samenvatting van het arrest

Download Report

Transcript samenvatting van het arrest

Strafzaak Van E., samenvatting uitspraak hof ’s-Hertogenbosch 31 oktober 2014
In deze strafzaak heeft in hoger beroep nog uitgebreid nader onderzoek plaatsgevonden. Als
deskundigen zijn tijdens zittingen van het hof een forensisch bioloog en een forensisch
entomoloog (insectendeskundige) gehoord. Een forensisch archeoloog heeft zijn rapport op
verzoek van het hof nog schriftelijk nader toegelicht. Verkeersregistratiegegevens spelen in
deze zaak een belangrijke rol. Twee medewerkers van het bedrijf dat die gegevens heeft
geregistreerd zijn door het hof op zitting gehoord, een derde door de raadsheer-commissaris.
Er zijn nog meer getuigen door de raadsheer-commissaris gehoord, waaronder politieagenten
die een proefgraf hebben gegraven. Op de laatste zitting heeft het hof onder andere nog een
vriend van verdachte die belastend heeft verklaard, opnieuw gehoord. Ook een andere vriend
van verdachte, de Udenaar B (verder aangeduid als de Udenaar of B), is uitgebreid
ondervraagd.
Hierna volgt een samenvatting van de uitspraak van het hof. De tekst van de uitspraak zelf is
leidend. De geanonimiseerde versie van de uitspraak wordt op rechtspraak.nl gepubliceerd.
In verband met de aanwezigheid van de camera en de privacy van de betrokkenen worden hun
namen hierna niet genoemd.
SAMENVATTING
Inleiding
Op 10 september 2010 meldde verdachte bij de politie dat het slachtoffer sinds de dag ervoor,
dus 9 september 2010, werd vermist. Verdachte en zij woonden op dat moment samen in
Veghel. Op 9 september 2010 om 12.33 uur heeft een medewerkster van Bureau Jeugdzorg
nog telefonisch contact met het slachtoffer gehad. Na 9 september 2010 heeft, voor zover de
politie middels uitgebreid onderzoek heeft kunnen nagaan, niemand meer contact met haar
gehad.
Op 3 december 2010 besteedde Tros Vermist aandacht aan de verdwijning. Twee dagen later,
op 5 december 2010, kwam bij de opsporingstiplijn een tip binnen die inhield: de partner van
het slachtoffer heeft tegen een kameraad van hem gezegd dat hij (die partner) het slachtoffer
had geslagen en haar keel had dichtgeknepen en dat hij haar vervolgens met haar auto had
weggebracht naar het Wijboschbroek, waar hij haar twee spaden diep had begraven. De
tipgever bleek dit te hebben gehoord van een goede vriend van verdachte (vriend 1).
Het lichaam van het slachtoffer werd op 13 december 2010 in het bosgebied Wijboschbroek
in een ondiep graf ontdekt.
Verdachte werd op diezelfde dag aangehouden op verdenking van het doden van het
slachtoffer. Een week later werd hij weer vrijgelaten. Wel bleef hij verdachte.
Naar aanleiding van nieuwe onderzoeksresultaten werd verdachte in juni 2011 opnieuw
aangehouden. Sindsdien is hij in voorlopige hechtenis. Ook een uit Uden afkomstige vriend
van verdachte werd toen verdacht van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. Die
vriend werd ook in juni 2011 aangehouden. Hij werd een aantal weken later weer vrijgelaten
en wordt door het openbaar ministerie niet langer als verdachte beschouwd.
Verdachte heeft vanaf het eerste politieverhoor steeds verklaard dat hij niets met de dood of
met het begraven van het slachtoffer te maken heeft. Volgens hem heeft het slachtoffer het
huis op 9 september 2010 in dronken toestand verlaten en is zij daarbij te voet weggegaan.
Haar auto heeft ze volgens verdachte toen achtergelaten. Hijzelf heeft de auto naar eigen
zeggen die dag niet gebruikt. Hij heeft verder verklaard en steeds volgehouden dat hij pas
rond zijn aanhouding in december 2010 te weten kwam dat het slachtoffer dood was.
Verdachte verklaarde dat hij er tot die tijd steeds van uitging dat zij nog leefde.
Uit het onderzoek komt naar voren dat in Veghel veel over de zaak is gepraat en
gespeculeerd. Er zijn geen getuigen die verklaren dat zij zelf hebben gezien dat en hoe het
slachtoffer is gestorven of begraven. Wat de getuigen daarover verklaren, zeggen zij van
anderen (waaronder van verdachte, maar ook van de Udenaar) te hebben gehoord. Terecht
heeft de verdediging daar veel aandacht voor gevraagd en het hof ziet dit goed onder ogen.
Verder houdt het hof er rekening mee dat sinds de verdwijning van het slachtoffer ruim vier
jaar is verstreken, waardoor herinneringen van betrokkenen kunnen zijn vervaagd.
Getuigenverklaringen
Twee vrienden van verdachte hebben verklaringen afgelegd die erop neerkomen dat verdachte
aan elk van hen heeft toegegeven verantwoordelijk te zijn voor de dood van het slachtoffer en
haar te hebben begraven. In verband met de privacy worden zij hier vriend 1 en vriend 2
genoemd.
In de kern houdt de verklaring van vriend 1 in: verdachte heeft hem verteld dat hij, verdachte,
het slachtoffer tijdens een ruzie heeft geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen, waarna
verdachte haar met haar auto naar het Wijboschbroek heeft gebracht, waar ze twee schoppen
diep begraven lag.
De verklaring van vriend 2 komt op het volgende neer. Op 9 september 2010, de dag van de
verdwijning, heeft deze vriend van verdachte gehoord dat hij het slachtoffer naar aanleiding
van een ruzie om het leven heeft gebracht door met een kussen op haar hoofd te duwen.
Verdachte heeft toen ook verteld dat hij het slachtoffer met haar auto naar het Wijbosch heeft
gebracht en haar daar begraven heeft. Volgens deze vriend was dit bij hem thuis en was
verdachte daar toen met de auto van het slachtoffer. Verdachte had toen zwarte handen.
Verdachte vertelde eerst een verhaal over het vallen met de scooter om die zwarte handen te
verklaren, maar zei later tegen zijn vriend dat die zwarte handen door het begraven van het
slachtoffer kwamen.
Verdachte heeft steeds ontkend dit tegen deze twee vrienden te hebben gezegd. Hij heeft ook
ontkend op 9 september 2010 bij vriend 2 te zijn geweest.
Volgens de verdediging zijn de verklaringen van deze vrienden van verdachte onbetrouwbaar.
De verklaringen van deze twee vrienden sluiten op elkaar aan wat betreft:
- de aanleiding voor de geweldshandelingen (ruzie);
- de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer heeft weggebracht;
- de plek waar verdachte het slachtoffer naartoe heeft gebracht (Wijboschbroek) en het
feit dat zij daar begraven is;
- de manier waarop verdachte het slachtoffer heeft weggebracht (met haar eigen auto);
- het gegeven dat verdachte bij het slachtoffer verstikkingshandelingen heeft gepleegd;
- het gegeven dat verdachte alleen heeft gehandeld bij zowel de geweldshandelingen als
het vervoer.
Ook het hof ziet dat beide vrienden verschillend verklaren waar het gaat om het dichtknijpen
van de keel van het slachtoffer of het verstikken van het slachtoffer met een kussen. De
mogelijkheid bestaat dat één van beide vrienden zich vergist. Het kan ook zo zijn dat
verdachte haar heeft gewurgd en ook een kussen op haar gezicht heeft geduwd, en tegen elk
van de vrienden maar een deel heeft verteld.
Het hof vindt het belangrijk dat vriend 1 de informatie met de tipgever heeft gedeeld nog vóór
het lichaam van het slachtoffer in het Wijboschbroek werd gevonden. De gedetailleerde tip is
ook van voor de vondst van het lichaam. Uit het onderzoek van het graf blijkt dat het
slachtoffer inderdaad ondiep begraven lag. Dat biedt verdere steun aan wat vriend 1 zegt van
verdachte te hebben gehoord: het slachtoffer lag twee schoppen diep. Het klopte dat ze dood
was, dat ze in het Wijboschbroek lag, en dat ze daar ondiep begraven lag.
De verklaring van vriend 2 wordt ondersteund door de verklaring van een andere getuige. Die
getuige bevestigt dat verdachte op 9 september 2010 met de auto van het slachtoffer bij die
vriend was. Zij bevestigt ook dat verdachte toen zwarte handen had. Zoals gezegd, ontkent
verdachte die dag met de auto van het slachtoffer te hebben gereden en ook dat hij bij die
vriend is geweest. De verklaring van deze vriend wordt bovendien nog bevestigd door de
verkeersregistratiegegevens in combinatie met de pintransactie van verdachte.
De twee vrienden hebben hun verklaringen onafhankelijk van elkaar afgelegd. Ze waren toen
alle twee al meer dan twintig jaar vrienden van hem. Ze hebben alle twee volgens hun
verklaringen gedetailleerde informatie van verdachte gekregen over de dood en het begraven
van het slachtoffer voordat verder bekend was dat zij dood was en voordat haar lichaam was
gevonden. Het hof vindt het ook belangrijk dat beide getuigen in het bijzijn van verdachte bij
hun verklaringen bleven en hem toen rechtstreeks aanspraken. Vriend 1 is door het hof twee
keer op zitting gehoord. Hij maakte daarbij op het hof een heel geloofwaardige indruk, onder
meer door telkens te proberen onderscheid te maken wat hij van wie heeft gehoord en door
het op verschillende momenten voor verdachte te blijven opnemen.
Het hof ziet ook niet in waarom de vrienden van verdachte elk afzonderlijk een goede vriend
onterecht zouden beschuldigen. De verdediging heeft er nog op gewezen dat vriend 1 sinds
juni 2014 kwaad op verdachte is over iets dat los van de dood van het slachtoffer staat. Deze
vriend zou verdachte volgens de verdediging een hak willen zetten. Het hof merkt op dat er
geen enkele aanwijzing is dat vriend 1 al kwaad was op verdachte in december 2010, toen hij
zijn eerste belastende verklaring tegenover de politie heeft afgelegd. Integendeel, die vriend
heeft tot juni 2014 contact met verdachte gehouden, hem opgezocht in de penitentiaire
inrichting, en heeft verklaard dat verdachte een vriend is die een fout heeft gemaakt, maar dat
die vriend verdachte niet liet vallen.
Het hof beoordeelt de belastende verklaringen van de twee vrienden dan ook als betrouwbaar
en gebruikt deze voor het bewijs.
Uitlatingen van verdachte zelf
Zoals uit de verklaringen van de vrienden van verdachte blijkt, heeft verdachte aan anderen
verteld dat het slachtoffer in het Wijboschbroek is begraven nog voordat zij daar is gevonden.
Verdachte heeft op de zitting in hoger beroep aanvankelijk ontkend ooit zoiets tegen anderen
te hebben gezegd. Maar in een getapt telefoongesprek met een vriendin heeft hij haar verteld
wat hij naar aanleiding van alle opmerkingen van iedereen tegen anderen heeft gezegd: ‘Ach
mensen natuurlijk heb ik dat gedaan. Hup, ik heb ze daar, hup, in ehh.. want ja het enige wat
ik ken is het Wijboschbroek en daar heb ik ze hup in de grond gedouwd, hup klaar.’ Daarna
zegt verdachte in het telefoongesprek ‘Godverdomme laat ze nou ook nog echt och arm daar
gevonden worden ook nog.’
Nadat hij op de zitting in hoger beroep hiermee werd geconfronteerd, heeft hij erkend dat hij
inderdaad nog vóór het lichaam van het slachtoffer in het Wijboschbroek werd ontdekt, tegen
anderen heeft gezegd dat hij haar daar had begraven.
Het hof concludeert dat verdachte al voordat het lichaam van het slachtoffer in het
Wijboschbroek werd aangetroffen, wist dat zij dood was en ook wist dat zij daar begraven lag.
Verkeersregistratiegegevens in combinatie met pintransactie verdachte
Verkeersregistratiegegevens afkomstig van het bedrijf ARS spelen in deze zaak een
belangrijke rol. Het gaat om registraties van het kenteken van de auto die destijds op naam
van het slachtoffer stond.
Volgens de verdediging zijn die verkeersregistratiegegevens onbetrouwbaar, omdat deze
oncontroleerbaar, niet inzichtelijk en manipuleerbaar zouden zijn. Het hof is het daar niet mee
eens. Drie medewerkers van ARS, waaronder de directeur onderhoud en beheer, zijn in hoger
beroep ondervraagd. Zij hebben duidelijk gemaakt hoe ARS aan de gegevens komt, deze
bewaart en aan de politie heeft verstrekt. Het hof heeft geen enkele aanwijzing gevonden dat
de voor het bewijs gebruikte gegevens door ARS of door de politie zijn gemanipuleerd. Dat
laatste is ook onmogelijk, omdat het hof dezelfde gegevens ook rechtstreeks van ARS heeft
gekregen.
Terecht heeft de verdediging veel aandacht voor het volgende gevraagd. Het kenteken van de
auto van het slachtoffer kwam eerst niet uit een bevraging naar voren, maar later wel. Binnen
ARS is nagegaan hoe dit kan. Een menselijke fout van ARS bij het handmatig invoeren van
de gegevens van de eerste bevraging (het kenteken, de periode of de locatie) blijkt de enige
mogelijke verklaring te zijn.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, worden de verkeersregistratiegegevens dus niet
buiten beschouwing gelaten. Bij de bewijswaardering heeft het hof nog meegewogen dat de
verkeersregistratiegegevens zeer betrouwbaar zijn. De kans dat het kenteken van de auto van
het slachtoffer op 9 september 2010 tot veertien keer toe ten onterechte toe is gedetecteerd is
verwaarloosbaar klein.
Verder heeft de politie volgens de verdediging te beperkt gegevens opgevraagd. Als dit zo zou
zijn, zou mogelijk gemist kunnen zijn dat de bestuurder van de auto met kenteken van het
slachtoffer daarna in westelijke richting of noordelijk van het Wijbosch heeft gereden.
Het hof verwerpt ook dit verweer. De politie heeft bij ARS gevraagd of onder meer het
kenteken van de auto van het slachtoffer in de bestanden van ARS voorkwam. Die vraag werd
niet tot bepaalde mastlocaties beperkt. Er zijn later ook vorderingen aan ARS gedaan voor een
beperkt aantal specifieke mastlocaties, die niet ten westen of noorden van Wijbosch liggen.
Dat neemt niet weg dat voor het kenteken waar het hier om draait (van de auto die op naam
stond van het slachtoffer) bij ARS wel degelijk gegevens zijn gevorderd afkomstig uit al de
bestanden van ARS. Er is dus geen sprake van een te beperkte bevraging. ARS heeft de
vorderingen bovendien ook niet beperkt opgevat. ARS heeft voor dit kenteken gegevens
aangeleverd, die uitwijzen dat het kenteken ten westen van de specifiek bevraagde
mastlocaties is gedetecteerd.
Bovendien doet het verweer niets af aan het feit dat uit de verkeersregistratie blijkt dat de auto
van het slachtoffer op 9 september 2010 vanuit de nabijheid van de woning van verdachte in
Veghel, westwaarts richting Schijndel/Wijbosch en enige tijd later weer terug is gereden. De
veertien registraties vonden plaats tussen 17.30 uur en 18.30 uur. Tussen de zesde en zevende
registratie, alle twee in de omgeving Wijbosch, zit een tijdspanne van 43 minuten. De politie
heeft door een proef vastgesteld dat het goed mogelijk is om die tijd vanaf de plaats van de
zesde registratie te rijden naar de plaats waar het slachtoffer begraven lag, daar een graf te
graven, daar iets in te leggen, het graf dicht te gooien en terug te rijden naar de plaats van de
zevende registratie.
De voorlaatste en laatste registratie zijn alle twee op de Rembrandtlaan in Veghel. Uit
pingegevens blijkt dat verdachte op dat tijdstip bij de Rabobank aan de Rembrandtlaan heeft
gepind. Het moet verdachte zelf geweest zijn. Niemand anders had zijn pincode. Hij zegt ook
dat het wel kan kloppen dat hij daar toen heeft gepind.
De laatste registratie is in de buurt van de woningen van verdachte en vriend 2, die vlakbij
elkaar wonen. Dat past bij de verklaring van vriend 2 en de andere getuige waaruit volgt dat
verdachte - anders dan hijzelf beweert - toen in de auto van het slachtoffer bij vriend 2 is
geweest.
Bats, spade en handschoenen
Op het perceel van verdachte zijn een bats, een spade en handschoenen in beslag genomen.
Daarop zijn grondsporen aangetroffen, die uitgebreid zijn onderzocht. De grondsporen zijn
vergeleken met grond uit de tuin van verdachte en met grond uit het graf. De conclusie is dat
het (zeer) veel waarschijnlijker is dat de grond op de bats, spade en handschoenen van
verdachte uit het graf komt, dan uit de tuin van verdachte.
Gecombineerd met de overige informatie leiden deze onderzoeksresultaten het hof tot het
oordeel dat deze voorwerpen door verdachte zijn gebruikt bij het graven van het graf van het
slachtoffer.
Uitlatingen van de Udenaar
De Udenaar B, een vriend van verdachte en voormalig partner van het slachtoffer, heeft
tegenover verschillende personen uitlatingen gedaan die de indruk wekken dat hijzelf ook een
rol heeft gespeeld bij de dood van het slachtoffer en het begraven van haar lichaam.
B is aangehouden en meerdere keren door de politie gehoord. Het hof heeft op de laatste
zitting B ook zelf ondervraagd. Tijdens deze verhoren heeft B ontkend enige betrokkenheid
bij de dood/het begraven van het slachtoffer te hebben gehad. B zegt voor het eerst telefonisch
van een kennis, te hebben gehoord dat het slachtoffer was verdwenen. Ongeveer een week
nadat het slachtoffer was verdwenen, is hij voor het eerst weer bij verdachte geweest.
Verdachte heeft diverse malen in een dronken bui tegen B gezegd dat hij het slachtoffer kapot
had geslagen. Meer heeft verdachte daarover niet gezegd. Begin november maakte B een
moeilijke periode door. Om aandacht te krijgen heeft hij toen verhalen verzonnen over de
gebeurtenissen rond de dood van het slachtoffer, die hij aan meerdere personen had verteld,
zo legt hij uit.
De verdediging heeft aangevoerd dat de zaak tegen B onterecht is geseponeerd. Een sterk
alternatief scenario dat verdachte uitsluit als dader is daardoor onvoldoende onderzocht, aldus
de verdediging.
Het hof heeft vastgesteld dat B tegenover de mensen aan wie hij over de dood van het
slachtoffer heeft verteld, wisselende verhalen heeft verteld. De verhalen lopen uiteen over hoe
en door wie het slachtoffer aan haar einde zou zijn gekomen, door wie ze met een auto is
weggebracht en waar ze heen is gebracht. Verder valt op dat in alle verhalen van B, ook die
waarin hij zichzelf belast, verdachte een belangrijke rol speelt bij de dood van het slachtoffer.
Het hof heeft ook gezien dat B al in november 2010 tegen een vriendin heeft gezegd dat het
slachtoffer in een bos begraven is. Dat was voordat het lichaam in het Wijboschbroek is
gevonden. Terecht heeft de politie dan ook uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijke rol
van B bij de dood of het begraven van het slachtoffer. Dit onderzoek heeft echter geen enkele
concrete aanwijzing voor enige betrokkenheid van B opgeleverd, wel informatie die op het
tegendeel duidt.
Hoewel B tegen anderen heeft gezegd dat hij in paniek door verdachte is gebeld, blijkt uit de
telefoongegevens niets van contact tussen de nummers van verdachte en B op 9 september
2010. Het eerste telefonisch contact vindt pas plaats op 17 september 2010.
B had destijds geen auto. Hij heeft gezegd dat hij met een taxi naar verdachte is gegaan.
Hoewel daar uitgebreid onderzoek naar is gedaan, is niets gebleken van een taxirit van B naar
verdachte op de dag van de verdwijning. Wél op 17 september 2010. Zowel de resultaten van
het onderzoek naar het telefoonverkeer als naar het taxigebruik van B passen dus wel bij de
verklaringen van B tegenover de politie en niet bij wat hij tegen anderen heeft gezegd. Het
onderzoek naar het telefoonverkeer wijst ook nog uit dat B op 13 september 2010 telefonisch
contact met de door hem genoemde kennis heeft gehad. Ook dit is te rijmen is met zijn
verklaring tegenover de politie. Op diezelfde dag, dus dagen na de verdwijning van het
slachtoffer, is er nog vanaf het nummer van B geprobeerd te bellen naar haar mobiele
nummer. Ook dit duidt er eerder op dat B toen nog niet wist dat zij overleden was, dan dat hij
zelf betrokken zou zijn bij haar verdwijning en dood.
Ook uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en B en gesprekken tussen beiden
in de auto die B intussen had gekocht, blijkt niets van een rol van B bij de dood van het
slachtoffer.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, kan niet worden gezegd dat B nog een actuele
verdenking op zich heeft geladen. De op de zitting in hoger beroep op verzoek van de
verdediging gehoorde café-eigenaresse kan opmerkingen die zij via via van B zou hebben
gehoord niet in de tijd plaatsen.
Het hof komt tot de slotsom dat er geen bewijs is voor enige betrokkenheid van B of iemand
anders dan verdachte bij het overlijden en begraven van het slachtoffer. Naast de uitlatingen
van B tegenover derden wijst er niets in die richting. Dat ligt bij verdachte heel anders: de
bekentenissen die verdachte tegenover zijn vrienden heeft afgelegd, worden ondersteund door
de verkeersregistratiegegevens in combinatie met de pintransactie en de overeenkomsten
tussen de grond op de bij zijn woning aangetroffen bats, spade en handshoenen met de grond
uit het graf van het slachtoffer. Het hof gaat er daarom van uit dat de bij B aanwezige
‘daderkennis’ direct of indirect afkomstig is van verdachte. De verdediging heeft aangevoerd
dat er sprake is geweest van een tunnelvisie bij de politie en het openbaar ministerie. Het hof
vindt dit verwijt gelet op het uitgebreide en breed opgezette opsporingsonderzoek, onder meer
naar een mogelijke rol van B, niet terecht.
Oorzaak overlijden
Het hof acht bewezen dat verdachte, en hij alleen, het slachtoffer heeft gedood. Niet kan
worden vastgesteld of ze dood is doordat verdachte
a) haar keel heeft dichtgeknepen
b) met een kussen op haar gezicht heeft gedrukt
c) haar levend heeft begraven
of een combinatie hiervan.
Over de vraag of het slachtoffer levend is begraven, verschillen de arts-pathologen van
mening. Het kan in ieder geval niet worden uitgesloten.
Verweer over tijdstip overlijden
De verdediging heeft in juni 2014 aangevoerd dat de bevindingen van insecten-deskundige
Huijbregts uitsluiten dat het slachtoffer op 9 september 2010 is begraven. Dat is door de
deskundige in een aanvullend rapport en op zitting weersproken. Ook het overige forensisch
technisch onderzoek (van zowel het stoffelijk overschot als de grafkuil) sluit een
begraven/overlijden van het slachtoffer op 9 september 2010 geenszins uit. Dit laatste geldt
ook voor het onderzoek van dr. I. Kuiper naar het mos uit en naast het graf.
Geen bewijs voor voorbedachte rade (moord)
Niet kan worden bewezen dat verdachte bij het doden van het slachtoffer heeft gehandeld met
voorbedachte raad, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg. Verdachte zal dan ook
worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord.
Conclusies
Het slachtoffer is op 9 september 2010 verdwenen. Het laatst bekende contact van haar met
een ander dan verdachte was een telefoongesprek met een medewerkster van Bureau
Jeugdzorg om 12.33 uur .
Verdachte heeft de vermissing van het slachtoffer op 10 september 2010 bij de politie gemeld.
Hij heeft daarna nooit een poging ondernomen om haar te vinden.
Verdachte heeft op 9 september 2010 al geëmotioneerd tegen een vriend verteld dat hij het
slachtoffer naar aanleiding van een ruzie met een kussen heeft gedood, haar met haar auto
naar het Wijbosch heeft gebracht en haar daar begraven heeft. Die vriend zag dat verdachte
zwarte handen had en verdachte legde uit dat dit kwam door het begraven van het slachtoffer.
Verdachte was die dag met de auto van het slachtoffer bij die vriend.
Verdachte heeft later hevig geëmotioneerd tegen een andere vriend verteld dat hij de keel van
het slachtoffer heeft dichtgeknepen en haar in haar auto naar het Wijboschbroek heeft
gebracht. Verder heeft hij verteld dat zij daar twee schoppen diep begraven lag. Dit was nog
voordat het lichaam van het slachtoffer daar gevonden is.
Verdachte heeft toegegeven dat hij nog voordat het lichaam van het slachtoffer in het
Wijboschbroek is gevonden, tegen anderen heeft gezegd dat hij haar daar had begraven. Op
de zitting in hoger beroep heeft hij dit voor het eerst toegegeven. Hij heeft een
ongeloofwaardige uitleg gegeven waarom hij dit tegen anderen heeft gezegd, terwijl hij er
toen naar eigen zeggen zelfs nog van uit ging dat het slachtoffer nog leefde.
Het lichaam van het slachtoffer is op 13 december 2010 in het Wijboschbroek gevonden. Zij
lag ondiep begraven.
Verdachte is op 9 september 2010, de dag van de verdwijning, met de auto van het slachtoffer
vanuit Veghel in de richting van het Wijbosch/Schijndel en terug gereden. Dat leidt het hof af
uit de verkeersregistratiegegevens, in combinatie met de gegevens over een pintransactie die
door verdachte zelf moet zijn uitgevoerd. Tussen twee registraties van het kenteken, die wat
mastlocatie betreft dicht bij elkaar zijn gelegen, zit een tijdspanne van 43 minuten.
De politie heeft door een proef vastgesteld dat het goed mogelijk is in die tijd van de eerste
van deze mastlocaties te rijden naar de plaats waar het lichaam van het slachtoffer is
gevonden, daar een gat te graven van de afmetingen van het graf waarin zij is aangetroffen,
een stoffelijk overschot daarin te leggen en het gat dicht te gooien en vervolgens naar de
tweede van deze mastlocaties te rijden.
Bij doorzoeking van de woning van verdachte zijn een bats, spade en handschoenen
gevonden. Onderzoek door het NFI heeft aangetoond dat het zeer veel waarschijnlijker is dat
de grondsporen van de spade uit het graf van het slachtoffer afkomstig zijn dan dat ze uit de
tuin van verdachte afkomstig zijn. Voor de grondsporen afkomstig van de bats en de
handschoenen geldt dat veel waarschijnlijker is dat deze afkomstig zijn uit het graf van het
slachtoffer dan uit de tuin van verdachte.
Deskundigen verschillen van inzicht over de vraag of de doodsoorzaak van het slachtoffer
door sectie kon worden vastgesteld. Niet kan worden uitgesloten dat zij levend is begraven.
De veranderingen aan het lichaam pasten bij een verblijf van enkele maanden in de grond.
Het hof komt op grond van al het voorgaande tot de slotsom dat verdachte op 9 september
2010 in zijn woning in Veghel de keel van het slachtoffer heeft dichtgedrukt of een kussen op
haar gezicht heeft gedrukt, of deze verstikkingshandelingen heeft gecombineerd. Vervolgens
heeft hij haar in haar auto naar het Wijboschbroek te Schijndel gebracht en haar daar
begraven. Het slachtoffer is overleden door één van deze handelingen van verdachte of door
een combinatie daarvan.
Er is sprake van doodslag.
De straf
Verdachte heeft de nabestaanden groot en onherstelbaar leed toegebracht door het slachtoffer
te doden. Dit blijkt ook uit de in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring van de
moeder. Verdachte heeft de ouders van het slachtoffer hun dochter ontnomen en de kinderen
van het slachtoffer hun moeder.
Zoals gezegd, kan niet worden uitgesloten dat het slachtoffer nog leefde toen zij door hem
werd begraven, mogelijk zonder dat verdachte zich daarvan bewust is geweest. Omdat dat niet
kan worden vastgesteld, weegt dat ook niet mee als strafverhogende factor. De manier waarop
zij is begraven wel.
Verdachte heeft het slachtoffer in een ondiep graf op een afgelegen plek in het Wijboschbroek
begraven. Door die manier van begraven is haar lichaam blootgesteld aan roofdieren. Dat is
verschrikkelijk, ook voor de nabestaanden. In de maanden dat het slachtoffer werd vermist en
haar familie grote inspanningen deed om haar te vinden, heeft verdachte gezwegen. Zo
hielden haar ouders en anderen de hoop dat zij nog in leven was. Door de nabestaanden op die
manier in onzekerheid te laten, heeft verdachte hun leed vergroot.
Het hof houdt er in het nadeel van de verdachte rekening mee dat hij eerder is veroordeeld
vanwege zware mishandeling.
Verdachte is door een psycholoog onderzocht. Die psycholoog kan geen uitspraken doen over
de toerekeningsvatbaarheid van verdachte omdat er, mede vanwege zijn ontkenning van het
delict, onvoldoende informatie beschikbaar is. Het hof acht de verdachte dus volledig
toerekeningsvatbaar.
Het hof is net als de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat een gevangenisstraf
van twaalf jaar met aftrek van voorarrest passend en nodig is.
Vordering benadeelde partij
De vordering van de moeder van het slachtoffer wordt grotendeels toegewezen. Het gaat
daarbij om de kosten van de crematie van het slachtoffer en om de aanzienlijke reis- en
parkeerkosten die zij in hoger beroep heeft moeten maken. De reiskosten die zij gedurende de
procedure bij de rechtbank heeft gemaakt, kunnen hier niet worden toegewezen, omdat zij die
kosten in hoger beroep voor het eerst heeft gevorderd.
Cassatieberoep mogelijk
Binnen veertien dagen kan cassatieberoep tegen deze uitspraak worden ingesteld.