Jaarverslag 2014

Download Report

Transcript Jaarverslag 2014

Jaarverslag 2014
Werkingsjaar 2013
TEKSTEN JAARVERGADERING BCZ – CBL
U vindt de teksten van de toespraken van de jaarvergadering op het publieke deel van onze
website www.bcz-cbl.be onder de rubriek “Jaarvergadering”. Ook het Jaarrapport vindt u daar
terug.
____________________________________________________________
BCZ - CBL • Hungaria Building • Vaartkom 31/0202 • B-3000 Leuven
Tel. 016/30 07 70 • Fax 016/30 07 79
Mail : [email protected] • Website : www.bcz-cbl.be
INHOUD
1.
DOELSTELLINGEN EN STRUCTUUR BCZ
1.1. DOELSTELLINGEN
1.2. LEDEN
1.3. STRUCTUUR
1.4. FEDERALE WERKING
1.5. REGIONALE WERKING
2.
ECONOMISCHE SITUATIE IN DE ZUIVEL IN 2012 — VOORUITZICHTEN VOOR 2013
5
5
7
9
11
2.1.
WERELD
2.1.1. Toename melkproductie lager dan langjarig gemiddelde
2.1.2. Extra koemelk komt uit Azië en Zuid-Amerika
2.1.3. Wereldmarktprijzen op hoog niveau in 2013
2.1.4. Voorraden op zeer laag niveau
2.1.5. Krap aanbod remt groei wereldhandel af
12
12
14
18
18
2.2.
EUROPESE UNIE
2.2.1. Beperkte toename melkaanvoer – grote verschillen tussen lidstaten
2.2.2. Quotum – onderschrijding wordt kleiner in 2013/14
2.2.3. Afvloei aantal melkveebedrijven neemt iets af
2.2.4. Extra melk blijft naar kaas gaan
2.2.5. Zelfvoorzieningsgraad EU daalt wat
2.2.6. Zuivelbeleid
2.2.6.1. De hervorming van Luxemburg in 2003
2.2.6.2. De Health Check in 2008
2.2.6.3. Het zuivelpakket
2.2.6.4. Toepassing van het zuivelpakket in ons land
2.2.6.5. Het hervormde landbouwbeleid na 2014
2.2.6.6. Openbare voorraden op nul
2.2.6.7. Zuiveluitgaven : amper 0,1 % van de landbouwuitgaven 2013
2.2.6.8. Schoolmelk
20
23
26
27
29
29
29
31
32
33
33
34
38
39
2.3.
BELGIE
2.3.1.
2.3.2.
2.3.3.
2.3.4.
2.3.5.
2.3.6.
2.3.7.
2.3.8.
2.3.9.
2.3.10.
2.3.11.
2.3.12.
2.3.13.
41
42
43
44
46
48
50
52
52
53
53
55
55
Meer melkkoeien
Minder uitgesproken daling van het aantal melkleveraars
Melkleveringen stijgen weer
Hervatting van de stijging van de gemiddelde leveringen
De structurele verschillen tussen regio’s en provincies blijven bestaan
Melkprijs in 2013 : historisch record
Zuivelproductie
Globaal gezinsverbruik zuivel blijft dalen
Melkkwaliteit : opnieuw zeer goede resultaten in 2013
Integrale Kwaliteitszorg (IKM)
Noteringen 2013 : stabiel op een hoog niveau
Omzet en investeringen
Uitvoer : de derde landen blijven belangrijk
1. DOELSTELLINGEN EN STRUCTUUR BCZ
___________________________________________________
Op 9 oktober 1992 werd de v.z.w. Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ) opgericht.
Hiermee is de zuivelindustrie in België gegroepeerd in één beroepsvereniging. Dit is ongetwijfeld
een mijlpaal in de geschiedenis van de Belgische Zuivelindustrie. Sedert 1 januari 1997 zijn de
zuivelfabrieken
rechtstreeks
aangesloten
bij
BCZ
die
hierdoor
een
federatie
werd.
De
oorspronkelijke naam blijft evenwel behouden.
1.1.
DOELSTELLINGEN
Zoals voorzien in de statuten heeft BCZ tot doel : “de behartiging van de economische en
professionele belangen van de ondernemingen uit de Belgische zuivelnijverheid op regionaal,
nationaal en internationaal vlak. Te dien einde kan zij ondermeer, vormingsactiviteiten organiseren
voor,
diensten
verlenen
en
informatie
verspreiden
aan
leden
en
aan
individuele
zuivelondernemingen uit de Belgische zuivelindustrie.”
Als beroepsvereniging wil BCZ voldoen aan twee basisverwachtingen van haar leden, nl. enerzijds
belangenbehartiging en vertegenwoordiging en anderzijds informatiever-spreiding. Daarnaast
wordt ingespeeld op een aantal nevenbehoeften, zoals vormingsactiviteiten en diensten aan
individuele zuivelbedrijven.
Om de belangen van de Belgische zuivelindustrie te kunnen verdedigen, dienen voorafgaand
standpunten bepaald. Om dit op een professionele wijze te laten verlopen is een structuur
uitgewerkt waarbij permanente werkgroepen en ad hoc werkgroepen rapporteren aan de Raad van
Bestuur.
Snelle,
duidelijke,
sectorspecifieke
informatie
is
van
groot
belang
in
een
vrij
sterk
gereglementeerde zuivelsector, die in volle beweging is. Om aan deze behoefte van de leden
tegemoet te komen wordt een nieuwsbrief, nl. het ‘Bulletin’ van BCZ uitgegeven. Deze nieuwsbrief
is een onmisbare schakel tussen de zuivelbedrijven en hun beroepsvereniging. Naast analyses van
en ontwikkelingen in nationale en internationale reglementeringen besteedt het Bulletin aandacht
aan de BCZ-standpunten en aan de eraan voorafgaande standpuntbepaling. Tevens worden de
leden geïnformeerd over vergaderingen en contacten met de overheid.
1.2.
LEDEN
BCZ is gestart als een confederatie met als leden de drie beroepsverenigingen in de Belgische
zuivelindustrie, nl.
•
AVCZ
— Algemeen Verbond der Coöperatieve Zuivelfabrieken
•
UBZI
— Unie der Belgische Zuivelindustrie
•
UNAL
— Union professionnelle Agro-Alimentaire
Sedert 1 januari 1997 is BCZ omgevormd tot een federatie, waarbij de zuivelbedrijven rechtstreeks
aangesloten zijn. Dit verhoogt niet alleen de betrokkenheid van de zuivelbedrijven maar ook de
efficiëntie van de werking.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
5
Nagenoeg alle zuivelbedrijven in België zijn lid van BCZ (situatie op 13.06.2014)
6
—
Agral S.A. - Courcelles
—
B.H.A. Belgium S.A. – Welkenraedt
—
Bel Belgium S.A. – Nivelles
—
Biomelk Vlaanderen C.V.B.A. – Westouter
—
BMC N.V. - Zonhoven
—
Bongrain Benelux N.V. - Brussel
—
Büllinger-St.-Vither Molkerei E.G. – Sankt-Vith
—
Butterei Pur Natur S.A. – Bullange
—
Capra N.V. – Halen
—
Chimay Fromages S.C. – Chimay
—
Coferme S.C. – Bailleux
—
Corman S.A. – Goé
—
Danone Hombourg Récolte S.A. – Herfelingen
—
Danone N.V. – Brussel
—
Eupener Genossenschaftsmolkerei S.A. – Walhorn
—
Eurofit S.A. – Liège
—
Fabrelac BVBA – Bree
—
FrieslandCampina Belgium N.V. – Aalter
—
FrieslandCampina Professional N.V. – Lummen
—
Fromunion N.V. – Brussel
—
Héritage 1466 S.A. - Herve
—
Inex N.V. – Bavegem
—
La Concorde N.V. - Merchtem
—
Lactalis Nestlé Produits Frais S.A. – Bruxelles
—
Lactalis Noord Europa N.V. – Brussel
—
Laiterie des Ardennes CVOA – Rendeux
—
Luxlait A.A. – Mersch - Luxembourg
—
Malterie du Château S.A. - Plombières
—
MIK – Pur Natur N.V. – Kruishoutem
—
Milcobel C.V. – Kallo
—
Milcobel – Belgomilk C.V. – Kallo
—
Milcobel – Dupont N.V. – Brugge
—
Milcobel - Inza CVBA – Schoten
—
Milcobel - Ysco N.V. – Langemark
—
Molkerei Laiterie Walhorn A.G./S.A. – Walhorn
—
Mondelez Namur Production SPRL - Namur
—
MUH Belgium / ARLA – Sankt-Vith
—
Nestlé Belgilux S.A. – Bruxelles
—
Olympia N.V. – Herfelingen
—
Socabel S.C. – Marche-en-Famenne
—
Solarec S.A. – Recogne
—
Vache Bleue - Witterzee
—
Vermeersch N.V. – Sint-Pieters-Leeuw
—
Vitalac N.V. – Veltem
—
Yakult Belgium N.V. – Brussel
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
1.3.
STRUCTUUR
Sedert 1 januari 1997 is de structuur van BCZ aangepast aan de realiteit van de federale
staatsstructuur van ons land.
Hiertoe werden binnen BCZ twee regionale cellen gecreëerd, met name BCZ-Vlaanderen en CBLWallonie. Beide regionale organen organiseren de vertegenwoordiging en de belangenbehartiging
op gewestelijk niveau. Ze hebben autonome beslissingsbevoegdheid voor de geregionaliseerde
materies
zoals
o.m.
het
industrieel
beleid,
milieu,
generieke
promotie,
exportpromotie,
wetenschappelijk onderzoek en beroepsopleiding. Er wordt naar gestreefd om zoveel mogelijk met
identieke standpunten te werken in beide regio’s.
Ruim 90 % van BCZ-werking blijft federaal. De leden van de federale Raad van Bestuur maken
allen deel uit van één van de twee regionale Bestuurscomités. De voorzitters van deze
Bestuurscomités zijn ondervoorzitters van BCZ. Deze structurele banden zorgen voor een optimale
coherentie tussen de BCZ-werking op federaal en op regionaal vlak.
Na een analyse van de omgevingsfactoren en van hun vermoedelijke evolutie in de komende jaren
heeft de Algemene Vergadering het voorstel goedgekeurd waarbij BCZ vanaf 1 januari 2006
geïntegreerd
lid
is
van
FEVIA,
de
federatie
van
de
voedingsindustrie.
BCZ
blijft
als
beroepsvereniging onafhankelijk maar zal nauwer samenwerken met FEVIA. Overlappingen kunnen
hierdoor weggewerkt worden. Sedert 1 januari 2006 is BCZ niet meer actief op het vlak van milieu
en sociale zaken. Hiervoor kunnen de BCZ-leden beroep doen op FEVIA.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
7
Organisatiestructuur BCZ
FEDERAAL
REGIONAAL
Belgische Confederatie
van de zuivelindustrie (BCZ)
BCZ-Vlaanderen
CBL-Wallonie
Individuele zuivelbedrijven
Individuele zuivelbedrijven
in Vlaanderen
Individuele zuivelbedrijven
in Wallonië
Raad van Bestuur
Bestuurscomité
Bestuurscomité
Voorzitter
2 ondervoorzitters
1 gedelegeerd bestuurder
Voorzitter
Ondervoorzitter
Secretaris
Voorzitter
Ondervoorzitter
Secretaris
Ad hoc werkgroepen
Permanente werkgroepen
Algemene vergadering
1. Consumptiemelk
2. Boter
3. Kaas
4. Hygiëne
5. Export
6. Duurzaamheid
8
1. Voedingsreglementering
2. Zuivel en gezondheid
3. Melkaanvoer
BCZ - JAARVERSLAG 2012 — WERKINGSJAAR 2011
1.4.
FEDERALE WERKING
RAAD VAN BESTUUR
Na de Algemene Vergadering is de Raad van Bestuur het belangrijkste beslissingsorgaan van BCZ.
Hij is samengesteld uit dertien leden, nl. acht vertegenwoordigers van BCZ-Vlaanderen, vier van
CBL-Wallonie en één persoon omwille van zijn rijke ervaring in de zuivelindustrie. Dit laatste
mandaat is op basis van artikel 20 van de statuten dat toelaat om maximum twee externe
personen op te nemen in de Raad van Bestuur. De Raad kan aldus uit maximum veertien leden
bestaan.
In de statuten is voorzien in een gegarandeerde vertegenwoordiging van KMO’s in de Raad van
Bestuur.
Functie
Bedrijf
J-M. Schevenels
Voorzitter
Corman
C. Gilain - Pycke
Ondervoorzitter
Inex
J-M. Thomas
Ondervoorzitter
Laiterie des Ardennes
E. Bogaerts
Lid
BMC
R. Debergh
Lid
Debergh
E. Dedoncker
Lid
Chimay Fromages
E. de Mûelenaere
Lid
Milcobel
K. Geeraerts
Lid
Danone
J. Locht
Lid
Laiterie de Walhorn
L. Van Impe
Lid
Olympia
H. Verhaegen
Lid
FrieslandCampina
Leden (13.06.2014)
WERKGROEPEN
De Raad van Bestuur kan diverse werkgroepen oprichten. Deze bereiden de standpunten voor die
slechts na bekrachtiging door de Raad van Bestuur formeel worden. Elk zuivelbedrijf kan een
expert afvaardigen in de werkgroepen.
a) Permanente werkgroepen
Momenteel zijn vier permanente werkgroepen actief. Zij komen op regelmatige tijdstippen samen.
De leden van de werkgroep kiezen een voorzitter en eventueel een ondervoorzitter, beide bij
voorkeur uit het bedrijfsleven en een secretaris, bij voorkeur een stafmedewerker van BCZ.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
9
— BCZ-werkgroep Voedingsreglementering
Voorzitter
:
B. Vandewaetere, Nestlé
Secretaris
:
L. Callewaert, BCZ
— BCZ-werkgroep Zuivel en Gezondheid
Voorzitter
:
R. Debergh, BCZ
Secretaris
:
L. Callewaert, BCZ
— BCZ-werkgroep Melkaanvoer
Voorzitter
:
P. Vanhengel, FrieslandCampina
Secretaris
:
D. Sunnaert, BCZ
b) Ad hoc werkgroepen
Het betreft de werkgroepen Consumptiemelk, Boter, Kaas, Hygiëne en Export. Deze werkgroepen
komen slechts samen om het BCZ-standpunt voor te bereiden m.b.t. specifieke problemen in de
respectievelijke
deeldomeinen.
Het
voorzitterschap
is
niet
altijd
formeel
vastgelegd.
Het
secretariaat wordt uitgeoefend door BCZ-medewerkers.
INTERNATIONALE BELANGENVERDEDIGING
BCZ verdedigt de belangen van de Belgische Zuivelindustrie op internationaal vlak. Hiervoor is BCZ
lid van de European Daiy Association (EDA). BCZ neemt deel aan de activiteiten van heel wat EDAwerkgroepen. Tevens is ons land vertegenwoordigd in de Board van EDA. Op wereldvlak is BCZ via
het Belgisch Comité FIL lid van de Fédération Internationale de Laiterie.
Sedert september 2011 is BCZ lid van het European Milk Forum (EMF). EMF is een Europees
Economisch samenwerkingsverband waarin 7 lidstaten deelnemen, nl. Oostenrijk, België, Frankrijk,
Denemarken, Ierland, Nederland en Noord-Ierland (UK). Het EMF speelt een belangrijke rol in de
strategische ontwikkeling, het beheer en de uitwisseling van informatie-initiatieven rond melk en
zuivel in Europa.
ACTIVITEITEN EN DIENSTENVERLENING BCZ
Op het secretariaat BCZ is een document beschikbaar met een overzicht van de diensten vervat in
het lidmaatschap van BCZ.
10
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
1.5.
REGIONALE WERKING
De regionale werking wordt bepaald door de 2 regionale bestuurscomités. Op dit vlak zijn geen
werkgroepen voorzien.
– BCZ - VLAANDEREN
Het Bestuurscomité van BCZ-Vlaanderen is samengesteld zoals hieronder weergegeven.
Leden (13.06.2014)
Functie
Bedrijf
C. Gilain - Pycke
Voorzitter
Inex
L. Van Impe
Ondervoorzitter
Olympia
E. de Mûelenare
Lid
Milcobel
K. Geeraert
Lid
Danone
B. De Geest
Lid
Yakult Belgium
J. Stockman
Lid
MIK – Pur Natur
H. Verhaegen
Lid
FrieslandCampina
Secretaris: L. Callewaert
– CBL - WALLONIE
Het Bestuurscomité van CBL-Wallonie is als volgt samengesteld :
Leden (13.06.2014)
Functie
Bedrijf
J-M. Thomas
Voorzitter
Laiterie des Ardennes
J. Locht
Lid
Walhorn
J-M. Schevenels
Lid
Corman
Alle zuivelbedrijven die de hoofdzetel of een vestiging in Wallonië hebben nemen ook deel aan het
Bestuurscomité van CBL-Wallonie.
Secretaris: D. Sunnaert
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
11
2. ECONOMISCHE SITUATIE IN DE ZUIVEL IN 2013
VOORUITZICHTEN VOOR 2014
________________________________________
2.1. WERELD
2.1.1. Toename melkproductie lager dan langjarig gemiddelde
In de eerste helft van 2013 leidden het weer en de lagere rendabiliteit van de melkveehouderij tot
een aanzienlijke daling van de melkproductie. Zowel de EU, delen van Zuid-Amerika en Oceanië
werden door weerperikelen getroffen. In Australië en Nieuw-Zeeland leidde de droogte tot dalingen
van 10 % en meer gedurende een aantal maanden. In de tweede jaarhelft sloeg dit beeld om.
Normale weersomstandigheden, maar vooral de sterk toenemende melkprijs als gevolg van een
stevige vraag en achterblijvende productie, stimuleerden de melkproductie. De achterstand van de
eerste jaarhelft werd tenietgedaan en er kon zelfs een lichte groei over het volledige jaar
gerealiseerd worden.
Met 1,4 % bleef de toename van de melkproductie op wereldvlak onder het jaarlijks gemiddelde in
de periode 2000-2012, dat op 2,3 % uitkomt. Er kwam in 2013 11 miljard liter melk bij, duidelijk
minder dan de 17 miljard in 2012. Op 13 jaar tijd is de melkproductie met maar liefst 200 miljard
liter of 35 % toegenomen.
Voor 2014 wordt een sterkere toename van de melkproductie verwacht met een bovengemiddeld
stijgingspercentage.
Wereldmelkproductie per diersoort
(in miljoen ton)
1992
2000
2010
2011
2012
2013
461
489
608
624
637
-
Buffelmelk
46
67
93
97
101
-
Geitenmelk
10
13
18
18
18
-
Schapenmelk
8
8
10
10
10
-
Andere
1
2
3
3
3
-
525
579
732
752
769
780
Koemelk
ALLE MELK
- : niet beschikbaar
Bron: IDF en USDA (2013 : voorlopig)
2.1.2. Extra koemelk komt uit Azië en Zuid-Amerika
Azië, met een aandeel van ruim 60 % en Zuid-Amerika (18 %) blijven de belangrijkste spelers die
de groei van de koemelkproductie voor hun rekening nemen. Oceanië zorgt voor 14 % van de
groei. In de EU en Noord-Amerika neemt de melkproductie in 2013 nauwelijks toe.
12
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Voor 2014 wordt verwacht dat de koemelkproductie bijna 2 maal zo sterk toeneemt als in 2013.
Nu participeren alle regio’s in de groei, alhoewel Azië goed blijft voor nagenoeg de helft van de
extra liters.
De melkproductie in China zou in 2013 met ongeveer 6 % gestegen zijn tot 39,6 mia liter. Andere
bronnen spreken evenwel van een veel kleinere groei omwille van een uitbraak van Mond-en
Klauwzeer. Buitenlandse investeringen in de melkproductie nemen toe. In 2014 zou een toename
van 4 % gerealiseerd worden. India zet de gestage groei van de productie van koemelk verder,
namelijk van 60,1 in 2012 naar 62,1 mia liter in 2013.
De melkproductie in de USA is in 2013 slechts toegenomen met 0,4 %. Voor 2014 wordt een
hogere groei verwacht als gevolg van de gestegen melkprijs en de lagere kosten voor veevoeder.
De toename zou uitkomen op ruim 2 %.
In Argentinië zorgden droog weer in de eerste helft van 2013 voor een daling, die in de tweede
jaarhelft nog kon gecompenseerd worden tot een jaargroei van 1 %. De hoge wereldmarktprijzen
alsook de stevige interne vraag naar kaas leiden tot betere marges voor de producenten. De
melkproductie concentreert zich steeds meer op middengrote en grote melkveebedrijven die
efficiënter werken. Voor 2014 wordt een toename met 4 % verwacht.
Brazilië kende in 2013 een toename van 5,7 %.
In Australië daalde de melkproductie in 2012/13, voor 2013/14 wordt een groei van 2,3 %
verwacht. De weersomstandigheden kunnen de melkproductie in Australië sterk beïnvloeden.
De melkproductie daalde in Nieuw-Zeeland in 2012/13 lichtjes en dit als gevolg van het slechte
eerste kwartaal 2013. Voor 2013/14 wordt een toename van 5 % verwacht. In het eerste kwartaal
van 2014 is een toename van ruim 12 % genoteerd, evenwel tegenover een slechte situatie in
2013. Melkveehouders breiden hun melkveestapel uit als gevolg van de goede melkprijs.
Koemelkproductie naar regio
(in miljoen ton)
2000
2005
2010
2012
95,0
131,4
165,3
177,0
182,3
189,6
149,5
149,7
149,0
152,7
153,3
156,3
Noord - en Centraal Amerika (1)
98,0
103,0
112,1
116,3
116,6
117,8
Andere Europa
59,0
61,2
60,2
60,6
61,1
61,6
Zuid-Amerika
44,3
53,3
63,8
67,8
69,4
71,4
Afrika
19,3
25,2
30,9
33,5
32,5
32,5
Azië
EU-27
Oceanië
WERELD
2013*
2014*
24,3
25,6
26,6
29,0
30,1
31,7
489,4
549,4
607,9
636,9
645,4
661,0
Bron: IDF, USDA en AMI
(*) 2013 voorlopig
(1) C araïben inbegrepen
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
13
2.1.3. Wereldmarktprijzen op hoog niveau in 2013
Een beperkt aanbod van melk gecombineerd met een stevige vraag vanuit China zorgde in het
voorjaar 2013 voor een forse klim van de wereldmarktprijzen. Daarna volgde een correctie maar
de prijzen bleven voor de rest van het jaar op hoog niveau. Gemiddeld waren de prijzen dan ook
forst hoger in 2013 dan in 2012. Het gemiddelde prijspeil voor volle melkpoeder lag in 2013 47 %
hoger dan in 2012, voor magere melkpoeder was dat 40 %, voor boter 22 % en voor kaas 15 %.
De wereldmarktprijs voor boter steeg van 3.600 USD/ton in januari 2013 tot een hoogtepunt van
4.550 USD in april. Na een daling ging het terug opwaarts tot 4.700 USD/ton eind 2013. In het
eerste kwartaal 2014 daalde de prijs tot 4.350 USD/ton in april.
Dezelfde prijsbeweging deed zich voor bij melkpoeder. De prijs voor volle melkpoeder liep op tot
5.150 USD/ton in april 2013, om voor de rest van het jaar vrij stabiel te blijven op een iets lager
niveau. Aan het eind van het jaar werd 5.125 USD/ton genoteerd. De prijs daalde behoorlijk in het
eerste kwartaal 2014 om op 4.250 uit te komen in april.
De prijs voor magere melkpoeder kende een vrij analoog verloop. Een toename van 3.525
USD/ton bij het begin van 2013 naar een piek van 4.125 USD/ton in april. Het prijsniveau bleef
daarna relatief stabiel en steeg naar het jaareinde toe tot 4.550. In het eerste kwartaal 2014 kwam
er een daling naar 4.125 in april.
De waarde van de euro versus de US-dollar steeg in 2013 met 3 %, namelijk van een 1,28 in 2012
naar 1,33 in 2013.
In het eerste kwartaal 2014 zijn de wereldmarktprijzen behoorlijk gedaald : ruim 10 % voor boter
en magere melkpoeder, meer dan 20 % voor volle melkpoeder. De sterk uitgebreide melkproductie
weegt op de markt, niettemin blijft de vraag stevig, zodat geen echte prijsval verwacht wordt.
14
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Wereldmarktprijzen (USD/ton f.o.b.) (1)
(derde kw artaal)
Boter
Magere
melkpoeder
Cheddar
Volle
melkpoeder
1986
800-1.100
1.000-1.100
680-720
900-1.050
1990
1.250-1.400
1.575-1.800
1.100-1.425
1.250-1.400
1991
1.450-1.550
1.550-2.100
1.450-1.550
1.440-1.575
1992
1.350-1.800
1.800-2.200
1.800-2.170
1.750-2.100
1993
1.350-1.550
1.800-2.150
1.400-1.650
1.350-1.650
1994
1.150-1.800
1.650-2.100
1.500-1.900
1.475-1.750
1995
1.600-2.350
1.950-2.430
1.800-2.250
1.750-2.400
1996
1.650-2.500
2.150-2.500
1.600-2.200
1.700-2.300
1997
1.475-2.200
2.250-2.700
1.575-1.950
1.650-2.020
1998
1.800-2.000
2.025-2.450
1.300-1.525
1.750-1.850
1999
1.200-1.850
1.800-2.000
1.150-1.500
1.350-1.650
2000
1.450-1.500
1.800-1.950
1.900-2.200
1.850-2.120
2001
1.250-1.400
2.100-2.450
1.870-2.150
1.900-2.100
2002
990-1.100
1.550-1.650
1.125-1.225
1.150-1.240
2003
1.400-1.475
1.850-2.000
1.600-1.675
1.650-1.725
2004
1.900-2.000
2.750-2.950
2.000-2.150
2.100-2.250
2005
1.975-2.075
3.000-3.250
2.175-2.275
2.175-2.275
2006
1.625-1.750
2.500-2.700
2.150-2.225
2.150-2.250
2007
3.150-3.675
4.550
4.950-5.225
4.775-5.200
2008
3.625-3.900
4.825
3.150-3.350
3.825-4.025
2009
2.100
2.675
2.075
2.225
2010
4.525-5.725
3.750
2.800-2.975
3.225-3.525
2011
4.400-5.550
4.250
3.275-3.475
3.535-4.075
2012
2.985-3.435
3.793
3.000-3.215
2.900-3.235
2013
3.900-5.030
4.152
4.100-4.385
4.800-5.200
2014 (2)
4.470-4.970
4.991
4.470-4.700
4.870-5.170
April '14
4.000-4.700
-
4.000-4.250
4.000-4.500
(1) Waarde US-dollar per kalenderjaar :
1991: BF 34,18 , 1992: BF 32,12 , 1993: BF 34,57 , 1994: BF 33,43
1995: BF 29,51, 1996: BF 30,96 , 1997: BF 36,22 , 1998: BF 36,34
1999: € 0,9383 of BF 37,85 , 2000: € 1,0821 of BF 43,65
2001: € 1,123 of BF 45,32, 2002: € 1,0609 , 2003: € 0,8858 , 2004: € 0,8051
2005: € 0,8046 , 2006: € 0,7974 , 2007: € 0,7262, 2008: € 0,6833
2009: € 0,7186, 2010: € 0,7531, 2011: € 0,7259, 2012: € 0,7783
(2) Eerste kwartaal
Bron:ZMP-ZMB en DIN C onsultancy (voor C heddar)
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
15
Wereldzuivelmarkt - Gemiddelde prijzen 1994-2013
Marché laitier mondial - Prix moyens 1994-2013
(US $ / T) (1)
Boter / Beurre
5.750
5.250
4.750
4.250
3.750
3.250
2.750
2.250
1.750
1.250
750
MMP / PDL-écrémé
5.500
5.000
4.500
4.000
3.500
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
VMP / PDL-entier
5.500
5.000
4.500
4.000
3.500
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
Bron/Source: ZMP
(1) F.O.B. West-Europese havens / F.O.B. ports Europe occidentale
16
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Global Dairy Trade VMP / poudre de lait entier average price (€/T)
4500
4000
3500
3000
2500
2000
1500
1
2
3
4
5
6
7
8
2012
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
2013
2014
Global Dairy Trade Anhydrous Milk Fat - Average
price (€/T)
6000
5500
5000
4500
4000
3500
3000
2500
2000
1500
1000
1
2
3
4
5
6
7
8
2012
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
2013
2014
Global Dairy Trade Skim Milk Powder - Average
price (€/T)
4500
4000
3500
3000
2500
2000
1500
1000
1
2
3
4
5
6
7
2012
BCZ
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
2013
2014
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
17
2.1.4. Voorraden op zeer laag niveau
Informatie over voorraden op wereldvlak is vrij moeilijk te verkrijgen.
Aan het einde van het eerste kwartaal 2014 zijn er geen openbare voorraden van boter noch van
magere melkpoeder in de EU.
2.1.5. Krap aanbod remt groei wereldhandel af
Het volume verhandelde zuivelproducten op de wereldmarkt is in 2013 slechts in geringe mate
toegenomen, het krap melkaanbod is daar de oorzaak van. Omgerekend naar melkequivalent is de
uitvoer met 1,5 % gestegen. Ongeveer één derde hiervan was afkomstig uit de USA. De
wereldhandel steeg voor alle zuivelproducten, behalve voor boter.
Op deze zwak groeiende wereldmarkt moest de EU terrein prijsgeven en dit wegens de daling in
melkaanvoer in het eerste semester. Alleen voor boter kon de EU haar marktaandeel stabiliseren.
De wereldhandel in kaas steeg met 2 % in 2013. De USA (+22 %) liet de grootste
groeipercentages optekenen, NZ kent een terugval van 10 % en de EU groeit met 1 %. De EU blijft
verreweg de grootste exporteur van kaas en ziet haar marktaandeel iets dalen van 31 naar 30 %.
Het volume uitgevoerde kaas uit de EU neemt met toe met 11.000 ton en benadert de 800.000
ton. Koplopers NL en FR zien hun uitvoer met respectievelijk 15 en 10 % toenemen. D kent een
daling van maar liefst 27 % als gevolg van de door Rusland opgelegde handelsbeperkingen.
Met ruim 300.000 ton is Rusland het belangrijkste invoerland, de invoer nam er in 2013 met 2 %
toe. De top -3 van de grootste invoerders wordt vervolledigd met Japan en de USA. De sterkste
groeiers qua kaasinvoer zijn China (+27 %) en Mexico (+15 %).
De wereldhandel in boter en butteroil bleef stabiel. Met 450.000 ton blijft Nieuw-Zeeland met
voorsprong de belangrijkste uitvoerder. De EU-uitvoer groeide met 1 % naar 128.000 ton.
Daarmee komt de EU op de tweede plaats. De USA, derde marktspeler, zag een spectaculaire
stijging van de de uitvoer (+89 %). Die kwam er na een daling met 24 % in 2012. Binnen de EU is
ons land de 5e grootste uitvoerder van boter naar derde landen na respectievelijk FR, NL, FI en DK.
De invoer van boter steeg sterk in Rusland (+27 %), de EU(+81 %), en China (+21 %). Rusland is
met ruim 100.000 ton de belangrijkste invoerder van boter, gevolgd door de EU en China, allebei
goed voor ongeveer 60.000 ton.
De wereldhandel in volle melkpoeder steeg met nauwelijks 1 %. Nieuw-Zeeland (+ 2 %), goed
voor een uitvoer van ruim 1,25mio ton, kon zijn marktaandeel nog laten toenemen. De EU met
374.000 ton kent een daling met 4 %. De nummer 3 qua uitvoer, Argentinië, moest 10 %
prijsgeven, terwijl de vierde speler Australië een verlies van 11 % laat optekenen. Ons land kent
voor een lichter daling met 2 %. Op 3 jaar tijd is de uitvoer met bijna de helft afgenomen. België is
nog goed voor 1,8 % van de wereldhandel in volle melkpoeder. Op Nederland en Denemarken na is
ons land de belangrijkste uitvoerder van de EU van volle melkpoeder.
De evolutie van de invoer in China blijft spectaculair : na een toename van 39 % in 2012, kwam er
in 2013 een plus van 57 % ! Met 675.000 ton is China veruit de belangrijkste invoerder. Venezuela
(160.000 ton) en Algerije (135.000 ton) nemen de tweede en derde plaats in. Beide landen kennen
een daling, respectievelijk 18 en 25 %.
De wereldhandel in magere melkpoeder steeg in 2013 met 3 %. De EU (-22 %) verliest haar
eerste plaats aan de USA (+25 %) die groeit naar 560.000 ton. NZ blijft stabiel op de derde plaats.
Australië verliest 29 % en is de vierde op de lijst van de grootste exporteurs. Ons land moet 28 %
toegeven na de sterke groei in 2010 (+72 %) en in 2011 (+ 25 %), gevolgd door een daling met
18
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
8 % in 2012. Daarmee is België binnen de EU niet langer de belangrijkste exporteur van magere
melkpoeder. Ons land komt op de derde plaats en heeft een aandeel van 5,0 % op de
wereldmarkt.
Qua invoer spant opnieuw China de kroon inzake expansie : +68 % namelijk van 159.000 naar
267.000 ton. Mexico, tweede invoerder, kent een daling met 15 %. Indonesië (+13 %) en de
Filippijnen (+10 %) klimmen op naar de derde en vierde plaats. Algerije (-19 %) zakt van de
vierde naar de zesde plaats en moet ook Maleisië (+12 %) laten voorgaan.
Wereldhandel in zuivelproducten
Exclusief intra-EU-handel
(1.000 ton)
1980
2000
2005
2010
2011
2012
2013 (1) %13/12
EU
593
175
317
155
126
127
128
1
Andere landen
357
566
594
674
719
794
793
0
TOTAAL W ereld
950
741
911
829
845
921
921
0
62
24
35
19
15
14
14
578
357
189
379
518
523
408
-22
BOTER & BUTTEROIL
EU-aandeel (%)
MAGERE MELKPOEDER
EU
Andere landen
417
976
911
1.085
1.202
1.306
1.475
13
TOTAAL W ereld
995
1.333
1.100
1.464
1.720
1.829
1.883
3
58
27
17
26
30
29
22
EU
524
575
498
447
390
388
374
-4
Andere landen
190
840
1.395
1.599
1.865
2.026
2.064
2
TOTAAL W ereld
714
1.415
1.893
2.046
2.255
2.414
2.438
1
73
41
26
22
17
16
15
EU
307
526
554
676
683
778
789
1
Andere landen
403
782
1.076
1.543
1.715
1.770
1.810
2
TOTAAL W ereld
710
1.308
1.630
2.219
2.398
2.548
2.599
2
43
40
34
30
28
31
30
279
200
244
246
292
251
EU-aandeel (%)
VOLLE MELKPOEDER
EU-aandeel (%)
KAAS
EU-aandeel (%)
CONDENS
EU
-14
Andere landen
233
517
494
492
552
601
9
TOTAAL W ereld
512
717
738
738
844
852
1
54
28
33
33
35
29
EU-aandeel (%)
(1) Voorlopig/Raming
Bron: ZMB
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
19
2.2. EUROPESE UNIE
2.2.1. Beperkte toename melkaanvoer – grote verschillen tussen
lidstaten
Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren)
(1.000 ton)
2005
2010
2012
2013
% 13/12
België
3.022
3.067
3.072
3.137
2,1
Denemarken
4.451
4.818
4.916
5.025
2,2
27.380
28.655
29.718
30.314
2,0
735
688
664
653
-1,7
5.940
5.832
5.997
5.981
-0,3
23.353
23.371
24.536
24.453
-0,3
Duitsland
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Ierland
5.060
5.329
5.381
5.583
3,8
10.897
10.604
10.876
10.688
-1,7
258
282
277
287
3,6
Nederland
10.479
11.616
11.670
12.207
4,6
Oostenrijk
2.619
2.781
2.964
2.933
-1,0
Portugal
1.911
1.824
1.855
1.777
-4,2
Finland
2.362
2.289
2.254
2.287
1,5
Zweden
3.163
2.860
2.861
2.870
0,3
14.038
13.586
13.595
13.692
0,7
Italië
Luxemburg
Verenigd Koninkrijk
10 nieuw e lidstaten van de uitbreiding van 2004
Tsjechië
2.681
2.317
2.446
2.377
-2,8
Estland
571
621
665
706
6,2
Cyprus
145
151
153
157
2,6
Letland
502
625
718
736
2,5
Litouw en
1.202
1.278
1.360
1.339
-1,5
Hongarije
1.695
1.322
1.398
1.351
-3,4
Malta
42
40
40
40
0,0
Polen
8.612
9.024
9.872
9.932
0,6
Slovenië
507
519
535
517
-3,4
Slovakije
968
800
851
827
-2,8
2 nieuw e lidstaten van de uitbreiding van 2007
Bulgarije
830
539
497
495
-0,4
1.068
901
884
879
-0,6
Kroatië
-
624
602
504
-16,3
EU-28
134.491
136.363 140.657 141.747
0,8
EU-25
132.593
134.299 138.674 139.869
0,9
EU-15
115.668
117.602 120.636 121.887
1,0
Roemenië
Nieuwe lidstaten-10
16.925
16.697
18.038
17.982
-0,3
Bron: ZMB
20
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
De melkleveringen in de EU namen in 2013 toe met 0,8 % of 1,1 miljard liter. Dit is dezelfde
toename als in 2012. Tijdens de eerste jaarhelft van 2013 werd minder melk geleverd dan in 2012.
Dit werd gecompenseerd door een forse stijging in het 2e semester.
13 van de 28 lidstaten kenden een stijging van de melkleveringen. Met een toename van 4,6 % is
NL de sterkste stijger in de EU-15, gevolgd door IRL en LUX. Estland doet met 6,2 % extra melk
nog beter. In absolute termen nemen D en NL, met elk meer dan 500 mio liter extra melk, het
grootste deel van de EU-toename voor hun rekening.De grootste dalers in volume zijn I, Fr en P.
De 10 landen van het oostblok, EU-10, gaan er lichtjes op achteruit terwijl de EU-15 een toename
kent van 1 %.
De melkaanvoer in het eerste kwartaal van 2014 in de EU -28 is maar liefst 5,3 % hoger dan in
2013. Behoudens grote weerscalamiteiten zullen de melkleveringen in 2014 aanzienlijk hoger
zullen uitkomen dan in 2013.
Melkleveringen binnen de EU verschuiven verder naar West- en Noord-Europa
Op het kaartje hierna wordt de evolutie van de melkleveringen binnen de EU in de periode 2005 –
2013 weergegeven. De ontwikkelingen in 2013 versterken de evolutie die er in de periode 20052012 vastgesteld werd: de melkproductie verschuift naar West- en Noord-Europa. In de EU-27 is er
een toename met 5,4 %. Dit gemiddelde verbergt evenwel grote individuele verschillen. Koplopers
zijn de Letland en Estland met respectievelijk 47 en 24 % groei. Daarna volgen NL (17 %) en Polen
(15 %). Daarna komt Dk (13 %) en B (12 %). Ons land komt op de zesde plaats inzake groei van
de melkaanvoer in de periode 2005-2013. Ons land sluit duidelijk aan bij de noordelijke lidstaten
waar de melkaanvoer in volle ontwikkeling is.
Aan de andere kant zijn er de dalers die zich vooral in Zuidoost-Europa en Zuid-Europa situeren.
Nieuwe lidstaten zoals BG, RO, HU, SK en CZ zagen hun melkaanvoer aanzienlijk dalen. De
achteruitgang in I en P is geringer.
In absolute cijfers is er in de gehele EU een toename op 8 jaar tijd met ongeveer 7 mia liter melk,
het resultaat van de groeiers (9 mia ) en van de dalers (2 mia). Eén derde van de groei komt uit D.
Voegen we daar NL, P en FR aan toe dan is drie vierde van de groei in absolute cijfers verklaard.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
21
Melkleveringen in EU : 2013 t.o.v. 2005 (in %)
+ 10,0 %
+ 5,1 - 10,0 %
+ 2,6 - 5,0 %
+ 0 - 2,5 %
- 0 - 2,5 %
- 2,6 - 5,0 %
- 5,1 - 10,0 %
- 10,0 %
22
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Aantal melkkoeien in de EU, december-telling
( 1.000 koeien)
België
1983
2000
2010
2011
2012
2013 (1) % 13/12 % 13/83
984
629
518
511
504
516
2,4
-47,6
Bulgarije
—
—
314
313
294
316
7,5
-
Tsjechië
—
529
375
374
367
375
2,2
-
1003
644
573
579
579
567
-2,1
-43,5
8.472
4.564
4.182
4.190
4.190
4.268
1,9
-49,6
—
131
97
96
97
97
0,0
-
225
180
144
130
132
137
-
1.861
1.141
845
798
827
857
3,6
Denemarken
Duitsland
Estland
Griekenland
Spanje
-53,9
Frankrijk
7.104
4.153
3.718
3.664
3.644
3.699
1,5
-47,9
Ierland
1.628
1.153
1.007
1.036
1.060
1.082
2,1
-33,5
Italië
3.078
1.772
1.746
1.755
2.009
2.075
3,3
-32,6
Croatië
—
—
207
185
181
166
-2,2
-
Cyprus
—
24
23
24
24
25
0,0
-
Letland
—
205
164
164
165
165
0,0
-
Litouwen
—
438
360
350
331
316
-4,5
-30,4
Luxemburg
69
44
46
45
45
48
6,7
Hongarije
—
296
239
252
255
244
-4,3
-
Malta
—
9
6
6
6
6
0,0
-
Nederland
2.526
1.567
1.518
1.504
1.541
1.597
3,6
-36,8
Oostenrijk
995
621
533
527
523
530
1,3
-46,7
—
2.982
2.529
2.446
2.346
2.299
-2,0
-
355
355
243
242
237
231
-2,5
-34,9
Polen
Portugal
Roemenië
—
—
1.179
1.170
1.163
1.192
2,5
-
Slovenië
—
140
110
109
111
110
-0,9
-
—
242
159
154
150
145
-3,3
-
650
358
284
282
280
282
0,7
-56,6
Slovakije
Finland
Zweden
662
426
349
348
346
346
0,0
-47,7
3.333
2.339
1.847
1.800
1.802
1.829
1,5
-45,1
EU-27
—
—
23.315
23.054
23.209
23.520
1,3
—
EU-25
—
24.942
21.822
21.571
21.752
22.012
1,2
—
EU-15
32.945
19.946
17.553
17.411
17.587
17.927
1,9
-45,6
—
4.996
4.062
3.975
3.828
3.757
-1,9
—
Verenigd Koningrijk
Nieuwe lidstaten-10
(1) Voorlopig
Bron: ZMP, Europese C ommissie vanaf 1997
Wat in 2012 voor het eerst in een aantal decennia begon, versterkt zich in 2013 : het aantal
melkkoeien neemt toe. Dit is uitsluitend afkomstig uit de EU-15, in de EU-10 daalt het aantal
koeien verder. Ten opzichte van 1983 zijn er in de EU-15, 46 % of maar liefst 15 miljoen
melkkoeien minder.
2.2.2. Quotum- onderschrijding wordt kleiner in 2013/14
Na 9 campagnes (1995/96 tot en met 2003/04) met quotumoverschrijdingen op Europees vlak,
werd het quotum in 2004/05 niet volgemolken. Sedertdien blijven de leveringen onder het quotum.
Voor 2012/13 is voor de negende opeenvolgende maal het EU-quotum niet volgemolken. De
onderschrijding bedroeg bijna 9 miljard kg of 6 %. Dit is aanzienlijk meer dan in de voorgaande
campagne toen de onderschrijding bijna 7 mia kg of 4,7 % bedroeg.
Voor de campagne 2013/2014 wordt een kleinere onderschrijding verwacht wegens de stijgende
melkleveringen sedert september 2013. Deze zou mogelijks op 4,4 % uitkomen.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
23
EVOLUTIE over/onderschrijding quota in de EU
(93/94-12/13)
(1000 ton)
Saldo overschrijding min onderschrijding
2000
1000
0
-1000
-2000
-3000
-4000
-5000
-6000
-7000
-8000
-9000
12-13
11-12
10-11
09-10
08-09
07-08
06-07
05-06
04-05
03-04
02-03
01-02
00-01
99-00
98-99
97-98
96-97
95-96
94-95
-11000
93-94
-10000
Bron: DG Agri
Enkele vaststellingen met betrekking tot 2012/13 (laatste campagne met definitieve cijfers) :
– 22 lidstaten in de EU-27 melken hun quotum niet vol, 5 lidstaten zijn in overschrijding. In de
EU-12 zijn alleen Cyprus en Polen in overschrijding. De andere overschrijders zijn : DK,D,en AU.
– De som van alle onderschrijdingen op het niveau van de lidstaten bedraagt in de EU 6,1 %, de
som van alle overschrijdingen 0,1 % wat een netto-onderschrijding van 6 % oplevert.
– De netto-onderschrijding in de EU-12 bedraagt met bijna 12,4 % bijna het drievoud van de
onderschrijding. in de EU-15, waar slechts 4.8 % van het quotum niet benut wordt.
– De overschrijdingen zijn relatief klein, behalve in Oostenrijk waar ze meer dan 4 % bedraagt.
De totale overschrijding van de 5 lidstaten die hun quotum niet respecteerden bedraagt 164 mio
kg.
– UK is voor de derde opeenvolgende quotacampagne de grootste onderschrijder in absolute
termen (- 2,2 mia kg ). FR komt op de tweede plaats met 1,9 mia kg. Deze 2 lidstaten nemen
bijna de helft van de totale onderschrijding in de EU voor hun rekening. Bulgarije en Roemenië
hebben samen een onderschrijding van ruim 1,2 mia kg.
– In een aantal lidstaten wordt meer dan 20 % van het quotum niet volgemolken.
24
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Balans van de quotacampagne 2012/2013 (in ton)
Campagne
2012/2013
Beschikb.
Quotum
Melkaanvoer
Vetcorrectie
Gecorrig.
Aanvoer
Balans
12/13
Balans
%
België
3.529,9
3.286,4
116,5
3.402,9
-127,0
-3,6
Denemarken
4.799,7
4.913,6
-95,4
4.818,2
18,5
0,4
29.921,7
29.749,4
198,3
29.947,7
26,0
0,1
Duitsland
869,6
626,6
12,9
639,5
-230,1
-26,5
6.438,0
6.280,5
-32,3
6.248,2
-189,8
-2,9
25.735,6
23.937,4
-104,9
23.832,5
-1.903,1
-7,4
5.725,1
5.382,3
172,6
5.554,9
-170,2
-3,0
10.871,8
10.806,6
24,4
10.831,0
-40,8
-0,4
Griekenland
Spanje
Frankrijk
Ierland
Italië
289,3
276,7
5,8
282,5
-6,8
-2,4
Nederland
11.851,2
11.666,7
140,7
11.807,4
-43,8
-0,4
Oostenrijk
2.877,9
2.946,4
34,7
2.981,1
103,2
3,6
Luxemburg
Portugal
2.059,8
1.819,7
-2,3
1.817,4
-242,4
-11,8
Finland
2.588,8
2.245,0
-27,2
2.217,8
-371,0
-14,3
3.553,8
2.845,9
-63,1
2.782,8
-771,0
-21,7
15.591,9
13.351,8
83,7
13.435,5
-2.156,4
-13,8
126.704,1
120.135,0
466,7
120.599,4
-6.104,7
-4,8
Zw eden
Verenigd Koninkrijk
EU-15
2.883,9
2.717,6
-172,1
2.545,5
-338,4
-11,7
Estland
679,4
652,9
-17,9
635,0
-44,4
-6,5
Cyprus
153,4
153,4
1,2
154,6
1,2
0,8
Tsjechië
753,9
721,7
5,0
726,7
-27,2
-3,6
Litouwen
1.734,6
1.354,4
15,3
1.369,7
-364,9
-21,0
Hongarije
Letland
1.947,4
1.480,7
5,5
1.486,2
-461,2
-23,7
Malta
51,7
42,6
-
-
-
-
Polen
9.807,8
9.779,1
43,5
9.822,6
14,8
0,2
Slovakije
1.066,8
846,6
8,3
854,9
-211,9
-19,9
Slovenië
590,7
532,3
-1,5
530,8
-59,9
-10,1
969,5
441,2
-8,3
432,9
-536,6
-55,3
1.521,6
812,6
-10,0
802,6
-719,0
-47,3
EU-12
22.160,7
19.535,1
-131,0
19.404,1
-2.756,6
-12,4
EU-27
148.864,8
139.670,1
335,7
140.005,8
-8.858,9
-6,0
Bulgarije
Roemenië
(*) Balans = gecorrigeerde aanvoer - beschikbaar quotum. Een balans > 0 = overschrijding
en een balans < 0 = onderschrijding
Bron: Europese C ommissie
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
25
2.2.3. Afvloei aantal melkveebedrijven neemt iets af
Levering van het gemiddeld melkveebedrijf in de EU-lidstaten
Campagne
Melkveebedrijven
2012/13
België
Denemarken
Duitsland
Griekenland
Spanje
Gemiddelde levering
aantal
evolutie
(%)
ton
evolutie
(%)
9.092
-4,1%
361
1,7%
3.784
-4,3%
1.299
6,0%
79.618
-3,2%
374
4,2%
3.680
-6,4%
170
4,4%
19.232
-5,0%
327
6,4%
Frankrijk
71.954
-3,8%
333
0,9%
Ierland
18.470
-3,5%
291
0,2%
Italië
32.854
-3,7%
329
3,2%
757
-3,9%
366
2,1%
Luxemburg
Nederland
18.140
-2,0%
643
1,6%
Oostenrijk
35.918
-4,3%
82
4,7%
Portugal
6.918
-7,0%
263
5,7%
Finland
9.991
-6,2%
225
6,4%
Zweden
5.325
-6,6%
534
6,8%
14.193
-3,0%
941
-0,7%
329.926
-3,9%
364
2,9%
1.983
-4,3%
1.370
7,4%
Estland
740
-6,9%
882
11,3%
Cyprus
212
-0,9%
724
0,6%
Letland
10.234
-2,5%
71
9,3%
Litouw en
36.898
-6,6%
37
8,6%
Hongarije
2.391
-7,6%
619
14,1%
Malta
122
-0,8%
349
2,3%
Polen
141.983
-5,1%
69
8,8%
Slovakije
543
-2,7%
1.559
5,3%
Slovenië
6.628
-3,7%
80
4,1%
Verenigd koninkrijk
EU-15
Tsjechië
Bulgarije
9.840
-20,5%
45
19,9%
90.379
-9,8%
9
5,4%
EU-10
201.734
-5,2%
91
8,9%
EU-12
301.953
-7,2%
65
10,6%
EU-27
631.879
-5,5%
221
5,2%
Roemenië
Evolutie t.o.v. voorgaande campagne
Bron: Europese C ommissie
De evolutie van het aantal melkveebedrijven in de EU-27 wordt sterk vertekend door de enorme
verschuivingen in Bulgarije en Roemenië. Laten we deze 2 lidstaten buiten beschouwing dan
bedraagt de afvloei uit de melkveehouderij in 2012/13 4.4 %. Zowel in de EU-15 als in de EU-10
neemt het afvloeiingspercentage wat af, respectievelijk van -4,2 % naar -3,9 % voor de EU-15 en
van -5,8 % naar -5,2 % voor de EU-10.
26
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Wat de ranking van de gemiddelde leveringsgrootte betreft behoudt België haar 7e plaats binnen de
EU-15. Het verschil met D en LUX is miniem. De gemiddelde melklevering in 2012/13 in ons land is
nagenoeg gelijk aan het gemiddelde van de EU-15.
2.2.4. Extra melk blijft naar kaas gaan
Bij matige toename van de melkaanvoer blijft kaas de voorkeur genieten als bestemming voor de
extra melk. Dat was zo in 2012 en is in 2013 niet anders. In 2013 was niet de export de motor
voor de groei bij kaas, wel de toename van het intern verbruik. In 2011 werd de forse toename in
aangevoerde melk vooral vertaald in een stijgende productie van boter en magere melkpoeder.
Behalve boter, dat stabiel blijft, gaat de productie van alle andere zuivelproducten erop achteruit.
Kaas wint dus verder aan aandeel in de verwerking van melk.
Consumptiemelk kent een kleine terugval. Aangezien er door de EU weinig consumptiemelk
wordt uitgevoerd naar derde landen geeft de ontwikkeling van de productie een goed beeld van de
evolutie van het verbruik. De uitvoer naar derde landen is op drie jaar tijd meer dan verdubbeld en
bereikt nu ruim 1 % van de productie.
Het intern verbruik van kaas groeit in 2013 met 1,0 %. Dat is bijna het dubbel van de groeivoet in
2011 en 2012, nl. 0,6 %. Dit is nog steeds minder dan in het verleden toen een gemiddelde
jaargroei van meer dan 1,5 % in 2005 en 2006 kon opgetekend worden. Het verbruik per hoofd in
de EU-27 stijgt van 17,9 kg naar 18.1 kg. Na de forse stijging van de uitvoer van kaas naar derde
landen in 2012 (+14 %) is er nu een meer gematigde toename, nl. +3 %. Het uitvoeroverschot
voor kaas stijgt naar 724.000 ton. Hiermee neemt kaas bijna de helft van het uitvoersaldo van
melk van de EU, ongeveer 14,4 mia liter in 2013, voor zijn rekening. Als gevolg van de sterkere
uitvoer en het gestegen intern verbruik kon de kaasproductie met 1,1 % toenemen.
Voor 2014 wordt een gelijkaardige groei van het intern verbruik (+1 %) verwacht, terwijl de
uitvoer met 6 % zou toenemen. De productietoename zou daarmee toenemen tot 1,5 %.
De laatste jaren zit de productie van boter terug in de lift. Dit heeft te maken met het intern
verbruik dat voor het derde opeenvolgende jaar gestegen is. In 2013 bleef de productietoename
zeer beperkt. De uitvoer steeg lichtjes, terwijl de invoer aanzienlijk daalde. Voor 2014 wordt een
verdere toename van het intern verbruik als van de uitvoer verwacht.
De productie van magere melkpoeder moest na de enorme boost (+ 13 %) in 2011 en een
kleine plus (+ 2 %) in 2012 terrein prijs geven. De krappe melkaanvoer is hier de oorzaak van. De
uitvoer daalde met 22 %, terwijl de interne markt, vooral voor menselijke voeding er op
vooruitging. De aanwending van magere melkpoeder in kunstkalvermeel daalt verder.
Bij volle melkpoeder veroorzaakt compenseert de toename van het intern gebruik slechts de
helft van het verlies bij de uitvoer. Dit resulteert in een daling bij de productie. De EU verliest de
laatste jaren heel wat marktaandeel aan NZ. In 2014 zou de uitvoer terug toenemen.
Het intern verbruik van yohurt en gefermenteerde melkproducten daalt in 2013 met ruim
2 %. Dit kan niet gecompenseerd worden door de toename van de uitvoer.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
27
Productie en aanwending van zuivelproducten in de EU-15 en EU-27
(1.000 ton)
1995
EU-15
2005
EU-25
2010
EU-27
2012
(1)
EU-27
2013
EU-27
(2)
% 13/12
EU-27
2014
(2)
BOTER
Productie (a)
1.827
Invoer
Uitvoer
Voorraad wijziging
2.137
2.005
2.095
2.100
0,2
72
86
40
55
43
228
342
156
127
128
-21,8
0,8
2.150
40
140
-32
-59
+50
+100
+100
0,0
5
Aanw ending
1.703
1.940
1.974
2.003
2.015
0,6
2.045
- menselijke voeding
1.219
1.462
1.974
2.003
2.015
0,6
2.045
484
478
0
0
0
6.607
84
528
6.153
8.584
103
546
+262
8.402
9.295
82
676
+240
8.923
9.444
77
778
+235
8.973
9.548
75
799
+240
9.060
1,1
-2,6
2,7
2,1
1,0
9.695
75
850
240
9.160
1.300
0
1.181
1
1.140
3
1.220
1
1180
1
-3,3
0,0
—
—
338
+5
957
200
0
982
244
0
900
292
0
929
255
0
926
-12,7
0,0
-0,3
—
—
—
946
8
596
+5
353
858
2
490
0
370
767
2
447
-20
342
713
3
388
0
328
707
3
375
0
335
-0,8
0,0
-3,4
1.270
43
376
-100
1.036
442
594
1.114
7
194
-43
970
600
370
1.085
4
379
-94
803
635
165
1.234
2
524
-80
808
650
160
1.205
6
411
-2
803
663
140
29.763
—
—
33.497
1
104
32.834
3
173
32.969
2
333
32.898
2
370
-0,2
0,0
11,1
32.800
—
—
—
33.295
32.664
32.638
32.530
-0,3
—
- gesubsidieerd verbruik
0
KAAS
Productie
Invoer
Uitvoer
Extra - smeltkaas
Verbruik
CONDENS
Productie
Invoer
Uitvoer
Voorraadverandering
Aanw ending
NIET-MAGERE MELKPOEDER
Productie
Invoer
Uitvoer
Voorraadverandering
Aanw ending
2,1
750
3
400
0
353
MAGERE MELKPOEDER
Productie
Invoer
Uitvoer
Voorraadverandering
Aanw ending
- menselijke voeding
- kalvervoeder
-2,4
200,0
-21,6
-97,5
-0,6
2,0
-12,5
1.250
5
470
-13
790
680
110
CONSUMPTIEMELK
Productie (b)
Invoer
Uitvoer
Verbruik
GEFERMENTEERDE PRODUCTEN
Productie (b)
Invoer
Uitvoer
—
—
—
9.577
10
61
9.405
9
125
9.368
8
156
9.159
10
169
-2,2
25,0
8,3
—
—
—
Verbruik
—
9.526
9.289
9.221
8.999
-2,4
—
(1) Voorlopig/Raming
(2) Schatting
(a) Inclusief butteroil, omgerekend naar boter
(b) Inclusief karnemelk
―: niet beschikbaar
Bron: AMI/ZMB
28
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
2.2.5. Zelfvoorzieningsgraad EU daalt wat
In 2013 is de zelfvoorzieningsgraad in melk van de EU voor het eerst in 6jaar tijd afgenomen. Dit
heeft vooral te maken met de forse stijging van het intern verbruik en de daling van de uitvoer. In
2012 werd 1,7 mia kg extra melk geleverd. Het intern verbruik steeg sterker, nl. met 2,3 mia kg
melkequivalenten. Er werd 0,8 mia kg minder uitgevoer, de invoer bleef gelijk en de afbouw van
voorraden daalde fors. De zelfvoorzieningsgraad daalt van 111,9 % naar 111,3 %.
Kijken we terug op de laatste 6 jaar, 2007 -2013. De melkaanvoer nam toe met 8,6 mia liter.
Daarvan is 5,3 mia kg extra verbruikt in de EU. Tevens is ook 2,2 mia kg meer uitgevoerd. Verder
is de invoer met 1,9 mia kg melkequivalenten gedaald. Het saldo is grotere onttrekking aan de
voorraden. Op 5 jaar tijd is de zelfvoorzieningsgraad toegenomen van 109 naar 111 %. Wordt dit
opgesplitst naar melkvet en eiwit dan valt het op dat de zelfvoorzieningsgraad voor melkvet
gedaald is van 110 naar 107, terwijl de eiwitfractie een toename kent van 109 naar 111 %.
In 2006 moest nog ruim 8 mia kg melkequivalent met subsidie afgezet worden. Sedert 2007 is dat
tot nul herleid.
Melkbalans EU
2007
EU-25
2009
EU-27
133,1
134,1
135,7
138,9
140,0
141,7
3,0
2,5
1,4
1,0
1,1
1,1
Uitvoer (1)
13,3
13,2
14,9
16,0
16,9
15,5
Voorraadwijziging (1)
+0,7
+0,5
-2,0
-0,8
-0,9
-0,1
122,1
123,0
124,2
124,7
125,1
127,4
in miljoen ton
Melkleveringen
Invoer (1)
Verbruik (1)
2010 2011
EU-27 EU-27
2012
2013
(2)
(2)
EU-27
EU-28
Verbruik per hoofd
246,5
245,5
248,9
249,0
250,1
251,9
Zelfvoorzieningsgraad (%)
109,2
109,3
109,3
111,4
111,9
111,3
(1) In melkequivalenten
(2) Voorlopig / prognose
Bron : AMI
2.2.6. Zuivelbeleid
In 1992 beslisten de Europese landbouwministers om het EU-landbouwbeleid drastisch te
hervormen. Het markt- en prijsbeleid, waarmee hogere prijzen werden gegarandeerd in de EU dan
op de wereldmarkt werd vervangen door een beleid van lagere, (wereld)marktgeoriënteerde
prijzen aangevuld met rechtstreekse inkomenstoeslagen. In 1992 werd gestart met de granen en
het rundvlees. Pas in 2003 werd deze fundamentele beleidshervorming doorgevoerd in de
zuivelsector via het akkoord van Luxemburg.
2.2.6.1.
De hervorming van Luxemburg in 2003
Op 26 juni 2003 beslist de EU-Landbouwraad tot een drastische hervorming van het Europees
zuivelbeleid. De MTR bevatte o.m. de volgende belangrijke elementen :
•
Een daling van de interventieprijzen
•
Een beperking van de publieke interventie voor boter en magere melkpoeder
•
De quota werden verlengd tot 31 maart 2015 en bovendien verhoogd
•
Een inkomenscompensatie voor de melkveehouders, ontkoppeld vanaf 31.03.2007
•
………..
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
29
Hieronder vindt u de evolutie van de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder.
Hervorming
Interventieprijs vanaf
(euro/100 kg)
01.07.1995
01.07.2004
01.07.2005
01.07.2006
01.07.2007
Index 01.07.2007
(01.07.03 = 100)
Boter
Mmp
328,20
305,23
282,44
259,52
246,39
205,52
195,24
184,97
174,69
174,69
75,1
85,0
De interventieprijzen voor de magere melkpoeder in de bovenstaande tabel gelden voor een
minimaal eiwitgehalte vastgelegd op 35,6 % van het niet vette droge stofgehalte. Op 1 januari
2008 heeft de Commissie een standaardisatie toegestaan op 34 % van het eiwitgehalte van
melkpoeder en de interventiekwaliteit werd op dit niveau vastgelegd. De interventieprijs voor
magere melkpoeder is bijgevolg aangepast op 169,80 euro.
De prijsgarantie geboden door het interventiemechanisme wordt beperkt in de tijd en tot
vastgestelde hoeveelheden.
Het interventiemechanisme voor boter wordt op dezelfde wijze ingesteld als voor magere
melkpoeder:
•
Er wordt een plafond vastgesteld, eens dit plafond bereikt wordt de interventie ofwel
stilgelegd ofwel wordt een tenderingsysteem ingesteld dat toelaat om de interventieprijs
verder te laten dalen.
•
De periode voor interventie is beperkt tot 1 maart – 31 augustus.
Sedert 2008 bedraagt het plafond voor de aankoop van boter in interventie 30.000 ton. Boter
wordt slechts aan 90 % van de interventieprijs opgekocht. Voor magere melkpoeder blijft het
plafond vastgesteld op 109.000 ton.
Gezien de slechte situatie van de zuivelmarkt in 2009, heeft de Commissie besloten om de publieke
interventie voor boter en magere melkpoeder te verlengen tot na 31 augustus 2009. Maar door de
afwezigheid van het Europese Parlement (naar aanleiding van de verkiezingen) gebeurde dit in
twee stappen. Gezien de hoogdringendheid, werd er een eerste Verordening aanvaard. Deze
verlengde de interventie met 3 maanden, van 1 september tot 30 november 2009. In november
2009 verscheen er een tweede verordening die de interventieperiode 2009 voor boter en magere
melkpoeder verlengde tot 28 februari 2010, ofwel de opening van de interventieperiode 2010. Deze
Verordening voorziet ook de mogelijkheid van een nieuwe verlenging, door middel van een
procedure van openbare inschrijving, na 31 augustus 2010, indien nodig tot 28 februari 2011.
Verlenging en toename melkquota
De Hervorming van Luxemburg verlengde de quota met 7 campagnes, namelijk tot 31.03.2015.
Daarna zijn er geen quota meer. De Hervorming voorzag voor de oude lidstaten 3 jaarlijkse
verhogingen van het totale quotum (melkerijleveringen en rechtstreekse verkoop samen) met
0,5 % en dit vanaf 1 april 2006. In maart 2008 besliste de Raad tot een extra verhoging van het
quotum van alle lidstaten met 2 %.
Aangezien de richtprijs voor melk afgeschaft werd, kan de superheffing niet langer als een
percentage van de richtprijs gedefinieerd worden en moet deze heffing afzonderlijk vastgesteld
worden. Sinds 2007 bedraagt de superheffing 27,83 euro/100 kg.
30
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
2.2.6.2.
De Health Check in 2008
Met de Health Check wilde de EU evalueren of het beleid nog op het juiste spoor zat en of er niet
kon vereenvoudigd en gemoderniseerd worden. Op 20 november 2008 werd een akkoord bereikt
over de Health Check van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. De belangrijkste elementen voor
de zuivelsector worden hierna opgesomd.
•
“Soft landing” : om het wegvallen van het regime van de melkquota voor te bereiden
(afschaffing voorzien in 2015), werd er een verhoging aanvaard van het Europese
melkquotum van 1 % per jaar in 2009, 2010, 2011, 2012, en voor de campagne 2013/2014.
•
Tussentijdse evaluaties : 2 tussentijdse rapporten van de Commissie zullen de situatie van de
sector evalueren ten laatste in december 2010 en december 2012. In het kader van deze
evaluaties, zal de uitbreiding van de quota herzien kunnen worden.
•
Halvering van de vetcorrectiecoëfficiënt : vanaf de campagne 2009/2010, wordt de
vetcorrectiecoëfficiënt verminderd van 0,18 naar 0,09 voor de zuivelproducenten bij wie het
gemiddelde vetgehalte van de leveringen boven de referentie ligt. Voor de anderen blijft de
coëfficiënt van 0,18 onveranderd.
•
Steun aan de privé-opslag van boter : het huidige systeem blijft behouden. Er komt geen
tenderingsysteem.
•
De interventiemaatregelen die van kracht zijn in de melksector blijven behouden. De
maximale hoeveelheden zijn vastgelegd op 30.000 ton voor boter, en 109.000 ton voor
magere melkpoeder.
De gevolgen van de beslissingen in het kader van de Health Check voor ons land m.b.t. de omvang
van het quotum vind u in de onderstaande tabel. De halvering van de vetcorrectiefactor creëert
een additionele ruimte voor melkleveringen van ongeveer 3,6 %.
Totaal quotum voor de campagne 2014/2015
Belgisch
quotum
Verandering
ton
%
ton
2004/2006
3.310.431
—
—
2006/2007
3.326.983
0,5
16.552
2007/2008
3.343.535
0,5
16.552
2008/2009
3.427.289
2,5
83.754
2009/2010
3.461.562
1,0
34.273
2010/2011
3.496.177
1,0
34.615
2011/2012
3.531.139
1,0
34.962
2012/2013
3.566.450
1,0
35.311
2013/2014
3.602.115
1,0
35.665
2014/2015
3.602.115
0,0
0
8,5
291.684
Totaal
Bron : Europese C ommissie
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
31
2.2.6.3.
Het zuivelpakket
Het EU-zuivelpakket trad in voege in 2012. Het zuivelpakket kwam er na onvrede vanuit de
melkveehouderij als gevolg van de zeer slechte melkprijzen in de eerste 3 kwartalen van 2009. De
landbouwministers beslisten in oktober 2009 om een expertengroep van hoog niveau op te richten
die oplossingen moest uitwerken voor de langere termijn.
Niettegenstaande heel wat tegenstellingen tussen de lidstaten kwam de groep experten op hoog
niveau in juni 2010 met haar aanbevelingen. De belangrijkste zijn :
•
Het bevorderen van het gebruik van contracten : om het aanbod beter op de vraag af te
stemmen
•
Producentengroeperingen krijgen een uitzondering op de concurrentiewetgeving : dit moet
leiden tot meer onderhandelingsmacht voor de melkveehouders
•
Het stimuleren van interprofessionele organisaties
•
Meer markttransparantie
Het zuivelpakket bevat finaal de volgende elementen :
1. Lidstaten kunnen beslissen om het gebruik van contracten verplicht te maken bij de
verkoop van rauwe melk aan de zuivelindustrie. In dat geval moeten een aantal elementen
verplicht opgenomen worden in het contract, zoals de duur, het volume en de kwaliteit en
de timing van de leveringen. Tevens moet de melkprijs opgenomen zijn: ofwel een
vastgestelde statische prijs ofwel een prijs die varieert op basis van een aantal factoren
opgesomd in het contract, zoals bvb marktindicatoren. Alle elementen van het contract
worden vrij onderhandeld.
2. Via producentengroeperingen, tot maximaal 33 % van de nationale of 3,5 % van de
Europese melkproductie, kunnen melkveehouders samen onderhandelen over de melkprijs.
Dit is een belangrijke uitzondering op de concurrentiewetgeving, waardoor melkveehouders
meer onderhandelingsmacht kunnen krijgen. Deze producenten-groeperingen moeten
voorafgaand door de overheid erkend worden.
3. Het oprichten van interprofessionele organisaties wordt bevorderd. Zij bevatten minstens 2
schakels
van
de
keten,
bestaande
uit
melkveehouders,
zuivelindustrie,
retail
en
verbruikers. Zij kunnen marktinformatie verzamelen, standaardcontracten opstellen,
generieke promotie voeren, ….
4. De kopers van melk worden verplicht om maandelijks het volume gekochte melk mee te
delen aan de overheid. Dit is nu reeds het geval in het kader van de quotaregeling.
Het voorstel van de commissie bevat een uitzondering voor de coöperaties, die in feite
producentenorganisaties zijn. De coöperaties staan in voor de ophaling en verwerking van
ongeveer 58 % van de melk in de EU.
De zuivelindustrie kan zich vinden in de interprofessionele organisaties alsook in de voorgestelde
markttransparantie. De zuivelindustrie is voorstander van contracten maar op vrijwillige basis.
Tevens is een verregaande standaardisering van contracten op wettelijk vlak veel te stringent. Het
assortiment zuivelproducten, de klanten en de afzetgebieden van de zuivelgroepen lopen zo sterk
uiteen dat een standaardisering van contracten onmogelijk is en verlammend zou werken. De
zuivelindustrie staat kritisch tegenover een grotere onderhandelingsmacht voor de melkveehouders
in de mate dat niet voorzien is in een verbeterde onderhandelingsmacht voor de zuivelindustrie ten
opzichte van haar afnemers :
32
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
•
De concurrentie mag niet verstoord worden.
•
De zuivelindustrie heeft zelf te maken met sterk geconcentreerde afnemers. Het voorstel
van de Commissie heeft alleen betrekking op de eerste 2 schakels van de keten. Politici
willen bovendien dat de prijzen aan de consument zo laag mogelijk blijven en gedogen de
sterke machtspositie van de retail. De zuivelindustrie dreigt tussen hamer en aambeeld
terecht te komen : hogere prijzen voor de melkveehouders en toch lage prijzen aan de
consument.
•
Zuivelbedrijven die via concentratie een grotere onderhandelingsmacht met hun klanten
willen opbouwen moeten zich onderwerpen aan de strenge eisen van de nationale en
Europese concurrentieautoriteiten.
2.2.6.4.
Toepassing van het zuivelpakket in ons land
Het zuivelpakket is een regionale bevoegdheid. In beide landsdelen werden de Besluiten van de
Regering en de Ministeriële Besluiten die de toepassingsmodaliteiten van het Zuivelpakket
gepubliceerd in 2013. Contracten zijn vrijwillig in beide regio’s en tevens legt de wetgeving een
aantal voorwaarden op waaraan producentenorganisaties moeten voldoen om erkend te worden. In
Vlaanderen bedraagt het minimum aantal leden 40, voor de biologische melkveehouderij is dat 10.
In Vlaanderen is inmiddels 1 coöperatie erkend als producentenorganisatie. In Wallonië moet een
producentenorganisatie minstens 20 leden tellen om erkend te worden.
In Vlaanderen zijn er momenteel 2 producentenorganisaties erkend, in Wallonië geen.
2.2.6.5.
Het hervormde landbouwbeleid na 2014
Eind juni 2013 bereikten de Landbouwraad, EU-Parlement en de Commissie een politiek akkoord
over een hervorming van het landbouwbeleid in de EU. De nieuwe teksten werden in december
2013 gepubliceerd. De hervorming bevat 4 grote delen :
1. De directe inkomenssteun : convergentie tussen de lidstaten, vergroening, jonge
landbouwers, actieve landbouwers.
2. Marktmaatregelen
3. Plattelandsontwikkeling
4. Horizontale en financiële bepalingen
Een voorstel van het EU-parlement om een vorm van productiebeperking in te voeren in de
zuivelsector in slechte tijden werd niet weerhouden. Alle elementen van het Zuivelpakket zijn in
het hervormde landbouwbeleid overgenomen. Nieuw is dat de uitbreiding van regels in de
zuivelsector voor producentenorganisaties en interbrancheorganisaties mogelijk wordt.
De belangrijkste wijziging in de marktmaatregelen van het zuivelbeleid is het feit dat de private
opslag voor boter niet langer een vast gegeven is. De Commissie beslist elk jaar of de private
opslag plaatsvindt. Er is ook in een optionele private opslag voor magere melkpoeder voorzien.
De maatregelen inzake publieke voorraden en opkoop (interventie) blijven behouden, alsook het
niveau van de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder. Het plafond voor de inkoop van
boter in interventie wordt verhoogd van 30.000 naar 50.000 ton.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
33
2.2.6.6.
Openbare voorraden op nul
Na de volledige afbouw van de interventievoorraad voor magere melkpoeder in 2006 kon ook de
botervoorraad in 2007 tot nul herleid worden. De interventievoorraden bleven leeg in het
kalenderjaar 2008. Dit was een zeer uitzonderlijke situatie : 2008 was sedert 10 jaar het eerste
jaar zonder aanbod in interventie, het was sedert meer dan 25 jaar het eerste zonder publieke
voorraad. Begin 2009 werd eerst boter en daarna terug melkpoeder in openbare voorraad
genomen. Na 2010 zijn geen volumes aangekocht in interventievoorraad.
De mogelijkheid tot inlevering van magere melkpoeder in interventie start elk jaar op 1 maart.
Er is een plafond van 109.000 ton ingesteld, vanaf wanneer de Commissie de aankoop aan 100 %
van
de
interventieprijs kan
opschorten
en
over
kan
gaan
tot
een tendersysteem.
De
interventiemogelijkheid is gesloten vanaf 31 augustus en gaat pas terug open op 1 maart. In 2009
werd beslist om tot 1 maart 2011 te voorzien in de continue opening van interventie via tendering.
In de periode maart – september 2009 werd 282.600 ton magere melkpoeder opgekocht.
Overzicht van de publieke voorraad magere melkpoeder
(1.000 ton)
2000
2005
2010
2011
2012
2013
Stocks per 1 januari
180,0
62,8
259,2
191,0
54,0
0,0
0,0
2,9
0,0
0,0
0,0
0,0
180,0
58,1
68,2
137,0
54,0
0,0
0,0
7,6
191,0
54,0
0,0
0,0
Opgekocht
Verkocht
Stocks op 31 december
Vanaf 1995: EU-15; vanaf 2004: EU-25
Bron: Office de l'Elevage/Europese C ommissie
De openbare voorraad boter is in 2007 volledig afgebouwd. Sedert de hervorming geldt de nieuwe
opkoopregeling. Vanaf 1 maart kan aangekocht worden aan 90 % van de interventieprijs met een
limiet van 50.000 ton en met een opkoopperiode beperkt van 1 maart tot 31 augustus. Eens het
plafond bereikt is kan de Commissie overgaan tot aankoop via tendering. In 2009 werd beslist om
tot 1 maart 2011 te voorzien in de continue opening van interventie via tendering.
In de periode maart – augustus 2009 werd 83.200 ton boter opgekocht. In 2010 was het gros van
de voorraad reeds verkocht, in 2012 is de voorraad helemaal op nul.
Overzicht van de publieke voorraad boter
(1.000 ton)
2000
2005
2010
2011
2012
2013
Stocks per 1 januari
54,9
160,4
76,4
2,0
1,0
0,0
Opgekocht
42,1
36,4
0,0
0,0
0,0
0,0
Verkocht
33,4
75,7
74,4
1,0
1,0
0,0
Stocks op 31 december
63,6
121,1
2,0
1,0
0,0
0,0
Vanaf 1995: EU-15; vanaf 2004: EU-25
Bron: Office de l'Elevage/Europese C ommissie
Gezien de afwezigheid van openbare voorraden kende de private opslag de laatste jaren een vrij
groot succes. In 2013 zijn de hoeveelheden in private opslag zo’n 40 % kleiner dan in 2012.
34
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Private opslag van boter (einde inslag)
(1.000 ton)
EU
België
1986
164
20
1990
201
45
1991
116
41
1992
192
34
1993
162
20
1994
166
25
1995
146
16
1996
202
22
1997
139
19
1998
176
16
1999
198
24
2000
180
27
2001
207
23
2002
172
19
2003
175
19
2004
126
17
2005
147
18
2006
118
17
2007
124
11
2008
161
13
2009
138
14
2010
83
8
2011
106
10
2012
131
11
2013
89
8
Vanaf 1995: EU-15; vanaf 2004: EU-25
Bron: Europese C ommissie
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
35
Interventieaankopen door de EU
(1.000 ton)
Boter
Magere melkpoeder
1985
491,0
247,0
1986
655,0
602,0
1987
368,0
54,0
1988
25,0
0,0
1989
0,0
0,0
1990
250,0
337,0
1991
174,0
199,0
1992
48,0
0,0
1993
32,0
11,0
1994
21,0
59,0
1995
0,1
0,0
1996
40,0
127,0
1997
3,0
34,0
1998
2,9
102,6
1999
54,4
93,2
2000
44,1
0,0
2001
38,9
0,0
2002
159,8
152,8
2003
41,1
111,8
2004
29,8
21,3
2005
36,4
5,3
2006
61,7
1,1
2007
0,4
0,0
2008
0,0
0,0
2009
83,2
282,6
2010
0,0
0,0
2011
0,0
0,0
2012
0,0
0,0
2013
0,0
0,0
Bron: Europese C ommissie
36
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
x 1.000 ton/tonnes
1992
1993
1994
1995
47
37
73
14
125
135
204
180
1996
1997
1998
1999
2000
2001
0
0
139
194
2002
2003
63
2004
2005
2006
2007
2008
8
0
0
0
259
191
2009
2010
54
2011
2012
2013
18.04.2014
0
0
0
96
1988
18
238
247
173
161
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
59
20
39
11
3
55
64
66
192
223
160
121
2002
2003
2004
2005
63
2006
2007
2008
0
0
76
2009
2010
2011
2012
2013
18.04.2014
2
1
0
0
0
Boter/Beurre
E.U.-Interventievoorraad (31 dec.)
U.E. Stocks d'intervention (31 déc.)
414
1991
635
1987
1989
1200
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
332
1990
1000
1989
7
5
800
BCZ
1988
125
1986
Mager Melkpoeder/Lait écrémé en poudre
E.U. Interventievoorraad (31 dec.)
U.E. Stocks d'intervention (31 déc.)
565
1987
989
1985
793
1986
841
1984
506
1985
692
1983
617
1984
600
983
1983
400
0
200
1200
800
600
400
200
0
1000
x1.000 ton/tonnes
37
2.2.6.7.
Zuiveluitgaven : amper 0,1 % van de landbouwuitgaven 2013
De uitgaven voor de zuivelsector in 2013 zijn quasi onbestaande. Er zijn geen restituties, er is geen
interne marktsteun, behalve de schoolmelkregeling en de private opslag voor boter.
De begrotingen voor de toekomst zijn extreem laag. Dit heeft te maken met de omslag naar
rechtstreekse inkomensondersteuning. Vanaf 2008 is de inkomenstoeslag wegens ontkoppeling niet
meer opgenomen in de begroting.
EU-begroting zuivel
Uitgaven Uitgaven
(miljoen Ecu/Euro)
TOTAAL
Uitgaven
Uitgaven
EU-25
EU-27
EU-27
EU-27
Uitgaven Begroting
EU-27
EU-27
2005
2010
2011
2012
2013
2014
2.610
529
5
91
70
87
513
42
0
0
0
0
waarvan
Restitutie boter en boterolie
Restitutie magere melkpoeder
Restitutie kaas
Restitutie andere zuivelproducten
67
33
0
0
0
0
159
26
0
0
0
0
401
85
5
0
0
0
1.140
186
5
0
0
0
-59
-6
-73
-10
0
0
Overige maatregelen mmp
283
—
—
0
—
0
Totaal interne steun magere melk
224
-6
-73
-10
0
0
30
11
8
8
7
9
Publieke opslag
-26
—
0
0
0
0
Overige maatregelen boter
283
1
0
0
0
0
Totaal interne steun boter
227
1
8
8
7
9
Totaal restituties
Magere melkpoeder - opslag
P.o. boter
Opslag kaas
31
3
0
0
0
0
Schoolmelk
64
69
64
69
63
78
2
—
0
0
0
0
Andere
Opbrengsten
-447
—
—
—
-80
—
Directe betalingen
943
—
—
—
—
—
Extra betalingen (1)
426
—
—
—
—
—
1.369
—
—
—
—
—
Totaal excl. directe betalingen
(1) Nationale enveloppe
―: niet beschikbaar
Bron: Europese C ommissie
38
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
Aandeel zuivel in EU-landbouwuitgaven
Uitgaven
zuivel
Uitgaven
landbouw
Aandeel
zuivel
(%)
1984
5.442
18.331
29,7
1988
5.662
29.719
19,1
1989
4.987
26.076
19,1
1990
4.956
26.831
18,5
1991
5.637
32.222
17,5
1992
4.007
31.871
12,6
1993
5.222
34.975
14,9
1994
4.259
32.970
12,9
1995
4.038
33.376
12,1
1996
3.582
34.521
10,4
1997
3.104
40.675
7,6
1998
2.706
38.748
7,0
1999
2.597
39.541
6,6
2000
2.644
40.395
6,5
2001
1.988
42.083
4,7
2002
2.435
43.233
5,6
(miljoen Ecu/Euro)
2003
2.872
44.412
6,5
2004
(1)
2.061
44.761
4,6
2005
(1)
2.610
52.958
4,9
2006
(1)
2.527
54.226
4,7
2007
(2)
638
52.026
1,2
2008
(2)
148
54.972
0,3
2009
(2)
371
52.191
0,7
2010
(2)
529
55.142
1,0
2011
(2)
5
55.916
0,0
2012
(2)
91
55.699
0,2
2013
(2)
70
58.467
0,1
2014
(2) (*)
88
57.775
0,2
(1) Voor EU-25
(2) Voor EU-27
(*) Voorlopig
Bron: Europese C ommissie
2.2.6.8. Schoolmelk
De lijst met producten die in aanmerking komen voor het Europese programma “Schoolmelk” is
verdeeld in 5 productcategorieën waarvan het steunbedrag verschilt :
°
Categorie I (18,15 euro/100 kg) :
•
•
Warmte behandelde melk
Warmte behandelde melk (waaraan chocolade of vruchtensap is toegevoegd of die is
gearomatiseerd, met minimum 90 % in gewicht warmte behandelde melk en maximum
7 % toegevoegde suiker en/of honing)
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
39
•
Gefermenteerde zuivelproducten, waaraan al dan niet vruchtensap is toegevoegd, al
dan niet gearomatiseerd, met minimum 90 % in gewicht warmte behandelde melk en
maximum 7 % toegevoegde suiker en/of honing)
°
Categorie II (16,34 euro/100 kg) : Producten op basis van melk, al dan niet gearomatiseerd,
met of zonder vruchtensap, al dan niet gefermenteerd, en met minimum 75 % in gewicht
warmte behandelde melk, maximum 7 % toegevoegde suiker en/of honing)
°
Categorie
III (54,45
euro/100
kg) : Verse
en verwerkte
kaas die
maximaal
10
gewichtspercenten melkvreemde ingrediënten bevat
°
°
Categorie IV (163,14 euro/100 kg) : Grana Padano en Parmigiano-Reggiano
Categorie V (138,85 euro/100 kg) : Andere kaas met maximaal 10 gewichtspercenten
melkvreemde ingrediënten.
Op 30 januari 2014 heeft de Commissie een wetvoorstel gepresenteerd voor de hervorming van 2
schoolprogramma’s, met name het distributieprogramma van melk en dat van fruit en groente. Het
voorstel wil de 2 programma’s samenbrengen in een gemeenschappelijk kader met de bedoeling
om hun goede functionering te verbeteren, ze meer efficiënt te maken, om de eisen te
vereenvoudigen en om de administratieve lasten te verminderen. Dit voorstel van de Commissie
volgt op de openbare raadpleging uit de lente van 2013 en op een evaluatie door een externe
consultant. Het hervormde programma voor scholieren zou in werking moeten treden in 2016.
40
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
2.3. BELGIË
2.3.1. Meer melkkoeien
In 2013 stijgt het aantal Belgische melkkoeien lichtjes ten opzichte van 2012. Terwijl Wallonië
kampt met een daling van het aantal melkkoeien, stijgt dit aantal in Vlaanderen.
Aantal koeien en melkveehouders per landsgedeelte
1984
2000
2005
2012
2013
( 1)
% 13/12
a) BELGIE
Melkkoeien
993.871
593.788
522.906
485.112
487.373
0,5
Zoogkoeien
160.566
508.857
483.276
468.756
460.307
-1,8
1.154.437 1.102.645 1.006.182
953.868
947.680
-0,6
TOTAAL
Melkveehouders
47.053
17.639
15.181
9.774
-
-
Bedrijven met zoogkoeien
14.729
22.766
20.756
15.573
-
-
533.875
327.067
292.958
279.171
284.689
2,0
43.438
182.913
176.354
175.394
172.507
-1,6
577.313
509.980
469.312
454.565
457.196
0,6
b) VLAANDEREN
Melkkoeien
Zoogkoeien
TOTAAL
Melkveehouders
27.663
9.961
8.862
5.629
-
-
7.004
11.927
11.245
8.320
-
-
Melkkoeien
459.831
266.657
229.948
208.859
202.684
-3,0
Zoogkoeien
117.106
325.880
306.922
294.785
287.800
-2,4
TOTAAL
576.937
592.537
536.870
503.644
490.484
-2,6
19.382
7.676
6.316
4.531
-
-
7.722
10.836
9.507
7.653
-
-
Bedrijven met zoogkoeien
c) WALLONIE
Melkveehouders
Bedrijven met zoogkoeien
d) BRUSSELS GEWEST
Melkkoeien
Zoogkoeien
TOTAAL
Melkveehouders
Bedrijven met zoogkoeien
165
64
71
63
(2)
-
22
64
63
17
(2)
-
187
128
134
80
(2)
-
10
2
3
2
(2)
-
3
3
4
4
(2)
-
Bron: FOD Economie/ADSEI
(1) De gegevens 2013 zijn nog voorlopig
(2) De gegevens voor regio Brussel zijn bij de gegevens van Vlaanderen geteld
- : niet beschikbaar
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
41
2.3.2. Minder uitgesproken daling van het aantal melkleveraars
De evolutie op maandbasis van het aantal leveraars geeft een beeld van de snelheid van de
herstructurering van de productie.
Vlaanderen
Wallonië
België
December 2012
5.182
3.551
8.733
December 2013
5.044
3.429
8.473
-2,7
-3,4
-3,0
April 2013
5.129
3.505
8.643
April 2014
4.990
3.426
8.416
-2,7
-2,3
-2,6
Verschil (%)
Verschil (%)
Op basis van de maandelijkse statistieken van de Interprofessionele Organismen met betrekking
tot de melkkwaliteit, waren er eind 2013 nog 8.473 leveraars actief, waarvan 59,5 % Vlaamse en
40,5 % Waalse. In 2013 is de daling van het aantal melkleveraars op Belgisch niveau iets kleiner
dan in 2012 (-4,5 %). Een dergelijke vermindering van het aantal melkleveraars werd niet meer
geregistreerd sinds 2000 (-2,9 %).
In 2013 was deze daling van het aantal melkleveraars opnieuw belangrijker in Wallonië dan in
Vlaanderen.
België / Belgique
Aantal Melkleveraars
Nombre de Fournisseurs de Lait
5
42
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
2012
2010
2008
2006
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
0
8
9
10
9
10
10
11
11
12
14
13
15
14
16
15
17
16
18
18
18
21
20
19
26
24
30
25
22
x1.000
30
28
32
35
31
34
37
40
40
45
2.3.3. De melkleveringen stijgen weer
Na het jaar 2012 dat gekenmerkt werd door de daling van de melkleveringen, is de stijging die er
was sinds 2009 opnieuw hernomen in 2013. De verhoging ten opzichte van 2012 bedraagt 77
miljoen liter.
In de laatste 5 jaar stegen de melkleveringen met 6,5 % in ons land.
De leveringen van melk evolueerden als volgt:
(1.000 l)
%
(1.000 l)
%
1985
3.054.893
-
2000
2.945.392
1,6
1986
3.171.685
3,8
2001
2.937.807
-0,3
1987
3.040.941
-4,1
2002
2.968.894
1,1
1988
2.958.442
-2,7
2003
2.956.094
-0,4
1989
2.995.901
1,3
2004
2.968.838
0,4
1990
2.905.869
-3,0
2005
2.936.593
-1,1
1991
2.877.111
-1,0
2006
2.924.949
-0,4
1992
2.870.287
-0,2
2007
3.008.685
2,9
1993
2.863.430
-0,2
2008
2.998.543
-0,3
1994
2.902.363
1,4
2009
3.098.002
3,3
1995
2.958.169
1,9
2010
3.214.434
3,8
1996
2.919.074
-1,3
2011
3.259.187
1,4
1997
2.883.155
-1,2
2012
3.222.409
-1,1
1998
2.939.022
1,9
2013
3.299.539
2,4
1999
2.898.094
-1,4
Bron: Ministeries van de Vlaamse en Waalse Gemeenschap
Voor de campagne 2012/2013, zijn de leveringen (met vetcorrectie) meer dan 123 miljoen liter
lager dan het nationale quotum. Voor het 8e opeenvolgende jaar werd het nationale quotum dus
niet overschreden. De onderschrijding is historisch hoog, vergelijkbaar aan de crisiscampagne
2009/2010.
Het effect van de vetcorrectie bedroeg tijdens de campagne 2012/2013 113 miljoen liter
melkequivalent, of 3,5 % van de melkleveringen. De afwijking tussen het reële vetgehalte en het in
rekening te brengen officiële referentievetgehalte blijft aanzienlijk en bedraagt 4,21 gram per liter.
Dit verschil is niet meer zo hoog geweest sinds de campagne 2005/2006 (4,24 g/l).
Voor de laatste afgesloten melkcampagne 2013/2014 is het finale resultaat met de voorlopige
leveringen van maart zo dicht bij het nationale quotum dat de regionale overheden besloten
hebben om de voorlopige resultaten niet mee te delen. Volgens de voorlopige resultaten van
februari, was het gecumuleerde quotum overschreden met 0,2 % (hetzij 6,8 miljoen liter).
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
43
2.3.4. Hervatting van de stijging van de gemiddelde leveringen
Evolutie melkaanvoer per leveraar
Leveraars
Aantal
(1)
1980
45.392
1984 (2)
39.554
Gemiddelde levering
% verschil
Liter/jaar
t.o.v. vorig jaar
% verschil
t.o.v. vorig jaar
64.855
-3,2
75.831
4,2
1990 (3)
27.702
-5,7
104.897
5,7
1991
25.996
-6,2
110.675
5,5
1992
24.380
-6,2
117.735
6,4
1993
22.406
-8,1
127.797
8,5
1994
20.838
-7,0
139.282
9,0
1995
19.410
-6,9
152.404
9,4
1996
18.375
-5,3
158.844
4,2
1997
18.194
-1,0
158.467
-0,2
1998
17.604
-3,2
166.952
5,4
1999
16.960
-3,7
170.878
2,4
2000
16.475
-2,9
178.780
4,6
2001
15.569
-5,5
188.696
5,5
2002
14.846
-4,6
199.979
6,0
2003
14.226
-4,2
207.796
3,9
2004
13.602
-4,4
218.265
5,0
2005
12.690
-6,7
231.410
6,0
2006
11.838
-6,7
247.081
6,8
2007
11.136
-5,9
270.176
9,3
2008
10.649
-4,4
281.579
4,2
2009
9.963
-6,4
310.951
10,4
2010
9.532
-4,3
337.226
8,4
2011
9.145
-4,1
356.390
5,7
2012
8.733
-4,5
368.992
3,5
2013
8.473
-3,0
389.418
5,5
(1) 1980-2000 : Gemiddelde maandelijkse cijfers; vanaf 2001: situatie op 31 december
(2) 1984: Gemiddelde procentuele verandering per jaar in de periode 1980-1984
(3) 1990: Gemiddelde procentuele verandering per jaar in de periode 1984-1990
Bron: IO'n, Kwaliteitsuitslagen
Wanneer we rekening houden met een globaal volume van melkleveringen van 3.299 miljoen liter,
blijkt dat de gemiddelde individuele leveringen geëvolueerd zijn naar 389.418 liter in 2013, hetzij
een toename van 5,5 % in vergelijking met vorig jaar.
Na een vertraging in 2012 is de toename van de gemiddelde leveringen hernomen in 2013. Over
de laatste 3 jaar bereikt de verhoging 15,5 %.
Sinds 2000 zijn de gemiddelde leveringen in ons land meer dan verdubbeld. Deze evolutie is het
resultaat van een toename van de melkleveringen met 12 % en een daling van het aantal
melkleveraars met 49 %.
44
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
België / Belgique
Melklevering per Leveraar
Livraisons de Lait par Fournisseur
247
231
218
208
200
189
179
171
167
159
158
139
128
118
111
97
94
94
83
100
76
150
105
200
152
250
102
x 1.000 l
282
300
270
337
350
311
389
369
400
356
450
50
2012
2010
2008
2006
2004
2002
2000
1998
1996
1994
1992
1990
1988
1986
1984
0
Het gemiddeld vetgehalte van de melkleveringen van 2013 is gedaald met 0,21 gram per liter ten
opzichte van 2012, om 42,08 gram per liter te bereiken. Het eiwitgehalte is identiek gebleven aan
2012, op 34,96 gram per liter.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
45
Vet- en Eiwitgehalte
Vetgehalte
(g/l)
Verschil
Eiwitgehalte
(g/l)
Verschil
1984
36,88
0,10
32,63
0,04
1992
40,80
0,05
34,05
-0,01
1993
41,47
0,67
34,26
0,21
1994
41,46
-0,01
34,15
-0,11
1995
41,37
-0,09
34,15
0,00
1996
41,92
0,55
34,35
0,20
1997
41,97
0,05
34,41
0,06
1998
42,25
0,28
34,25
-0,16
1999
41,75
-0,50
34,14
-0,11
2000
41,95
0,20
34,20
0,06
2001
42,14
0,19
34,28
0,08
2002
42,15
0,01
34,41
0,13
2003
42,19
0,04
34,33
-0,08
2004
42,59
0,40
34,40
0,07
2005
42,12
-0,47
34,34
-0,06
2006
42,21
0,09
34,49
0,15
2007
41,97
-0,24
34,87
0,38
2008
41,97
0,00
34,70
-0,17
2009
42,15
0,18
34,49
-0,21
2010
42,23
0,08
34,90
0,41
2011
41,93
-0,30
34,83
-0,07
2012
42,29
0,36
34,96
0,13
2013
42,08
-0,21
34,96
0,00
Bron: NIS en Ministeries van de Vlaamse en Waalse Gemeenschap
2.3.5. De structurele verschillen tussen regio’s en provincies
blijven bestaan
Op basis van de verdeling van de toegekende quota melkerijleveringen, kan een beeld worden
geschetst van de grote structurele bedrijfsverschillen in de Belgische melkveesector.
Zo blijkt dat 9,6 % van alle quotumhouders nog een quotum heeft dat lager ligt dan 100.000 liter.
Deze groep die slechts een aandeel van 1,4 % van het nationaal beschikbare quotum bezit, is
minder
en
minder
vertegenwoordigd.
Daartegenover
staat
dat
een
stijgend
aantal
melkveebedrijven (24,1 %) een quotum bezit boven de 500.000 liter. Deze bedrijven beschikken
over 48,4 % van het Belgische leveringsquotum. Ter herinnering, in 2012 vertegenwoordigden
deze bedrijven 22,1 % van de bedrijven en 45,9 % van het nationale quotum. De categorie van de
bedrijven
met
meer
dan
1.000.000
liter
vertegenwoordigt
2,8
%
van
de
Belgische
melkveehouders. Deze staan voor 9,9 % van het nationale quotum.
Sinds 2000/2001, is 63 % van de bedrijven met een quotum lager dan 400.000 liter verdwenen.
Voor de bedrijven met minder dan 300.000 liter is de vaststelling strenger vermits meer dan 70 %
van deze bedrijven verdwenen zijn sinds 2000/2001. Daar tegenover staat dat de categorie van de
bedrijven met
een quotum
boven de
500.000 liter
zijn aantal
verdrievoudigd heeft gezien sinds 2000/2001.
46
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
producenten meer
dan
De kaap van 600.000 liter is voortaan de scharnier waarde waaronder de evolutie van het aantal
bedrijven daalt, terwijl boven deze waarde het aantal bedrijven stijgt. Deze scharnierwaarde
bedroeg nog 200.000 liter in 2004/2005.
Verdeling van de quota melkerijleveringen 2012-2013
Quotumklasse
(liters)
Producenten
Hoeveelheid melk
aantal
%
mio. lit.
%
< 50.000
371
4,0
7,8
0,2
50 - 99.999
519
5,6
40,0
1,2
100 - 199.999
1.872
20,1
283,1
8,3
200 - 299.999
1.700
18,2
418,2
12,2
300 - 399.999
1.519
16,3
529,0
15,5
400 - 499.999
1.093
11,7
488,6
14,3
500 - 599.999
792
8,5
432,8
12,6
600 - 699.999
525
5,6
338,3
9,9
700 - 799.999
297
3,2
221,3
6,5
800 - 899.999
212
2,3
179,6
5,2
900 - 999.999
154
1,7
145,9
4,3
> 1.000.000
264
2,8
338,8
9,9
2.244
24,1
1.656,7
48,4
9.318
100,0
3.423,4
100,0
> 500.000
TOTAAL
Bron: Ministeries van de Vlaamse en Waalse Gemeenschap
De cijfers van de gemiddelde leveringsquota per provincie laten ons toe om de structurele
verschillen hierbinnen vast te stellen. De best gestructureerde melkveehouderijen met het grootste
gemiddelde quotum bevinden zich in de provincies Antwerpen, Limburg en Luik. De zwakste
bedrijfsstructuren worden aangetroffen in Henegouwen, West-Vlaanderen en Namen.
Het gemiddelde leveringsquotum per bedrijf blijft stijgen in de 2 regio’s : + 4,6 % in Vlaanderen en
+ 5,1 % in Wallonië ten opzichte van de zuivelcampagne 2011/2012. Maar de stijging is kleiner
dan wat werd vastgesteld tussen 2010/2011 en 2011/2012 : + 5,1 % in het Noorden en 5,8 % in
het zuiden van het land. De sterkste stijging van het individuele quotumgemiddelde wordt
geregistreerd in de provincie Vlaams Brabant (+ 8,1 %), de zwakste in de provincie Namen
(+3,0 %).
Het kengetal quotum verliest de laatste jaren aan realiteitswaarde om de omvang van
melkveebedrijven weer te geven. De melkleveringen wijken steeds meer af van het quotum. In de
toekomst kan het aangewezen zijn om de melkleveringen als indicator van de omvang te
gebruiken.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
47
Gemiddeld quotum melkerijleveringen (1)
(1.000 l)
2009/10
2011/12
2012/13
12/13 (2)
Antwerpen
441,5
496,9
526,6
143
Limburg
403,5
464,3
483,5
132
Oost-Vlaanderen
288,8
324,6
337,5
92
West-Vlaanderen
268,4
298,5
310,3
84
Vlaams-Brabant
268,0
306,4
331,1
90
Vlaanderen
320,1
360,1
376,5
102
Liège
385,2
438,8
457,4
124
Luxembourg
299,1
336,2
349,4
95
Namur
278,7
314,5
324
88
Brabant Wallon
260,0
306,9
325,6
89
Hainaut
224,5
262,3
280,8
76
Wallonie
293,4
337,3
354,6
97
BELGIE
308,9
350,6
367,4
100
(1) Excl. rechtstreekse verkoop
(2) Index BELGIE = 100
Bron: Ministeries van de Vlaamse en Waalse Gemeenschap
2.3.6. Melkprijs 2013 : historisch record
Volgens de jaarlijkse enquête over de melkprijs die gehouden werd bij de bedrijven die
aangesloten zijn bij het Algemeen Verbond der Coöperatieve Zuivelfabrieken (AVCZ) bedroeg de in
2013 reëel uitbetaalde prijs voor melk (voor reële vet- en eiwitgehalten, melkerij premies en
nabetalingen inbegrepen, BTW excl.) met 41,94 g vet per liter en 34,94 g eiwit per liter, 39,44
euro per 100 liter. In 2012 was dit 31,27 euro voor 100 liter met 42,15 g/l vet en 34,93 g/l eiwit.
Dit is een stijging van 8,17 euro voor 100 liter of 26 % tussen 2012 en 2013.
Reële Melkprijs AVCZ
Jaar
Prijs
(€/100 l)
Vet
(g/l)
Eiwit
(g/l)
2000
31,28
42,31
34,25
2001
32,70
42,48
34,32
2002
29,91
42,54
34,35
2003
29,83
42,71
34,38
2004
30,24
42,87
34,45
2005
28,58
42,38
34,40
2006
28,20
42,45
34,52
2007
36,17
42,09
34,92
2008
32,48
42,19
34,76
2009
24,74
42,29
34,54
2010
31,41
42,11
34,90
2011
34,55
41,82
34,81
2012
31,27
42,15
34,93
2013
39,44
41,94
34,94
Reële gehaltes aan vet en eiwit, inclusief premies
zuivelfabriek, inclusief nabetalingen, exclusief BTW
Bron: AVC Z
48
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
Melkprijs (€/100 l), reële vet- en eiwitgehaltes, incl. maandelijkse
premies
50,00
46,00
42,00
€/100 l
38,00
34,00
30,00
26,00
22,00
18,00
14,00
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Maandelijkse reële prijs : exclusief bijkomende betalingen op jaarbasis
Bron : BCZ
Evolutie van de werkelijke melkprijs (AVCZ) (€/100 l)
40,00
37,00
34,00
€/100 l
31,00
28,00
25,00
22,00
19,00
16,00
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
49
2.3.7. Zuivelproductie
De gegevens omtrent de zuivelproductie worden verzameld door het NIS op basis van een
maandelijkse enquête bij de bedrijven. In 2013 werd deze enquête grondig herzien, zowel qua
vorm (elektronische enquête) als qua methode (cijfers op ondernemingsniveau en niet op
vestigingsniveau). De inhoud van de enquête werd ook herzien. Deze hervorming heeft als gevolg
dat de cijfers van 2013 niet helemaal te vergelijken zijn met de cijfers van de vorige jaren. Maar
we kunnen toch wel grote trends vaststellen.
—
Consumptiemelk : stijgende productie
De totale productie van consumptiemelk is gestegen met 5,7 %. De productie van volle melk stijgt
(+ 11,3 %) terwijl de volumes van magere en halfvolle melk stabiel blijven.
De productie van
melkdranken (chocolademelk en melk met vitamines) stijgt ook, enkel de karnemelk daalt.
Het aandeel van volle melk in de consumptiemelk blijft stijgen, terwijl het deel van halfvolle melk
en magere melk daalt. Het deel van melkdranken (chocolademelk en melk met vitamines) blijft
stijgen.
Aandeel in de productie van consumptiemelk (%)
1984 (1) 1995 (1)
2005
2010
2011
2012
2013
Volle melk
73,7
34,6
20,9
20,4
21,2
22,3
23,5
Halfvolle melk
11,7
49,9
53,0
56,7
55,8
51,7
49,0
Magere melk
10,8
12,3
7,0
6,8
6,3
6,0
5,8
Karnemelk
3,8
3,2
4,2
2,5
2,6
2,4
2,1
Chocolademelk
—
—
12,5
9,7
9,9
13,5
15,2
Melk met vitamines
—
—
2,4
3,9
4,2
4,0
4,4
100
100
100
100
100
100
100
TOTAAL
(1) Aandeel in de productie van witte melk
Bron : NIS
—
Verse zuivelproducten : daling
De totale productie van verse zuivelproducten daalt met 2,5 %. Drie van de vier categorieën van
verse zuivelproducten (yoghurt, gefermenteerde melk en desserts) vertonen een relatief
belangrijke daling van hun productie. De groei van de productie van consumptieroom zet zich
verder maar volstaat niet om de daling van de 3 andere categorieën verse zuivelproducten te
compenseren.
—
Dalende boterproductie
De totale productie van boter daalt serieus. Maar vermits de cijfers van herbewerkte boter niet
beschikbaar zijn, blijft het moeilijk om besluiten te trekken.
De productie van melkerijboter daalt lichtjes (- 2,2 %).
—
Melkpoeder : productiestijging
De totale productie van melkpoeder kent in 2013 een stijging van 5,3 %. Dit geldt voor zowel de
productie van magere melkpoeder als die van volle melkpoeder.
50
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
—
Kaasproductie : lichte verhoging
De totale kaasproductie, smeltkaas niet inbegrepen (cijfers niet beschikbaar), registreert een lichte
stijging (+ 2,1 %). Enkel de categorie van andere harde en halfharde kazen stijgt, wat de daling
van alle andere kaascategorieën compenseert.
—
Melk- en roomijs : dalende productie
In 2013 daalt opnieuw de productie van melk- en roomijs, na stabiel te zijn geweest in 2012.
Zuivelproductie in België
(in 1.000 liter of ton)
1990
2000
2005
2010
2012
2013
13/12 %
WITTE MELK
806.168
671.165
615.710
672.793 718.871 739.984
2,9
- volle melk
366.695
206.457
151.672
158.881 194.484 216.373
11,3
CONSUMPTIEMELK (1.000 l)
° AA
° gew one
- halfvolle melk (incl. AA)
62.499
26.428
18.460
304.196
329.114
180.029
359.775
133.212
385.276
13.706
13.386
25.898
145.175 181.098 190.475
441.304 450.953 450.918
93,5
5,2
0,0
- magere melk
91.769
76.093
51.113
53.158
52.565
53.039
0,9
- karnemelk
18.590
28.840
27.649
19.450
20.869
19.654
-5,8
MELKDRANKEN
59.169
96.851
108.531
105.960 152.547 180.837
18,5
59.169
—
89.152
7.699
90.742
17.789
75.881 117.400 140.421
30.079
35.147
40.416
19,6
15,0
865.337
768.016
724.241
778.753 871.418 920.821
—
64.582
42.894
50.695
50.634
47.294
-6,6
—
35.145
19.889
22.730
23.194
20.675
-10,9
—
—
29.437
157.357
23.005
255.117
27.965
27.440
26.619
239.493 203.290 173.991
-3,0
-14,4
° chocolademelk
° met vitamines
TOTAAL
5,7
VERSE ZUIVELPRODUCTEN (1.000 l)
- yoghurt
° natuur
° andere (+ vruchten, …)
- gefermenteerde melk
° natuur
—
55.590
81.942
35.354
-27,2
° andere (+ vruchten, …)
—
101.767
173.175
171.415 154.720 138.637
68.078
48.570
-10,4
- consumptieroom
48.938
94.612
123.206
151.741 170.550 192.164
12,7
- desserten (pap, vla, ...)
TOTAAL
52.321
—
81.195
397.746
86.979
508.196
88.669
82.965
81.090
530.598 507.439 494.539
-2,3
-2,5
BOTER (ton)
- melkerijboter
55.050
35.505
38.041
31.651
34.340
33.591
- herbewerkt
—
30.002
41.017
43.392
45.137
—
-2,2
—
- > 90 % vet
—
75.199
75.794
—
—
—
—
TOTAAL
—
140.706
154.852
75.043
79.477
33.591
34.625
84.893
67.459
75.799
80.391
78.543
64.564
46.384
49.213
82.682 102.026 107.005
6,1
4,9
119.518
143.258
158.934
147.246 148.410 156.218
5,3
-57,7
MELKPOEDER (ton)
- niet-magere
- magere
TOTAAL
KAAS (ton)
- verse kaas
23.480
9.415
10.169
11.242
10.531
10.036
- natuurkaas
39.539
49.275
48.680
59.275
64.545
66.598
3,2
° Gouda
° Cheddar
8.399
8.565
5.186
8.256
3.790
8.771
5.254
2.369
4.752
1.184
4.474
1.106
-5,9
-6,6
19.677
26.210
20.098
24.476
20.906
23.898
14,3
993
510
521
—
—
—
1.905
9.113
15.500
27.176
37.703
37.120
-1,5
42.797
105.816
55.407
114.097
49.293
108.142
—
70.517
—
75.076
—
76.634
—
2,1
° andere harde en halfharde
° Herve
° Italiaans (Mozzarella, …)
- smeltkaas
TOTAAL
-4,7
—
TOTAAL (excl. smeltkaas)
63.019
58.690
58.849
70.517
75.076
76.634
2,1
EVAP + CONDENS
27.906
68.345
80.315
—
96.823
59.574
-38,5
111.732
98.811
108.631
84.994
73.715
66.195
-10,2
ROOM- EN MELKIJS
―: niet beschikbaar
Bron: NIS
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
51
2.3.8. Globaal gezinsverbruik zuivel blijft dalen
Het gezinsverbruik van zuivelproducten in België
(l of kg per hoofd)
1980
2000
2005
2010
2012
2013
Totaal melk (1)
76,30
64,20
56,10
51,85
51,40
50,49
-1,8
° Karnemelk
4,00
1,40
1,00
0,70
0,56
0,52
-7,1
° Chocolademelk
1,80
3,20
3,20
3,50
3,66
3,41
-6,8
Yoghurt
4,80
10,40
10,90
10,70
10,09
9,85
-2,4
Room
0,70
1,90
2,20
2,50
2,58
2,55
-1,2
Boter
6,50
3,20
2,40
2,40
2,43
2,36
-2,9
10,20
14,90
16,20
15,90
15,53
15,35
-1,2
—
4,00
4,60
3,70
3,41
3,44
0,9
1,00
1,20
1,20
1,20
1,13
1,09
-3,5
—
9,70
10,40
11,00
10,99
10,82
-1,5
Kaas (2)
° Verse w itte kaas
° Smeltkaas
° Andere kaas
13/12 %
(1) Inclusief hoevemelk, gefermenteerde melk en exclusief soja-drinks
(2) Inclusief smeltkaas en verse kaas
Bron: LEI-Verbruikerspanel & Gfk (vanaf 1992)
Uit de gegevens inzake gezinsaankopen van zuivelproducten kunnen we de volgende trends
afleiden :
–
–
–
–
–
De totale melkconsumptie blijft dalen, ze bereikt 50,5 liter per hoofd en per jaar in 2013;
Het yoghurtverbruik blijft afnemen en zakt onder de drempel van 10 kg per hoofd en per jaar;
Het roomverbruik stagneert;
De boterconsumptie is stabiel op hetzelfde niveau sinds 2005;
Het totale kaasverbruik daalt een beetje. De consumptie van smeltkaas toont voor het 2e
opeenvolgende jaar een daling.
2.3.9. Melkkwaliteit : opnieuw zeer goede resultaten in 2013
De kwaliteitsresultaten van 2013 voor het kiemgetal, celgetal en de remstoffen zijn lichtjes
verbeterd ten opzichte van de resultaten van 2012. De resultaten van de andere criteria, namelijk
vriespunt en filtratie, bleven stabiel in vergelijking met 2012.
Sinds 2000 worden alle melkleveringen systematisch onderzocht op de aanwezigheid van
remstoffen. In 2013 hebben de Interprofessionele Organismen 1.203.680 monsters geanalyseerd.
Het percentage van positieve monsters voor remstoffen bedraagt 0,04 % in 2013, dus een beetje
onder 2012, namelijk 0,05 %. Dit is een zeer goed resultaat dat de bereikte niveaus in 2011 en
2012 nog verbetert, de jaren met de beste resultaten ooit.
Parallel hieraan is het percentage van producenten die beboet werden voor remstoffen nog
gedaald, van 0,51 % in 2012 naar 0,45 % in 2013.
De kwaliteitsresultaten blijven op een excellent niveau deze laatste jaren en hebben zelfs de
tendens om nog te verbeteren.
52
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
Jaaroverzicht van het aandeel melkleveraars zonder strafpunten (in %)
Kwaliteitsparameter
1993
2002
2010
2012
2013
% 13/12
Kiemgetal (1)
88,2
97,0
97,5
97,9
98,2
0,3
Celgetal (2)
82,2
97,0
95,9
96,2
97,0
0,8
Remstoffen (3)
99,5
98,9
99,3
99,5
99,6
0,1
Vriespunt
98,9
99,2
99,7
99,7
99,7
0,0
Filtratie
99,7
99,7
99,9
99,9
99,9
0,0
(1) Minder dan 100.000 kiemen
(2) Minder dan 400.000 cellen
(3) Sinds 1 november 2000 worden alle hoevemonsters systematisch onderzocht op de aanwezigheid van remstoffen.
Sindsdien wordt het systeem van strafpunten vervangen door een penalisatie (29,75 €/100 l) op de leveringen die
door remstoffen gecontamineerd zijn
Bron: MC C -Vlaanderen, C omité du Lait
2.3.10. Integrale Kwaliteitszorg (IKM)
In 2013 is het aantal Belgische gecertificeerde IKM-producenten verder gestegen, onder andere
dankzij een nieuwe belangrijke verhoging van het percentage Waalse melkveehouders met IKMcertificaat. In 2013 bezaten 89,7 % van de Waalse melkveehouders en 99,0 % van de Vlaamse
melkveehouders een IKM-certificaat (2012 : respectievelijk 82 % en 97 %).
Over de periode 2010-2013 is het percentage IKM gecertificeerde bedrijven in Wallonië gestegen
met meer dan 24 %. Dit is gedeeltelijk gelinkt aan de daling van het aantal zuivelbedrijven, maar
vooral aan de kwaliteitspolitiek van de melkerijen die hun leveranciers aanmoedigen om toe te
treden tot IKM.
Voor wat betreft de autocontrolegids ophaling en transport die in 2005 goedgekeurd werd door het
FAVV, stellen we vast dat in 2013 in Vlaanderen, 98 % van de melk opgehaald en vervoerd werd
door
een
gecertificeerd
bedrijf.
In
Wallonië
blijft
het
aantal
gecertificeerde
ophaal-
en
transportbedrijven op 2 staan.
2.3.11. Noteringen 2013 : stabiel op een hoog niveau
Met uitzondering van het 1e trimester van 2013 blijven de prijzen het hele jaar op een redelijk
stabiel niveau, hoger dan 2012 en 2011. Voor cheddar werd een progressieve verhoging van de
noteringen geregistreerd in het 2e semester van het jaar.
Prijsnoteringen (€/100 kg)
31.12.07 31.12.09 31.12.10 31.12.11 31.12.12 31.12.13
% ∆ '13
Boter
289,20
308,90
362,64
359,48
348,61
413,41
Cheddar
393,00
292,50
335,00
340,50
333,25
410,00
23,0
Volle melkpoeder
313,18
253,20
289,82
293,11
299,50
381,50
27,4
Magere melkpoeder
279,11
207,70
226,60
237,69
276,18
330,71
19,7
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
18,6
53
OFFICIELE BELGISCHE NOTERINGEN (€/100 kg)
Boter / Beurre
MMP / Poudre l. écrémé
400
500
450
350
400
300
350
250
300
250
200
200
150
51
41
51
2013
36
31
26
21
16
11
2012
46
2014
VMP / Poudre L. entier
450
2014
Cheddar
450
400
400
350
350
300
2012
2013
2014
BCZ - JAARVERSLAG 2014
2012
— WERKINGSJAAR 2013
2013
41
36
31
26
21
16
11
1
51
46
41
36
31
26
21
150
16
150
11
200
6
200
1
250
6
300
250
54
6
1
51
46
41
36
31
2013
100
46
2012
26
21
16
11
6
1
150
2014
2.3.12. Omzet en investeringen
1990
2000
2010
2011
2012
2013 (*) % 13/12
- OMZET (mio euro) (1)
3.025
3.344
4.190
4.616
4.385
4.713
7,5
18.913
27.252
38.942
45.774
47.474
48.190
1,5
16,0
12,3
10,8
10,1
9,2
9,8
—
a. Zuivelindustrie
b. Voedingsindustrie
c. Aandeel zuivel (%)
- TEWERKSTELLING (2)
7.595
5.248
5.726
5.843
5.715
—
90.572
86.477
88.639
89.003
89.372
88.747
8,4
6,1
6,5
6,6
6,4
—
84.424
89.522
145.200
129.998
120.364
1.000.771 1.036.043 1.002.273 1.138.111
1.295.248
1.163.000
10,0
10,3
a. Zuivelindustrie (2) (3)
b. Voedingsindustrie
c. Aandeel zuivel (%)
—
-0,7
—
- INVESTERINGEN (1.000 euro) (1)
a. Zuivelindustrie
b. Voedingsindustrie
62.692
6,3
c. Aandeel zuivel (%)
8,1
8,9
12,8
-7,4
-10,2
—
(1) Naar aanleiding van een wijziging van de nomenclatuur NAC E bevatten de statistieken van de zuivelindustrie vanaf
2000 ook de gegevens van de consumptie-ijsindustrie
(2) Zuivelindustrie = bereiding van zuivelproducten, consumptie-ijsindustrie uitgesloten
(3) Tot jaar 2000, situatie op 30 juni; vanaf 2005 situatie op 31 december
(*) Schatting gebaseerd op voorlopige cijfers
―: niet beschikbaar
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB) op basis van de maandelijkse en trimestriële BTW-verklaringen en de
gedecentraliseerde statistieken van de werkgelegenheid van het RSZ (statistieken gecentraliseerd vanaf 2011)
In 2012 omvatte de zuivelindustrie 5.715 personen. Dit cijfer daalt met een beetje meer dan 2 %
ten opzichte van 2011.
De omzet van de Belgische zuivelindustrie is in 2013 gestegen met 7,5 % om een waarde te
bereiken van 4,7 miljard euro. Zo heeft de daling van 2012 zich niet verder gezet. Tussen 2010 en
2011 was het omzetcijfer van de zuivelindustrie reeds serieus gestegen (+ 10,2 %). De omzet van
de volledige voedingsindustrie is blijven stijgen in 2013. Maar de groeigraad blijft beperkt in
vergelijking met de stijging van 17,5 % die geregistreerd werd tussen 2010 en 2011. Voor 2013 is
het aandeel van de zuivelsector in de omzet van de Belgische voedingsindustrie wat gestegen maar
zonder het niveau te bereiken van 2011.
Na een spectaculaire stijging tussen 2010 en 2011 (+ 62 %) is de investeringsomvang binnen de
Belgische zuivelindustrie in 2013 verminderd (- 7,4 %). De globale voedingsindustrie kent ook een
daling van haar investeringen.
Het aandeel van de zuivelsector in de investeringen van de
Belgische voedingsindustrie blijft stabiel rond 10 %.
2.3.13. Uitvoer : de derde landen blijven belangrijk
Uitgedrukt in volume is de invoer in 2013 1,8 % hoger dan in 2012 en bereikt bijna 1,9 miljoen
ton. Voor het 4e opeenvolgende jaar werd dus een stijging van het importvolume vastgesteld, na
meerdere jaren van daling. Het volume van de export daalt een beetje in 2013 (- 1 %). Een
vermindering van het exportvolume werd niet meer opgemerkt sinds 2009.
In waarde vertoont de invoer een stijging in 2013 (+ 11,8 %) maar blijft toch boven het niveau
van 2010. De uitvoer kent dezelfde evolutie. Zoals in 2010 is deze evolutie gerelateerd aan de
marktsituatie.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
55
Invoer
(1.000 ton)
2005
2010
2011
2012
2013
% 13/12
Melk en room
885,6
807,3
872,4
950,3
967,3
1,8
Melkpoeder
114,5
184,5
194,9
218,6
212,6
-2,7
Gefermenteerde producten (1)
167,3
138,4
152,6
160,2
161,4
0,7
Wei (2)
112,9
156,1
141,5
164,2
169,6
3,3
Boter
106,1
113,5
126,9
114,7
129,8
13,2
Kaas
242,2
277,2
263,5
272,5
273,2
0,3
1.628,6
1.677,0
1.751,8 1.880,5 1.913,9
1,8
TOTAAL
(1) incl. karnemelk
(2) incl. zuivelingrediënten
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB) op basis van BNB
Invoer in waarde
(mio euro)
2005
2010
2011
2012
2013
% 13/12
Melk en room
497,8
494,5
559,7
486,4
599,5
23,3
Melkpoeder
214,4
345,0
439,8
449,5
469,4
4,4
Gefermenteerde producten (1)
143,9
143,6
153,8
158,2
167,7
6,0
60,5
80,4
111,6
138,9
132,5
-4,6
Boter
303,7
384,1
492,6
375,6
502,7
33,8
Kaas
838,1
988,9
1.057,4 1.067,2 1.119,2
4,9
2.058,4
2.436,5
2.814,9 2.675,8 2.991,0
11,8
Wei (2)
TOTAAL
(1) incl. karnemelk
(2) incl. zuivelingrediënten
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB) op basis van BNB
Uitvoer
(1.000 ton)
2005
2010
2011
2012
2013
Melk en room
684,1
905,7
951,4
996,4
1.007,7
1,1
Melkpoeder
225,0
324,8
322,9
333,0
314,5
-5,6
Gefermenteerde producten (1)
332,0
301,0
288,9
257,2
222,6
-13,5
86,5
72,4
93,7
85,3
99,2
16,3
Boter
139,0
133,0
114,5
114,5
121,1
5,8
Kaas
131,9
164,0
168,6
170,8
172,4
0,9
1.598,5
1.900,9
1.940,0
1.957,2
1.937,5
-1,0
W ei (2)
TOTAAL
(1) incl. karnemelk
(2) incl. zuivelingrediënten
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB) op basis van BNB
56
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
% 13/12
Uitvoer in waarde
(mio euro)
2005
2010
2011
2012
2013
% 13/12
Melk en room
311,8
454,9
536,2
530,1
608,9
14,9
Melkpoeder
402,8
705,8
757,1
709,0
780,3
10,1
Gefermenteerde producten (1)
268,3
255,3
270,5
244,2
224,2
-8,2
38,0
47,0
71,5
89,8
76,9
-14,4
Wei (2)
Boter
381,3
499,0
494,6
399,0
489,5
22,7
Kaas
470,5
603,3
665,3
664,7
710,7
6,9
1.872,7
2.565,3
2.795,2
2.636,8
2.890,5
9,6
TOTAAL
(1) incl. karnemelk
(2) incl. zuivelingrediënten
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB) op basis van BNB
Uitvoersaldo
(mio euro)
Uitvoer
Invoer
Saldo
1970
76,92
150,50
-73,57
1980
611,11
660,76
-49,65
1990
1.116,34
1.136,49
-20,15
1998
1.718,70
1.857,49
-138,80
1999
1.664,56
1.813,07
-148,51
2000
1.861,04
2.000,45
-139,42
2001
1.951,24
2.074,28
-123,04
2002
1.783,80
2.011,10
-227,30
2003
1.791,00
2.123,94
-332,94
2004
1.907,17
2.122,63
-215,46
2005
1.872,69
2.058,40
-185,71
2006
1.864,40
2.114,20
-249,80
2007
2.299,40
2.473,00
-173,60
2008
2.337,60
2.386,30
-48,70
2009
2.046,50
2.053,30
-6,80
2010
2.565,30
2.436,50
128,80
2011
2.795,20
2.814,90
-19,70
2012
2.636,80
2.675,80
-39,00
2013
2.890,50
2.991,10
-100,60
Bron: NIS, C RB vanaf 1995
Terwijl 2010 gekenmerkt werd door een positief uitvoersaldo na decennia met een negatief
resultaat, wordt 2013 net zoals 2011 en 2012 gekarakteriseerd door een negatief uitvoersaldo. Het
deficit is belangrijker dan in de 2 voorgaande jaren maar blijft toch onder dat wat geregistreerd
werd op het einde van de jaren ’90 en begin van de jaren ’00.
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
57
België : invoer-uitvoer (1.000 ton)
Uitvoer
2008
2010
2012 (1)
2013 (1)
% 13/12
Consumptiemelk
Room
Yoghurt en gefermenteerde melk
Boter
284
28
303
119
313
30
296
131
404
52
257
115
600
51
223
121
48,6
-2,5
-13,5
5,8
Magere melkpoeder
Volle melkpoeder
Kaas
84
135
134
136
112
162
167
78
171
142
84
172
-14,8
7,1
0,9
Melk in bulk
Room in bulk
381
33
508
40
492
49
295
61
-40,0
25,1
2008
2010
2012 (1)
2013 (1)
% 13/12
Consumptiemelk
148
119
138
109
-21,2
Room
Yoghurt en gefermenteerde melk
Boter
Magere melkpoeder
13
142
109
46
16
136
112
80
13
160
115
99
16
161
130
74
17,4
0,7
13,2
-25,2
Volle melkpoeder
Kaas
Melk in bulk
54
252
486
52
272
552
50
273
730
54
273
758
6,4
0,3
3,8
Room in bulk
107
105
69
85
23,7
Handelsbalans
2008
2010
2012 (1)
2013 (1)
% 13/12
Consumptiemelk
Room
136
15
194
15
266
39
491
35
84,9
-9,3
Yoghurt en gefermenteerde melk
Boter
Magere melkpoeder
Volle melkpoeder
161
10
38
81
160
19
56
60
97
0
67
28
61
-9
68
31
-37,0
0,4
8,5
Kaas
Melk in bulk
Room in bulk
-118
-105
-74
-110
-43
-65
-102
-238
-20
-101
-463
-24
-0,9
94,2
20,5
Invoer
Bron: Marktbilanz Milch, ZMB
(1) : voorlopig
Berekend op basis van de ingevoerde en uitgevoerde volumes is het uitvoersaldo positief voor
consumptiemelk,
magere
melkpoeder,
yoghurt
en
gefermenteerde
melk,
room
en
volle
melkpoeder. Het ruime ontoereikbare saldo voor bulkproducten (melk en room) en kaas vertaalt
eigenlijk de behoefte van de Belgische zuivelindustrie om een beroep te doen op externe
grondstoffen om te beantwoorden aan de verwerkingsbehoeften.
De evolutie van het uitvoersaldo van elke productcategorie toont dat de belangrijke stijging van de
invoer van bulkmelk gecompenseerd wordt door de export van consumptiemelk. Voor yoghurt en
gefermenteerde melk waarvan het uitvoersaldo serieus gedaald is sinds 2010, wordt een stagnatie
van de import geregistreerd terwijl de export daalt.
58
BCZ - JAARVERSLAG 2014
— WERKINGSJAAR 2013
Uitvoer: verdeling tussen de Europese Unie en de Derde Landen
2000
(% van de waarde)
2010
DL
2012
EU
2013
EU
DL
EU
DL
EU
DL
Melk en room
99,7
0,3
98,5
1,5
98,3
1,7
97,0
3,0
Melkpoeder
62,6
37,4
36,1
63,9
45,7
54,3
50,9
49,1
Gefermenteerde prod. (1)
94,4
5,6
95,9
4,1
96,0
4,0
95,8
4,2
Wei (2)
75,2
24,8
68,9
31,1
59,7
40,3
63,0
37,0
Boter
96,2
3,8
87,0
13,0
90,4
9,6
89,4
10,6
Kaas
97,1
2,9
98,2
1,8
96,9
3,1
96,8
3,2
TOTAAL
87,1
12,9
78,2
21,8
81,1
18,9
82,2
17,8
(1) incl. karnemelk
EU = Europese Unie
(2) incl. zuivelingrediënten
DL = Derde Landen
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB)
In 2013 is het aandeel van de uitvoer naar landen buiten de EU blijven verminderen maar is toch
hoger gebleven dan het niveau van 2009 (16 %). Deze daling is gelinkt aan een vermindering van
het aandeel van de export naar derde landen voor melkpoeder en weipoeder.
Uitgedrukt in waarde steeg de uitvoer naar derde landen met 3 % tussen 2012 en 2013 terwijl de
export naar de EU verhoogde met 11 %. Het niveau van de prijzen op de zuivelmarkt legt deze
evolutie uit.
Uitvoer naar EU en Derde Landen in waarde
(mio euro)
EU
DL
TOTAAL
1999
1.533,84
130,73
1.664,57
2000
1.620,96
240,08
1.861,04
2001
1.678,40
272,84
1.951,24
2002
1.622,10
161,70
1.783,80
2003
1.553,60
237,40
1.791,00
2004
1.570,30
336,80
1.907,10
2005
1.549,30
323,40
1.872,70
2006
1.633,51
230,94
1.864,45
2007
1.900,23
399,20
2.299,43
2008
1.879,48
458,17
2.337,65
2009
1.719,67
326,89
2.046,56
2010
2.006,39
558,97
2.565,36
2011
2.192,40
602,73
2.795,13
2012
2.138,16
498,60
2.636,76
2013
2.376,48
513,98
2.890,46
Bron: C entrale Raad voor het Bedrijfsleven (C RB)
BCZ
- JAARVERSLAG 2014 — WERKINGSJAAR 2013
59