003. Oscar
speelde toen met zijn team tegen een andere
school. Hij snelde naar de try-line, in afwachting
van de bal. Zodra die zijn handen raakte, werd
hij van rechts getackeld. Keihard, meedogenloos. Enkele seconden later beukte een tegenstander vanaf links op hem in. Kunst­benen of
niet, hij moest tegen de vlakte.
Hij voelde een vreselijke pijn in zijn linkerknie, die, toen hij opkeek, een vreemde hoek
bleek te maken. Kermend lag hij op het gras.
Vanaf de zijlijn klonken kreten: ‘Opstaan man.
Waarom lig je daar als een mietje.’ Moeizaam
krabbelde hij overeind. Hij was tenslotte Oscar
Pistorius, de jongen die zichzelf had ingeprent
om nooit aan pijn of zelfmedelijden toe te geven.
Hij slaagde erin om de wedstrijd af te maken
en om de zes kilometer naar huis te fietsen. De
volgende dag werd hij wakker met een abnormaal formaat knie. Hij had zijn spierbanden
gescheurd, en om alles weer enigszins goed te
krijgen was een lange herstelperiode vereist.
Na vier maanden rust klopte hij aan bij het
Medisch Sport Centrum van de Universiteit van
Pretoria. Daar ontmoette hij de atletiekcoach
Ampie Louw, een vijftiger die al tien jaar met
gehandicapte sporters werkte, het type streng
maar rechtvaardig. ‘Old school’, noemt Louw het
zelf. Oscars voornemen was: een paar maanden
revalidatie en dan weer op het rugbyveld. Maar
36 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Louw zag al snel dat die jongen met zijn beugel
over buitengewone talenten beschikte en haalde
hem over om zijn geliefde rugby te verruilen
voor atletiek. Dat was niet eenvoudig. ‘Oscar
zegt dat ik hem erin heb geluisd’, grinnikt Louw.
Hij paaide Oscar met de belofte dat hij zou kunnen deelnemen aan de Paralympische Spelen
van 2004 in Athene, en overtuigde hem ervan
dat hij bij de beste 400 meter-lopers ter wereld
kon behoren. Na drie weken intensieve training
nam Oscar deel aan een schoolatletiektoernooi
in Bloemfontein. Familie en vrienden keken verbluft toe hoe hij de wedstrijd moeiteloos won en
een tijd van 11,72 seconden neerzette. Diezelfde
avond surfte zijn vader op internet. Ongelooflijk: Oscar had bijna een halve seconde onder
het Para­lympische wereldrecord gelopen. In
zijn autobiografie Blade Runner schrijft Oscar:
kleinste van de twee botten onder de knie. Na
talloze consultaties kwamen Henke en Sheila
terecht bij de gerenommeerde Zuid-Afrikaanse
chirurg Gerry Versfeld, die hen ervan overtuigde
dat onmiddellijke amputatie van beide benen
net boven de voet het best was.
Oscar was elf maanden toen Versfeld de drie
uur durende operatie verrichtte. Dat er trauma
zou zijn, stond buiten kijf. Onderzoek heeft uitgewezen dat een baby die een ingrijpende operatie ondergaat die sensaties codeert en opslaat
in zijn geheugen. Een dubbele amputatie is een
grote schok voor het lichaam en laat niet alleen
fysieke maar ook mentale littekens achter. Over
de intensiteit daarvan kun je alleen weinig zeggen. ‘Een kind van die leeftijd… Natuurlijk is er
wat, maar hoe kwantificeer je dat?’ zegt Versfeld.
Na de operatie is het van groot belang dat het
‘Als gehandicapte verkeerde Oscar constant in een verhoogde
staat van waakzaamheid. Hij kon heel snel bang worden’
‘Vanaf dat moment gebeurde alles heel snel. Was
dit het noodlot?’
Dat noodlot had al eerder toegeslagen. Oscar
was het tweede kind van Sheila Bekker en
Henke Pistorius. Zijn achttien maanden oudere
broer Carl was een gezond kindje. Maar Henke
ontdekte vrij snel dat er iets mis was met Oscar:
hij had maar twee tenen aan iedere voet. Het
bleek dat het jochie geboren was zonder het
kind meteen wordt gerustgesteld. Onbewust
associeert het de pijn met de mensen rond
zijn bed. Psychologen waarschuwen dat als die
onmiddellijke aandacht en liefde ontbreken dit
later kan leiden tot onrust, onzekerheid en verwarring in intieme relaties.
Met dat in het achterhoofd zou je denken
dat beide ouders aanwezig waren. Maar Oscars
vader was er niet. Die was op zakenreis en vloog
op de dag van de operatie terug naar
Johannesburg. Toen hij ’s avonds bij
de Morningside Clinic aankwam,
hoorde hij een kind dat harder
huilde dan alle andere. Dat was zijn
Oscar, die niet genoeg pijnstillers
had gekregen.
Zes maanden later kreeg Oscar
zijn eerste paar kunstbenen. ‘Vanaf
dat moment voelde ik me onoverwinnelijk en kwamen mijn wilde
kanten naar boven (...) Ik denk
dat mijn persoonlijkheid rond die
tijd gevormd is’, schrijft hij. Thuis
werd gedaan alsof de handicap niet
bestond. ‘Normaal’ is het woord dat
keer op keer klinkt. Oscar was niet
anders, Oscar was niet geremd,
Oscar was normaal. Een van zijn
belangrijkste en meest geciteerde
jeugdherinneringen is die aan zijn
moeder die haar twee kinderen
toeroept dat ze zich gereed moeten
maken: ‘Carl doe je schoenen aan,
en Oscar trek je kunstbenen aan.’
Op Facebook schreef Oscar: ‘Dus ik
groeide op zonder te denken dat ik
een handicap had. Ik dacht gewoon
dat ik een ander soort schoenen had.’
Ma leerde hem dat hij met eerlijkheid en humor moest reageren
op onvermijdelijke spotternij en
nieuwsgierige vragen. Want ook al
Waldo Swiegers / Getty Images
sekssymbool en rolmodel. Maar ook daar past
hij weer binnen een rijtje, dat van in ongenade
geraakte celebrities: Mike Tyson, O.J. Simpson,
Lance Armstrong, Justin Bieber, Bertrand Cantat, de Franse rockster die zijn vriendin doodsloeg, Phil Spector, noem maar op.
Pistorius verdeelt de wereld. Er zijn mensen
die onvoorwaardelijk in zijn onschuld geloven.
Zij wijzen net als Oscars verdediging op de
Zuid-Afrikaanse misdaadstatistieken in combinatie met de machteloosheid van een beenloze
Oscar. ‘Hij is enorm kwetsbaar. Zonder zijn
kunstbenen kan hij lopen, maar dat is het. Hij
balanceert op “mini-stelten” met een doorsnede
van een paar centimeter. Als er iets gebeurt, heb
je geen enkele kans. Je kunt niet wegrennen, je
kunt niet terugvechten’, zegt Gerry Versfeld, de
chirurg die Oscars benen amputeerde.
Het meest extreem is een groep jonge vrouwen die zich de ‘Pistorians’ noemen. Ze verzamelen shirtloze foto’s van hun idool (#OscarPorn noemen ze het) en halen op Twitter uit
naar een ieder die het waagt de onschuld van
hun Oscar in twijfel te trekken. Zij zien Reeva
als de bron van alle ellende.
Voor anderen staat bij voorbaat vast dat
Oscar Reeva bewust heeft vermoord. Handenwrijvend verlustigen ze zich aan het spektakel
dat zich zal ontspinnen. ‘Ja, de samenleving ziet
graag hoe de elite van zijn voetstuk valt’, zegt
Stevens, erop wijzend dat veel Zuid-Afrikanen
zich aanvankelijk met Oscar identificeerden en
zich door de moord ‘verraden’ voelen.
Pistorius met Reeva Steenkamp op 26 januari 2013 in
Johannesburg
probeer je nog zo normaal te zijn, het is natuurlijk onmogelijk om je handicap voor de buitenwereld verborgen te houden. Mensen kijken.
Of ze proberen heel erg om niet te kijken. Ze
hebben medelijden. Ze schieten je te hulp. En
onvermijdelijk denken ze: hoe zou dat nou zijn,
zonder benen?
De aan de Universiteit van Stellenbosch verbonden Brian Watermeyer is gespecialiseerd in
de psychologie van de handicap. Hij wijst erop
dat de media een gehandicapte doorgaans portretteren als griezel of held. Het is óf een freakshow, óf het gaat om verlossing. We huiveren
bij het aanzicht van de Elephant Man, en we
krijgen een brok in de keel tijdens de scène van
de dansende blinde Al Pacino in de film Scent of
a Woman. Het ligt in de menselijke aard om te
hopen dat gehandicapten hun gebrek overwinnen. ‘We schrijven ze graag allerlei eigenschappen toe die ze heilig en onvervaard maken’, zegt
Watermeyer. ‘In Oscars geval is de vraag in hoeverre dit “zo normaal mogelijk behandelen” op
natuurlijke wijze ging en in hoeverre het iets
geforceerds had.’
Pa Henke’s strategie was in elk geval om keihard te zijn. Als Oscar viel, dan kwam zijn moeder aangesneld om haar kind overeind te helpen.
Pa bleef op afstand. ‘Van je moeder ontving je
liefde en warmte, maar ik was degeen die je discipline bij moest brengen. Ik was strenger voor
jou dan voor Carl, gewoonweg omdat jij in je
leven meer problemen zou tegenkomen. Jij zou
met wrede mensen en kinderen te maken krijgen. En ik zou er niet altijd zijn om je te helpen,
je moest jezelf leren bedruipen’, schrijft hij in een
brief die is bijgevoegd aan Oscars autobiografie.
Hij probeerde het, maar Henke was niet voor
een dergelijk leven gemaakt. Al snel werd hij
de afwezige vader. En als hij thuis was, hadden
hij en Sheila vaak ruzie. In 1993 besloten ze uit
elkaar te gaan. In zijn boek is Oscar er heel kort
over: ‘Mijn ouders scheidden toen ik zeven was.’
Oscar, Carl en hun jongere zusje Aimée bleven
bij Sheila, die Oscar voorbereidde op school en
hem inprentte dat hij in zichzelf moest geloven
en nooit aan zijn talenten moest twijfelen.
Oscar koos voor Pretoria Boys High School,
een Engelstalige jongensschool met ruim vijftienhonderd leerlingen. De rode bakstenen
gebouwen van Boys High, met hun dakversieringen en trappen die naar zware houten deuren
leiden, stammen uit 1909. Ze ademen een statigheid die doet denken aan het Britse televisiedrama Downton Abbey. De grasperken van het
34 hectare tellende complex liggen er prachtig
onderhouden bij. Leerlingen in uniform groeten de bezoeker met een beleefd maar zelfbewust ‘afternoon, sir’. Het onderwijsniveau is
door de jaren heen onveranderd hoog gebleven.
De school heeft Nobelprijswinnaars, rechters,
een Britse minister, schrijvers, bankiers en top­
sporters voortgebracht.
Hoewel Boys High zich erop laat voorstaan
dat ze ‘holistisch’ onderwijs aanbiedt, staat de
school vooral bekend om haar sportprestaties.
De faciliteiten zijn uitzonderlijk. De jongens
kunnen gebruikmaken van zes rugbyvelden,
een enorm cricketveld met twee extra terreinen,
een atletiekbaan, een hockeyveld, twee zwembaden, tien tennis- en twee badmintonbanen en
een schietbaan. Oscar, die op de lagere school
nooit rugby had gespeeld, beoefende aanvankelijk maar liefst vijf sporten, waaronder rugby,
cricket en waterpolo. Hij nam de raad van zijn
moeder ter harte en speelde open kaart. Meteen
riep hij de 25 andere jongens van zijn ‘huis’ bijeen en vertelde hun over zijn handicap die geen
handicap was. Ze luisterden, en zoals dat gaat bij
dertienjarigen bekokstoofden ze een ‘grap’ om
te zien hoe weerbaar die ‘kreupele’ was. Dus op
een nacht sprenkelden ze aanstekerbenzine over
Oscars nachtkastje en staken het aan. Ze maakten hem wakker. ‘Het gebouw staat in brand!’
riepen ze terwijl ze zich uit de voeten maakten.
In paniek tastte Oscar naar zijn kunstbenen.
Weg. ‘Ik dacht dat ik dood zou gaan’, vertelde
hij journalisten jaren later. Toen de jongens de
kamer daarna luid lachend weer binnenkwamen, realiseerde hij zich dat het een grap was.
Jongensachtige baldadigheid, noemde hij het
vergoelijkend.
Oscars manager, Peet van Zyl, weet zeker
dat dergelijke grappen littekens hebben nagelaten. ‘Als gehandicapte verkeerde hij constant
in een verhoogde staat van waakzaamheid. Hij
kon heel snel bang worden. Dat begrijpen veel
mensen niet. Als hij zijn benen afdoet, komt hij
tot hier’, zegt hij en houdt zijn gestrekte hand
halverwege zijn borst (zonder zijn kunstbenen
is Oscar 1 meter 57, met 1,84). ‘Ik denk dat veel
daarvan een rol heeft gespeeld bij de manier
waarop hij zich gedroeg en op dingen reageerde.’
Oscar sloeg zich manmoedig door de ontgroeningsrituelen heen, ook al was hij soms
doodsbang en moest hij vaak huilen. Maar toen
die ‘zwarte tijd’ eenmaal achter de rug was, werd
hij de lieveling van de school, een soort mascotte.
‘Hij was altijd heel vriendelijk en aardig, cool
als een komkommer. Iedereen kende hem en
was dol op hem’, vertelt Brent Dagwood*, die in
Oscars jaar zat en hem voor het eerst opmerkte
was typisch Boys High’, zegt Illsley. ‘We leggen er
erg de nadruk op dat de jongens opgroeien als
heren, ook al klinkt dat heel ouderwets.’
Maar Boys High is bovenal een machoschool, waar de hyper-masculiene kostgangers
(in Oscars tijd ongeveer een kwart van alle leerlingen) de dienst uitmaken. ‘Toegeven dat je
homo bent, is absoluut onacceptabel’, zegt Dagwood. Maar, voegt hij toe, tegelijkertijd is er een
haast obsessieve adoratie voor het mannelijke
lichaam, strak en gespierd. ‘Het vreemde is dat
de kostgangers die het ergst waren in hun homohaat zelf halfnaakt in boxershorts rondliepen en
elkaars rug insmeerden met olie.’
Contacten met meisjes waren beperkt, vooral
voor de kostgangers. De officiële ontmoetingen
vonden plaats tijdens school dances, waarvoor
dan meisjes van de zusterschool Pretoria High
School for Girls werden uitgenodigd. ‘Er was
zeker sprake van een otherness waar het meisjes
betrof ’, zegt Mike Brasler, die elf jaar lang Engels
doceerde aan Boys High. ‘De jongens krijgen niet
echt de gelegenheid om vriendschappen met
meisjes te ontwikkelen. Er is echt een scheiding,
en vrouwen worden op een voetstuk geplaatst.’
In oktober werd Oscar kostganger en kreeg
hij een kamer in Rissik House, vlak naast het
hoofdgebouw. Nu behoorde ook hij tot de harde
kern van Boys High, de jocks, de sportievelingen, de spierbundels, de narcisten, de macho’s.
Vijf maanden later, op 6 maart 2002, overleed zijn moeder. Ze was plotseling ziek geworden. De artsen behandelden haar voor hepatitis.
Later bleek dat ze allergisch was voor de medicijnen die ze had gekregen na een hysterectomie.
Oscar werd die dag door zijn vader van school
gehaald. Ze scheurden in zijn rode Mercedes
naar Johannesburg, waar Oscar in het ziekenhuis een onherkenbare, comateuze Sheila aantrof die niet op zijn komst reageerde. Tien minuten later was ze dood. Zijn broer en zus stonden
ontroostbaar te snikken, maar Oscar toonde
geen emotie. Lichaam en geest waren compleet
verlamd, niet in staat om de schok te verwerken. Pas de volgende dag stortte hij in. ‘Ik werd
Oscar wilde meer. Die Paralympische Spelen waren
toch een beetje voor de zieligen, de mismaakten
tijdens een zwemevenement. ‘De hele school zag
hoe die jongen zijn kunstbenen afdeed en daar
op zijn stompen op zo’n startblok stond. Ik was
diep onder de indruk, want daar heb je lef voor
nodig.’
In de woorden van zijn leraren was Oscar een
positieve, initiatiefrijke, extraverte, charmante
jongen. Bovendien was hij lid van de Students
Christian Association. Adjunct-rector John
­Illsley herinnert zich nog goed dat zijn invalide
vrouw op een dag de school bezocht en niet zelfstandig de trappen op kon. Geen probleem, riep
Oscar en haalde er een paar vrienden bij en gezamenlijk droegen ze Mrs. Illsley naar boven. ‘Dat
in tranen wakker, ik was hysterisch’, schrijft hij.
Net zo opmerkelijk is dat hij na de begrafenis
snel terug ging naar school. Hij voelde zich beter
op zijn gemak bij zijn maten van Rissik House
dan tussen zijn rouwende familieleden.
Maar de klap moet ongelooflijk zijn geweest,
zeker toen ook nog eens bleek dat het om een
foute diagnose ging. Sheila en Oscar hadden een
innige band. Oscar omschreef haar als ‘het centrum van mijn wereld’ en als ‘de steunpilaar van
het gezin’. Het was immers Sheila die de beenloze jongen kracht, moed en zelfvertrouwen
had gegeven en die hem had ingeprent dat ‘ik
kan dit niet’ niet bestond. Waar Oscar de passie
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 37
voor blondines, wapens en snelle auto’s van zijn
vader erfde, kreeg hij van zijn moeder een gevoel
voor spiritualiteit mee. Zijn autobiografie staat
vol verwijzingen naar God, en in een interview
met The Independent zei hij dat hij het idee van
een hogere macht erg belangrijk vond: ‘Ik hou
erg van de basisprincipes van religie, het idee dat
onze acties moeten dienen tot een verbetering
van het lot van de mensheid.’
Als eerbetoon aan de vijftien jaar onvoorwaardelijke liefde liet hij een tatoeage op zijn
rechterarm zetten: ‘LVIII V VIII – II III VI’ de
geboorte- en sterfdag van zijn moeder. Na haar
dood vond Oscar een uitlaatklep in de sprint,
100, 200 en 400 meter. Korte anaerobe explosies, waarvoor je een sterk en gespierd lichaam
moet hebben. Onder begeleiding van zijn coach
Ampie Louw en manager Peet van Zyl begon
zijn ster te rijzen. Die medailles in Athene in
2004 en in Beijing in 2008 waren leuk, maar
hij wilde meer. Die Paralympische Spelen waren
toch een beetje voor de zieligen, de mismaakten. In Athene zat er bijna geen hond op de tribune. Oscar wilde bewijzen dat hij als dubbel
geamputeerde niks onderdeed voor atleten met
een ongehavend lichaam. Hij ging zich meten
met ‘normale’ atleten en liep met succes mee
in internationale races. Er volgde een tumultueuze perio­de, waarin de Internationale Atletiek­
federatie iaaf hem uitsloot van deelname aan
wedstrijden voor niet-gehandicapten.
Oscar ging in beroep. De faxmachine in het
kantoor van zijn advocaten in Milaan begon
op 16 mei 2008 om 12.05 uur te brommen en
spuugde uiteindelijk negentien pagina’s uit. De
aanwezigen – Oscar, zijn manager en twee advocaten – vielen elkaar in de armen. De iaaf had
hen in het gelijk gesteld. Oscar haalde alle internationale media en kwam in de Time Magazine
Top 100 van meest invloedrijke mensen (in 2012
haalde hij die lijst nog een keer).
Het merk ‘Oscar’ ontwikkelde zich tot een
miljoenenbusiness. Oscar werd een 21steeeuwse held, net als Lady Gaga een rolmodel
voor minderheden en buitenstaanders. ‘Iedereen wilde hem als woordvoerder en ambassadeur, niet alleen gehandicapten, maar ook
homo’s en raciale minderheden’, zegt Van Zyl.
In plaats van disabled loser was hij super-crip.
De Franse modeontwerper en parfummaker
Thierry ­Mugler zag de mogelijkheden en lanceerde in 2011 de reclamecampagne voor de
mannengeur A*Men, waarin we Oscar als een
glimmende halfgod op een zilveren troon zien
zitten en schijnbaar gewichtloos over het scherm
zien glijden. Zijn passen zijn hoekig, kartelig,
robotachtig: cyborg, half mens, half machine.
Mugler had een diep menselijk verlangen vormgegeven: de homo sapiens die op schitterende
wijze uitstijgt boven zijn beperkingen.
Die speciale status kwam met privileges
die het ego voedden en vergiftigden. Oscar, die
overal zijn zin kreeg en als buitengewoon werd
beschouwd, begon zich onaantastbaar te voelen.
Hij raakte betrokken bij een reeks incidenten
die zonder uitzondering te maken hadden met
38 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
snelheid, wapens en vrouwen. Hij reed zijn
zwarte Smart cabriolet in de prak, kreeg een
ernstig ongeluk met een speedboat, schoot met
zijn 9mm halfautomatische pistool rijdend door
het open dakraam van zijn auto, liet per ongeluk het pistool van een vriend afgaan in een vol
restaurant, dreigde iemands benen te breken en
werd aangeklaagd wegens mishandeling. Steeds
kwam hij met de schrik vrij. Oscar was Oscar. De
politie liet zich graag fotograferen met de ster.
Zelfs zijn ultieme moment van glorie, de
deelname aan de Olympische Spelen van 2012,
was niet zonder controverse. Oscar kreeg voorrang boven Zuid-Afrika’s snelste sprinter Simon
Magakwe, ook al had die dat seizoen zes keer de
kwalificatietijd gelopen en Oscar maar één keer,
nota bene het jaar ervoor. Gevraagd naar de procedures zei de Zuid-Afrikaanse sportminister
De reis naar de top vond plaats in schijnbaar
volmaakte historische en culturele omstandigheden, de perfecte storm. Pistorius was een product van die storm en werd er als een moderne
Icarus uiteindelijk ook het slachtoffer van.
Oscar Pistorius behoort tot een generatie
die aan het eind van apartheid werd geboren, te
jong om de verschrikkingen bewust te hebben
meegemaakt en gespeend van de drang om eens
lekker in het verleden te gaan spitten, de moedwillig onwetende generatie. ‘Ze groeiden op in
een maatschappij die vond dat er nu wel met dat
verleden was afgerekend, dat het tijd was om
verder te gaan. Een beetje als Duitsland na de
Tweede Wereldoorlog’, zegt psycholoog Garth
Stevens. De onwetende generatie groeide op in
een tijdperk waarin schaamteloos materialisme
‘Iedereen wilde Oscar als woordvoerder en ambassadeur, niet
alleen gehandicapten, maar ook homo’s en raciale minderheden’
Fikile Mbalula: ‘Oscar is een moedige man. Het
is een gevoelig onderwerp. Het gaat niet echt om
de atleet, het is een politiek besluit.’
Zo was het maar net. Voor Londen 2012
was icoon Oscar een stuk interessanter dan
de onbekende Magakwe. En ook Zuid-Afrika
meende garen te spinnen bij Oscars deelname.
Het getraumatiseerde land ziet zichzelf graag als
een mythische natie die op heldhaftige wijze een
vreselijk verleden van kolonialisme en apartheid heeft overwonnen. Het zoekt ondertussen
wanhopig naar helden om die mythe te bevestigen. Nelson Mandela was op sterven na dood.
Dus de jonge Oscar Pistorius kwam als gelegen.
Als kreupele die held werd, verbeeldde hij de
wederopstanding van Zuid-Afrika na de apartheid. Iedere Zuid-Afrikaan, zwart en wit, man
en vrouw, identificeerde zich graag met hem.
Oscar leek een perfect rolmodel. Hij behoorde
tot een minderheid en was geen politicus maar
een sportman. Dat was van doorslaggevend
belang voor een sportfanaat land dat zich in toenemende mate belazerd voelde door de corrupte
politici. Mandela was de eerste die begreep hoe
belangrijk sport kon zijn voor rassenverbroedering en nation building. In 1995, een jaar na zijn
inhuldiging als eerste zwarte president, zette hij
de toon door voor de finale van de wereldcup
rugby in het shirtje van de blanke, Afrikaner
aanvoerder Francois Pienaar te verschijnen. Dat
was het ultieme verzoeningsgebaar. Het werkte.
Ruim 65.000 voornamelijk blanke rugbyfans
scandeerden zijn naam en Zuid-Afrika versloeg
Nieuw-Zeeland in de verlenging. Oscar deed
net zoiets. Hij werd ‘the soul of London 2012’
genoemd. Toen hij op 4 september op de atletiekbaan verscheen voor zijn eerste Olympische
400 meter ontplofte het tot de nok toe gevulde
stadion bijna. ‘Iedereen werd gek’, herinnert
manager Van Zyl zich, die op de vijfde rij zat. ‘Ik
riep hem: Ozzie! Ik stak mijn duim op. Hij keek
ons met een brede grijns aan. We did it!’
in Zuid-Afrika werd bejubeld. De grenzen waren
na 1994 opengegaan en de boycots waren opgeheven. The sky was the limit. Ineens waren er
winkels met Nike- en Diesel-kleding en clubs
met Europese techno-discjockeys. De economie
groeide lekker. Het nieuwe land had behoefte
aan nieuwe celebrities. De activisten, dichters
en schrijvers maakten plaats voor sportsterren,
soapsterren, ex-criminelen, modellen en realitytv-persoonlijkheden. Het kwam Oscar mooi uit.
Hij kon ongegeneerd pronken met zijn supersnelle auto’s, zijn designerkleren en zijn meisjes.
Er hing een geur van nepborsten en steroïden
om die nieuwe celebrity scene: babes en hunks,
hypermasculiniteit. Ook daar paste Oscar perfect in. De Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter
Hugo schoot een reportage van een trainende
Oscar voor The New York Times Magazine. Een
aantal outtakes tonen de atleet, glimmend en
onthaard, als een kruising tussen gay pin-up en
Übermensch. De plaatjes lagen in het verlengde
van de foto’s die nazi-propagandist Leni Riefenstahl in de jaren zeventig onder de Nuba in
Soedan had gemaakt: een verheerlijking van het
pure, naakte mannenlichaam.
Na de dood van Reeva gebruikte Time de
meest grimmige outtake (Oscar als stoïcijnse
spiermassa, met een schaduw over zijn gezicht)
voor het omslag, met de tekst ‘Man, Superman,
Gunman’. ‘Riefenstahl? Niet bewust’, zegt Hugo.
‘Die taal van de mannenfiguur is sinds haar
reportages zo vaak gebruikt. Maar Oscar vond
het heerlijk om met zijn schoonheid te koketteren. Het gaf hem zelfbevestiging.’ De rol van
nieuwe celebrity speelde hij met ver­gelijkbare
verve. Hij liet zich fotograferen in de trendy
restaurants en clubs van Johannesburg, reed
soms 250 kilometer per uur in een ­Nissan GT-R
sportwagen en stond op het punt om zichzelf
een McLaren 12C cadeau te geven. Hij had een
luxe bungalow van twee verdiepingen voor zichzelf laten ontwerpen in Silver Woods Country
22 februari 2013, Pretoria, de vierde dag van
de borgtochthoorzitting
Liza van Deventer/ Foto24 / Gallo Images / Getty Images
Estate, een gated community in Pretoria, die vooral in zwang is bij de parvenu’s. ’s Zomers bracht hij steevast
vier maanden door in het Italiaanse
Gemona, dat hem sponsorde en tot
sportambassadeur van het stadje
had uitgeroepen. Met zijn manager
maakte hij dan uitstapjes naar de chique Via Montenapoleone in Milaan,
waar hij een voorkeur voor Armani,
Dolce & Gabbana en Prada ontwikkelde. GQ South Africa riep hem in
2011 uit tot best geklede man.
En dan was er die andere aardige
bijkomstigheid van alle roem: de
meisjes. Ze hadden namen als Vicky,
Samantha, Melissa en Jenna, en
waren zonder uitzondering blond en
langbenig. En toen vond hij Reeva, de
mooiste, slimste en meest succesvolle
van allemaal.
Reeva Steenkamp was in Kaapstad
geboren en groeide op in de oostelijke
havenstad Port Elizabeth. Ze was drie
jaar ouder dan Oscar, had rechten
gestudeerd, maar koos in 2006 voor
een carrière als model in Johannesburg. Aanvankelijk viel het haar zwaar. Ze was
iets te klein, zag er niet strak genoeg uit en miste
de Johannesburgse grote bek. Maar Reeva liet
zich door niets uit het veld slaan en vormde zichzelf om van mollige, bleke brunette tot slanke,
rondborstige blonde vamp. Van advertenties
voor kfc klom ze, na twee mislukte pogingen, op
tot covergirl van het mannenblad FHM.
In november 2012 kwam ze Oscar tegen op
de racebaan van Kyalami, iets buiten Johannesburg, waar ze aan elkaar werden voorgesteld
door een wederzijdse vriend. Allebei bleken ze
dol op snelle auto’s. En net als Oscar vond Reeva
het – getuige een sexy foto die ze op Instagram
zette – lekker om zich af te reageren op de schietbaan. De avond na hun eerste ontmoeting verscheen het paar arm in arm bij de South African
Sports Awards. Stralend glimlachend waren ze
op weg om de nieuwe Posh en Becks te worden.
Maar Oscar had een donkere kant, waar
hij zelf sporadisch aan refereerde in tweets en
interviews. Het leven van een topsport-ster is
eenzaam. Als al je vrienden feesten moet jij op
je dieet letten en zorgen dat je aan je twaalf uur
slaap komt. Als sprinter moet je bovendien een
enorme dosis agressie opbouwen, elke keer weer
opnieuw die ontlading, 11 seconden, 22 seconden, 46 seconden. Keer op keer die explosie. En
daarna weer opladen.
Hij staat bekend om zijn lichtgeraaktheid.
Die keer dat hij een jongen verrot schold die pratend in zijn mobieltje de Pretoria-atletiekbaan
overstak terwijl Oscar daar aan het trainen was.
Of die keer dat hij de getatoeëerde spierbundel,
ex-voetballer Marc Batchelor liet weten: ‘I’ll
fuck you up. I’ll break your legs.’ En die keer dat
hij woedend de deur van zijn huis zo hard dicht
smeet dat een van de panelen eruit viel en op de
voet van een meisje terechtkwam. Met zijn vader
is hij definitief gebrouilleerd.
Zijn vrienden noemen hem ‘ongeduldig’ of
‘overgemotiveerd’. Die snelle auto’s en dat gedoe
met pistolen… Ach, boys will be boys. En dit is
nu eenmaal Zuid-Afrika, waar iedereen de wet
aan zijn laars lapt, en waar een echte man een
pistool heeft om huis en haard te beschermen.
Zweminstructeur Cormac Slattery kwam
Oscar tegen tijdens de Paralympische Spelen in
Beijing en Londen: ‘Hij had iets heel kinderlijks.
Hij was dolblij om andere Zuid-Afrikanen te
dat de prijs van de roem, dat bepaalde mensen
je vriend willen worden’, zegt manager Van Zyl,
die betoogt dat het onmogelijk was om zijn protégé constant in de gaten te houden. Hij, coach
Louw en oom Arnold hadden zo vaak op hem
ingepraat. ‘Maar je kunt alleen maar een beetje
proberen te sturen. Je kunt hem niet vertellen
naar welke feestjes en diners hij wel en niet kan,
dat zijn privé-aangelegenheden’, zegt Van Zyl.
Gevraagd of die voorkeur voor gevaarlijk
gezelschap te maken had met Oscars zucht naar
extremen, met een hang naar gevaar, zegt hij:
‘Hij hield van snelle auto’s, de adrenalinekick,
snelheid, dus in die context…’ Oscar had immers
drie trauma’s en talloze ongelukken overleefd. In
Die snelle auto’s en dat gedoe met pistolen…
Ach, boys will be boys. En dit is nu eenmaal Zuid-Afrika
zien. Hij praatte over van alles en nog wat, ook
over zijn benen en handicap. Zijn enthousiasme
leek oprecht. Maar er is een donkere kant. Er
gaat een knopje om als hij zijn zin niet krijgt.
Dan vliegen de speeltjes uit de kinderwagen.
Dan lijkt hij gevangen in die zevenjarige versie
van zichzelf, toen zijn vader hem verliet, of in die
versie van hemzelf toen zijn moeder stierf.’
Zijn vriendenclub werd steeds meer een
samengeraapt zooitje, een mix van oude en
nieuwe kennissen, onder wie een kickbokser,
een bodyguard, een handelaar in luxe auto’s, een
bokser en de eigenaar van een takelwagenbedrijf
die een uitsmijter had neergestoken. ‘Helaas is
de vroege ochtend van 14 februari 2013 voegde
hij een vierde trauma toe aan die lijst. De super­
atleet die ooit had gezegd dat hij verlangde naar
een leven ‘waarin ik mijn door God gegeven
talenten zo volledig mogelijk aanwend en zonder wroeging sterf ’ schoot de jonge vrouw dood
die hij drie maanden eerder had leren kennen en
die volgens eigen zeggen ‘de ware’ was.
Honderden televisiecamera’s staan gereed
om het spektakel vast te leggen, in de hoop de
wereld te kunnen vertellen wat er die nacht precies is gebeurd.
*niet zijn echte naam
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 39
Over ongelijkheid en cultuurverschillen
Omgekeerd racisme
Met alweer een controversieel boek heeft ‘tijgermoeder’ Amy Chua een oud
debat nieuw leven ingeblazen: waarom doet de ene groep migranten het
maatschappelijk beter dan de andere? Het antwoord komt in drieën.
Wat hebben de auteur van de populaire
jeugdboekenreeks de Twilight Saga, de ceo
van Pepsi-Cola en George Soros met elkaar
gemeen, behalve een banksaldo om jaloers op te
zijn? Ogenschijnlijk weinig. De eerste, Stepha­
nie Meyer, is een streng gelovige mormoon uit
Connecticut. De tweede, Indra Nooyi, is een
wiskundige afkomstig uit Madras en de joodse
Soros werd geboren in Hongarije, overleefde
de Tweede Wereldoorlog en werd ’s werelds
meest bekende filantroop. Het antwoord is dat
ze alle drie worden gebruikt als voorbeeld door
Amy Chua en haar man in hun nieuwe boek
The Triple Package, dat belooft ‘al onze ideeën
over succes en prestatie overhoop te gooien’.
Meyer, Nooyi en Soros behoren volgens Chua
alle drie tot een culturele minderheid die boven­
gemiddeld succesvol is.
Het gebrul van de tijgermoeder klinkt kortom
weer. En deze keer krijgt niet haar kroost, maar
de hele Amerikaanse samenleving een lesje over
de weg naar succes. De Chinees-Amerikaanse
hoogleraar rechtswetenschap maakte twee jaar
geleden furore met haar boek Strijdlied van
de tijgermoeder, waarin ze een opvoed­methode
propageert die een jeugd in een Victoriaans
weeshuis gezellig doet lijken. Het boek is een
verslag van de ‘Chinese opvoeding’ die haar
dochters kregen: een verbod op feestjes bij
vriendinnen, nooit televisie maar altijd studeren
en verplicht urenlang oefenen op viool en piano.
Strijdlied toonde hoe genadeloos tijger­
moeder Chua is. Ze werd boos als een van haar
kinderen thuiskwam met minder dan een tien
op het rapport, dreigde knuffels te verbranden
in reactie op ongehoorzaamheid en maakte haar
dochters uit voor ‘vuilnis’. Al deze tucht was
natuurlijk liefdevol bedoeld. Alleen zo konden
Lulu en Soso de discipline aanleren die nodig is
om te excelleren. ‘Ik wurg ze voor negen-tiende,
maar die ene tiende ruimte om te ademen zal ze
groot maken’, is het motto dat bij een opvoeding
in Chua-stijl hoort.
In een tijdperk waarin veel westerse ouders
toch vooral vriendjes met hun kinderen willen
zijn, blies Strijdlied van de tijgermoeder recht
tegen de wind in. Ook in Nederland gruwden ouders van de ruwe disciplinering in het
huishouden van Amy Chua. Is geluk niet veel
belangrijker dan succes? was de vraag die Chua
40 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
meestal woedend voor de voeten werd geworpen. Nu hoef je geen Freud te heten om te snappen dat woede een uiting is van dieper liggende
angsten. In de ophef over het boek school de
angst voor China als opkomende wereldmacht
en een Westen dat langzaam wegzakt.
Chua gooide het erop dat ze verkeerd werd
begrepen. Het boek was een parodie op zichzelf,
zo vertelde ze in het ene interview. Het was een
memoire, geen handleiding voor ouders, zei ze
Afro-Amerikanen en latino’s
laten zich volgens Chua en
Rubenfeld te veel leiden door
impulsen en genotzucht
in het andere. Maar uiteindelijk hield ze voet bij
stuk. ‘Als ik een toverstok had, zou ik natuurlijk
kiezen voor geluk boven succes’, schrijft Chua
op haar Tijgermoeder-website. ‘Maar het is een
harde wereld, en waardering voor jezelf verdien
je niet zo maar.’ Als ze Lulu en Soso opnieuw zou
opvoeden, dan zou ze het niet veel anders doen,
was de conclusie.
Samen met haar man Jed Rubenfeld voegde
Chua een nieuw couplet aan het strijdlied toe:
het onlangs verschenen The Triple Package. Het
boek draait om de vraag die velen bezighoudt
sinds we in meritocratie geloven: waarom eindigt de één boven aan de maatschappelijke ladder, en blijft de ander hangen onderop?
De joodse Rubenfeld, voor alle duidelijkheid,
is geen Chinees, maar hij is op alle punten het
mannelijke evenbeeld van Chua. Net als zij is hij
hoogleraar aan de rechtenfaculteit van Yale University. Net als zij behoort hij, als we het echtpaar moeten geloven, tot de prestatie­gerichte
culturen. Hier is het lijstje ‘culturele groepen’
in de Verenigde Staten die volgens Chua en
Rubenfeld over de triple package beschikken en
daarom gemiddeld meer verdienen, naar betere
universiteiten gaan en vaker Nobelprijzen in
de wacht slepen dan de rest van de bevolking:
Indiërs, Chinezen, Iraniërs, joden, mormonen,
Cubanen, Nigerianen en Libanezen.
Wat deze groepen met elkaar gemeen hebben
is 1) dat ze zichzelf superieur achten; 2) dat
ze onzeker zijn, en 3) dat ze hun impulsen
kunnen beheersen. Ziedaar de ‘triple package’, oftewel een groepscultuur die haar
leden ‘buitengewoon bereid maakt en in
staat stelt om het in de toekomst helemaal
te maken’. In een voetnoot valt te lezen
dat de omstandigheden wel gunstig moeten zijn. ‘De meeste joodse Amerikanen
beschikten waarschijnlijk over the triple
package voordat ze naar de VS gingen,
maar in de sjtetls van Oost-Europa hadden ze er niet veel aan’, schrijven Chua en
Rubenfeld.
Punt 1, het superioriteitsgevoel, laat
zich het meest eenvoudig uit de doeken
doen. Chinezen krijgen ingestampt dat zij
een superieur volk zijn dat het buskruit
ontdekte en uit porseleinen kopjes dronk
terwijl de barbaren in het Westen nog
met een houten nap in de knuisten zaten.
Joden en mormonen zijn door God uit­
verkoren. Indiërs in Amerika komen vooral
uit de hogere kaste. Iraniërs zijn erfgenamen van de Achaemenidische beschaving
die het Romeinse Rijk naar de kroon stak.
Cubanen zijn geen latino’s, het voetvolk dat
de Amerikaanse samenleving draaiende
houdt. Iedere groep heeft een verhaal over
de eigen verheven status dat ze graag over
zichzelf vertelt, zeker als het helpt om houvast krijgen in een vreemde samenleving.
Kinderen in die triple package-gezinnen
krijgen te horen dat ze aan hun stand verplicht zijn om uit te blinken en worden eindeloos gedrild om goede cijfers te halen.
Dit superioriteitscomplex gaat een
vreemd huwelijk aan met punt 2 op het
lijstje, onzekerheid. ‘De triple package-­
culturen worden of werden allemaal
geminacht en achtergesteld in Amerika’,
schrijven Chua en Rubenfeld. Het lijkt
een tegen­stelling: mensen met een triple ­package voelen zich tegelijk superieur
en onzeker. Maar het is juist die cocktail
waarop ze naar de top stomen. Het schrille
contrast tussen hun illustere achtergrond
en hun zwakke status als immigrant maakt
een enorme geldingsdrang los.
Bij punt 3 van de triple package, het ver-
Stephen Lovekin / Getty Images
door Casper Thomas
New York, april 2011. Amy Chua, dochters Soso en Lulu
en Jed Rubenfeld arriveren bij het Time 100-gala, voor
de honderd meest invloedrijke mensen in de wereld
mogen om bevrediging uit te stellen, wordt het
ijs echt glad. Sommige culturen kunnen zich nu
eenmaal beter beheersen dan andere, is de stelling van Chua en Rubenfeld. Het hoofdstuk over
zelfbeheersing draait vooral om Oost-Aziaten,
die spaarzaam zijn, zich minder snel overgeven
aan drugs en drank en geen uitstelgedrag vertonen. Het staat er niet met zoveel woorden, maar
culturen zonder triple package (Afro-Amerikanen, latino’s en witte Anglo-Amerikanen)
Cultuur heeft in Chua’s
betoog ras vervangen, maar
het resultaat is hetzelfde: er
valt niets aan te veranderen
laten zich te veel leiden door hun impulsen en
genotzucht. Sowieso is de glansrol in The Triple
Package weggelegd voor Aziatische Amerikanen, en die met Chinese wortels in het bijzonder. Van alle culturen beschikken zij toch wel
over de allergrootste dosis triple package, aldus
Chua en Rubenfeld. En dat kan soms absurde
vormen aannemen. Alleen bij de Chinezen tref
je ouders die kun kinderen ‘Princeton Wong’ of
‘Yale Chang’ noemen.
Pas op, waarschuwen Chua en Rubenfeld, de
triple package kan ook pathologisch worden. De
angst nooit goed genoeg te zijn en doorgeslagen
materialisme liggen op de loer. En de culturele
bagage is lastig door te geven. De kinderen van
succesvolle ouders hebben immers niet meer te
kampen met de achterstelling die hun ouders
motiveerde om zichzelf te bewijzen. In die zin
is The Triple Package een nawoord bij Strijdlied
van de tijgermoeder. Soso en Lulu (het boek is
aan hen opgedragen) waren misschien ook wel
gemakzuchtig geworden. Maar gelukkig zit de
oudste nu op Harvard en overweegt de tweede
of ze ook daarnaartoe zal gaan. Beiden zijn
vrolijk twitterende schoonheden waarmee je
voor de dag kunt komen. De Chinese tucht lijkt
vruchten af te werpen.
Was het geopolitieke ondertoontje over een
slap Westen en een gedisciplineerd Oosten in
Strijdlied van de tijgermoeder nog tussen de
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 41
sculPturen
tekeningen
en foto’s
keith
edmier
sPringfield
the sPace between
you and me
double fantasy
Piano leg
morning
cycas revoluta bulbil
ke + ff
untitled (hands)
18 februari
26 maart
galerie Paul andriesse
leliegracht 47
PROGRAMMERING 27 FEB - 5 MRT 2014
do. 27 - 02
Polly Higgins: A Law for Life
FinchFactor and SheSays
Amsterdam present: “You Aren’t Going
Out Looking Like That”
Verkiezingsdebat gezonde lucht
vr. 28 - 02
Tegenlicht Meet Up SPECIAL
Grijze Goud Pitch
Sebastiaan Capel (D66)
presentatie bundel 47 stadsgesprekken
CultQuiz
ma. 03 - 03
Flaneren en fietsen over het IJ tussen
Centrum en Noord: waar blijft de brug?
Herontwikkeling #5
Stop gemeentelijke leegstand
Across Borders Insights #1
Rooilijn Kenniskring #1
De Jonge Stedeling
di. 04 - 03
Cineblend #2: De reisdocumentaire:
een nieuw genre?
wo. 05 - 03
Tegenlicht Meet Up #14
Bureau voor digitale sabotage
Informatie en aanmelden: www.dezwijger.nl
mediapartner:
amsterdam
[email protected] | Piet Heinkade 179 | 1019 HC Amsterdam | 020 7884444
[email protected] Paulandriesse.nl
PLATFORM VOOR CREATIE EN INNOVATIE
regels te vinden, in The Triple Package ligt het
er dik bovenop. Amerika was ooit een triplepackage-natie die zich met spaarzaamheid en
vlijt opwerkte tot supermacht, weeklagen Chua
en Rubenfeld in het slothoofdstuk. Tegenwoordig is het ‘instant gratification’ wat de klok slaat
en is het verval overal te zien: een hoge staatsschuld (er zit een sterk Republikeins bijsmaakje
aan The Triple Package), tienerzwangerschappen en het onverkwikkelijke feit dat ‘Amerikanen meer uitgeven aan chips dan aan onderzoek
naar energievraagstukken’.
Het lezen van The Triple Package is als luisteren naar de reactionaire oom die tijdens een
verjaardagsfeest het gesprek domineert. De verkondigde algemeenheden klinken aannemelijk,
je kent zelf voldoende voorbeelden die in het
verhaal passen en voor je het weet zit je instemmend te knikken. Maar ergens knaagt het. Het
magische ingrediënt dat het betoog van Chua en
Rubenfeld pakkend maakt, is het buiten de deur
houden van tegenbewijs. En dus regent het verhalen over succesvolle Chinezen/joden/mormonen die ceo/professor/beroemd kunstenaar zijn
geworden. Afwezig zijn de vertegenwoordigers
van die groepen zonder opzienbarend succes­
verhaal. Logisch, want van de miljoenen die
met hun triple package ergens in een doorsnee
wijk een doorsnee leven leiden, heeft niemand
gehoord. Ze komen niet voor in krantenstukken,
de Forbes 500 of de kennissenkring van Chua
en Rubenfeld. Had dit duo echt een uitdaging
willen aangaan (iets waarvoor ze dankzij hun
culturele bagage bijzonder goed geëquipeerd
zijn), dan hadden ze ook onderzoek gedaan naar
mensen die ondanks hun package bij de schuldsanering zijn beland.
Net als bij Strijdlied van de tijgermoeder
spoelde er na het verschijnen van The Triple
Package een golf van kritiek over Chua en haar
man heen. In academia luidde de consensus dat
het betoog op wetenschappelijk drijfzand rust.
‘Correlatie betekent nog geen causatie’, zo vatte
een hoogleraar van University of California het
probleem samen. The Economist zette het boek
weg als een ‘empty package’ wegens een gebrek
aan oplossingen om de achterstand van groepen
zonder triple package goed te maken. Online tijdschrift Slate liet zien hoe Chua en Rubenfeld hun
data zo hebben geselecteerd dat hun argumentatie sluit. De sociaal-economische achtergrond
van de succesvolle migranten en hun reden om
naar de Verenigde Staten te emigreren, bijvoorbeeld, worden grotendeels genegeerd in The Triple Package. De cijfers die worden gebruikt om
de hoge inkomens van migranten aan te tonen,
komen vooral uit Manhattan, waar zo ongeveer
iedereen boven­gemiddeld veel verdient.
En toch is The Triple Package interessant, niet
vanwege de wankele theorieën van Chua en
Rubenfeld, maar vanwege het debat dat ze losmaakten. The Nation zag het boek als een voorbeeld van nieuw omgekeerd racisme. ‘Generaliseren over Afro-Amerikaanse of Hispanic
cultuur blijft not done, maar de afgelopen tien
jaar is het steeds normaler geworden om de vermeende culturele superioriteit van de verschillende “voorbeeldminderheden” te benadrukken.’
Dit geluid was op meer plekken te horen. Jazeker, Chua en Rubenfeld manoeuvreren uiterst
behoedzaam om ‘ras’ heen. Door over cultuur
te spreken wordt de angel eruit gehaald, maar
impliciet in hun betoog zit een hiërarchie der
volken.
Het is de vraag hoe nieuw dit omgekeerd
racisme werkelijk is. The Triple Package is het
zoveelste boek dat maatschappelijke ongelijkheid probeert te vangen met het sleepnet ‘cultuurverschillen’. Conservatieve denkers in het
Amerika van de jaren zestig kwamen op de proppen met het ‘achievement syndrome’, de theorie
dat protestanten, joden en Grieken meer hun
best deden om wat van hun leven te maken dan
bijvoorbeeld Italianen en Frans-Canadezen (beiden rooms-katholiek, natuurlijk). Halverwege
de jaren negentig kwam de libertaire econoom
Thomas Sowell op de proppen met zijn analyse
dat, onder anderen, Duitsers, Japanners en Italianen over de ondernemende cultuur beschikten
die Amerika groot maakte. Samuel Huntington
schreef, behalve het beroemde Clash of Civilisations, over de problematische ‘latino-cultuur’
die initiatiefloos zou zijn en te weinig nadruk
legt op presteren. Het Europese continent kreeg
een eigen portie geserveerd door de Duitse bankier Thilo Sarrazin die onderscheid maakt tussen immigranten die Duitsland vooruit helpen
(joden en Vietnamezen) en culturen die ervoor
zorgen dat Duitsland ‘zichzelf afschaft’ (Turken
vooral). In Nederland is sinds Pim Fortuyn ‘de
islam als achterlijke cultuur’ een bedroevend
onderdeel van het publieke debat.
Zo bezien is The Triple Package vooral een
nieuwe manier om een oud verhaal te vertellen.
De groepen die op het schild worden gehesen
wisselen van tijd tot tijd (al komen Afro-Amerikanen, latino’s en Slaven schijnbaar nooit in
aanmerking), maar de onderliggende boodschap blijft dezelfde: er zijn goede minder­heden
die hard werken en de sociale voorzieningen
met rust laten en er zijn minderheden die weinig
presteren en oververtegenwoordigd zijn in de
criminaliteitscijfers. Cultuur heeft in dit betoog
ras vervangen, maar die cultuur is zo ‘ingesleten’
dat het resultaat hetzelfde is: er valt niets aan te
veranderen.
In de storm van kritiek blijft er van The Triple Package weinig over. De methodologische
basis is gammel en de inhoud bestaat vooral uit
stereotypering. Gestript van wetenschappelijke
onderbouwing en een spannende boodschap
(‘Wat succes écht verklaart’ is de wervende
ondertitel) is het een boekje over succesvolle
mensen geschreven door succesvolle mensen
die naadloos in hun eigen theorie passen. En
dat is, zoals The New York Times constateerde,
behoorlijk saai. Maar wat ook overblijft zijn een
aantal feiten (iets waar Chua en Rubenfeld dol
op zijn: hun favoriete ankeiler van een alinea:
‘Het is gewoon een feit dat…’) over de vertegenwoordiging van minderheden in de top van het
bedrijfsleven, de culturele sector en de wetenschap. Dat is de reden waarom het goed is dat
er in april een Nederlandse vertaling verschijnt
(De drieslag, uitgeverij Nieuw Amsterdam). The
Triple Package werpt namelijk interessante vragen op over de Nederlandse samenleving.
Hier is een gedachte-experiment: zou The
Triple Package ook met Nederlandse voorbeelden opgebouwd kunnen worden? Lastig.
De onderlinge verschillen tussen de groepen
waar het Chua en Rubenfeld om te doen is, zijn
hier nauwelijks te vinden. Hier is de verdeling
simpel: alle minderheden, van de eerste tot de
jongste generatie, hebben een achterstand ten
opzichte van de autochtone bevolking. Ook naar
het andere wapenfeit van het duo, de vele ceo’s,
hoogleraren en andere figuren aan de top met
buitenlandse wortels is het hier met een lampje
zoeken. Het aandeel allochtonen in het hoger
management hangt ergens tussen de één en
twee procent. De diversiteit aan de top van de
universiteiten is een lachertje.
Hoe zouden deze verschillen te verklaren zijn
volgens het Chua-Rubenfeld-model? Zouden
‘onze’ immigranten hun triple package thuis ach-
Zou The Triple Package
ook met Nederlandse
voorbeelden opgebouwd
kunnen worden? Lastig
terlaten? Krijgen wij alleen de Chinezen zonder
superioriteitscomplex? Onzin natuurlijk. Maar
wat dan wel? Een deel van de verklaring ligt in
wat Chua en Rubenfeld buiten zicht houden:
de door hen geïdealiseerde voorbeelden waren
in het land van herkomst ook onderdeel van de
elite. Nederland heeft relatief meer laagopgeleide immigranten. Maar hier komt ook die voetnoot in The Triple Package om de hoek kijken: je
kunt nog zoveel innerlijke drive hebben, maar als
de maatschappelijke omstandigheden ongunstig
zijn wordt de top niet gehaald. In 1989 constateerde de wrr een stelselmatige ondervertegenwoordiging van allochtonen en 25 jaar later is er
nauwelijks wat veranderd. De verklaringen zijn
al jaren dezelfde: bedrijven nemen vooral mensen aan die het bestaande werknemersbestand
weerspiegelen, en witte hoogopgeleiden hebben
homogene sociale netwerken die ze van universiteit naar bedrijfsleven helpen.
In vergelijking met het ieder-voor-zichkapitalisme aan de overkant van de Oceaan
wordt Nederland vaak opgevoerd als een oase
van gelijkheid. Maar bezien door de bril van
The Triple Package gaat die bejubelde gelijkheid
hand in hand met een gammele maatschappelijke ladder die minderheden ervan weerhoudt
richting top te klimmen. Hier toont zich een
schaduwzijde van de egalitaire verzorgingsstaat.
Laat de tijgermoeder de volgende keer haar tanden eens dáár in zetten.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 43
Niet iedereen durfde veertig jaar geleden met de creaties
van Bakker & Van Leersum de straat op, zoals vandaag niet
iedereen een Wanders-interieur blieft. door Jaap Huisman
Lichtflitsen reflecteerden de enorme aluminium
‘Onder het modernisme was het verleden irreen perspex halskragen en hoofdtooien die vollevant. Wat betekent dat, morgen, voor dingen
gens een recensent deden denken aan wapendie we vandaag maken?’ Het is een prikkerustingen of vliegtuigonderdelen. Denk Gijs &
lende uitspraak op de wand bij de expositie van
Emmy, denk Barbarella. Spraakmakend was
het werk van Marcel Wanders in het Stedelijk
en is een collier uit gebogen stukken van een
Museum in Amsterdam, die zich laat vergelijken
kachelpijp, dat in menige museumcollectie een
met de expositie elders in het museum, De show
plaats heeft gevonden. Een enkele kunstcriticus
van Gijs+Emmy. Groter contrast tussen deze
noemde het de Rietveldstoel onder de sieraden.
twee gelijktijdige exposities is niet denkbaar en
Moet kunnen. Compromisloze en provocerende
dat manifesteert zich misschien wel juist in de
presentaties waren het, die, als je nu de recondefinitie van het modernisme. Terwijl Wanders
structie van de jurken en jumpsuits ziet, hun
zich in de hoek van het postmodernisme laat
frisheid hebben behouden.
plaatsen, waarbij hij naar hartenlust plukt uit
Bakker en Van Leersum deinsden er niet
de schatkist van Hollandse tradities en artefacvoor terug zelf als model van hun ontwerpen
ten, lijken Gijs Bakker en Emmy van Leersum
op te treden – het lichaam als object en misin de jaren zestig met hun sieraden en gewaden
bewust te hebben gekozen voor de tabula rasa.
Er was geen verleden, er was alleen een heftig
heden en een wenkende toekomst. Ze worden
Model Sonja
Bakker met
dan ook wel weggezet als representanten van
kachelpijpde space age, van de bionische mens die geen
collier en
verschil aanvaardt tussen man en vrouw, wars -armband van
is van opsmuk of decoratie. Niet onbegrijpeGijs Bakker,
1967; Marcel
lijk, want Nederland had net de mufheid van de
Wanders,
jaren vijftig van zich afgeschud. Dan is een fris
Lobby Andaz
geluid wel zo gewenst.
Amsterdam
Hoe anders dan Wanders, die elders op een
Hotel, 2012
wand heeft laten optekenen: ‘Minder is meer is
een geval van pathologisch zelfbedrog.’ Een trap
onder de gordel richting modernisten. ‘Less is a
bore’ zou een ander etiket zijn dat op het oeuvre
van Wanders kan worden gedrukt. Onbedoeld
hebben we in het Stedelijk dus te maken met
een confrontatie tussen modernisme en postmodernisme, tussen twee diametraal tegenovergestelde richtingen. Gek genoeg ook met raakvlakken.
Gijs Bakker en Emmy van Leersum (zij overleed in 1984) belichaamden in de jaren zestig en
zeventig een stroming in de Nederlandse avantgardecultuur waarin mode, accessoires, fotografie, dans en performance samengingen. De show
waar de titel van de tentoonstelling naar verwijst, is de presentatie van hun sieraden bij de
expositie Edelsmeden 3 uit 1967, waar drie mannequins zich bewogen op elektronische muziek.
44 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Stedelijk Museum Amsterdam
Variaties op het
bloemetjesbehang
schien zelfs wel het opgetuigde lichaam als een
Gesamtkunstwerk. In dat opzicht bestaat er verwantschap met Marcel Wanders. Voor Pinned
Up poseert hij zelf, het overhemd ver open, een
ketting met kralen om zijn nek, kralen die weer
verwijzen naar andere ontwerpen van hem.
‘In toenemende mate past Wanders zijn eigen
beeltenis toe in zijn werk, omdat hij naar zijn
mening zich niet achter zijn werk mag verschuilen’, schrijft conservator Ingeborg de Roode in
de catalogus. In 2002 laat hij zich fotograferen
met een gouden clownsneus voor het sieradenlabel Chi Ha Paura. Toevallig of niet, Gijs Bakker is de drijvende kracht achter deze sieradenlijn. ‘Ik zie mezelf overigens niet als clown maar
als hofnar’, verklaart Wanders. ‘Ik vind het een
prachtig gegeven dat je je humor mag presenteren omdat aan je loyaliteit jegens de koning niet
wordt getornd.’
De ontwerper is dus niet langer een anonieme schakel tussen een object en het publiek,
hij stelt zich nadrukkelijk voor. Hij is zichtbaar
en neigt naar sterallures. Schakelden Bakker en
Van Leersum een society-fotograaf als Paul Huf
in – model onder anderen Wim Crouwel
–, Wanders komt in deze tijd uit bij Erwin
Olaf. De naakte modellen, belicht door
Wanders’ luchters, zijn voor deze ‘bureaupresentatie’ niet alleen jong maar ook
oud en niet zo slank. Bij de opening van
Pinned Up – waar maar liefst 2500 genodigden op af kwamen – ging de ontwerper
zelfs zo ver jonge vrouwen te hullen in zijn
stoffen lampen, de Phoebe-serie uit 2012,
staande lampen van mohair en spinnakerdoek. Het moet een bijna ondraaglijk
Matthijs Schrofer
Gijs+Emmy en Marcel Wanders
in het Stedelijk Museum
hete performance zijn geweest op deze ongekende starshow.
Ze zijn beiden kind van hun tijd. Gijs &
Emmy presenteerden hun ontwerpen als een
pamflet tegen tuttigheid en versiering. Broches
waren taboe. Het begrip juwelen was iets voor
oudere dames. Ze volstonden met halssieraden
en armbanden. Je hebt de neiging het etiket
sciencefiction op hun creaties te plakken, indertijd een nieuw ‘literair’ genre. Sciencefiction is
anno 2014 vervangen door fantasy en gaming.
De virtuele interieurs die Wanders op zijn computer schetst, zouden zomaar decors voor de
nieuwe generatie films kunnen zijn waarin jongensdromen tot leven worden gebracht, nu ze
niet meer met echte wapens op echte slagvelden
mogen vechten. Films als Inception of Gravity.
Product designer Wanders is slechts een stap
verwijderd van image designer. Zijn interieurs
snakken ernaar een verhaal te vertellen waarin
mythologie en herinneringen doorklinken.
Hij sampelt banale objecten, zoals een molen
en Delfts blauw, met hoogdravende beelden.
Een metersbrede staande lamp die een wiegje
beschermt. Nee, in dat opzicht wijkt het fenomeen Wanders totaal af van Bakker & Van Leersum, die juist elk object wilden neutraliseren.
Geen verhaal alstublieft, geen anekdote. Het is
wat het is, te vergelijken met choreograaf Hans
van Manen, leeftijdgenoot, die in hun tijd de
dans heeft ontdaan van expressie. Dans drukt
niets anders uit dan dans.
Klaarblijkelijk is die behoefte aan neutraliteit
uitgewerkt. Modernisme, minimalisme, ze hebben hun aantrekkingskracht verloren. ‘Less is a
bore’, zal de generatie van nu zeggen, overspoeld
als ze wordt met schreeuwerige beelden en bonkende muziek. Ook de neiging naar egalitarisme
van Gijs & Emmy – zelfde kapsels, zelfde pakken – doet nu krampachtig aan, maar uniseks
moest! Om te breken met de hiërarchische verhoudingen in de jaren zestig. Desondanks, ze
waren wegbereiders, hetgeen werd opgemerkt
door musea en galeries, ze presenteerden zich op
de Wereldtentoonstelling van 1970, ze kleedden
een avant-gardiste als Adèle Bloemendaal aan.
Zo hot als zij toen waren, zo hot is Marcel
Wanders nu. En opnieuw is het de nieuwe elite
die zijn design en kunst omarmt. Zijn
Knotted Chair was onmiddellijk na
de lancering in 1995 een hit, en niet
alleen in Nederland. Museaal, net als
de kachelpijparmband van het edelsmedenechtpaar. Die nieuwe elite
huist alleen niet meer in Nederland,
maar in Miami, de Bahama’s, Istanbul
of Dubai. Dat is eigenlijk niet vreemd.
Wanders mag dan spelen met oer-Hollandse archetypen als het lampenkapje
of de kaarsenhouder, zijn droomwereld is die van Duizend-en-één-nacht.
Zoiets wordt opgepikt in exotische
oorden, niet in het doe-maar-gewoondan-doe-je-al-gek-genoeg-Nederland.
Dat maakt dat zijn design hier argwanend wordt bekeken, te commercieel,
te decoratief, en ja, te anekdotisch.
Het moet gezegd, veel verhaaltjes
uit zijn koker doen wat kinderlijk of te
letterlijk aan. Interessanter wordt het
als Wanders experimenteert met materialen, na de Knotted Chair, een kubus
van versterkt kant, een stoel met een
geborduurde rugleuning en, het meest
recent, een stoel opgebouwd uit koolstofvezel. Die beroept zich erop het
lichtste zitmeubel aller tijden te zijn.
Niet dat dat altijd esthetisch aanlokkelijke objecten oplevert, maar daar gaat
het niet om. Design is ook een kwestie
van uitvinden en je horizon verleggen.
Wanders is gefascineerd door zoiets
als reliëf, laten we zeggen variaties op
het bloemetjesbehang.
Bloemetjesbehang. Gijs & Emmy
zouden ervan gekotst hebben in hun
wit gestucte tijd, maar het ambachtelijke hebben ze weer gemeen met
Wanders. Het ontdekken. Het ontwerpend produceren. Punt lassen,
geanodiseerd aluminium (destijds nieuw), en
de integratie van kleding met sieraden, wat ze
deden was nog niet eerder vertoond. Het is de
zoektocht naar de grenzen van wat een mens
kan dragen en verdragen die nu in 2014 nog
nieuwsgierig maakt. Niet iedereen durfde ruim
veertig jaar geleden met de creaties van Gijs &
Emmy de straat op, zoals nu niet iedereen een
interieur van Wanders blieft.
‘Zo’n opeenstapeling van decoratie, daar
kan ik niet goed tegen’, bekent Renny Ramakers
van Droog Design, dat nota bene als eerste de
kwaliteiten van Wanders heeft onderkend. Het
gaat bij Wanders misschien om zijn teveel aan
ideeën, zijn teveel aan wat ik gemakshalve maar
spullen zal noemen. Kopjes, kandelaars, borden,
bestek, lampen van S tot XXL (die op Schiphol),
behang, you name it. Hoewel er in het Stedelijk
een deugdelijke ordening is aangebracht door
een zwarte en witte indeling, waarbij zwart staat
voor de droomwereld en wit voor de werkelijkheid, is het die overdaad die de toeschouwer
doet duizelen. Wat is de clou, welk verhaal wil
Eeuwigheidswaarde is niet
langer relevant in het design
van nu, wat telt is een verhaal.
Liefst kort, met een happy end
de ontwerper ons vertellen? Het aantal tentoongestelde objecten bij Gijs & Emmy is beduidend
kleiner, maar zelfs hier ligt een gevaar op de loer.
Hoeveel variaties op een metalen armband laat
je toe, hoeveel elliptische halskragen?
Bij Gijs & Emmy is het verhaal verteld. Hun
carrière is klaar en geweest. Het is een afgeronde
expertise naar de mogelijkheden van het menselijk lichaam, het is bovendien een reflectie van
de tijdgeest. Je realiseert je dat de twee verhalen,
hoe verschillend ook, niet zonder elkaar hadden
kunnen bestaan, omdat een nieuwe generatie
zich afzet tegen de vorige. Zo moet het ook. En
wat betekenen de voorwerpen die Wanders vandaag maakt voor de dag van morgen? Welk verleden zullen ze hebben? Zijn uitgangspunt is de
gebruikswaarde, dat is nobel, hoewel dat aspect
niet opgaat voor veel van zijn meubels. Zelfs zijn
interieurs lijden onder een bepaalde overdaad, of
moet ik zeggen decor? Aantoonbaar gips – kijk
naar het Andaz Hotel in de voormalige bibliotheek van Amsterdam. Eeuwigheidswaarde is
niet langer relevant in het design van nu, wat telt
is een verhaal. Liefst een kort verhaal met een
happy end. Daaraan voldoet Marcel Wanders.
De show van Gijs+Emmy, t/m 24 augustus;
Marcel Wanders: Pinned Up, 25 jaar vormgeving, t/m 15 juni. Stedelijk Museum Amsterdam,
stedelijk.nl
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 45
Berlijnse Volksbühne in Amsterdam
Van de straat
Thomas Aurin
De lawaaierigste toneeltroep van Berlijn,
de Volksbühne am Rosa Luxemburgplatz
onder leiding van Frank Castorf, is
een week te gast in Amsterdam. ‘Ik wil
een maximum bereiken aan emoties,
voyeurisme en seksuele spanning.’
door Loek Zonneveld
Ja, hij heeft zijn Stasi-dossiers gelezen. Uit
nieuwsgierigheid. Het resultaat vond de artistiek leider van de Berlijnse Volksbühne, Frank
Castorf (1951) destijds nogal teleurstellend.
Veel nieuws over zichzelf is hij niet te weten
gekomen. De geheime dienst van de ddr is zich
ongeveer vanaf 1982 met Castorf gaan bezighouden. Er worden twee mannen op hem gezet.
De codenaam van de Akten-Castorf – over de
spelling van zijn naam is men het binnen de
dienst aanvankelijk niet eens, ‘Casdorf ’, ‘Castroff ’ – is Othello, naar een van de eerste Castorf-voorstellingen die de Inoffizielle Mitarbeiter van de Stasi bezoeken. Een enscenering die
ze in hun rapport ‘irgendwie komisch’ noemen.
Ze schrijven: ‘Ook de kenners van Shakespeare’s
origineel hebben geen idee welke toneelfiguur
hier van welke andere toneelfiguur precies wát
wil en waaróm. De weinige tekst die überhaupt
gesproken wordt is een soort Engels gemompel.
De kernvraag van de Jago-figuur luidt, zeer vrij
naar het origineel: “Warum soll ich dem Neger
dienen?” Te verstaan is er overigens weinig tot
niets. (...) Othello reikt naar de hals van Desdemona en blaft daarbij als een zwerfhond. Men
ziet in deze vertelling louter types die van iedere
menselijke waardigheid zijn beroofd.’
Plaats van handeling is Anklam, Mecklenburg-Vorpommern, nabij de Poolse grens. De
in Berlijn op het werk van de Roemeens-Franse
absurdist Ionesco afgestudeerde theaterwetenschapper Frank Mario Castorf is ‘verbannen’
naar Anklam en benoemd tot Oberspielleiter
in de Landesbühne aldaar, een klein theatertje
in de ddr-categorie C. In voetbaltermen heet
deze bestemming ‘erst Abseits’ (buitenspel) ‘und
dann immer geradeaus’, naar een roemloos
einde in de theatrale provincie. Aan de ene kant
van Anklam ligt de atoomcentrale van Greifswald, aan de andere kant de Oostzee en de nazirakettenwerkplaats van Peenemünde. De lokale
46 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Frank Castorf
bevolking werkt in de suikerfabrieken of in de
landsverdediging.
In Anklam begint Frank Castorf zijn loopbaan als een van de meest controversiële toneelmakers in het tijdvak dat direct volgt op dat van
de generatie grote Duitse naoorlogse regisseurs
(Stein, Zadek, Peymann, Grüber), in het tijdvak
ook van na de opening van de Berlijnse Muur en
de ineenstorting van de ddr. In de eerste hoofdstukken van het zeshonderd pagina’s tellende
dossier dat de Stasi over Castorf heeft aan­gelegd,
wordt gerapporteerd dat ‘genoemd subject van
onderzoek’ het kleine theater in Anklam ‘absoluut beschouwt als een springplank naar een
veel imposanter podium; zijn primaire doelstelling is het om als belangrijkste ddr-regisseur zo
spoedig mogelijk in het Westen te geraken’.
De toon van de rapporten is vaderlijk: men
wil dit jongmens nog niet helemaal opgeven, er
zit wellicht nog wat staatssocialistische muziek
in de hoogst getalenteerde en onder toneelspelers mateloos populaire regisseur, die om zijn
autoritaire uitvallen ook een zeer gevreesde
Oberspielleiter heet te zijn. Wat volgt zijn ettelijke pagina’s over hectisch verlopende repetities, het moordende werktempo van Castorf en
over direct na de première verboden enscene­
ringen (zoals Brechts Trommeln in der Nacht,
uit 1984). Opgewonden wordt gewag gemaakt
van groepen vrienden en geestverwanten die
vanuit Berlijn naar Anklam afreizen om een
generale repetitie of première van een Cas-
Lyrische passages zijn er in
de Stasi-dossiers over Castorf
te lezen(de rapporteurs zijn
bewonderaars geworden)
torf-regie mee te maken, vóór deze eventueel
vanwege de censuur van het repertoire wordt
gehaald of anderszins wordt verboden of ‘abgesetzt’. De Castorf-‘bendes’ zuipen zich klem in de
kantine en maken veel amok. Lyrische passages
zijn er in de Stasi-dossiers (de rapporteurs zijn
duidelijk bewonderaars geworden) te lezen over
schandaalsuccessen en regievondsten. Over de
enscenering van Der Auftrag van Heiner Müller bijvoorbeeld (ook 1984) en de legendarische,
bijna iconische scène uit die voorstelling, van
acteur Hendrik Arnst die na de monoloog in de
lift van het Partijhoofdkantoor de deuren van de
­theaterzaal opent naar de (letterlijke) buiten­
wereld. En Sylvia Rieger die in Nora of Een poppenhuis van Ibsen (1985) de aftrap doet voor
een van Castorfs meest geliefde vervreemdingseffecten: de inzet van de muziek van de Rolling
Stones. Nora luistert het Noorse echtscheidingsdrama op met een eingedeutschte versie van
Honky Tonk Woman.
De sprong naar het Westen volgt in het roerige najaar van 1989. Terwijl de ddr verbrokkelt, werkt Castorf bij het chique Bayerisches
Staatsschauspiel in München aan een minder
bekend stuk van de Duitse godfather van de
burgerlijke tragedie, Gotthold Ephraim Lessing,
Miss Sara Sampson. Tijdens de tumultueus
verlopen repetities smeedt Castorf uit de hem
onbekende troep toneelspelers (samen met de
uit de ddr meegebrachte gastacteur Herbert
Fritsch, anno 2014 een van zijn belangrijkste
huisregisseurs bij de Volksbühne) een hecht
ensemble. De Münchener voorstelling wordt
uitgenodigd naar het Berlijnse Theatertreffen
1990, het eerste dat op podia in zowel Oost- als
West-Berlijn plaatsvindt. Het wordt ook mijn
eerste kennismaking met het werk van Castorf.
De acteurs maken van Lessing een soort boulevardtheater, ze improviseren op zijn teksten als
free-jazz-musici. De mannelijke tegenspeler van
Walter Mair
Glaube Liebe Hoffnung
de titelfiguur, Herbert Fritsch dus, onaneert in
een krant, die hij vervolgens als prop de parterre in mikt. Hij doet een monoloog die zo stotterend en stamelend wordt gesproken dat een
boze heer op de vierde rij razend roept: ‘Nog
een beetje meer oefenen en dan komt het helemaal goed met u!’ Waarop de acteur repliceert:
‘Speciaal voor u begin ik helemaal opnieuw.’ Een
voornemen dat hij, onder luid gefluit en nog luidere aanmoedigingen, onmiddellijk ten uitvoer
brengt. Een scandaleuze reputatie heeft de grote
Duitse podia bereikt. De Berliner Morgenpost
kopt de volgende ochtend: ‘Frank Castorf –
­Extrem-Regisseur und Klassiker-Schreck’.
Bij de grote verwarringen die Berlijn ­doorstaat
meteen na de opening van de Muur (1989), het
opheffen van de ddr en het geforceerd herenigen van de beide Duitslanden (1990), hoort
ook een sanering en herijking van de theaters
in de beoogde nieuwe hoofdstad. In het oude
West-Berlijn worden op den duur twee ­theaters
onder tumultueuze protesten gesloten. In het
oostelijke stadsdeel worden twee ‘klassieke’
podia gerekend tot de probleemgevallen: het
Brecht-Mausoleum Berliner Ensemble en de
Volksbühne am Rosa Luxemburg Platz. Aan
de publicist, dramaturg en ex-intendant Ivan
Nagel (1931-2012) wordt door de Berlijnse
politici een advies gevraagd wat met die podia
te doen. Nagel beveelt aan het Berliner Ensemble te laten leiden door schrijver/regisseur
Heiner Müller en zijn geestverwanten. Over
de ­Volksbühne schrijft hij: ‘Dat gebouw aan de
Rosa Luxemburg Platz, midden in Berlijn, op de
weg van Kreuzberg naar Prenzlauer Berg vice
versa, met zicht op het Karl Liebknecht Haus
en filmhuis Babylon, is van een verpletterende
lelijkheid. Daar moet een jonge troep komen
met esthetische vernieuwingsdrang en politieke
moed. Ze hebben de beschikking over een grote
zaal, drie foyers en een studio. De sterkste tijd
van dit huis na de Tweede Wereldoorlog, in de
ddr-tijd, kende dit legendarische toneelhuis in
de jaren zeventig, de jaren waarin Benno Bes-
Castorf wroet in de dunne
huidlaag tussen beschaving,
drift en wilde moordlust in het
werk van Jünger en Rimbaud
son, Fritz Marquardt, Heiner Müller en het duo
Karge & Langhoff daar hun beste werk lieten
zien. Het Berlijnse stadsbestuur zou de moed
moeten hebben hier nu een jonge troep te planten, met een ex-ddr-kern, een troep die haar
eigen toneel wil creëren. De sociale en cultu­
rele shock en de verwarring van het huidige
­Berlijn kunnen juist hier worden omgezet in een
verhelde­rende en verstorende blik middels het
­theater. Zo’n troep heeft vermoed ik drie jaar de
tijd. Dan zijn ze ofwel beroemd of dood.’
Castorf, die ondertussen in Bazel, Hamburg,
Keulen en bij het deftige Deutsches Theater in
Berlijn heeft geregisseerd, betrekt na een korte
aanloopperiode vol heftige intriges met een
combinatie van nieuwe en oude troepen in 1992
de Volksbühne. Castorf: ‘Een kleiner toneelhuis
zou ik niet accepteren, daar had ik na mijn jaren
in Senftenberg, Anklam en Karl Marx Stadt de
kracht niet meer voor (...). Maar deze Volksbühne was in 1992 zo leeg, zo uitgewoond, zo
geplunderd en zo kapot – het loonde echt ruimschoots de moeite om daar de tanden in te zetten. Vanaf het begin heb ik gezegd: in het eerste
seizoen moeten we alle zeilen bijzetten, anders
is het meteen met ons gebeurd. Het eerste waar
we het met het stadsbestuur over eens werden
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 47
22, 23 eN 26 MAArT
Te gasT in HeT Veem THeaTer:
Komuna // WarszaWa
Idioter is de eerste samenwerking tussen de choreografe
Alma Söderberg en theatermaker en beeldend kunstenaar
Hendrik Willekens. Alma ontwikkelt een choreografie.
Hendrik maakt een perspectieftekening. Het eindresultaat
is een concertperformance en een tekening, die beiden
live ontstaan. Het Veem Theater presenteert nu de eerste
openbare uitvoering van Idioter in Nederland. De wereld
première vindt plaats tijdens Kunstenfestivaldesarts
Brussel en de Nederlandse première is te zien tijdens
SPrING Performing Arts Festival.
8 MAArT
Komuna // Warszawa brengt een multidisciplinair team mee
naar Amsterdam, bestaande uit performers, muzikanten,
beeldend kunstenaars en academici. Met behulp van artistieke
strategieën gaan ze op zoek naar het publiek en detecteren
ze de locale context waarbinnen Het Veem Theater bestaat.
Het Veem Theater ontvangt Komuna // Warszawa in het
kader van Outside the Box – een eenjarig onderzoeksproject
van zes europese kunstcentra.
© Hendrik Willekens
Het Veem Theater wordt structureel gesubsidieerd door de Gemeente Amsterdam en het Fonds Podiumkunsten. Het Veem Theater is netwerk partner van het
vijf jaar durende Life Long Burning (LLB) project, ondersteund door het Culturele Programma van de europese Unie.
idioTer
alma söderberg &
HendriK WilleKens
Het Veem Theater
www.hetveemtheater.nl
After
the tone
een film van
digna sinke
VANAF 27 FEBRUARI IN DE FILMTHEATERS
waren de ­entreeprijzen: 5 mark voor werklozen,
leerlingen en studenten, 10, 12 en 18 mark maximaal voor de gewone rangen. Ons contract – we
hebben die eerste keer voor vijf jaar getekend –
startte officieel op 1 januari 1993.’
In een razend tempo maakt Castorf in zijn
eerste anderhalf seizoen vijf producties. De
verzamelde Duitstalige critici kiezen de Volksbühne tot ‘ensemble van het jaar’. Castorf en zijn
artistieke kompanen, de choreograaf Johann
Kresnik, filmer/performer Christoph Schlingensief en regisseur Christoph Marthaler (die
in 1993 met de legendarische Murx-voorstelling
een publiekssucces maakt dat dertien seizoenen
op het repertoire blijft en de halve wereld rond
reist) reageren op het succes en op de kritiek met
nog compromislozer voorstellingen. De intendant positioneert zich als een ddr-anarchist
die uit een andere tijd is komen vallen: voetbal,
rock-’n-roll, uitgeschreeuwde woede, neurose.
Van eerbied voor oorspronkelijke teksten heeft
hij bij klassiekers geen last. Hij voelt zich dadaïst, zoekt binding met de cynische ­hoogte- en
dieptepunten uit het tijdsgewricht waarvan hij
een erfgenaam is. Hij wroet in de dunne huidlaag tussen beschaving, drift en wilde moordlust
in het werk van Ernst Jünger en Arthur Rimbaud. Hij maakt voorstellingen uit combinaties
van teksten die ogenschijnlijk niks met elkaar
van doen hebben: de boulevard-klucht Pension
Schöller uit de Kaiserzeit en de scènes die Heiner Müller schreef over Duitsland in het oorlogsjaar 1939 onder de titel Die Schlacht.
Heiner Müller wordt in het oeuvre van Castorf net zo’n spook van vervreemding als de songs
van de Rolling Stones dat zijn. Castorf: ‘Ik heb
meerdere keren Müllers tekst ­Wolokolamsker
Chaussee geregisseerd, een soort requiem met
de blik op het einde van het socialisme in OostEuropa, gesproken door vijf vertellers die zich
herinneren wat hun levens aan persoonlijke
en maatschappelijke trauma’s hebben opgeleverd. Daar zit een verhaal in dat komt van een
of andere ddr-functionaris uit een of ander
ministerie. Die werd als patiënt in de Berlijnse
Charité opgenomen, in een gesloten afdeling.
Hij had in de Spaanse Burgeroorlog gevochten,
hij was een oeroude communist en opeens werd
hij ambtenaar, bureaucraat, hij moest besturen,
administreren en ook terroriseren. Op het eind
had hij nog maar één zin tekst tot zijn beschikking: Geef me een geweer en wijs me een vijand
aan. Er is hier en nu een ongelooflijke behoefte
aan vijanden (...), in het vacuüm na de val van de
Muur en na het neerhalen van het IJzeren Gordijn. Dat is een zeer blinde zoektocht geworden,
die heeft iets van paranoia, een epos vol zwarte
gaten, een geheugen vol verdriet en verraad.’
na de eerste vijf wilde jaren van de Volksbühne onder Castorf volgt in 1998 een cesuur via
een scherpe politieke voorstelling op basis van
Sartre’s Vuile handen in relatie tot de oorlog op
de Balkan en een ironische versie van Tennessee
Williams’ Tramlijn Begeerte – twee producties
waarmee het ensemble zichzelf ook internatio-
Volksbühne in Amsterdam
(27 februari t/m 5 maart)
al zich er ooit nog eens aan te wagen. Huisauteur,
hardopdenker en vast regisseur René Pollesch komt
mee naar Amsterdam met een typisch toneelspelersvertoog over de verhouding tussen het gebaar
en het ik, anders gezegd: tussen ‘de schoonheid van
het gebaar in de publieke ruimte’ enerzijds en ‘het
harde werk aan het mondaine gebaar van het ik’
anderzijds. Met een bijrol voor de Franse auteur Balzac en een weergaloze pas-de-deux tussen acteur
Martin Wuttke en een ballon.
De bij ons al wat vertrouwde Zwitserse regisseur Christoph Marthaler komt naar Amsterdam
met zijn verbeelding van Horvaths ‘kleine dodendans’ Glaube Liebe Hoffnung, over de jonge vrouw
Elisabeth die geluk, geld, liefde en een baan zoekt
onder crisisverhoudingen. De figuur is gedubbeld,
de muziek (Schubert, Chopin) vloeit rijkelijk, de
ruim drie uur durende vertelling is een lust voor oog
en oor.
En dan Herbert Fritsch, ooit Volksbühne-­
komediant, nu aldaar komediantenregisseur. Eigenlijk krijgt hij van Castorf in de afgelopen jaren de
ruimte om het komedianteske variété en de brille
van de slapstick (altijd al een onvervreemdbaar
onderdeel van Castorfs theatrale vertelstijl) samen
te brengen in repertoire dat hij uit alle hoeken en
gaten van zijn commedia dell’arte speelkoffer haalt.
Alles wat Fritsch aanraakt, lijkt in goud te veranderen. In Murmel Murmel betovert hij een toneeltekst
bestaande uit één enkel woord.
naal op de kaart zet. Waarna Castorf begint met
een reeks romanbewerkingen op basis van het
werk van Dostojevski en Boelgakov.
Castorf in die periode: ‘Ik zoek teksten die
een complexiteit hebben die ik in toneelstukken
niet vind. Wel in romans. Ik zoek naar stof die
niet meer uitsluitend transparant is. (...) Mijn
ontwerper Bert Neumann volgt in zijn decors
in toenemende mate de idee van de hermetische geslotenheid, dus niet meer transparantie.
Het huis op de speelvloer blijft eigenlijk potdicht. Daarmee breken we met de theaterconventie dat alles te zien en te verstaan is. Ik wil
voortdurend fragmenten zien. In de werkelijkheid is dat immers ook zo. (...) Camerabeelden
gebruiken we als aanvulling op de gefragmenteerd getoonde werkelijkheid. De kern van de
inzet van videocamera’s is Big Brother-realiteit.
In alles trachten we zo ver te gaan met het
medium theater als we kunnen, we verstoren
de theaterconventie niet, we bekritiseren haar,
we bevragen haar, om mogelijkerwijs opnieuw
te belanden bij een heel eenvoudige vorm van
theater­vertellingen.’ Over zijn ‘methode’ van
repeteren zegt Castorf: ‘Ik zoek houdingen, geen
klemtonen, geen stemmingen, geen psychologie.
Als materiaal me na aan het hart ligt, ben ik niet
bang voor pakweg veertien dagen repetitietijd.
Dan stap ik de stof binnen alsof we een bouwput
betreden. Het werk is op z’n mooist als artificiële
momenten ontstaan uit een snelle wisseling van
situaties of confrontaties met banale dingen.
Intuïtie is belangrijker dan het choreograferen
van iets wat lekker loopt. Ik probeer alles open
te gooien en ik verberg niks wanneer me niets
invalt. Werken in kleine groepen, daar doe ik
niet aan. Ik hou ook niet van regiemethoden die
van intrigeren een methode maken, in de zin dat
de ene toneelspeler tegen de andere wordt opgehitst om een ego te temmen of een emotie naar
boven te peuteren.’
Zijn ‘programma’ als intendant en toneelleider klinkt puntig als een manifest: ‘Ik wil
elke consensus verregaand verstoren. Ik wil een
machine worden, zoals Andy Warhol eiste. Bij
mezelf, de toneelspelers en de toeschouwers wil
ik een maximum bereiken aan emoties, voyeurisme en seksuele spanning. Dat alles in hoogst
intelligent maakwerk. Geen kunstnijverheid.
Graag met een hoog poppenkastgehalte. En veel
Vergnügen. En alles net een paar slagen sneller
dan een goed geolied machinegeweer. We tonen
onszelf zoals we werken, hectisch, in de kortst
denkbare tijd. Onze theaterinzet is een plebejische, vaak in scherp contrast met exclusief literaire eisen, verlangens en ingangen, die sowieso
elders beter tot hun recht komen. We zijn allemaal van de straat gekomen. Dat moeten we
niet vergeten.’
Frank Castorf is nu 63, zijn Volksbühne is door vele
artistieke wateren gewassen, maar ook door de
Berlijnse miljoenencrisis, het feitelijk financieel
bankroet van de stad en de diverse fases in de
terugloop van de publieke belangstelling. Hij blijft
nog tot 2017 en passeert dit jaar dus zijn derde
‘jeukgrens’ van de seven year itch.
Van hem wordt in Amsterdam Der Spieler (2011)
getoond, naar de korte gelijknamige roman van
Dostojevski en diens surrealistische verhaal De
krokodil. Het is een ruim vier uur durend draai­
toneelverhaal, waarbij Roulettenburg in Las Vegas
ligt, en briljante rollen zijn weggelegd voor springin-het-veld Alexander Scheer en speelbeest Sophie
Rois. De voyeuristische inkijkjes in andere werelden
geschieden onder meer middels een projectiezaaltje met ruime bestoeling, er is toneel-in-het-toneel
middels mini-toneelstukjes in camera-shots van
de maquette van het draaitoneel, terzijdes worden
geknipoogd naar de slaventheorie van Hegel, Der
Auftrag van Heiner Müller en ook de Rolling Stones
ontbreken niet in deze riante mix van levens­
leugens, geldjacht en instortende wereldbeelden,
niet Castorfs beste trouwens.
Pikant is dat Johan Simons in 2004 Der Spieler
ook al eens voor de Volksbühne ensceneerde, een
voorstelling die toen jammerlijk mislukte. Castorf
vond de roman toen ‘te dun’, maar dreigde toen ook
‘Ik wil elke consensus
verregaand verstoren. Ik wil
een machine worden, zoals
Andy Warhol eiste’
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 49
Kroniek van kunst&cultuur
In mei 1967 kreeg het ontKUNST
werpersechtpaar Emmy
De show van
van Leersum-Gijs BakGijs+Emmy
ker het Stedelijk Museum
Amsterdam zo ver een modeshow te houden in
het kader van de tentoonstelling Edelsmeden 3.
In de show toonden zij hun ontwerpen voor sieraden gemaakt van aluminium, plastic en roestvrijstaal. De pers fronste welwillend de wenkbrauwen: ‘Mannequins droegen onder meer
barbaars grote halskragen, die doen denken aan nonnenkappen, ridderharnassen
en de kraplap van klederdrachten. Maar
dan van glad zilverkleurig aluminium. Wie
niet weet dat ze zo licht zijn dat de draagster ze niet eens voelt, is geneigd over martelwerktuig te spreken.’ (Het Vrije Volk)
Het Stedelijk recreëert die show en de
tentoonstelling in De show van Gijs+Emmy.
De harnassen zijn er, de plastic ‘hoofdvormen’, het kachelpijpcollier en een serie ontwerpen voor kleding die werden gebruikt
in fameuze Holland Festival-voorstellingen. In 1965 openden Van Leersum (19301984) en Bakker (1942) een Atelier voor
Sieraden in Utrecht. Ze kwamen graag met
frisse opvattingen voor de dag: de vrouw
was geen kerstboom die behangen diende
te worden met goud en zilver; het sieraad
diende een autonoom kunstwerk te zijn;
mode en sieraad dienden zo ver mogelijk te
worden geïntegreerd. De vormgeving is te
vergelijken met de soberheid van de beeldhouwer Ad Dekkers of de vormgever Wim
Crouwel – geometrische vormen, volstrekte
helderheid, geen frutsels. Er zaten volstrekt
conceptuele (ondraagbare) ontwerpen tussen, zoals het ‘profielornament’ (1975), dat
niet meer dan een contourlijn in ijzerdraad was,
die midden over het voorhoofd, de neus en de
kin werd gedragen.
Deze herschepping in het Stedelijk is bepaald
geen loos eerbewijs, net zo min als de tentoonstelling van het werk van Crouwel (in 2011) dat
was. Het frisse modernisme van die generatie
heeft het beeld van Nederland wezenlijk beïnvloed. Bakker bleef die principes trouw. Hij is
een van de aartsvaders van Droog Design, heeft
een succesvolle praktijk en is een invloedrijke
docent. De sieraden van toen tonen een visie
die nog onverdroten geldt: design dat ontstaat
uit gedegen vakmanschap, de bereidheid de
ontwerpopgave vanaf nul te benaderen (‘wat ís
een stoel eigenlijk?’) en de wetenschap dat het
‘product’ waarde kan hebben als concept. Het
hoeft niet per se een succes te zijn – commercieel of anderszins – maar kan ook een stap zijn
onderweg naar nog weer iets anders. Kortom:
een attitude die tegelijk ambachtelijk en anti­
autoritair is, gericht op dynamiek, niet op status.
50 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Natuurlijk is de terugblik ook charmant. Je
begrijpt nog maar eens hoezeer dat gevoel
voor ‘het moderne’ afstak tegen het over-brave
Nederland; het viel mij echter ook op dat de
‘martelwerktuigen’ in de pers met zekere welwillendheid werden begroet: men had toen nog
groot vertrouwen in vernieuwing. Het Vrije Volk
noemde Van Leersum en Bakker ‘ketters in de
vaderlandse juwelierswereld’, en dat was geen
scheldnaam.
Tegelijkertijd maakt het Stedelijk goede sier
Van links naar rechts:
model Sonja Bakker met grote aluminium
halskraag van Gijs Bakker, 1967;
Naomi Velissariou in The Truth about Kate;
Birth of Joy
Stedelijk Museum Amsterdam
Harnassen
met die andere ‘show’ van Marcel Wanders. De
ontwikkeling van Wanders is ondenkbaar zonder de context van het radicale, conceptuele,
niet-commerciële design dat voortvloeide uit
de opvattingen van Van Leersum, Bakker cs.
Het heeft hem echter gebracht tot precies die
barokke, commerciële, historiserende praktijk
waar Van Leersum en Bakker zo moedig mee
braken. Je vraagt je af welk van deze twee vaandels er boven het Stedelijk dient te wapperen.
KOEN KLEIJN
De show van Gijs+Emmy, Stedelijk Museum,
Amsterdam, t/m 24 augustus. stedelijk.nl
(Zie ook pagina 44 in dit nummer)
Een levendig sterrenlijkje
Ik had het al een poos niet
meer gezien: een opengewerkte
paalwoning
op het toneel. Zo’n poppenhuis dat ook een podium is. Met een kelTONEEL
The Truth about
Kate
der en keukenkastjes en kruipruimtes en een
jodelahietie-achterdoek met een groot meer in
kakelkleuren. Over de jonge bewoonster van dit
ook wel een tikje griezelige honk wordt bij aanvang aangekondigd dat ze er niet meer is. Als ze
daadwerkelijk binnenkomt lijken we te maken
te hebben met een bepruikt spook. Ze spreekt
ook vanaf een of andere gene zijde, althans haar
stem komt tot ons via een vervreemdende galm
met iets knetterigs erin. Ze is een kunstmatige
dame. Een soort ster. Ze is een ge(re)creëerd
mens. Een door een aangeharkte nep-wereld bij
elkaar gefrunnikte beroemdheid. Ze is Kate. En
wij gaan alles horen over haar opkomst en haar
onafwendbare ondergang.
Verantwoordelijk voor de voorstelling The
Truth about Kate is (behalve Frascati Producties)
een kwartet van grote talenten. Jibbe Willems
schreef een tekst die je een monologue extérieur
kunt noemen, een overpeinzing waarbij de denkende spreekster zichzelf totaal binnenstebuiten keert en achterstevoren naar onder en naar
boven trekt. Zo’n tekst waarbij ons in taligheid
alle hoeken, gaten, rondingen en bloedstolsels
van een hersenpan worden getoond. Geräuschmacher Jimi Zoet heeft daar een geluidsontwerp
bij gemaakt waarbij je niet weet of je hoort wat
je denkt te horen. Davy Pieters heeft het idee
bedacht en – er voor zittend – de beheersing en
controle over de ingezette middelen bewaakt –
dat wordt wel ‘regie’ genoemd, maar dat is hier
een te mager woord voor. En Naomi Velissariou
uitgebalanceerd is, in de tekst, in het spel, in de
vorm (Bob Ages) en in het geluid en de regie,
wordt het nergens hysterisch of melodramatisch, blijft het slachtofferschap van dit zielige
wicht binnen de perken en kunnen we dus onbevangen blijven kijken. Meesterlijke voorstelling.
LOEK ZONNEVELD
The Truth about Kate speelt op 7 en 8 maart in
de Rotterdamse Schouwburg en op 11 maart in
STUK Leuven. frascatiproducties.nl
Ode aan het rockcliché
Over de hiphop
in
Nederland
valt veel vrolijkmakends te
melden, over de rock heel wat minder.
Zeker, het derde album van De Staat
was vorig jaar het derde sterke op rij,
maar De Staat is inmiddels een gevestigde waarde in de Nederlandse rockmuziek. Het laatste album van Anouk
was majestueus, maar geen rockplaat.
Nieuwkomer Jett Rebel is een opvallend talent, zowel op het podium als
op zijn twee mini-albums, maar zijn
talent en stijlkeuze zijn dermate breed
dat het hem te kort zou doen hem als
alleen rockzanger te kwalificeren.
Opvallend, in de goede zin van het
woord, was afgelopen jaar het naamloze debuutalbum van Monomyth,
met nummers die vol zelfvertrouwen
de tijd namen
om op te bouwen: het kortste
nummer op het
album duurde
nog steeds ruim
negen minuten.
Maar waar
het achterblijft,
is een nieuwe
generatie bands
die doen wat bijvoorbeeld Peter
Pan Speedrock
rond de eeuwwisseling deed
en het duo Zzz
iets later: Nederlandse rock opnieuw van zuurstof voorzien. En dan de rock zonder opsmuk,
de rock zonder vernieuwingsdrang, rock die in
een rechte lijn terug de geschiedenis in gaat via
MC5 en Motörhead richting de blues. Peter Pan
Speedrock viel op door de compromisloze, bijna
primitieve energie die uit al die aftik-en-voorwaarts-nummers sprak. Puntige statements van
nummers waren het, zelden haalden ze de drie
minuten tussen kop en staart. Wat Peter Pan
Speedrock deed (en nog steeds doet, overigens)
met bas, gitaar en drums, deed Zzz met nóg
minimalere middelen: een orgel en een drum.
Meer bleek niet nodig om te beuken en te damJochem Jurgens
POPMUZIEK
Birth of Joy
TriDIM
speelt de brokstukken van een verscheurd leven aan
elkaar.
Sommige toneeltalenten kunnen iets
wat schakelen heet,
van de ene stemming naar de andere
schieten alsof je iets
met een lichtknop
doet. Velissariou heb
ik dat al een keer
eerder zien en horen
doen toen ze onlangs
met zevenmijlslaarzen door de Griekse mythologie & de Griekse tragedie denderde en ook haar
eigen (Grieks-Vlaamse) geschiedenis daarin
meenam. Hier speelt, toont en demonstreert ze
alle aspecten van het verprutste leven van een
puberster. Inclusief de haar belagende partijen.
Inclusief een talkshowmaster van wie het bijna
jammer is dat hij een naam krijgt, omdat de ‘imitatie’ archetypisch sterk is. Ook doet ze een geleidelijk volledig uit de hand lopend nummer met
een intercom en een van glad steen gebakken
zeehond, dat een onbedaarlijk staaltje supergeestige playback-slapstick oplevert. Omdat de
gezonde mengeling van ironie en sarcasme zo
pen. Wat ze gemeen hadden, was een zekere viezigheid: de muziek rook naar zweet, druipend
van slierten lang haar. Deze rock was gladgestreken noch geëngageerd: de teksten reikten
nooit verder dan het vocabulaire van het genre,
de onderwerpen passeerden nooit de grenzen
van de subcultuur. Bij beide bands was het altijd
zaterdagavond.
Díe rock, klinkend naar de garage, is in
Nederland al een tijdje schaars. Het relatief
jonge traumahelikopter uit Groningen (drie
mannen, twee gitaren, geen bas, geen hoofdletter) is sinds een paar jaar een gelukkige uitzondering: hier wordt de erfenis van de Jon Spencer
Blues Explosion beleden. Het Limburgse trio
DeWolff is live spannend en grijpt zonder enige
neiging tot verbloeming van invloeden terug op
decennia voor hun geboorte, maar is consequent
te verliefd op jamsessies en solo’s om tot puntige
nummers te komen.
En nu is er Birth of Joy, een trio (drum, gitaar/
zang, orgel) uit Utrecht. Ze bestaan al een paar
jaar en maakten al twee cd’s, maar hun nieuwe
album Prisoner is meer dan drie stappen vooruit. De sound was er al: rock uit vervlogen jaren,
puttend uit eigenlijk alle relevante groten uit het
genre: van The Doors tot Led Zeppelin. Maar
op Prisoner trekken de bravoure en de kwaliteit
van de nummers samen op. Het is een heerlijk
album, waarop de rock altijd een groove heeft,
en de groove immer rockt. Zanger Kevin Stunnenberg (nog even een artiestennaam bedenken) kan loeien, zijn band dampen. Jazeker, dat
zijn clichés van kwalificaties, maar het gaat hier
om muziek die van clichés aan elkaar hangt.
En dan niet als beperking of armoede, maar als
stijlkeuze. Sterker: Birth of Joy is een ode aan
het rockcliché.
LEON VERDONSCHOT
Birth of Joy, Prisoner (Suburban Records). Birth
of Joy speelt 8 maart in Rotown, Rotterdam
Vrouwen die niet bestaan
Theodore Twombly. Een
sullige naam passend
bij een herkenbare maar
toekomstige wereld, de
nieuwe tijd die zoals regisseur Spike Jonze
recent in een interview zegt, ‘voelbaar onze
kant op komt’. De vraag is wat voor leven daarin
mogelijk is voor een gewoon mens als ‘Theodore
Twombly’. Zijn naam klinkt als ‘Sam Lowry’,
hoofdpersonage in Terry Gilliams anti-utopische Brazil (1985). Als doorsneemensen delen
Sam en Theodore in deze verhalen de melancholie van het leven in een futuristische stad;
beiden kampen met onbereikbare liefde, met
vrouwen die niet bestaan. Dat maakt de vervreemding compleet.
Jonze’s nieuwe film Her is gesitueerd in een
stad waarin de nabije toekomst werkelijkheid
is geworden. De architectuur is dromerig, zoals
een lift die inzittenden naar de top van een wolkenkrabber brengt terwijl op de achtergrond een
FILM
Her
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 51
als figuren in een verhaal en wanneer het einde
nadert weet de een dat hij of zij niet meer in het
verhaal van de ander kan leven, terwijl de ander
onherroepelijk gevangen is in het steeds en
tegen beter weten in uitstellen van het einde, het
bewust langzamer lezen van dat verhaal, omdat
het zo mooi is.
GAWIE KEYSER
Te zien vanaf 27 februari
Bruto nationaal geluk
In ons tranendal wordt
zuiverheid vaak elders
gezocht. In ver verleden
(de schepping vóór de verdomde appel; oercommunisme; matriarchaat).
Of ver weg: al een eeuw voor Rousseau schreef
Aphra Behn over de Surinaamse indianen: ‘Voor
mij vertegenwoordigden deze lieden de absolute
idee van de eerste staat van onschuld, voordat
het mensdom wist hoe te zondigen.’ Dat volgens
huidige antropologen al voor Columbus 25 tot
TELEVISIE
Happiness
afgeschaft.’ De verzamelde massa reageert met
beschaafd gemompel. Dan: ‘Vanaf nu zijn televisie en internet toegestaan.’ Luid gejuich. ‘Nu
applaudisseren jullie wel’, verzucht de koning.
En hij voegt er, net als hier staatssecretaris Cals
in 1951, een verhaal over mogelijkheden, maar
ook zorgen en gevaren aan toe. Die laatste waren
de Bhutanezen een rotzorg. Zoals blijkt wanneer
de filmer een decennium later in een hooggelegen bergdorp toont hoe ook daar masten worden neergezet en tv-toestellen aangeschaft.
Peyangki, jochie van acht, kijkt belangstellend toe. Na de dood van vader kan moeder het
schoolgeld voor dit nakomertje niet opbrengen.
Dus brengt ze hem naar het nabije klooster.
Daar leven welgeteld één volwassen monnik en
een puber in opleiding. Het kind wordt monnikje nummer drie. De lama weigert moeders
geschenk plichtmatig, om het toch maar snel
aan te pakken. Het afscheid is hartverscheurend
in onnadrukkelijkheid: Bhutan mag het hoogste bruto nationaal geluk ter wereld kennen,
van uiten van emoties en lichamelijke intimiteit
lijkt geen sprake. Of zouden ze daardoor
juist gelukkiger zijn dan wij in door televisie en internet aangewakkerde emotie- en klaagcultuur?
Dat het kind af en toe nog bij mama
thuis probeert te slapen; dat het weg
wil bij de monnik die hem slaat; dat het
stiekem meedoet met het boogschieten
van zijn vriendjes op school; dat het
liever radslagen maakt dan gebeden
leert, al ontkent hij dat; dat grote zus
in de stad niet bij de post werkt (zoals
ze mama laat geloven) maar werkt als
danseres; dat de jonge monniken buiten zinnen van vreugde zijn als de lama
naar een groter klooster vertrekt en ze
het rijk alleen hebben – het maakt Happiness bepaald niet tot een kleffe levensbeschouwelijke propagandafilm. Veel
meer een antropologisch document
over een cultuur in transitie, gesitueerd
in adembenemend landschapsschoon.
Met personages in traditionele kledij die daar
nu eenmaal nog gedragen wordt ook als er geen
toeristen zijn.
Dat sommige scènes matig amateurtoneel
lijken, dat situaties soms geregisseerd of gereconstrueerd lijken – een kniesoor die erop let.
Peyangki’s oom gaat in de stad een tv-toestel
kopen. Monnikje mag mee. In de winkel kijken
ze ademloos naar Amerikaans nepworstelen.
De film eindigt met shots van alle bergdorps­
bewoners die thuis naar hun nieuwe, flakkerende buis staren. Overal klinkt dat vette,
geschreeuwde worstelcommentaar (waar ze
gegarandeerd niet naar zitten te kijken). Kunstgreep van de cultuurpessimistische maker die
treurt over verlies van zuiverheid. Te demagogisch. Toch mooie film.
WALTER VAN DER KOOI
Thomas Balmès, Happiness, BOS, woensdag 5
maart, Nederland 2, 22.50 uur
BOS
Warner Bros. Entertainment Inc.
bos met bomen voorbij flitst. Het licht is zacht,
pastelkleuren overheersen in een gestileerde
omgeving die bijna een narratief vormt waarin
inwoners als Theodore (Joaquin Phoenix) leven.
Hij werkt als schrijver bij een bedrijf waar mensen gepersonaliseerde brieven kunnen bestellen.
Zo schrijft hij al jaren liefdesbrieven namens een
stel dat voor hem inmiddels even echt als onecht
is; hij kent hun karakter als geen ander, en toch
heeft hij hen nog nooit ontmoet. Zijn eigen leven
is een mislukking. Hij kampt met een echtscheiding die hij nog steeds niet kan afhandelen, misschien omdat hij nog verliefd is op haar, maar
meer nog omdat hij verteerd wordt door spijt en
melancholie. Denken en gevoel smelten samen.
‘Ik ben bang dat ik alles al heb gevoeld’, zegt hij,
‘en dat alles wat ik nu voel alleen maar een slap
aftreksel daarvan is.’ Misschien bedoelt hij: wat
ik denk en voel in de wereld van mijn verbeelding, waarin het verleden nog altijd het heden
bepaalt, is interessanter dan datgene wat mogelijk is in de tastbare werkelijkheid.
Dan komt Samantha in zijn leven: een stem
in een oortje, die van een nieuw besturings­
systeem dat hij net als alle andere inwoners van
de stad installeert. Het OS blijkt bijzonder: een
A.I., een artificieel intelligent wezen dat in staat
is te leren en derhalve te evolueren. Te groeien,
bijna als een mens. De stem (Scarlett Johansson) klinkt verleidelijk, de stem toont empathie.
En dat is vernietigend. En dus wordt Theodore
Twombly net als Sam Lowry in Brazil verliefd
op een gedroomde vrouw. De crisis is onafwendbaar.
Her, genomineerd voor een Oscar in de categorie beste film, is een prachtige verrassing,
Jonze’s beste werk naast Jackass. Waar zijn
films Being John Malkovich (1999), Adaptation
(2002) en Where the Wild Things Are (2009)
een zweem van pretentie hebben, daar ligt de
grote waarde van Her in de ernst van de toon
en de fusie tussen de futuristische setting en het
innerlijke leven van Theodore. De liefde tussen
mens en A.I. is uiteindelijk een detail, want deze
liefde is in eerste instantie menselijk. Theodore
en Samantha zeggen dingen tegen elkaar als ‘ik
ben anders dan jij’ en ‘ik ben je bezit niet’ en,
onvermijdelijk, ‘ik verlaat je’. Uiteindelijk is het
probleem eveneens universeel: ze zien elkaar
52 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Links Her; rechts Happiness, regie Thomas Balmès
dertig procent van de Amazone-indianen stierf
aan gewelddadige onderlinge conflicten (net
als Aboriginals, Kalahari-bewoners en NoordAmerikaanse indianen) wist ze niet. Haar kritiek op westerse arrogantie blijft bijzonder, maar
het valt dus mee met de natuurvolk-goedheid.
Dan maar gezocht in verre religie of filosofie,
van Boeddha tot Bhagwan. Zozeer dat we hier
zelfs een Boeddhistische Omroep Stichting hebben, althans tot 2016. Voorgaande lijkt opmaat
tot hoon over hun programmering en ideologie,
maar die vallen erg mee. Niet dogmatisch, eerder humanistisch, met extra belangstelling voor
Himalaya en omstreken.
In dat kader binnenkort de documentaire
Happiness van de Franse filmer Thomas Balmès. Gesitueerd in de bergen van Bhutan, op
een spannend moment. De film opent met een
toespraak van koning Jigme Namgyel Wangchuck uit 1999: ‘Alle inkomstenbelasting wordt
Kijken
Imi Knoebel,
Ohne Titel,
1978. Acryl op
meubelplaat.
260 x 380 cm;
Tussenruimte
onder: uit Hans
Faverey, Gedichten
1962-1990 (De
Bezige Bij, 2010),
p. 629
Over een stralend licht werk, Ohne Titel, van Imi
Knoebel wil ik het hebben. Maar wat ik zie, een
groepering van zes losse segmenten in verschillende kleuren, is verder nauwelijks te beschrijven. Het dilemma begint met de vraag of voor
dit ongeregelde samenstel van onbestem­de vormen het woord groepering wel het juiste is. Voor
mijn gevoel impliceert groeperen een zekere
ordening. Daarvoor lijken de zes vormen te toevallig in contour. Wel lijken die op elkaar. Zoveel
onderlinge verwantschap zien we in hoe die vormen zijn getekend dat de verschillen tussen die
zes zelfs extra gaan opvallen. Ik blijf maar kijken
– en als ik langer kijk, zie ik, voorbij de verwantschap, alleen maar meer verschillen. Denk aan
het kijken naar bladeren aan een boom in de
wind. De wind is onvoorspelbaar in kracht en
richting. De beweging van de bladeren wordt
onnavolgbaar. We zien een eindeloze opeen­
volging van varianten van de vorm van die bladeren. In dit werk van Knoebel kijken we evenwel niet naar een natuurlijk proces. Van het blad
dat beweegt in de wind zien we ver­vormingen
van de vertrouwde bladvorm. Wat daar gebeurt
kunnen we eigenlijk wel overzien.
Deze zes vormen zijn daarentegen uiterst
kunstmatig. Ze lijken op niets. Daarom passen
ze ook niet op en in elkaar. Ze zijn uniek. Nu is in
schilderijen van Mondriaan elk van de rechthoeken (rood, blauw, geel) ook uniek, maar ze zijn
wezenlijk verwant in hun geometrisch karakter.
Ze passen wel op elkaar. Daarom kunnen ze ook,
binnen het gegeven kader van het schilderij, een
compositie vormen. Zo noemde ­Mondriaan een
groepering van vormen. Voor dit Ohne Titel
heeft Knoebel er met groot geduld voor gezorgd
dat de zes scherpe vormen er absoluut verschillend uitzien. Ze lijken ook niet op gebruikelijke rechthoekige vormen. Hooguit zijn ze te
omschrijven als impulsieve, abrupte afwijkingen daarvan. Wel zijn ze ontdekt of ontsprongen
uit een grammatica van rechthoekigheid. Het
zijn grillige afwijkingen van in principe rechthoek en vierkant. Om hun onvoorspelbaarheid te beschrijven kan ik deze abrupte vormen
alleen vergelijken met de toevallige scherven die
ontstaan als je een plaat glas laat breken. Ik zeg
dat bij wijze van spreken, want dit zijn scherven of flarden van meubelplaat – getekend en
gezaagd. Misschien heeft hij bij wijze van proef
Van Abbemuseum, Eindhoven
Waar bestaat het kunstwerk voordat het
wordt gemaakt? Het ontkiemt in een
dromerig gemijmer, in het hoofd van
Imi Knoebel bijvoorbeeld. door Rudi Fuchs
Aan zijn zeer netelige draad
daalt neer in de afgrond
een kleine soevereine spin en schuift
mijn lichaam terzijde. Het is een spin,
die zijn landing opschort tot ik mij
uit zijn kloof heb verwijderd. Zodra hij
de bodem heeft bereikt, is dat het teken
dat de rivier zijn bron heeft bestormd.
zulke vormen eerst geknipt van papier. Door
de buigzaamheid van papier kunnen scheve
vervormingen dan makkelijk ontstaan. Zo kan
ik doorgaan om te bedenken hoe Knoebel deze
vormen heeft gevonden. Het raadsel blijft.
De zes vormen hangen in twee lagen aan de
muur. Eerst de twee rode en de zwarte, daar overheen de roze, lichtgroene en ten slotte de bronskleurige waarop we op het oppervlak de sporen
zien van een brede kwast. De andere kleuren
zijn egaal en mat van toon en licht. De scherven
kleur lijken in een beweging bij elkaar geraakt.
De vormen schuiven zo over elkaar heen dat er
visueel een verdere fragmentatie ontstaat. Dit
samenkomen lijkt merendeels toevallig, ware
het niet dat, in het algemene beeld, de spitse tussenruimtes in de differentiatie ook nog een rol
spelen. In die wirwar werken de vlakken (en de
intervallen) vooral als fragmenten van fluwelig
De fragmenten zijn vooral onbestemd. Dat moeten ze ook zijn
zachte kleur die tezamen wel een bloem lijken.
Verder zijn die fragmenten vooral onbestemd.
Dat moeten ze ook zijn. Maar de contouren zijn
van een ragfijne precisie, zodat dit werk uiteindelijk een vederlichte bundeling is van slanke
lijnen. In de meeslepende samenstelling ervan
is veel dat je niet kunt omschrijven, of het zou
die rusteloze lichtheid moeten zijn.
Een tijd geleden kwam ik een gedicht tegen
van Hans Faverey, geheimzinnig als al zijn werk.
Het beschrijft een beeld (onder meer) van een
spin die neerdaalt langs een draad in wat voor
hem een peilloze afgrond is. Toen dacht ik dat
woorden als ‘zeer netelige draad’ exact de filigrane scherpte aanduidden van de lijnen in
Knoebels luchtige boeket. In de manier waarop
in het schilderij de vormen door intervallen
apart worden gehouden voel ik dezelfde aandacht als in het gedicht bestaat voor het omzichtige ritme van de zinnen. In het hoofd van de
kunstenaar drijven ideeën over een discrete
karige luchtigheid waaraan, voordat iets beeld
wordt, een werk eerst moet voldoen. Daar, in
dat dromerig gemijmer, begint het kunstwerk te
ontkiemen en gaat het op weg naar zijn onvervangbare vorm.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 53
Dichters&Denkers
Verkeerde bewegingen
Tweehonderd jaar nadat
Goethe Wilhelms ­Meisters
leerjaren schreef is de
­roman nog even ongelooflijk en rijk, even onnozel
en belangwekkend als het
gemiddelde mensenleven.
door Christophe Van Gerrewey
beeld Gabriël Kousbroek
54 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
De Grote Bellettrie Serie van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep werd eind vorig
jaar door besparingsplannen bedreigd, maar
blijft gelukkig toch bestaan. De reeks is een klassiek maar prachtig restant uit de diepten van
de twintigste eeuw, gebonden met stof­omslag,
voorzien van een tweekleurige typografische
cover, met de omcirkelde A tussen auteur en
titel, en met een onverstoorbare bladspiegel
boordevol schreefletters. Het vorige deel dateert
van drie jaar geleden, maar nu is er Wilhelm
Meisters leerjaren van Johann Wolfgang von
Goethe (1749-1832), geschreven en gepubliceerd tussen 1795 en 1796.
Het was Goethe’s tweede roman, lang verwacht
na Die Leiden des jungen Werthers uit 1774,
en rond die tijd aangezet als Wilhelm Meisters
thea­tralische Sendung. Het boek staat bekend
als de eerste ontwikkelingsroman, waarin de
emotionele, morele en intellectuele groei van
één hoofdpersonage centraal staat.
Goethe is echter geen alom gewaardeerd
romancier. De archetypische Bildungsroman
Wilhelm Meisters leerjaren heeft niet de bellettristische status van andere genre bepalende
romans. In 1946 schreef Vestdijk dat Goethe’s personages ‘tot allegorische exempels van
menselijke groei worden, hun tegenspelers tot
personificaties van groeibevorderende of groei­
belemmerende factoren en de romancier tot
een welwillend tuinier, met de metamorfose van
planten en dieren in het hoofd’.
Volgens de criticus Denis Saurat, die door
Vestdijk wordt geciteerd, zou Goethe de gehele
Duitse romankunst bedorven hebben, door
zijn invloedrijke maar wereldvreemde stijl, zijn
pseudo-wetenschappelijke inzichten en dilettantisch verworven ideeën, waaraan verhaal en
personages ondergeschikt blijven. En inderdaad
lijkt Goethe in Wilhelm Meisters leerjaren een
schematische levensloop te schetsen, van een
jongeman die romantisch zijn leven aan het
theater wil wijden, daarna gedesillusioneerd
een flinke en rijke burgerman probeert te worden, en zich op het eind – na weinig stichtende
avonturen – opgelucht neerlegt bij een gelukkig
huwelijk.
Niets is minder waar: wie alle vooroordelen
over het oeuvre van de grote Europese intellectueel Goethe achter zich laat, komt tijdens het
lezen van Wilhelm Meisters leerjaren terecht in
een onvoorstelbaar avontuur, waarin de meeste
wendingen of ideeën, al dan niet meteen, worden tegengesproken, betwijfeld of geïroniseerd.
Deze roman is geen verzameling vooraf uitgedachte zetten die een ideaal mensbeeld illustreren, maar een diepgaande beschrijving van
datgene waaruit elk modern mensenleven is
opgebouwd: verkeerde bewegingen, absurde
maar onmisbare botsingen met anderen, in de
richting van een nauwelijks te omschrijven doel,
en op basis van wetten en regels die onkenbaar
blijven.
Het is niet toevallig dat Peter Handke in 1975
het script schreef voor een verfilming van Wilhelm Meisters leerjaren door Wim Wenders,
onder de titel Falsche Bewegung. Handke is niet
de enige auteur wiens analyses van de zoekende
eenling resoneren met de golven van dit bodemloze boek – ook de ironische burgerromans van
Thomas Mann hebben een plaats in deze echokamer, net als de ondoorgrondelijke parabels
van Von Kleist en Kafka. Met wat goede wil zijn
zelfs de chaotische maar diepmenselijke romans
van Thomas Pynchon erin thuis, gedreven als ze
zijn door een alles absorberende paranoia.
Het is niet makkelijk samen te vatten hoe
zoiets mogelijk is, niet in de laatste plaats omdat
de avonturen van Wilhelm een grote dichtheid
kennen. Eén ingang (en niet de onbelangrijkste)
bieden de vrouwen die zijn pad kruisen – onbeteugelbare wezens waarvan vaak niet eens het
geslacht vaststaat. Zo is er de toverachtige Mignon (het meest kafkaëske personage, in de film
van Wenders vertolkt door Nastassja Kinski):
een jong meisje dat als jongetje door het leven
wil gaan en dat op Wilhelm een onophoudelijke
aantrekkingskracht uitoefent. Man en vrouw
zijn zodanig op elkaar aangewezen, en ze stre-
ven zo gedurig naar versmelting, dat hun wederzijdse identiteiten slechts
als gebroken spiegelbeelden bestaan.
Het eerste boek van
Wilhelm Meisters leer­jaren
is een hervertelling van
het leven en het lijden van
Werther, maar dan zonder
zelfmoord. De goedgeloJohann Wolfvige Wilhelm houdt van de
gang Goethe
actrice Mariane, maar hij
Wilhelm Meisters
ontdekt een brief van een
leerjaren
Vertaald door Ria andere minnaar. Voor het
zo ver is, droomt hij van
van Hengel. Met
een carrière als dichter en
een nawoord van
theaterauteur: ‘Zo stelde
Klaus F. Gille.
Athenaeum-Polak Wilhelm zich ook het huiselijk leven van een acteur
& Van Gennep,
voor als een aaneenscha720 blz., € 44,95
keling van waardige handelingen en bezigheden,
waarvan de verschijning
op het toneel het toppunt was. Zo ongeveer als
een stuk zilver, dat zich, na lang te zijn verhit
door het loutervuur, ten slotte in een schitterende kleur aan de ambachtsman vertoont en
hem daarmee ook beduidt dat het metaal nu van
alle vreemde toevoegsels is gereinigd.’
De desillusie, beschreven in het tweede boek,
is totaal, zowel wat de liefde als wat de kunst
betreft: ‘Hij nam zich kwalijk dat hij niet eerder
de ijdelheid had ontdekt die de enige basis van
die pretentie was geweest. (…) Onze vriend had
het dus volkomen opgegeven, en tegelijk had
hij zich met grote ijver op de handel gestort.’
De meeste wendingen of
ideeën worden, al dan niet
meteen, tegengesproken,
betwijfeld of geïroniseerd
Ook die beroepsactiviteiten verlopen niet naar
wens, en op reis komt Wilhelm weer in aanraking met het theater. Hij sluit zich aan bij een
troep artiesten, adopteert Mignon, en wordt een
beetje verliefd op de zangeres Philine, waarover
de acteur Laertes zegt: ‘Ze is in elk geval geen
huichelaarster. Daarom houd ik ook van haar,
ja, ik ben haar vriend omdat ze zo’n zuivere vertegenwoordigster is van haar sexe, die ik om veel
redenen zo haat.’ Gevolg: ‘Wilhelm was behoorlijk van streek, omdat de woorden van Laertes
bij hem de herinnering aan zijn verhouding met
Mariane weer tot leven hadden gewekt.’ En dat
niet alleen, want Wilhelm droomt opnieuw van
een kunstenaarsleven, en raakt in de ban ‘van
zijn oude wens om het goede, edele, grote door
middel van het toneel aanschouwelijk te maken’.
Toch blijft hij twijfelen, en hij voert lange
gesprekken over zijn lot, zijn leven en zijn talenten. Hij ontmoet een geestelijke die hem socratisch vraagt: ‘Is het niet zo dat veel gebeurtenissen in het begin uiterst zinvol schijnen, maar
meestal uitlopen op iets dwaas?’ ‘Nu maakt u
een grapje’, antwoordt Wilhelm: hij kan niet
geloven dat de stappen die hij onderneemt niet
stelselmatig bijdragen tot zijn grandioze ontplooiing.
Als Wilhelm in boek drie Jarno ontmoet,
moet hij weer opnieuw beginnen. Jarno is
immers een amateur-dramaturg die hem introduceert in het werk van Shakespeare. ‘Alle vermoedens die ik ooit over de mensheid en haar
lot heb gehad en die mij van jongs af aan hebben
vergezeld zonder dat ik het zelf merkte, vind ik
in Shakespeare’s stukken vervuld en uitgewerkt’,
zegt Wilhelm na een paar dagen intense lectuur.
‘Het is alsof hij alle raadsels voor ons oplost, zonder dat we kunnen zeggen: hier of daar staat het
verlossende woord. Zijn mensen lijken natuurlijke mensen, maar zijn het toch niet. (…) Deze
weinige blikken die ik in zijn wereld heb geworpen zetten mij meer dan wat ook aan om in de
werkelijke wereld snellere stappen voorwaarts
te zetten.’
Kunst kan ons misschien niet leren leven –
het is ook de overtuiging van Goethe, en toch
behoorde hij, zoals Walter Benjamin schreef,
‘tot die familie van grote geesten voor wie er
niet zoiets bestaat als kunst gescheiden van het
leven’. Dat is geen contradictie: het is slechts
door het delven van het onderscheid tussen kunst en leven dat beide hun bestemming
vinden en elkaars zinloosheid opheffen. Voor
Wilhelm is zijn Britse naamgenoot dan ook
niet meer weg te denken, en samen met Jarno
bereidt hij nauwkeurig een bewerking van
Hamlet voor, met hemzelf in de hoofdrol. Als in
boek vijf wordt gemeld dat zijn vader is overleden, lijkt de kunst die dood te hebben voorspeld,
en als de première van Hamlet aanbreekt, is er
een onbekende acteur die ongevraagd de geest
van de vader vertolkt – zo levensecht dat het
Wilhelm te moede is alsof zijn eigen verwekker
voor hem staat.
Het is een van de vele diepe, ondoorgrondelijke vormen van ironie in dit boek, niet in het
minst omdat volgens de overlevering Shakespeare zelf de rol van de geest geregeld op zich
heeft genomen. De opvoering onder leiding
van Wilhelm is in elk geval een succes; er volgt
een lang en gevarieerd feest, waarop iemand –
Goethe neemt zijn personages noch zijn eigen
onderneming al te ernstig – ‘ten afscheid nog
een vuurwerkvoorstelling gaf, waarbij hij met
zijn mond op een bijna onbegrijpelijke manier
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 55
Jantien
Jongsma
(you are) My favourite waste of time
11 januari t/m
16 maart 2014
StedelijkMuseumKampen
Oudestraat 133 | 8261 CK | Kampen
038 331 73 61 | www.stedelijkmuseumkampen.nl
HSM067_DZB_Adv_GA_98,5x131.pdf
1
30-01-14
16:18
De keerzijde van de Gouden Eeuw
Asko|Schönberg
Slagwerk Den Haag
Geneviève Strosser
altviool
OOST EN WEST
gloednieuw
altvioolconcert
C
M
Y
CM
MY
CY
Werk van:
Joey Roukens
Peter-Jan Wagemans
Hanna Kulenty
Seung-Ah Oh
do 6 maart
Muziekgebouw aan ’t IJ
W W W. ASKOSCHOENBERG .NL
CMY
K
Ontdek het dramatische verhaal van slavenschip Leusden.
Bezoek de tentoonstelling over slavenhandel in Het Scheepvaartmuseum en
maak kennis met het verhaal van slavenschip Leusden. Ontmoet de
mensen aan boord, zowel bovendeks als benedendeks. Leer meer over de
achtergronden van de slavenhandel en de omstandigheden tijdens de reis.
T/m augustus 2014 in Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
de klank van de raketten, voetzoekers en vuurkransen wist na te doen. Je hoefde je ogen maar
te sluiten, dan was de illusie volmaakt.’ Om het
succes compleet te maken wordt Wilhelm ’s
nachts in zijn bed bezocht door een onbekende
vrouw die hem met ‘tedere armen’ omhelst. ’s
Ochtends vindt hij de sluier die de geest tijdens
de opvoering van Hamlet heeft gedragen, en op
het textiel zijn twee zinnen geborduurd: ‘Dit is
de eerste en de laatste keer! Vlucht, jongeling,
vlucht!’
Wilhelm zet zijn onbestemde reis voort, en
tot zijn eigen verbazing bereikt hij aan het begin
van boek zeven ‘een oud, onregelmatig kasteel,
met een paar torens en puntgevels. (…) Nog
onregelmatiger waren de nieuwe bijgebouwen
die gedeeltelijk vlak bij, gedeeltelijk op enige
afstand van het hoofdgebouw stonden en daar
via galerijen en overdekte gangen mee verbonden waren.’
Het is enigszins jammer dat Ria van Hengel –
in deze foutloze en wonderlijk leesbare vertaling
– het woord ‘Schloß’ niet met ‘slot’ heeft vertaald
in plaats van met ‘kasteel’, want dan was nog
duidelijker geworden hoezeer Wilhelm Meisters leerjaren aan de basis van Kafka’s oeuvre
ligt. In dat slot blijkt een vrijmetselaarsclub te
huizen die al van bij aanvang in Wilhelms leven
ingrijpt (en van wie Wilhelms Meisters leerjaren
in zekere zin een collectieve pennenvrucht is),
en die natuurlijk verantwoordelijk was voor de
knappe acteerprestatie van de geest uit Hamlet. Even lijken alle raadsels ontsluierd, ware
het niet dat boek acht nog volgt, met een reeks
ontknopingen en verknopingen die niemand
had kunnen voorspellen, en die ook de lezer van
deze recensie zelf moet ontdekken – en ware
het niet dat Goethe in 1829 de gefragmenteerde
vervolgroman Wilhelm Meisters Wanderjahre
publiceerde (hopelijk het volgende deel van de
Grote Bellettrie Serie).
Gaat die lectuur met nog meer dan verwondering, herkenning en leesplezier gepaard?
Eigenlijk niet. En toch is het een van de meest
opwindende raadsels van de westerse cultuur
dat Wilhelms Meisters leerjaren tweehonderd
jaar na het schrijven nog steeds even ongelooflijk en rijk, even onnozel en belangwekkend is
als het gemiddelde mensenleven. Net zozeer
wordt het belang van de geschiedenis en de
vooruitgang huiveringwekkend gerelativeerd
door de meest beknopte loftuiting aan het adres
van dit boek, opgetekend door Goethe’s tijd­
genoot Friedrich Schlegel: ‘Wie erin zou slagen
om Goethe’s Meister afdoend te interpreteren,
die zou hebben uitgedrukt wat er nu in de literatuur op het spel staat. Hij zou, althans wat de
literatuurkritiek betreft, voorgoed op zijn lauweren kunnen rusten.’
Christophe Van Gerrewey (1982) is essayist en
romanschrijver. Hij debuteerde in 2012 met de
roman Op de hoogte en schreef vorig jaar Trein
met vertraging. Beide boeken verschenen bij De
Bezige Bij Antwerpen
Christiaan Weijts
Lijm en sterren
Tussen boeken en getallen heeft het nooit goed
geklikt. Dat merkte ik ook de afgelopen weken
weer. Ik weet niet hoeveel grafiekjes ik voorbij
heb zien komen: over de afname van de lees­
cultuur, die volgens anderen dan weer meevalt,
over de dalende verkoop, over het aantal illegale
downloads, over de financiële gezondheid van
uitgevershuizen… En uit alle hoeken van het
boekenvak klinken weer andere interpretaties
van en verklaringen voor die getallen.
Het lijkt alsof die onrust heel recent is, maar
de boekenbranche heeft altijd al reusachtige
slingerbewegingen gemaakt. Kijk bijvoorbeeld
naar de jaren vijftig en zestig. Waarom verkochten W.F. Hermans’ De tranen der acacia’s en
Reve’s De avonden in de jaren vijftig maar een
paar duizend exemplaren, en explodeerde de
verkoop in de jaren zestig en zeventig? Was er
in de jaren vijftig een crisis in onze leescultuur?
En waarom werden Nederlanders tien jaar later
ineens veellezers?
Ik sprak er laatst met een bibliothecaris over,
en die kwam met een opmerkelijke verklaring:
lijm. Door de uitvinding van een bepaald soort
lijm hoefde je niet langer katernen in te binden,
maar kon je boekblokken in één keer lijmen. De
goedkope paperback en de nog goedkopere
pocket zorgden ervoor dat ook jongeren gemakkelijk een bibliotheekje konden aanleggen.
Een nieuwe techniek betekende een nieuw
lezerspubliek. Je zou zeggen dat dat nu ook zo
moet werken. Digitale boeken zijn laagdrempelig en hebben enorm lage productiekosten. Wat
lijm voor de jaren zestig was, is internet voor de
jaren tien.
Toch ben je er met alleen techniek nog
niet. Vorige week sprak ik iemand die in die
glorie­jaren boekverkoper was. ‘Lezen was toen
gewoon géil’, legde hij uit. ‘Dat kwam doordat
elke groep z’n eigen sterren had. De homo’s
hadden Reve, de linkse intellectuelen hadden
Mulisch, de rechtse hadden Hermans, de ongelovigen Jan Wolkers…’
Lijm en sterren, die heb je allebei nodig.
Kostenbesparende technieken én boegbeelden.
En met allebei die factoren is juist nu wat raars
aan de hand.
Zo zijn de eBooks nu nog veel te hoog
geprijsd. En waarom betaal je er 21 procent btw
op, terwijl een papieren boek (of een eBook in
Frankrijk) onder het goedkope tarief valt? Misschien brengt het Spotify-model hier verandering in, maar dan nog hebben we een probleem
met de tweede factor, die boegbeelden en
sterren.
De verzuiling is voorbij, maar het is niet heel
ingewikkeld om de nieuwe subculturen schetsmatig af te bakenen. Er is een sterke linksrechtsverdeling, de populaire cultuur staat op
gespannen voet met de culturele elite, en toch
Was er in de jaren
vijftig een crisis in
onze leescultuur?
zie ik niet wie de romanschrijvende representanten zijn van GeenStijl of van de SP-aanhang.
Er is geen ideologisch verschil tussen het leespubliek van Tommy Wieringa, Arthur Japin en
Peter Buwalda, om maar wat veelverkopers te
noemen. De roman is niet meer, zoals in de jaren
zestig en zeventig, het vehikel om je wereldbeeld of levensovertuiging mee te vormen.
Dat ligt misschien aan de schrijvers, maar
ook aan de markt die blijkbaar geen behoefte
meer heeft aan wegbereiders en voorvechters.
De echte crisis in het boekenvak is dat boeken,
net als hun schrijvers, steeds meer op elkaar
zijn gaan lijken. De meeste boeken in de winkel
lijken op advertenties van luxeproducten en
beloven ook ongeveer hetzelfde: opwinding,
spanning, ontspanning, zindering, avontuur,
genot, meeslependheid… Net als alle producten
waar reclame voor wordt gemaakt beloven
ze ervaringen en sensaties. Ook hun auteurs
manifesteren zich als ‘merken’ die publiekelijk
vooral de rol van ‘schrijver’ overtuigend moeten
neerzetten. Het heeft allemaal meer met lifestyle te maken dan met levensovertuigingen,
en dan is het inderdaad de vraag waarom je
boeken nog in een apart reservaat met een laag
btw-tarief en een vasteboekenprijs zou willen
onderbrengen.
Daar komt bij dat de literatuur die belofte
van een opwindende, zinderende, enzovoort
‘leeservaring’ in de praktijk totaal niet waar kan
maken. Literatuur gaat juist om conflicten die
we gewoonlijk proberen te vermijden, en stelt
vragen die we liever niet stellen, zeker niet als
we met vakantie zijn. Literatuur vereist bovendien enige inspanning.
Ontwijk je die anti-glamoureuze kenmerken van boeken door je zinnen te zetten op de
‘lichtere lectuur’ – een keuze die de boekwinkels
al voor je hebben gemaakt met hun selectie
van prominent aangeboden koopwaar – dan is
de teleurstelling ook onontkoombaar. Van die
boeken is het namelijk wel erg lastig om de toegevoegde waarde boven de dvd, de bioscoopbon, het dagje shoppen of het saunabezoek te
ontdekken.
Zowel de serieuze lezers als de vluchtige
sensatiezoekers raken dus teleurgesteld in de
boekwinkel. Van die crisis zie ik niet zo gauw de
juiste lijm om haar op te lossen.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 57
Hufters en menschen
Robert is vergeten gruyère
te halen bij de kaasafdeling. Odile stopt de hele
winkelwagen vol met koekjes, roomtoetjes en cruesli.
Robert wil niet dat hun kinderen die troep eten. Odile
vindt het onuitstaanbaar
dat hij geen gruyère maar
wel morbier heeft meegenomen. ‘Sinds wanneer
Yasmina Reza
eet jij morbier?’ roept ze
Gelukkig de
uit. ‘Wie houdt er nou van
gelukkigen
die smerige morbier?!’ Ze
Uit het Frans
gooit een pak Milka-repen
vertaald door
in de kar, Robert haalt het
Eef Gratama. De
er weer uit, geduw, getrek,
Bezige Bij, 208
ijzige stilte, een verkeerd
blz., € 17,90
uitgesproken ‘sorry’.
Drie pagina’s verder rolt
de morbier door het gangpad en sleurt Robert de kar en zijn vrouw hardhandig richting uitgang.
Liefde kent vele verschijningsvormen in de
nieuwe roman van Yasmina Reza, schrijfster van
romans, scenario’s en wereldberoemde thea­
terteksten als Kunst en God van de slachting
(die laatste werd in 2011 verfilmd door Roman
Polanski als Carnage, met Reza zelf als co-scenariste). In een mozaïek dat nauwelijks meer
dan tweehonderd pagina’s telt passeren achttien personages de revue. Allemaal zijn ze op
zoek naar een manier om lief te hebben, geliefd
te zijn, of als dat allemaal te hoog gegrepen is
op z’n minst stand te houden. De titel ontleende
Reza aan een gedicht van Jorge Luis Borges,
waarvan de laatste regels zijn overgenomen als
motto: ‘Gelukkig de beminden en de minnaars
en/ zij die zonder liefde kunnen./ Gelukkig de
gelukkigen.’ Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Wat we al sinds Anna Karenina wisten
wordt ten enenmale bevestigd: geluk is eenvormig, maar ongelukkig is iedereen op zijn eigen
manier. En dat is ook oneindig veel interessanter.
Zo is er Odile’s moeder Jeannette, die voor
haar man onzichtbaar is geworden en heeft
geleerd zich daarmee ook te wapenen voor de
rest van de wereld. Als ze door haar dochter
en schoonzus wordt aangespoord een vrolijke
jurk met oranje biezen te passen (‘je kleedt je
niet, mam, je bedekt je met textiel’) barst ze in
de paskamer zomaar in huilen uit. De plotselinge zichtbaarheid en het mededogen van haar
schoonzus zijn meer dan ze aankan. Dan heeft
ze toch liever mensen die niks in de gaten hebben.
Met die schoonzus zelf wil het trouwens ook
niet erg vlotten. Al jaren is ze alleen en haar
bescheiden wens bestaat eruit een man te vin58 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Carole Bellaiche / H&K / HH
door Niña Weijers
Yasmina Reza heeft een ongemeen scherp oog voor alles wat wrang, gefnuikt, heimelijk, obsessief of ongewenst is
den die haar bij de arm neemt, uit wandelen,
zonder te verdwalen. In plaats daarvan beleeft
ze een dronken avontuurtje met een collega, die
weliswaar mooie ogen heeft maar ook een lelijk
Beatles-kapsel. Bovendien negeert hij de dagen
erop het quasi-luchtige briefje dat zij in zijn
postvak schuift. Dat zelfs zo iemand je kan verlaten, nog wel voordat er goed en wel iets te verlaten valt, is ontluisterend. Ook (en misschien
juist) als je de zestig bent gepasseerd en je je
verlangens al lang naar beneden hebt bijgesteld.
De mozaïekvertelling is een beproefde formule die je ook vaak terugziet in films, van
Pulp Fiction tot Love Actually. Levens schuren langs elkaar heen, kruisen elkaar, botsen
frontaal. In Reza’s variant ligt de nadruk van al
die in elkaar hakende levens op het bijstellen
van het beeld dat je als lezer van deze mensen
vormt. Waar een personage in het ene hoofdstuk
wordt opgevoerd als de hufterige minnaar van
een neurotische actrice duikt diezelfde hufter
in een volgende verhaallijn op als de geduldige
vriend van een doodzieke man. En de oncoloog
die door zijn patiënten wordt beschouwd als een
groot man, ‘een mensch’, is in zijn privé-leven
een beschaamde homoseksueel, nog altijd in de
kast, alleen in staat tot betaalde seks met jonge
Niemand valt samen met het
beeld dat een ander van hem
construeert, maar ook niet
met wie hij zelf denkt te zijn
Arabieren. Niemand valt samen met het beeld
dat een ander van hem construeert, maar ook
niet met wie hij zelf denkt te zijn. Dat is tragisch,
maar in dit geval vooral ook heel erg komisch.
Dat komt in de eerste plaats door Reza’s
taal, die de grote stuwende kracht van het boek
is en wel iets weg heeft van een vrolijke hond:
wild in de lucht springend, nauwelijks in staat
zijn enthousiasme te bedwingen. Neem deze
opening van het hoofdstuk over de spel- en
gok­verslaafde Raoul Barnèche: ‘Ik heb een klaverkoning opgegeten. Niet helemaal, maar wel
bijna. Ik ben iemand die zo ver is gekomen dat
hij in staat is om een klaverkoning in zijn mond
te stoppen, daar een stuk vanaf te scheuren, erop
te kauwen als een wildeman op een stuk rauw
vlees en het door te slikken. Ik heb dat gedaan.’
Je kunt de misère maar het best met bravoure
tegemoet treden, lijkt Reza te suggereren. Liever
een absurde held dan helemaal geen held.
Hoewel de constructie soms wat al te gekunsteld aandoet – alles is wel érg hecht met elkaar
verweven en Reza laat geen kans onbenut om
personages in elkaars leven te laten opduiken,
met als apotheose de begrafenis van een van hen
– en sommige hoofdstukken minder beklijven
dan andere, is Reza’s oog voor alles wat wrang,
gefnuikt, heimelijk, obsessief, ongewenst, pas
ontloken of lang gestorven is ongemeen scherp.
De beste scènes van de roman zijn die waar de
boel volledig ontspoort en de pen van de schrijfster zich het minst barmhartig toont. Totdat
er dan toch ineens een glimp van verlossing te
ontwaren valt te midden van de chaos. Te laat
misschien, te kort, te vluchtig, maar niettemin:
een glimp.
Eerlijk lijden
door Marja Pruis
Ze barsten in snikken uit als
in hun stamkroeg De vlieger
wordt gedraaid. Na de nodige
jenevertjes natuurlijk
Bob Bronshoff / HH
Het duurde eventjes voordat ik begreep wie er aan
het woord is, in de nieuwe
roman van Jan van Mersbergen. Er is sprake van
een ‘ik’ en een ‘hij’, en even
dacht ik dat zij één en
dezelfde persoon waren.
Zoiets kan in een zin als:
‘Volgens mij is het de eerste keer dat hij zichzelf aan
Jan van
een stoel ketent en ook de
mersbergen
eerste keer dat hij dat doet
De laatste
omdat een ander hem dat
ontsnapping
vraagt (…).’ Tot er halCossee, 219 blz.,
verwege de eerste pagina
€ 18,90
staat: ‘(…) ik vroeg hem
hoe hij zich voelde nu ze
samen op reis gingen, hij
en zijn zoon. Hij dacht lang na. Toen zei hij: Ik
ben nog nooit zo bang geweest.’
De laatste ontsnapping is een typische Van
Mersbergen. Als iemand zijn zevende roman
schrijft mag je zoiets wel zeggen. Een roman
gesteld in koele, klare taal over mannelijke
bondgenootschappen tussen knoestige zwijgers
en verholen zwelgers. Het zwijgen en het zwelgen zijn overigens onderling uitwisselbaar. Met
terugwerkende kracht past mijn aanvankelijke
verwarring over de verteller ook helemaal bij dit
naar binnen gekeerde pact. De verteller is een
zwijger, en kan zich redelijk op de vlakte houden door zich te richten op Ivan, de man die hij
leert kennen via het vriendje van zijn zoon. Ivans
geschiedenis komt op de voorgrond te staan in
deze roman, maar op een getrapte manier vertelt Van Mersbergen een ander drama, namelijk
dat van de ik-verteller.
Ivan wordt op een dag geconfronteerd met
zijn vaderschap. Deedee, zijn tienjarige zoontje, belt hem op nadat hij het nummer van zijn
vader ontdekt heeft in de telefoon van zijn moeder. De laatste ontsnapping dient zich in toon
en inhoud aan als een sociaal-realistische vertelling, maar is in feite een strakke constructie
van een kunstmatige wereld waarin zaken als
geloofwaardigheid en waarschijnlijkheid er niet
toe doen. Er wordt een decor opgetrokken, met
archetypische ankerplaatsen en dito personages.
Als de schrijver ergens níet mee bezig wilde zijn
in zijn roman, om maar een voorbeeld te noemen, dan zijn het wel vrouwen, of om preciezer
te zijn: moeders. Het gaat hier om zonen en
vaders. De moeders zijn slechts de gelegenheidsgevers op de achtergrond, schaduwgestalten,
met wie soms een beetje rekening moet worden
gehouden, of die om de tuin moeten worden
geleid.
Deedee ontdekt Ivan, en daarmee komt Ivan
ook binnen het bereik van vriendje Ruben en
diens vader, de ik-verteller. Ivan blijkt ontsnappingskunstenaar. Hij laat zich door vrijwilligers uit het publiek vastketenen aan een stoel,
er wordt een vlammetje bij gehouden en in een
race tegen de klok en het vuur moet hij zich zien
los te worstelen. Via Ivan treedt de ik-verteller
een nachtwereld binnen, de Delta genaamd, van
Jan van Mersbergen – Als de schrijver ergens níet mee bezig wilde zijn in zijn roman, dan zijn het wel vrouwen
excentriekelingen, zuiplappen en willige vrouwen. ‘Als het licht is moet je niet op de Delta
komen, vertelde Ivan. Dan kun je te ver kijken,
dan herken je de gezichten, dan staan de gevels
scheef.’
Dat nachtleven dient zich op een welkom
moment aan voor de ik-verteller, want hij is
net weggesaneerd op zijn werk en voelt zich, zo
blijkt steeds meer tussen de regels, nogal een
loser. Het feit dat hij meer thuis is, zou hem
dichter bij zijn zoon moeten brengen, maar dat
lukt hem niet echt. Er is ook nog een dochtertje,
maar – nogmaals – vrouwen doen niet mee in
deze wereld.
Met zichtbaar genoegen en merkbare ervaring vangt Van Mersbergen opnieuw de door
talloze ijskoude jenevers en biertjes gesmeerde
vriendschap tussen gewonde dieren. Ivan worstelt met heimwee naar het land waar hij vandaan komt, en pijn om de jongere broer die
in het leger verdween. De pijn ligt er bij hem
bovenop, in tegenstelling tot de pijn bij de verteller. De laatste voelt zich steeds meer tekortschieten, als vader, als echtgenoot, als werkzaam
lid van de maatschappij, en voelt zich ook nog
eens vals tegenover het eerlijke lijden van zijn
nieuwe vriend.
‘Ivan kletst niet, dat is de kern. Ik kan alles
om me heen benoemen, ik kan de krant analyseren en de oorsprong zoeken van de dingen
om me heen, een mening formuleren, dat konden mijn collega’s ook en zeker de vader van
Eefje was daar goed in, maar van mijn eigen
oorsprong en de verbondenheid met anderen
wist ik niks. Daarover kon ik net als Ivan alleen
maar zwijgen, al deed ik dat nog niet op de juiste
manier. Zwijgen omdat je niks weet is anders
dan zwijgen juist omdat je het weet.’
Mooie, precieze formuleringen, daar is Van
Mersbergen goed in. Ze staan tegenover zijn
heel dagelijkse observaties die de roman af en
toe een beetje saai maken: ‘Ze besluiten te loten.
Kop of munt. Deedee vraagt een euro aan Ivan
en als hij een muntje geeft en met zijn koffer
naar de andere kamer gaat zegt Ruben: kop.
Zijn vriendje gooit het muntje in de lucht, vangt
het op, draait het om op zijn hand. Het is kop
en Ruben mag kiezen en besluit dan toch bij de
kasten te slapen.’ Staccatozinnetjes die het verhaal een nogal slepend tempo geven, te meer
daar er voortdurend teruggrepen moet worden
in de tijd.
Tegelijkertijd is het knap hoe Van Mersbergen laveert tussen gewoonheid en drama, melodrama zelfs. Dat laatste aspect wordt door de
schrijver onderstreept door steeds een zinsnede
uit een hoofdstuk uit te vergroten tot hoofdstuktitel. Zet je die titels onder elkaar, ‘Ik wist wel dat
je zou komen’, ‘Als je overal voor wegloopt ben je
vrij’, ‘En nu hoor ik erbij’, ‘Ik mis hem, de schat’,
dan heb je bijna een lied van André Hazes. Wat
ook weer geheel in stijl is. De personages die De
laatste ontsnapping bevolken, barsten in snikken uit als in hun stamkroeg De vlieger wordt
gedraaid. Na de nodige jenevertjes natuurlijk.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 59
Wat als ik moet
overgeven?
Kotszakje van Philippine Airlines
door Nina Polak
In 2002 ontdekten onderzoekers aan Harvard een
gen dat een cruciale rol
speelt bij angstig gedrag.
De media spraken van
het ‘Woody Allen-gen’. De
Amerikaanse
journalist
Scott Stossel schreef het
uitgebreide boek My Age
of Anxiety, over zijn ervaring met de pathologische
Scott Stossel
angsten waaraan hij al zijn
My Age of Anxiety:
hele leven lijdt. En inderFear Hope Dread
daad, als de welbespraakte
and the Search
Stossel zijn dwangmatige
for Peace of Mind
gedachtegangen beschrijft,
Knopf, 416 blz.,
€ 21,99 (de verta- klinkt hij af en toe als
Woody Allen. Zijn doorgeling verschijnt in
draaide ‘wat als’-redenemei bij De Bezige
ringen zijn even tragisch
Bij, onder de titel
Mijn tijdperk van als absurd.
Wat als ik deze keer
de angst)
geen paniekaanval heb,
zoals de vorige 782 keer?
Wat als ik nu eens echt ziek
ben? Wat als het een hartaanval is? Kalm blijven. Doe je oefeningen. Oké, ik ben kalm. Maar
dat het de vorige 782 keer een paniekaanval was,
hoeft nog niet te betekenen dat het nu weer zo
is! Ik moet hier weg!
Zo gaat het er ongeveer aan toe in het hoofd
van Stossel. Behalve dit soort paniekaanvallen
heeft hij verlatingsangst, smetvrees, vliegangst,
sociale angst en een dodelijke angst om over
te geven – dat laatste lijkt veel van die andere
angsten te dicteren. Wat als hij moet overgeven
in het vliegtuig? Wat als zijn medepassagiers dat
zullen zien? Wat als...
Die angsten bezorgen hem chronische buikklachten, waardoor Stossel ook nog voortdurend
vreest de controle over zijn darmen te verliezen.
Het blijkt een van zijn weinige gegronde vrezen;
een aanzienlijk deel van het boek is gewijd aan
zijn obsessie met zijn spijsvertering en ­anekdotes
die verklaren hoe dat komt. In een pijnlijk intermezzo herinnert Stossel zich de keer dat hij te
gast was bij de Kennedy’s, buikkramp kreeg en
een toilet deed verstoppen en overstromen. (Uit
zijn toon is moeilijk af te leiden of we het horror
of slapstick moeten vinden, of beide.)
Vanaf zijn tiende heeft de auteur alles geprobeerd wat de psychiatrie te bieden had en nog
steeds is hij in therapie en gebruikt structureel
verschillende soorten medicijnen (en spiritualiën). Het verzacht, maar niets heeft hem tot nu
toe van zijn angsten kunnen ‘genezen’. My Age
of Anxiety presenteert hij dan ook vooral als een
poging om zijn toestand, waarvoor hij zich altijd
60 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
tot in het extreme geschaamd heeft, te accepteren. Een soort coming out.
Stossel verweeft zijn ervaringen met wat hij
aan kennis heeft opgedaan over angst. Het boek
bevat naast een rijke medische en farmacologische geschiedenis en recente wetenschappelijke
inzichten ook een hoop cultuur-, literatuur- en
filosofiegeschiedenis. Dat maakt het tot een
soms wat onoverzichtelijke vergaarbak, maar de
auteur is zich daarvan bewust. Die rommeligheid lijkt zijn punt te dienen.
Angsten als die van Stossel worden tegenwoordig namelijk vooral gezien als psychiatrische ziekten – angststoornissen zijn momenteel
de meest voorkomende psychische stoornissen
– maar dat is een relatief recente ontwikkeling.
De diagnose bestaat pas dertig jaar. Eerder – en
nog steeds – is angst beschouwd als een filosofisch probleem (Plato, Spinoza), een spirituele
toestand (Kierkegaard) en een culturele conditie (Auden, Camus).
Die definitiekwestie is wat Stossel interesseert. En daarin is hij niet alleen. De Neder-
Stossel was een keer te gast
bij de Kennedy’s, kreeg
buikkramp en deed een toilet
verstoppen en overstromen
landse psychiater Damiaan Denys, die puur
breingeoriënteerde behandelingen biedt tegen
angst, ging onlangs het theater in met de voorstelling Wat is angst?, waarin hij het fenomeen
behalve vanuit de neurowetenschap ook vanuit
allerlei andere hoeken benadert.
Op verontwaardigde toon begint Denys zijn
monoloog met de constatering dat we leven in
een angstcultuur, waarin we – om maar iets te
noemen – op elk vliegveld met debiele plastic
zakjes klooien omdat er in Londen ooit iemand
is aangehouden met explosieve vloeistoffen.
Later legt hij kalmpjes, in medisch Latijn, uit
hoe angst in onze hersenen werkt. Zijn conclusies zijn die van een breinwetenschapper, hij is
sceptisch over de vrije wil, maar de filosoof die
Denys ook is lijkt daarmee toch niet helemaal
genoegen te nemen.
Wat angst precies is, is ook als het aan Stossel ligt niet op één gebied aan te wijzen. Weten
dat het oncontroleerbare trillen en zweten op
zijn eigen bruiloft wordt veroorzaakt door een
ongelukkig pakket met genen en een verstoorde
breinchemie is niet genoeg. Het helpt hem de
meest effectieve pillencocktail te bepalen, maar
Stossel – daarin inmiddels bijgestaan door zijn
zoveelste therapeut, een psychoanalyticus – wil
weten wat zijn angst betekent. (En of hij er misschien iets aan heeft.)
Denys begint zijn voorstelling in alleen een
hemd, vertellend over zijn gezin. Stossel onderwerpt zich aan een diepgravend zelfonderzoek.
Hij voert zijn lezer mee naar de krochten van
zijn geest. Dat is even vaak verhelderend als
ergerlijk. Iemand die de intensiteit van zijn
gevoel niet kent kan moeilijk met hem meegaan
als hij voor de zoveelste keer, als een Woody
Allen on speed, een van zijn irrationele angst­
spiralen uitspint.
Het lijkt dollemanspraat in een verder erudiet en slim boek. En eigenlijk is dat ook juist de
combinatie die het interessant maakt. ‘Put your
anxiety about the book in your book’, raadt zijn
therapeut Stossel aan. De man begrijpt dat het
zijn patiënt, en vele, vele anderen, zal helpen om
voor hun angsten uit te komen en het stigma te
trotseren dat bevestigd wordt door de geïntrigeerde maar geërgerde lezer.
Een poging tot emancipatie dus, want angst
is niet van de psychiatrie, niet van de filosofie en
niet van de kunst. Angst is van ons allemaal. In
Nederland wordt het aantal klinische gevallen
op 1,1 miljoen geschat. Net als Denys laat Stossel
zien hoe angst ons momenteel als geen andere
stoornis confronteert met de vraag waar de
grenzen en verbanden liggen tussen een maatschappelijk verschijnsel, een tijdgeest en psychiatrische (over)diagnose.
Auschwitz,
alzheimer en alcohol
door Cyrille Offermans
Hans van Rhoon / HH
De titel lijkt niet erg sterk.
Overal en altijd weer,
dat klinkt vaag, mat en
afstandelijk. Een zekere
afstand, blijkt al gauw,
zit in alle dimensies van
het boek, allereerst in de
vertelwijze. De verteller, een Braziliaanse man
van tegen de veertig, alter
ego van Michel Laub,
Michel Laub
Overal en altijd weer blikt terug op zijn leven,
dat van zijn vader en zijn
Vertaald door
Harrie Lemmens, grootvader, maar lijkt niet
in staat dat op samenhanAnthos, 178 blz.,
gende manier te doen. In
€ 17,95
korte, sterk gefragmenteerde tekstblokjes maakt
hij omtrekkende bewegingen die hem telkens opnieuw in de buurt van
een paar cruciale, kennelijk traumatiserende
data brengen, waarvan zowel de aard als hun
samenhang pas gaandeweg enigszins duidelijk
wordt. Die tastende, uitwijkende, omcirkelende,
dan plotseling op een detail inzoomende vorm
geeft het boek iets traags en ongrijpbaars, maar
dat lijkt ook precies de bedoeling: het is de perfecte manier om die ‘overal
en altijd weer’ terugkerende
oerervaringen van zowel
de verteller, de vader als de
grootvader er ook bij de lezer
in te hameren.
Dat Auschwitz het oertrauma is dat de andere trauma’s heeft uitgelokt, is van
meet af aan duidelijk. Maar
tegelijk blijft Auschwitz op
grote afstand. ‘Mijn grootvader praatte niet graag over
het verleden’, luidt de openingszin van het boek, en dat
blijkt nog zwak uitgedrukt.
Geen van de drie hoofdfiguren – grootvader, vader, verteller – krijgt in het boek een
naam, alle drie zijn slachtoffer van Auschwitz, uiteraard
in sterk wisselende gradaties, al verdwijnt dat woord
tegen het einde van het boek in het slappe, alles
en niets verklarende eufemisme ‘het menselijk
tekort’. De overheersende vraag voor de zoon
luidt: hoe daaraan te ontkomen, hoe een eind te
maken aan dat ellendige ‘overal en altijd weer’?
Grootvader behoort tot de overlevenden,
‘het slachtvee’, dat in 1945 per boot in Brazilië
aankomt, in de hoop daar een nieuw leven te
gestoord wordt wanneer hij alleen wil zijn’. In
talloze lemma’s is sprake van die ‘strengste hygiënische procedures’, besmetting door het nazistische virus dreigt altijd en overal weer, zo ook
in ‘ziekenhuis’, waarvan ik de gruwelijke slotzin
citeer: ‘In het ziekenhuis zijn geen problemen
die de rust van de echtgenoot van de zwangere
vrouw kunnen verstoren, wier kind de continuïteit en liefdevolle schenking tussen de twee zal
bezegelen, wanneer hij liever door de gangen
loopt of naar huis gaat en daar alleen blijft.’
Dit is geen zwarte humor en geen absurdistisch cynisme, het is de dichtgemetselde verbale
verdedigingslinie van iemand die altijd en overal
weer bestookt wordt door de demonen uit het
verleden. Het zal niet verbazen dat grootvader,
die ‘ten behoeve van zijn gezondheid en rust niet
gestoord mag worden wanneer hij alleen op zijn
kamer is’, ten slotte zelfmoord pleegt boven zijn
geschriften. Zijn zoon, de vader van de verteller, veertien jaar oud op dat moment, treft hem
daar aan. Het zal zijn verdere leven tekenen. Hij
gaat meteen na de dood van zijn vader werken,
wordt welgesteld, is vol van het jodendom en
heeft het tot vervelens toe over Primo Levi’s Is
dit een mens. Maar dat leidt bij de verteller tot
een groeiende afkeer van zijn vader en van alles
wat met joden, het nazisme en de kampen te
maken heeft.
Gekweld wordt de verteller vooral door
schuldbesef: hij heeft op zijn dertiende samen
met een stel joodse klasgenoten een niet-joods
vriendje (‘een vuile kutgoj’) tijdens diens verjaardag bijna een doodsmak laten maken, een laffe
daad die hem in zijn dromen
blijft achtervolgen. De suggestie is duidelijk: de collectieve
lafheid van deze kinderen is
verwant met het collectieve
antisemitisme van weleer.
Nu wordt de verhouding van
de zoon met zijn vader echt
problematisch: hij wil naar
een niet-joodse school. Ook
raakt hij – let wel: hij is veertien – aan de drank en wordt
gewelddadig, als gevolg waarvan hij, hoewel inmiddels een
tamelijk succesvol journalist
en schrijver, zijn leven volledig ruïneert. Na de zoveelste
mishandeling stelt zijn derde
vrouw hem voor een ultimatum: ophouden met drinken
of het is gedaan met hun verSynagoge Kahal Zur Israel, de eerste synagoge van de Amerika’s houding. Het boek eindigt
hoopvol. Met zijn vader heeft
hij, vlak voor diens geheugen door alzheimer
wordt onttakeld, eindelijk weer, als op zijn veerDit is de dichtgemetselde
tiende, een vertrouwelijk gesprek. Ook besluiten
verbale verdedigingslinie van
zijn vrouw en hij een kind te willen en daarmee
iemand die bestookt wordt
‘het menselijk tekort’ achter zich te laten. Of
door demonen uit het verleden dat lukt blijft uiteraard ongewis, het boek van
Michel Laub laat me ook na twee keer lezen niet
met rust.
kunnen beginnen. Die gedachte moet een obsederend en verlammend effect op hem hebben
gehad, en evenzeer op zijn omgeving. Hij wordt
een man zonder verleden. De verteller heeft
hem nooit gekend, zijn vader nauwelijks, aangezien grootvader zelfmoord pleegde toen vader
veertien was. Ook de lezer weet bijgevolg vrijwel niets over hem. Maar met terugwerkende
kracht wordt dat fatale einde overduidelijk aangekondigd in de zestien schriften die groot­vader
vooral tijdens de laatste jaren van zijn leven
heeft ‘volgekriebeld’.
Die schriften zijn hoogst curieus. Ze hebben een autobiografische inslag, maar bevatten
niets, tenzij indirect en in verdrongen vorm,
over Auschwitz, hoewel daar zijn hele familie
is uitgeroeid. Ook niets over de bootreis naar
Brazilië of zijn eerste indrukken van het land.
De autobiografie gaat schuil in een streng encyclopedische opzet. Grootvader is allesbehalve
een verteller. Zijn schriften bevatten uitsluitend
‘objectieve’, wetmatig geformuleerde lemma’s –
het begint met ‘melk’, ‘haven’, ‘bagage’ – over hoe
alles zou moeten zijn. Het zijn stuk voor stuk,
verspreid over het boek, verbijsterende teksten,
gedicteerd door een dodelijk verwonde geest op
zoek naar beschutting, veiligheid, zekerheid.
Bij ‘echtgenote’ – we weten dan al dat zij
nooit over haar man sprak, ook dat zij zich ter
wille van hem tot het jodendom heeft bekeerd
– lezen we onder meer: ‘persoon die zich belast
met het huishouden, er zorg voor draagt dat de
strengste hygiënische procedures in acht worden genomen en ook dat haar echtgenoot niet
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 61
Klavers
Kent u het Reestdal? Drie vak. huizen in
stil natuur-gebied.
www.kunstduo.nl 0528-391317
----------------------------------------------------------------8 KM zuidelijk. v. MAASTRICHT Idyllisch gelegen kunstz. boerenhuis 2-4 pers.
www.vakantiehuisjebijmaastricht.nl
-----------------------------------------------------------------
vakantie
(buitenland)
-----------------------------------------------------------------
jan rothuizen
vakantie (binnenland)
----------------------------------------------------------------TWENTE Karaktervol vakantiehuis op
oud boerenerf: www.hetotman.com
----------------------------------------------------------------Vak.huisje 5 p met tuin bij Oldambtmeer,
bos en waddengebied. Info; res.
www.Koetshuisje.com
----------------------------------------------------------------Kom tot rust in onze primitieve boerderij
in Friesland. Gelegen aan de zandweg met
een weids uitzicht over het boerenland.
Ideaal voor buitenmensen, gezinnen,
natuurliefhebbers.
www.villafluitenkruid.blogspot.com
----------------------------------------------------------------Heerlijk vakantiehuis, 5 p, met zonnige
bostuin. Op grens Utr. Heuvelrug/rivierengebied.
www.vakantiehuis-debosbes.nl
----------------------------------------------------------------Even helemaal weg uit de stad? Te huur:
leuk boerderijtje in Friesland, vrij gelegen
tussen de weilanden, eenvoudig maar van
alle gemakken voorzien.
www.boerderij.inthelowlands.info
Schitterende plek aan de voet van de
Pyreneeën, sfeervolle chambres- et table
d’hôtes, heerlijk en eerlijk eten, 50 km van
Toulouse. www.loustal.eu
----------------------------------------------------------------Beleef UMBRIË app. t.h. in onze 18deeeuwse boerderij bij Orvieto.
www.polmone.org
----------------------------------------------------------------Italië, la grande bellezza: in de bergen, aan
rivier, vlakbij Midd. Zee, t.h. ons vakantiehuisje. www.huisjeitalie.com
----------------------------------------------------------------Van april t/m nov is ’t heerlijk toeven in ons
Droomhuis op de Peleponnesos.
Uitzicht op zee en bergen.
www.grieksvakantiehuis.nl
----------------------------------------------------------------Rust, ruimte en natuur in ZW-Ierland.
Huisje voor 2 pers.
www.onzegezelligetigin.nl
----------------------------------------------------------------Smaakvol ingerichte boerderij in Umbrië
bij Todi. ruim huis met privé zwembad en
mooi uitzicht rondom. grote tuin, goed
ingerichte keuken, 4 ruime sl.k., 2 badk.
pizzaoven, sat.TV. ook prettig in voor- en
najaar; goed te verwarmen.
www.casavalleverde.nl
----------------------------------------------------------------ITALIË, in alle jaargetijden in Toscane, bij
Volterra. Tussen Pisa, Florence en Sienna.
KAARTEN VAN € 18,- TOT € 48,VIA DE CONCERTGEBOUWLIJN
0900-671 83 45 (10-17 U,
€1,- P/G), WWW.ORKEST.NL
OF PHILHARMONIE HAARLEM
023-512 12 12 (MA-VR, 10-14 U)
Dvorˇák
Symfonie 7
En ook:
Saint-Saëns
Celloconcert 1
Dima Slobodeniouk, dirigent
Quirine Viersen, cello
vr 7 maart 2014
Philharmonie Haarlem
za 8, ma 10 maart 2014
Het Concertgebouw
WWW.ORKEST.NL
62 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Authentieke boerderij op 4 ha, voor één of
twee families. Vloerverwarming en open
haard. Grote zwemvijver. Prachtig wandelgebied. Groot en klein huis
www.loghino.nl
----------------------------------------------------------------Sol Vino Tapas Cultura y Granada
www.alcandora.nl Liesbeth en Willem
----------------------------------------------------------------Rondreis Tibet, cultuur, natuur, kleine
groep. www.tibetreis.com
----------------------------------------------------------------RUST in midden Algarve.
www.casakinetica.com
----------------------------------------------------------------Casa di Basanni is Noord-Italiaanse &
Zuid-Franse charme. www.casa-cult.com
----------------------------------------------------------------BERLIN Friedrichshain, ons appartement in voorm. schoolgebouw Max Kreuziger. Info: M 06 55386954
[email protected]
----------------------------------------------------------------Paradijselijk Z.-BOURGONDIË, huis aan
riv. Tot 19/4, mei/juni. €395,www.huisinbourgondie.nl. 06-10825016
----------------------------------------------------------------Groen en kleinschalig kamperen bij
Nederlandse wijnmaker in Toscane.Rust
en ruimte, eigen zwemwater, schaduw en
zon! www.icommedianti.nl
----------------------------------------------------------------MOOI 18e EEUWS FRANS LANDHUIS
met zwembad in paradijselijke omgeving
te huur. www.chassenat.com
----------------------------------------------------------------kijk: www.rieslingtochten.nl
----------------------------------------------------------------Kijk! Provencaals huis bijz ligging naast
rivier. www.lereveprovencal.com apr-jun
€575 jul-aug €975 p.w.
----------------------------------------------------------------Te Huur in Midden Portugal, Tomar,
verbouwde boerderij bij stuwmeer Rio
Zezere. www.balanchinho.nl
----------------------------------------------------------------Bretagne-Z huis met tuin 2/3 p.vrij: 19/410/5 en na 20/9 Cultuur, stilte, oceaan
www.mijnhuisinbretagne.nl
----------------------------------------------------------------Hongarije-Zuid bij Pècs te huur ons uniek
huis op unieke plek. Rust ruimte cultuur
wandelen. Laatste weken.
Kijk op www.csarda.nl tel 050-5253330
----------------------------------------------------------------Aan de rand van de Franse Pyreneeën
(Ariège) tussen Toulouse en Andorra gîte
met prachtig uitzicht voor 350 tot450 p.w.
www.lebartie.com
----------------------------------------------------------------Drôme Zuid-Fr. mei–sept. Aangename,
ruime, zelfst. gîte. Echt stil en mooi zicht.
2 pers. www.detweeberen.nl
----------------------------------------------------------------Heerlijk familiehuis op grens IT/FR nabij
Nice airport, bij rivier en zee
www.ciantri.com
----------------------------------------------------------------Verstilde dorpjes, hartelijke Italianen.
www.lucertola.nl
-----------------------------------------------------------------
diensten
-----------------------------------------------------------------
Vakvrouwen! Drie meubelmaaksters en
een timmervrouw bieden vakwerk op
maat. Voor inspiratie en mogelijkheden:
www.vakvrouwen.com of 020-6827614
----------------------------------------------------------------Cilia Prenen Tuinadvies en Ontwerp.
DOMWEG GELUKKIG IN DE ACHTERTUIN 020-6837762
www.ciliaprenen.nl
Hulp nodig bij de aangifte Inkomstenbe-
lasting, voorlopige teruggave of aanvraag
toeslagen? Bel 06-27024869 of ga naar:
www.hornbilladvies.nl
----------------------------------------------------------------Voor al uw schilderwerk – binnen en buiten. Gratis offerte. Scherpe prijzen. Bel
Katja 0615064622
e-mail: [email protected]
----------------------------------------------------------------Uw levensverhaal op schrift voor kinderen
en kleinkinderen? U vertelt, Ingrid Gouda
Quint schrijft. www.goudaquint.nl
-----------------------------------------------------------------
divers
-----------------------------------------------------------------
100 jaar WOI. Fietsen & WOI. Een waardige herdenking langs het front.
www.fietstochtenXL.com
----------------------------------------------------------------Frans sprekend stel voor exploitatie van
restaurant/bar met kamers in authentiek
dorpje in dept Loire (42). info 0643368073
-----------------------------------------------------------------
cursussen
en coaching
-----------------------------------------------------------------
www.fotoworkshopdordogne.nl
----------------------------------------------------------------DESKUNDIGE COACH biedt uitkomst
bij loopbaanvragen, stressklachten en
burnout. www.tanyadewit.nl
----------------------------------------------------------------Free from inner constraints in 10 days.
www.corelife.nl
----------------------------------------------------------------Inspirerende schildercursus in prachtig
atelier vlakbij Vondelpark door beeldend
kunstenaar Helga Kos. Kennismakingsles
mogelijk. www.atelierdekraamkamer.nl
[email protected]
----------------------------------------------------------------Repair yourself! www.amat-studio.com
----------------------------------------------------------------(Gz-)psycholoog en filosoof met ruim
25 jaar ervaring, voelt zich niet thuis in
de hokjesgeest van het huidige gezondheidszorgsysteem en biedt zich aan voor
coaching en counseling in eigen praktijk
te Amsterdam, en als gesprekspartner bij
levensvraagstukken.
www.wenjavandermeulen.nl
-----------------------------------------------------------------
lezersaanbieding
-----------------------------------------------------------------
Jong talent en zangers v.h. Nederlands
Kamerkoor en Cappella Amsterdam olv
Kaspars Putnins. 28/2 Den Haag, 1/3
Utrecht, 2/3 Rotterdam. Bruckner, Xenakis, Vasks e.a. €5 (code: GROENE) MeestersEnGezellen.nl
-----------------------------------------------------------------
vertier
-----------------------------------------------------------------
Kleinkunst voor de denkende mens: ‘Alledaagse zaken ANDERS benaderd’. In uw
huiskamer? www.neufneuf.nl
-----------------------------------------------------------------
huisvesting (aangeboden)
----------------------------------------------------------------Rustige werkplek in hartje Amsterdam te huur, € 306 p/m.: 4 x 3,5 meter,
met uitzicht op grachtentuinen. Tel.
06-24722359.
----------------------------------------------------------------Pied à terre Oud-Zuid. Time-sharing.
Rustige studio bij concertgebouw.
[email protected]
-----------------------------------------------------------------
Kijk ook naar onze klavers
online! U kunt uw Klavers
alleen online aan­melden
www.groene.nl/klavers
NV Weekblad De Groene Amsterdammer
Onafhankelijk weekblad sinds 1877
Postbus 353, 1000 AJ Amsterdam
Singel 464, 1017 AW Amsterdam
[email protected]
groene.nl
Redactie 020.524 55 24
Administratie 020.524 55 55
Religie
Vertrouwelijke informatie kunt u ook
naar ons sturen via publeaks.nl
­
Yad Vashem
jan rothuizen
Redactie
Xandra Schutte (hoofdredacteur),
Evert de Vos (redactiechef ), Hassan
Bahara, Margreet Fogteloo, Koen
­Haegens, Rutger van der Hoeven,
Irene van der Linde, Roos van der
Lint (kunst), Marja Pruis ­(Dichters &
Denkers), Aukje van Roessel, Monique
Samuel, Casper Thomas, Joost de
Vries (Dichters & Denkers), ­Trinette
Koomen ­(secretariaat), Liesbeth Beneder
(secretariaat), Jakob Jan Kamminga
(stagiair)
Eindredactie Rob van Erkelens,
Hugo Jetten, Jorie Horsthuis
Vormgeving Christine Rothuizen
(ontwerp)
Beeldredactie Simone Berghuys,
Floor Koomen
Webredactie Katrien Otten, Lennart Brans
(stagiair)
Administratie
Fatima Leeuwenberg (office manager),
Heleen de Waard, Eva Weller, Leon
Smits (abonnementen), ­Jacqueline Wolf,
Anil Goksun (financiën)
Advertentie-acquisitie
Tiers ­Bakker, Igor Bijlsma, Hans Boot,
­Pieter Wolter, 020.524 55 11/12
[email protected]
Abonnementenwerving
Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar,
Esmee Meertens
Abonnementenadministratie
020.524 55 55
[email protected]
Abonnementsprijzen
Nederland en België:
per jaar € 181,-, per half jaar € 95,-,
per kwartaal € 50,-, studenten­
abonnement per 4 weken € 10,-.
Overige landen prijzen op aanvraag.
Online abonnement per jaar € 68,-.
Losse nummers € 4,50.
Rekeningnummer abonnementen
NL65TRIO0198496176
Druk Senefelder Misset, Doetinchem
Gesproken en digitale versie
Loket aangepast-lezen 070.3381500
Hieronder nog een nuancering op
het artikel van Herman Vuijsje (De
Groene van 6 februari):
1. Het Drentse gehucht/buurtschap Nieuwlande is ‘niet het
enige geval waarin een hele dorpsgemeenschap onder de Rechtvaardigen werd geschaard’. Immers
de commune Le Chambon-surLignon (Haute-Loire, Fr), haut
lieu Huguenot, kreeg eveneens een
collectieve onderscheiding, evenals 65 van zijn inwoners. Tot en
met 2004 waren in Frankrijk als
geheel tweeduizend YV’s uitgereikt
– dit ter vergelijking met de 5300
in Nederland.
2. Onder de onderduikers in
Nieuwlande waren veel joodse
kinderen, die via de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg
met de trein naar Hoogeveen en
daarna met boerenkar of auto bij
gezinnen in het streng gereformeerde ‘Dorp dat zweeg’ werden
ondergebracht. Anders dan in het
veraf gelegen Le Chambon vonden
in Nieuwlande herhaaldelijk razzia’s plaats, onder meer vanuit het
Hollandse Veld, een broeinest van
Nederlandse SS’ers. De dapper­
heid van de Nieuwlanders kan
daarom niet hoog genoeg worden
gewaardeerd.
In dit verband mag de naam
Ondertussen op groene.nl
Woensdag Het nieuwe
nummer Donderdag
Agenda Film Economie
Vrijdag Niña Weijers Boek
van de week Column Rob van
Erkelens Zaterdag Media
Marja Pruis leest Zondag
In de wereld Opheffer
Maandag Nadia Ezzeroili
De vijf beste videoclips
Dinsdag Commentaar
van de gefusilleerde verzetsstrijder
Johannes Post niet ontbreken.
(projecten.obhoogeveen.nl/
nieuwlande/nieuwlandeinoorlogstijd05.htm)
J.J. van Oostendorp,
Rotterdam
Koude Oorlog
‘Afgezien van de Amerikaanse
oorlog in Vietnam en de aanval
van de Sovjet-Unie op Afghanistan
is de Koude Oorlog, van 1949 tot
1989, misschien wel de vreedzaamste periode die de moderne
mensheid gekend heeft’, schrijft
H.J.A. Hofland (De Groene van
19 februari). Dat getuigt van een
enigszins beperkt blikveld. Vooral
in Afrika werd de Koude Oorlog in
deze periode buitengewoon heet.
De bloedige conflicten in bijvoorbeeld Angola, Mozambique, Ethiopië, Somalië, Zuid-Rhodesië en
Zaïre hadden tenslotte alle direct
of indirect verband met de strijd
om invloedssferen tussen de twee
grote machtsblokken.
Peter Vermaas, Parijs
Gedicht
In haar column Weet je nog refereert Marja Pruis aan een gedicht
van Gerrit Kouwenaar – ‘iets met
regen en dat je altijd hoopt dat ze
niet te nat worden, of te koud, hoe
vind je zoiets terug’ (De Groene
van 20 februari). Ik dacht meteen
aan een gedicht dat boekhandel
Godfried aan de Amsterdamse
Koninginneweg jaren geleden
een aantal weken als fond in zijn
etalage had liggen – een gedicht
van Bert Schierbeek, direct terug
te googelen op de zoektermen
‘Schierbeek’ en ‘Als het regent’. Ik
herinner me dat ik zo’n twintig
jaar terug regelmatig even voor die
etalage bleef staan om het gedicht
in me op te slaan. Zo kun je iets
terugvinden door het bijna terloops in een column te noemen.
Bob de Jong, Italië
Met veel interesse heb ik het
artikel van Robert Dulmers gelezen (De Groene van 13 februari).
Helaas kwam ik ook hier weer
tegen dat in wezen bij bijna alle
conflicten religie een zeer grote
dan niet de hoofdrol speelt. Het
begint met een sociaal verschil,
ook vaak gebaseerd op religieuze
meerder- en minderheden, en
escaleert vervolgens in een, voor
in ieder geval mijzelve, zeer primitieve reactie, waar vervolgens
de religieuze autoriteiten in eerste
instantie hun mond dichthouden, en als het helemaal dreigt te
ontsporen hun grote bezorgdheid
uitspreken. Nog nooit heb ik een
duidelijke veroordeling van hun
eigen zich misdragende clubje
gehoord! Even voor de duidelijkheid: van geen enkele religieuze
club. Wordt het niet zo langzamerhand tijd om in de 21ste eeuw
eindelijk eens van religie in z’n
algemeenheid af te stappen? Ik
begrijp dat dit een utopie is, maar
ik ben ervan overtuigd dat het in
ieder geval een stapje in de goede
richting is. Laten we eens beginnen in ons eigen landje, weg met
alle bijzondere scholen, waarom
moet ik betalen voor andermans
primitieve ideeën die zoveel ellende veroorzaken? In feite zouden de
leiders van deze religieuze gekten
vervolgd moeten worden als leiders van een criminele organisatie,
wat overigens door Amerika en de
extreme moslims al gedaan wordt.
Helaas hebben beide partijen niet
door dat zij de hoofdrolspelers
zijn.
Kortom, zolang er religie is,
blijft het shit.
D.J. Bos
Plaats een
klavertje
groene.nl
U kunt uw ingezonden brief van maximaal
400 woorden sturen naar [email protected]
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 63
Sciencepalooza
Stakende stemmen
Stelt u zich een prototype econoom
voor. Op welke partij gaat zij stemmen
voor de gemeenteraadsverkiezingen?
Die vraag is onzinnig – zo’n econoom
gaat niet stemmen. Zelfs als het erom
spant, zoals dit jaar in Amsterdam
tussen D66 en de PvdA, is de kans
verwaarloosbaar dat haar stem de
doorslag geeft. Nederland telt nogal
wat economisch denkenden, gezien
de opkomst bij de gemeenteraads­
verkiezingen. In 2010 nam de helft van
de kiezers niet de moeite om hun stem
uit te brengen.
Stemmen is ook hopeloos ouderwets, zoals David Van Reybrouck vorig
najaar betoogde in Tegen verkiezingen. Van zeventien miljoen mensen
wordt verwacht dat ze vier jaar lang
de besluitvorming volgen, opdat ze
eenmaal het bolletje van hun keuze
rood mogen kleuren. Terwijl we voor
ieder dansje en elke mol op televisie
kunnen stemmen, we gezamenlijk
een Koningslied schrijven en dagelijks gepolst worden over het aantal
medailles dat Nederland had moeten
winnen, proberen we onze directe
omgeving in te richten door ons te
bepalen tot één partijprogramma. Dat
is alsof je op een package deal van
vierhonderd stellingen met ja of nee
moet antwoorden – een begrafenis
van een bekende ‘liken’ is nog genuanceerder.
De vraag waarom de helft van
de mensen wel gaat stemmen is
gerechtvaardigd. Overschatten ze
hun kansen, zoals bij de aanschaf van
een kraslot? Een iets minder cynische
reden is dat zelfs economen wel eens
naar het café gaan en zich daar tegenover vrienden moeten verantwoorden.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat
‘kunnen zeggen dat je gestemd hebt’
inderdaad een zwaarwegende reden
is om te gaan stemmen. Met een even
grootschalig als vernuftig experiment
tonen vier economen aan dat mensen
er gemiddeld vijf à vijftien dollar voor
over hebben om dat te kunnen zeggen.
De onderzoekers verspreidden
gericht 13.500 folders in een Amerikaanse wijk, waarin bekend was
welke huishoudens bij de voorgaande
verkiezingen waren gaan stemmen
en welke niet. Een deel van de folders
kondigde aan dat er de volgende dag
een onderzoeker langs zou komen met
een vragenlijst van tien minuten over
stemgedrag. In sommige folders werd
daarvoor tien dollar beloofd, in andere
niet. In de helft van de folders stond
dat de survey maar twee minuten zou
duren als de deelnemer niet gestemd
had.
Die laatste toevoeging geeft een
stemmer een prikkel om te liegen: dan
duurt het interview korter. Door in de
willekeurig samengestelde foldergroepen te vergelijken of de deur open ging
en wat er geantwoord werd, konden
de onderzoekers bepalen hoeveel
geld men gemiddeld over had om te
kunnen zeggen gestemd te hebben.
Van de niet-stemmers beweerde 52
procent wél gestemd te hebben. Met
de folder over de kortere survey loog
maar 41 procent; de anderen gaven
dus toe niet te hebben gestemd. Van
de stemmers daarentegen loog maar
twee procent meer dat ze niet hadden
gestemd, als daardoor het interview
korter duurde. Daaruit blijkt dat
mensen graag zeggen dat ze gestemd
hebben. Die conclusie controleerden
de onderzoekers nog door één dag
voor de verkiezingen de boodschap te
verspreiden dat er iemand langs zou
komen met vragen over stemgedrag.
Inderdaad ging daardoor 1,3 procent
meer mensen stemmen.
Is zo onze democratie nog te redden – door te dreigen met ondervraging? Misschien moeten we het
onszelf nog lastiger maken, zoals Van
Reybrouck voorstelt. Hij wil door loting
laten bepalen wie volksvertegenwoordiger wordt. Een klein aantal kiezers
krijgt daardoor gegarandeerd invloed,
maar moet daar veel moeite voor
doen. De blasé econoom neemt dat op
de koop toe – als ze weet dat ze zich
daarna in het café moet verantwoorden voor haar keuzes.
Door Eva van den Broek
Beeld Femke van Heerikhuizen
Cryptogram 3215
Henk Jongebloed
Horizontaal - 1. Eet een appeltje voor de dorst van een ander (15)
8. Vliegt hoorbaar langs een rechte weg (8) 9. Little dear mother, are you
really dead? (6) 10. Het hart van de haven ging men heen (15) 11. Wat geld
geven en het loket sluiten (11) 12. Starten en varen (4) 13. Kan licht breken in
de leescorner (10) 16. Zal dus wel niet van haar wezen (3) 19. Transportwerk
voor ze de lucht in vliegen (8) 20. Een Frans acteur in balans (6) 21. Een
dorp in hedendaagse staat (6) 22. Iedereen komt uit op een glorieus stukje
ruimtevaart (7)
Verticaal - 1. Snel naar voren en vuren! (15) 2. Over een groot gebied gaan
liggen (11) 3. Wat er gezegd wordt door beursmensen is niet helemaal ABN
(15) 4. Het was een kei uit Duitsland! (8) 5. Bij scharrelen hoort gedonder!
(8) 6. Verbeet zich in een cel!? (15) 7. Knokkerij tussen dakdekkers achter de
schermen (10) 14. De kat doet het lekker tegen de boom aan (5) 15. Dit bewijs
van ontvangst kan men zo afstoten (6) 17. Kaart voor buitenlandse reizen (4)
18. In deze historische tijd was er heel wat strijd (4)
Oplossing cryptogram 3214
Horizontaal - 6 in-loop-spreekuur, 9 type-fout, 10 Mal-eis,
11 gezichtsverlies, 13 rond-hangen, 15 Agio, 16 inslager (die inslaat),
18 motief, 20 UvA (in host), 21 de -generatie, 22 regenbode (anagr.), 23 boer.
Verticaal - 1 bitter-garnituur, 2 klap-rozen, 3 conflict-haarden,
4 december-nummer (12), 5 bun-deling, 7 Pet-Rus, 8 (iets) rots, 12 stoof-peer,
14 geroerd, 17 slaag, 19 int-r-o.
64 De Groene Amsterdammer 27.02.2013
Perquin
Boven
Op de zolderverdieping van mijn huis is na een
lange periode van allesdoordringend lawaai
een bescheiden mistbank ontstaan. Ik zie het
wanneer ik halverwege de ochtend boven kom,
met koffie en gevulde koeken, voorzichtig over
groot en vervaarlijk ogend gereedschap heen
stappend. De kleine kamer die er eerst niet
was blijkt in nevelen gehuld, alsof de ruimte in
zijn geheel is ontrukt aan het rijk der fabelen
en er elk moment een eeuwenoude entiteit
uit tevoorschijn kan komen, wakker gemaakt
door het kabaal van mensen en machines. Een
opening naar een ander universum. Gelukkig
duikt ergens in het midden van de mistbank
Gijs op en zegt iets dat ik, door het kapje over
zijn mond, niet versta. Het klinkt als ‘zwabben
voor behobte griezen’. Dat zou het trouwens
best kunnen zijn, bedenk ik. Men wéét het
gewoon nooit, met klussende mannen. Uitnodigend hou ik de koffie omhoog. Gijs klopt
gruis en stof van zijn overall, neemt de koffie
aan en zet zijn mondkapje af. Hij ziet er nu uit
als een oudere versie van zichzelf. Wit haar,
kleine ogen, scherp aangezette rimpels in zijn
voorhoofd. Maar het frezen is bijna klaar, legt
hij uit. Over een paar dagen zal er gestuukt
worden. ‘Goh’, zeg ik. ‘Fijn.’ Sinds de verbouwing begonnen is zeg ik, zoals de meeste
mensen met linkerhanden, opvallend vaak
‘nounou’ of ‘tjongejonge’ over onderwerpen
als isolatieschuim, bekabeling of het doortrekken van leidingen. Gijs is gelukkig het type
mens dat reageert op de intentie achter de
woorden: verwarring, vertrouwen en volstrekt
buitenstaanderschap. Op dezelfde toon
vraagt hij dan naar mijn werk, waar hij met
zijn geklop en gedreun onbedoeld een beetje
in mee is gaan klinken. Ik zeg iets wat stevig
en ambachtelijk klinkt. ‘Het verhaal staat in
de steigers.’ Daarna drinken we samen koffie,
collega’s in scheppingsdrang, te midden van de
puinhoop die ons bindt. En na afloop gaan we
verder waar we gebleven waren. Ieder in onze
eigen ruimte, werkend aan ondoorgrondelijke
dingen. Ik beneden, tikkend en wissend en
lawaai negerend. Hij boven, in de kleine kamer
die er eerst niet was.
Behobt griezend misschien. In de mist.
Opheffer
Nul keer woordwaarde
beeld Milo
Woorden worden waardelozer. Hoewel ik al vroeg
leerde dat woorden geen waarde hebben en dat
er geen belangrijke woorden bestaan, had ik sommige een grote importantie toegedacht.
Het woord vrijheid bijvoorbeeld.
Ik heb dat misschien wel het belangrijkste
begrip (en woord dus) gevonden dat ik kende.
Vrijheid – ja, daar draaide alles om. Ik, zoon
van de jaren zestig en zeventig, wilde vrij zijn,
leven in vrijheid, in vrijheid de liefde bedrijven, in
vrijheid kunnen doen en laten wat ik zelf wilde.
Waar ik tegen streed waren die ideologieën, die
politici, die personen die mijn vrijheid wilden
beperken.
Daaronder vielen destijds ook mijn ouders
– en achteraf had ik daaraan meer aandacht
moeten besteden.
Ik snapte mijn vader niet. Een Indische jongen,
een koloniaal die in Japanse krijgsgevangenschap
had gezeten en daar behoorlijk was gemarteld,
waarom wilde hij, na de oorlog, zijn leven dichttimmeren met dwingende normen en waarden,
kleinburgerlijke opvattingen en bekrompen visies,
waarom wilde hij, die nota bene wapens in handen had gehad en vertelde dat hij mensen had
gedood, wereldconflicten oplossen met bommen
en granaten?
Waarom, kortom, wilde hij, die beperkte
vrijheid had meegemaakt, zijn eigen vrijheid
beperken?
Het antwoord, weet ik nu, was angst. Angst
voor een nieuwe oorlog. Zijn strikte opvattingen
waren rituelen geworden die tot doel hadden het
kleine beetje vrijheid dat er was te beschermen;
als we ons allemaal keurig en nederig zouden
gedragen, was er geen reden voor oorlog.
Mijn moeder, daarentegen, met dezelfde
achtergrond, had aan de oorlog een groot gevoel
van fuck you all overgehouden. Voor haar eigen
vrijheid was zij bereid de vrijheid van een ander
niet te respecteren. Mijn ouders samengevat:
voor mijn vader waren er te weinig wetten, voor
mijn moeder hadden ze geen enkele betekenis.
Maar nu ik zelf de grootvaderlijke status
heb bereikt, merk ik dat vrijheid gedaald is in
importantie. Het zit in kleine zinnetjes die ik in
de krant lees: ‘Met toestemming van de minister
mogen de Amerikanen afluisteren.’ Of: ‘Uit een
enquête blijkt dat we meer in plaats van minder
cameratoezicht willen.’ En: ‘Als we religie – ook
de islam dus – in onze samenleving een eerlijker
kans zouden geven, dan zou dat zeker vrede
bevorderend werken.’
Men wil de paranoia reglementeren. Alsof men
zeggen wil: ‘Doe nou maar niet zo achterdochtig,
het mag, het is voor jouw vrijheid.’
Het is een variatie op: ‘Doe’s normaal, man.’
Ja, als iedereen normaal doet, is er niets aan
Het gaat om een hond die
zijn kop op je schoot legt
de hand. Maar ik wil juist de vrijheid hebben om
niet normaal te doen. En dat dat steeds moeilijker wordt, beangstigt mij.
Misschien hoor ik nog steeds de stem van mijn
vader in mijn achterhoofd donderen.
De stem van de angst.
En ik besef dat ik ook niet angstvrij ben.
Het cynisme waarmee ik besmet ben geraakt,
maakt de hoop impotent; je ziet een groep
blijmoedig naar de afgrond lopen, en je loopt
mee omdat de massa te hard schreeuwt om jou
te verstaan en als je niet meeloopt, slaan ze je in
elkaar.
En dus heb ik het verneuken inmiddels tot
kunst verheven.
Daardoor inflateerde de ‘vrijheid’ in mijn
persoonlijk leven.
Wat zou ik me nog druk maken?
En zo staan er steeds minder belangrijke
woorden in mijn woordenlijst des levens.
Sterker: alles wat ik vroeger van belang
vond, is waardeloos geworden en wat ik vroeger
­verafschuwde blijkt waardevol.
Waardeloos geworden: solidariteit, gemeenschapszin, idealisme, betrouwbaarheid, vertrouwen, geweldloosheid, derdewereldhulp, vrijheid,
levenslust, poëzie, literatuur, actie, trouw,
empathie, liefde.
Waardevol: egocentrisme, hebzucht, genot,
rijkdom, oorlog, wapens, muren, roem.
Ach, zo kan ik wel doorgaan.
De sentimentele attitude is de beste, want
het gaat om een hond die zijn kop op je schoot
legt, een kleinkind dat lacht, een ochtend­
wandeling, een meisje dat voor jou haar borsten
ontbloot, een aardig liedje in je hoofd.
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 65
foto’s Letterkundig Museum
Het einde
Zelfportret, voor den heer en mevr. J. Greshoff.
Het genoegen blijft aan mijn kant. 1940. 22,2 x 17,5 cm;
onder: handtekening Leo Vroman
Leo Vroman
10 april 1915
– 22 februari 2014
‘Wetenschapsmannetje’
Leo Vroman was ‘de
vlakbijste dichter’ van ons
land: hij praatte op papier
tegen ons, zijn lezers. En
door die intimiteit, en zijn
speelsheid, wist hij ons wel
degelijk te bereiken.
door Xandra Schutte
66 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Kees Fens noemde Leo Vroman ooit ‘de vlakAls ‘een gezellig soort vergaan’ bestempelde Leo
bijste dichter’ van Nederland. Vlakbij was hij in
Vroman de dood ooit. In zijn gedicht Liefde,
de zin dat hij er was zo lang je je kunt herinnesterk vergroot schreef hij: ‘Heerlijk is alles van
ren.
dichtbij genoten/ Zelfs het krioelen vlak bij onze
Hij werd in 1915 in Gouda geboren, zijn vader
dood.’ En verderop: ‘Dat wij moeten vergaan/ is
was leraar natuurkunde, zijn moeder lerares
een kostbaar wonder/ omdat wij niet zonder/
wiskunde. Hij ging in Utrecht biologie studeren
dat kunnen bestaan.’
en publiceerde zijn eerste gedichten in 1935 in
Er zijn weinig dichters die zo lichtvoetig, zo
een studentenblad; zijn eerste bundel verscheen
zonder angst dichtten over het einde van onze
na de oorlog, in 1946. Sindsdien zagen meer dan
‘levenslange tijdelijkheid’. Bij Leo Vroman had
vijftig bundels het licht en werd hij zo ongeveer
dat gebrek aan angst ongetwijfeld te maken met
met alle belangrijke Nederlandse literaire prijhet feit dat hij als jongeman de dood in de ogen
zen geëerd.
zag. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen,
Vlakbij was Vroman ook omdat hij op papier
vluchtte de joodse Vroman naar Nederlandstegen je leek te praten en zich dan rechtstreeks
Indië. Hij kwam in jappenkampen terecht,
tot je wendde. ‘Gedrukte letters laat ik U hier
werd verscheept naar het Japanse Osaka, waar
kijken,/ maar met mijn warme mond kan ik
hij in de droogdokken kwam te werken en
niet spreken,/ mijn hete hand uit dit papier
een zware longontsteking opliep. Een Schotse
niet steken;/ wat kan ik doen? Ik kan U niet
medegevangene zorgde ervoor dat hij naar een
bereiken’, dichtte hij in zijn beroemde gedicht
ziekenzaaltje werd gebracht – ‘omdat hij daar
Voor wie dit leest. Maar ook uit andere verzen
beter kan sterven’, hoorde hij de dokter zegsprak zijn verlangen naar contact met de lezer.
gen. Hij stierf niet. Terwijl hij in het hospitaal
De intimiteit van zijn gedichten ging hand
lag, werd de barak waar hij gewoonlijk verbleef
in hand met een grote
getroffen door een brandspeelsheid; ze ogen moeibom. De longontsteking
teloos, al is het soms ook
en de Schot hadden zijn
Poëzie en wetenschap
alsof de dichter maar met
leven gered.
Dat hij de ‘ziekte van de hadden voor Vroman alles moeite zijn vele gedachten en invallen op papier
sterfelijkheid’, een ziekte
met elkaar te maken
kan bijbenen: ‘of zo iets,
waar we allemaal aan lijenzovoort,/ ik ben de
den, zo licht opvatte, had
draad hiervan kwijt,/ en,
vast ook van doen met
als ik het zeggen mag,/
zijn
wetenschappelijke
het is etenstijd./ Dag!’
nieuwsgierigheid. Leo Vroman was behalve
Vromans ‘vlakbijheid’ is vooral zo bijzonder
dichter ook hematoloog; zijn ontdekking dat
omdat hij toen de oorlog was afgelopen naar
stollend bloed op een oppervlak telkens nieuwe
een oom in Amerika ging, een baantje kreeg als
eiwitten afzet leeft voort als het ‘Vroman-effect’.
bloedonderzoeker in een ziekenhuis, en nooit
Hij had een fascinatie voor biologische procesmeer vertrok. Zijn verloofde Tineke (Georgine)
sen, ook voor het mysterie van de dood. Van
Sanders, die hij zes jaar niet had gezien, voegde
het leven begrijpen we nog maar een heel klein
zich daar bij hem. Als wetenschapper leefde
beetje, stelde hij vaak, maar van de dood niets.
hij in het Engels, als dichter voornamelijk in
Poëzie en wetenschap hadden voor Vroman
zijn moedertaal, al bevatten zijn bundels ook
alles met elkaar te maken. In zijn gedichten
Engelstalige gedichten. Zijn Nederlands werd
liet hij zijn vrouw Tineke, hun kinderen en
er niet minder eigenzinnig door. ‘Ik praat zoals
huisdieren dikwijls de revue passeren, maar
ik bijna hoop/ engels met een groenig waas/
even vaak liet hij moleculen, proteïnen en
van bejaarde oude kaas/ en met iets wrangs
bloedplasma opdraven. Een gedicht kon net
van appelstroop’, schreef hij in zijn gedicht
zo goed een titel dragen als Een wolk van een
Halftalig. Om daaraan toe te voegen dat hij
kind als De reactie van plasma thromboplaszich afvroeg wat er nog allemaal onder zijn
tin antecedent (PTA) met Hagema Factor (HF).
‘dikke moedertaal’ school.
Als dichter was hij ook een ‘wetenschapsmanIn Amerika groeide zo een van de wondernetje’, dat wil zeggen dat hij experimenteerde.
lijkste en rijkste oeuvres uit de Nederlandse
Het maken van een gedicht had veel weg van
literatuur. Het ‘wetenschapsmannetje’ was ook
het doen van een proef in het laboratorium.
buitengewoon productief. Als hij niet werkte
En hij vergeleek woorden en zinnen met moleof dichtte, ontwierp hij wel programma’s op de
culen en eiwitten. Zoals hij het ooit uitlegde:
computer of tekende hij. Curieuze tekeningen
‘Je maakt een heel lang woord, dat eigenlijk
waren dat, heel precies en gedetailleerd, waarin
niet bestaat en rolt het op; dan krijg je aan het
menselijke figuren versmelten met planten en
oppervlak een heel ander woord en zo zit eiwit
dieren. Surrealistisch zou je ze noemen, als hij
– proteïne – eigenlijk ook in elkaar. Het zijn
niet zelf ooit had geschreven: ‘En ra ra, wat ben
twintig aminozuren waar een eiwitmolecuul
ik dan/ realist? surrealist?/ mispoes, je hebt je
mee gespeld wordt, dus lijkt het eigenlijk op
vergist:/ vroman’.
een woord.’

première 6 maart
PROGRAMMA B | NDT 2
tournee t/m 17 april
wereldpremière Johan Inger
met muziek van o.a. Nina Simone
Postscript León & Lightfoot
live begeleid op muziek
van Philip Glass
Reserveer uw kaarten op www.ndt.nl
Fantastisch beeldend partnerwerk,
muzikaal, haarscherp en
bijna acrobatisch
DE VOLKSKRANT over Postscript