FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Korte beschrijving

Download Report

Transcript FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Korte beschrijving

FORD TOURNEOCONNECT /
TRANSITCONNECT Korte beschrijving
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue
productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder
moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en
door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal
vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2013
Alle rechten voorbehouden.
Onderdeelnummer: CG3560nl 09/2012 20130123121407
ermee omgaan en dat komt de veiligheid
en het rijplezier ten goede.
OVER DEZE
SNELREFERENTIEGIDS
Deze snelreferentiegids moet samen
met de Handleiding worden gelezen.
Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford.
We raden aan de tijd te nemen om uw auto
beter te leren kennen door deze
snelreferentiegids te lezen, waarin enkele
belangrijke aspecten van de Handleiding
van uw auto worden samengevat. Hoe meer
u van uw auto afweet, des te beter kunt u
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en oplettend bij
gebruik en bediening van de
regelingen en functies van uw auto.
IN ÉÉN OOGOPSLAG
Overzicht instrumentenpaneel
Stuur links
1
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Stuur rechts
A
Luchtrooster.
B
Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels
C
Richtingaanwijzers.
D
Instrumentengroep.
A
Informatiedisplay.
F
Ruitenwisserschakelaar.
G
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten.
H
Indicator passagiersairbag gedeactiveerd.
I
Schakelaars voor- en achterruitverwarming.
J
Audio- of navigatiesysteem.
K
Toetsen van klimaatregeling.
L
Schakelaar luchtrecirculatie.
M
Schakelaar airconditioning.
2
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
N
Aansteker of extra elektrisch aansluitpunt.
O
Contactslot.
P
Hendel verstelling stuurkolom.
Q
Bediening audiosysteem.
R
Regelknop instrumentenverlichting.
S
Lichtschakelaar.
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN
Portieren ontgrendelen met behulp
van de sleutel
Alle modelvarianten
Draai de bovenzijde van de sleutel
tweemaal richting de voorzijde van de auto
om alle portieren te ontgrendelen.
A
Ontgrendelen
B
Vergrendelen
C
Kofferdeksel/achterklep
ontgrendelen
Transit Connect
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren te ontgrendelen.
Transit Connect
Tourneo Connect
Druk tweemaal op toets A om alle portieren
te ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets A om alleen de
voorportieren te ontgrendelen.
Draai de bovenzijde van de sleutel richting
de voorzijde van de auto om de
voorportieren en schuifdeuren te
ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets C om de schuifdeur
en de achterklep te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Portieren met de
afstandsbediening vergrendelen
en ontgrendelen
Druk eenmaal op toets A om de
voorportieren en de schuifdeuren te
ontgrendelen.
N.B.: De alarminstallatie kan ook
afzonderlijk via de dubbele
vergrendelingssysteem worden ingeschakeld
door de sleutel in de vergrendelstand te
draaien.
Druk tweemaal op toets A om alle portieren
te ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets C om de achterklep
te ontgrendelen.
Alle modelvarianten
Druk eenmaal op toets B om alle portieren
te vergrendelen.
Druk tweemaal binnen drie seconden op
toets B om de dubbele vergrendeling te
activeren.
3
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Controlelamp ABS
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
Indien één van deze
waarschuwings- of
controlelampen niet brandt
nadat het contact is aangezet, duidt dit op
een storing. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide en vakkundige
monteur controleren.
WAARSCHUWING
Raadpleeg uw eigen Handleiding voor
alle waarschuwingen en informatie
onder "Let op".
Open de tegenovergestelde ruit enigszins
om windgeluiden of schudden door
windstoten te voorkomen wanneer één ruit
open staat.
Controlelamp airbag
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Controlelamp remsysteem
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende waarschuwings- en
controlelampen kort branden ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
ABS
Airbag
Remsysteem
Motor
Immobilisatiesysteem
Laadstroom
Laag brandstofpeil
Oliedruk
Onderhoudsinterval
Schakelen
Stabiliteitsregelsysteem (ESP) en
aandrijfregelsysteem
Water in brandstof
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de parkeerrem niet is
ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is
ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een geschoolde monteur controleren.
Richtingaanwijzers
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de
knipperfrequentie duidt op een defecte
gloeilamp.
Indien één van deze waarschuwings- of
controlelampen niet brandt nadat het
contact is aangezet, duidt dit op een storing.
Laat het systeem onmiddellijk door een
geschoolde monteur controleren.
Controlelamp portier niet goed
gesloten
De controlelamp gaat branden
wanneer u de wagen op contact
heeft gezet en de portieren, de
motorkap of de achterklep niet goed zijn
gesloten.
4
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Controlelampen motor
Controlelamp voorgloeien
Controlelamp motorstoring
Controlelamp koplampen
Controlelamp aandrijflijn
De controlelamp gaat branden
wanneer u het dimlicht van de
koplamp, de zijlichten of de
achterlichten inschakelt.
Alle modelvarianten
Controlelamp laadstroom
Als een van deze lampen gaat branden bij
een draaiende motor, dan duidt dit op een
storing. De motor blijft draaien maar levert
wellicht minder vermogen. Wanneer deze
tijdens het rijden knippert, minder dan
onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp
knipperen, vermijd dan snel optrekken en
krachtig afremmen. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
WAARSCHUWING
Wanneer bij uitvoeringen met een
dieselmotor de V-riem van de
dynamo loszit, gescheurd of gebroken
is, werkt ook de servobekrachtiging van het
remsysteem niet meer.
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Schakel alle onnodige
stroomverbruikers uit. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
WAARSCHUWING
Laat deze storing onmiddellijk
controleren.
Als beide lampen samen gaan branden,
breng de auto dan zo snel mogelijk tot
stilstand wanneer dit veilig kan. Doet u
dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd
vermogen en afslaan van de motor. Zet de
auto van het contact en probeer de motor
te starten. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren als de motor kan worden
gestart. Als de motor niet start, moet de
auto worden gecontroleerd alvorens de rit
kan worden voortgezet.
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp grootlicht
Brandt wanneer het grootlicht is
ingeschakeld. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Controlelamp mistlampen, vóór
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistlampen, vóór
inschakelt.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden wanneer
een nieuw bericht is opgeslagen in de
informatiedisplay.
5
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Controlelamp oliedruk
Controlelamp stabiliteitsregeling
(ESP) en tractieregeling
LET OP
N.B.: Wanneer het ESP systeem of het
tractieregelsysteem een storing vertoont,
schakelt het betreffende systeem
automatisch uit.
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat branden
terwijl het oliepeil correct is. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
De controlelamp gaat branden
als een van de systemen is
geactiveerd. Wanneer de lamp
niet knippert of tijdens het rijden gaat
branden, duidt dit op een storing. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en zet de motor af. Controleer
het motoroliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 8). Vul direct olie
bij wanneer het oliepeil laag is.
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat de
controlelamp branden. De lamp gaat uit
wanneer u het systeem weer inschakelt of
wanneer u het contact afzet.
Controlelamp mistachterlicht
Controlelamp water in brandstof
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
Uitvoeringen met een dieselmotor
De controlelamp gaat branden
ingeval van overmatige
hoeveelheden water in het
brandstoffilter. Laat het systeem
onmiddellijk door een geschoolde monteur
controleren.
Indicator van onderhoudsinterval
De controlelamp gaat branden
als onderhoud nodig is of er een
overmatige hoeveelheid
roetdeeltjes of drab in de olie aanwezig is.
Laat de motorolie zo spoedig mogelijk
verversen.
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
Uw dealer schakelt de controlelamp
onderhoudsbeurt uit nadat hij de
onderhoudsbeurt heeft uitgevoerd.
Aanbevolen instellingen voor
koeling
Herinneringssysteem
veiligheidsgordel
Controlelamp schakeling
De controlelamp brandt
gedurende een korte periode om
aan te geven dat schakelen naar
een hogere versnelling zuiniger is en zorgt
voor een lagere CO2-uitstoot. De
controlelamp brandt niet tijdens perioden
van hoge acceleraties, remmen of intrappen
van het koppelingspedaal.
Schakel de airconditioning in.
Open de luchtroosters in het midden en aan
de zijkant.
Richt de middelste luchtroosters naar
boven en de luchtroosters aan de zijkant
op de zijruiten.
6
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Aanbevolen instellingen voor
verwarming
Deze gegevens zijn bedoeld voor het
vergelijken van merken en modellen. Ze zijn
niet bedoeld als weergave van het
werkelijke brandstofverbruik van uw wagen.
Het werkelijke brandstofverbruik wordt door
vele factoren bepaald, waaronder de rijstijl,
rijden met hoge snelheden,
starten/stoppen, gebruik van de
airconditioning, de gemonteerde
accessoires, rijden met een aanhanger, enz.
Sluit de middelste luchtroosters en open
de luchtroosters aan de zijkant.
Uw Ford dealer dient u gaarne van advies
hoe u het brandstofverbruik kunt verlagen.
Richt de luchtroosters aan de zijkant op de
zijruiten
TIPS VOOR RIJDEN MET ABS
Voorruit ontdooien en ontwasemen
N.B.: Wanneer het systeem in werking is,
pulseert het rempedaal en legt wellicht een
langere weg af. Blijf het rempedaal
indrukken. Er is tevens wellicht een geluid
hoorbaar vanaf het systeem. Dit is normaal.
Het ABS voorkomt geen risico's die
ontstaan wanneer:
• u te weinig afstand ten opzichte van
voor u rijdend verkeer houdt;
• de auto te maken krijgt met
aquaplaning;
• u bochten te snel neemt;
• het wegdek slecht is.
Wanneer de temperatuur hoger is dan 4 °C,
schakelt de airconditioning automatisch in.
Let erop dat de aanjager aanstaat. De
controlelamp in de schakelaar brandt
tijdens het ontdooien en ontwasemen.
Wanneer u de luchtverdeelknop in een
andere stand dan voorruit zet, blijft de A/C
uitgeschakeld.
PARKEERHULP
WAARSCHUWING
U kunt de airconditioning en
luchtrecirculatie niet in- en uitschakelen
terwijl de luchtverdeelknop in de stand
voorruit staat.
Ondanks de parkeerhulp bent u
verplicht voorzichtig en aandachtig
te rijden.
BRANDSTOFVERBRUIK
LET OP
Uitvoeringen met een trekhaakmodule
die niet door ons is goedgekeurd,
kunnen obstakels niet correct
detecteren.
De CO2 waarden en de
brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van
laboratoriumtests volgens EEC richtlijn
80/1268/EEC en aanvullingen daarop. Deze
richtlijnen worden door alle
automobielfabrikanten aangehouden.
Bij zware regenval of andere
omstandigheden waardoor
verstorende reflecties ontstaan is het
mogelijk dat de sensoren bepaalde
voorwerpen niet 'zien'.
7
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
N.B.: Bij wagens met een afneembare
trekhaakkoppeling wordt de parkeerhulp
automatisch uitgeschakeld wanneer een van
de aanhangerlampen (of verlichting) wordt
aangesloten op de 13 pins stekkerdoos via
een door ons goedgekeurde trekhaakmodule.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage kan betekenen dat
de wieluitlijning niet meer aan de
specificaties voldoet.
Controleer iedere twee weken de
bandenspanning (inclusief het reservewiel)
wanneer de banden koud zijn.
DAKREKKEN EN
BAGAGEDRAGERS
TIJD EN DATUM VAN DE AUDIOINSTALLATIE INSTELLEN
Wanneer op het dak gemonteerde
accessoires (bijv. imperiaal) worden
aangebracht, kan er windgeruis optreden.
Datum en tijd veranderen
MOTOROLIE CONTROLEREN
Druk op de CLOCK toets om de datum en
tijd weer te geven.
Het olieverbruik van nieuwe motoren bereikt
zijn normale waarde na ongeveer 5.000
kilometer (3.000 mijl).
N.B.: Wanneer u binnen 30 seconden na het
indrukken van de CLOCK toets niet op een
andere toets drukt, keert het display naar de
eerdere instelling terug.
VERZORGING VAN BANDEN
1.
Gebruik de toets voor opwaarts zoeken
of neerwaarts zoeken om de datum en
de tijd te kiezen die u wenst te
veranderen. De gekozen waarde
knippert in het display.
2. Draai de volumeregeling om de gekozen
datum- of tijdwaarde te veranderen.
3. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken
of neerwaarts zoeken om extra datumen tijdwaarden te kiezen die u wenst te
veranderen.
4. Draai de volumeregeling om de gekozen
datum- of tijdwaarde te veranderen.
5. Druk op de CLOCK toets om de
instelmodus te verlaten en uw
instellingen op te slaan.
N.B.: Wanneer u niet binnen 30 seconden
na het veranderen van een datum- of
tijdwaarde op de CLOCK toets drukt, wordt
het instellen beëindigd en worden de nieuwe
waarden automatisch opgeslagen.
Om ervoor te zorgen dat de banden van de
voor- en achterwielen van uw auto
gelijkmatig slijten en een langere levensduur
hebben, adviseren we de wielen met
regelmatige intervallen tussen 5000 en
10000 kilometer van voor naar achter en
vice versa te wisselen.
LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs stoepbanden
schuren.
N.B.: Druk op de CLOCK toets en houd deze
langer dan twee seconden ingedrukt om de
uurwaarde voor het instellen van winter- of
zomertijd te selecteren.
Als u een stoeprand moet oprijden, doe het
dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
8
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
12/24 uurs modus
3. Voer het op de voertuigdisplay
weergegeven codenummer in met
behulp van de toetsen van uw mobiele
telefoon. Wordt geen codenummer op
de display weergegeven, voer dan het
Bluetooth PIN nummer 0000 in met
behulp van de toetsen van uw mobiele
telefoon. Voer nu het op de
voertuigdisplay weergegeven Bluetooth
PIN-nummer in.
4. Als de mobiele telefoon om
goedkeuring van de automatische
verbinding vraagt, selecteer dan JA.
1.
Druk enkele malen op de MENU toets
totdat het 12/24 symbool in het display
verschijnt.
2. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken
of neerwaarts zoeken om de gewenste
instelling te kiezen.
3. Druk enkele malen op de MENU toets
of laat het menu de functie afbreken
om uw selectie te bevestigen.
AUTOMATISCHE
VOLUMEREGELING
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van uw mobiele telefoon via het
telefoonsysteem van uw auto de
Bedieningshandleiding.
Indien van toepassing, past de
automatische volumeregeling (AVC) het
geluidsvolume aan, om geluiden van de
motor en het wegdek te compenseren.
1.
Druk meerdere keren op de MENU toets
tot een AVC display verschijnt.
2. Druk op de linker of rechter pijltjestoets
om de AVC instelling bij te stellen.
SETUP BLUETOOTH
Voordat u uw mobiele telefoon kunt
gebruiken, moet deze met het
telefoonsysteem van uw auto worden
gekoppeld.
Het volgende is vereist voordat een
Bluetooth-verbinding kan worden gemaakt.
1.
De Bluetooth-functies moeten op uw
mobiele telefoon en de audio-installatie
worden geactiveerd. Zorg ervoor dat de
menu-optie Bluetooth in de audiounit
op AAN is ingesteld.
N.B.: Raadpleeg voor informatie over de
Bluetooth-instellingen voor uw mobiele
telefoon de instructies van de fabrikant.
2. Zoek in het Bluetooth-menu op uw
mobiele telefoon naar Ford Audio en
selecteer deze optie.
9
TourneoConnect/TransitConnect (TC7) Vehicles Built From: 24-05-2011, Vehicles Built Up To: 31-12-2013