Transcript SIMOTICS XP

Voor gebruik in Zone 1 (IEC/EN 60079-10-1)
0102
II 2G Ex de IIC T4 Gb
SIMOTICS XP
Asynchrone krachtstroommotor
Type 1MD5
Bedieningshandleiding / Montagehandleiding N-R 602d
Editie
03/2014
Answers for industry.
10.03.2014 13:12
V4.00
Inleiding
1
Veiligheidsaanwijzingen
2
Beschrijving
3
Voorbereiding voor gebruik
4
Montage
5
Elektrische aansluiting
6
Inbedrijfstelling
7
Bedrijf
8
Onderhoud
9
Asynchrone krachtstroommotor
SIMOTICS XP
1MD5
Bedieningshandleiding
Montagehandleiding
Voor gebruik in Zone 1 (IEC/EN 60079-10-1)
II 2G Ex de IIC T4 Gb
0102
Editie 03/2014
Reserve-onderdelen
10
Afvalverwijdering
11
Service en support
A
Technische gegevens en
tekeningen
B
Kwaliteitsdocumenten
C
Wettelijke informatie
Waarschuwingsconcept
Dit handboek omvat aanwijzingen die u voor uw persoonlijke veiligheid alsmede ter voorkoming van materiële
schade in acht dient te nemen. De aanwijzingen voor uw persoonlijke veiligheid zijn aangegeven door middel van
een waarschuwingsdriehoek. Bij aanwijzingen voor materiële schade staat geen waarschuwingsdriehoek. De
waarschuwingsteksten worden naar gelang hun gevarenniveau in afnemende volgorde weergegeven.
GEVAAR
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
zal hebben.
WAARSCHUWING
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen dodelijk of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg
kan hebben.
VOORZICHTIG
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen licht lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.
LET OP
betekent dat het negeren van de betreffende veiligheidsmaatregelen materiële schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer er meerdere gevarenniveaus aanwezig zijn, wordt telkens de waarschuwing voor het hoogste
gevarenniveau aangegeven. Wanneer bij een waarschuwingstekst met waarschuwingsdriehoek geattendeerd
wordt op lichamelijk letsel, dan is het mogelijk dat aan dezelfde waarschuwingstekst ook een waarschuwing voor
materiële schade is toegevoegd.
Gekwalificeerd personeel
Het product/systeem dat bij deze documentatie behoort, mag uitsluitend worden gebruikt door voor de betreffende
taak gekwalificeerd personeel, met inachtneming van de documentatie voor deze specifieke taak en met name van
de daarin gegeven veiligheidsinstructies en waarschuwingen. Gekwalificeerd personeel is op basis van zijn
opleiding en ervaring in staat om bij de omgang met deze producten/systemen de risico’s te herkennen en mogelijke
gevaren te voorkomen.
Reglementair gebruik van Siemens-producten
Het volgende dient in acht te worden genomen:
WAARSCHUWING
Siemens-producten mogen enkel worden gebruikt voor de gebruiksdoeleinden die in de catalogus en in de
bijhorende technische documentatie worden beschreven. Als producten en componenten van derden worden
gebruikt, moeten deze door Siemens aanbevolen of goedgekeurd zijn. Een onberispelijke en veilige werking van
de producten veronderstelt een vakkundig transport, alsook een vakkundige opslag, opstelling, montage,
installatie, inbedrijfstelling, bediening en een vakkundig onderhoud. De toegelaten omgevingsvoorwaarden
moeten worden nageleefd. De aanwijzingen in de bijhorende documentatie moeten in acht worden genomen.
Waarmerk
Alle benamingen die zijn voorzien van het symbool ®, zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overige
benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten
van de eigenaar kan schenden.
Ontheffing van aansprakelijkheid
De inhoud van dit drukwerk hebben wij gecontroleerd op overeenstemming met de omschreven hard- en software.
Desondanks zijn afwijkingen niet uitgesloten, waardoor wij niet garant staan voor de complete overeenstemming.
De gegevens in dit drukwerk worden regelmatig gecontroleerd en noodzakelijke correcties zijn opgenomen in de
volgende oplagen.
Siemens AG
Industry Sector
Postfach 48 48
90026 NÜRNBERG
DUITSLAND
Bestelnummer document: N-R 602d
Ⓟ 03/2014 Wijzigingen voorbehouden
Copyright © Siemens AG 2014.
Alle rechten voorbehouden
Inhoudsopgave
1
Inleiding......................................................................................................................................................11
2
Veiligheidsaanwijzingen.............................................................................................................................13
2.1
Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie...............................................................13
2.2
De vijf veiligheidsregels...............................................................................................................13
2.3
Gekwalificeerd personeel............................................................................................................14
2.4
Veilig gebruik van elektrische machines.....................................................................................14
2.5
Werking in explosiegevaarlijke zones.........................................................................................16
2.6
Elektrostatisch bedreigde modules.............................................................................................17
2.7
Elektromagnetische compatibiliteit..............................................................................................18
2.8
Storingsbestendigheid.................................................................................................................18
2.9
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer.............................................................18
2.10
Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek......19
2.11
Verluchting..................................................................................................................................19
3
Beschrijving................................................................................................................................................21
4
Voorbereiding voor gebruik........................................................................................................................27
4.1
Veiligheidsrelevante aspecten bij de projectering van de installatie...........................................27
4.2
Motoren zonder deklak................................................................................................................27
4.3
Thermische motorbescherming...................................................................................................28
4.4
Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming..................................................................28
4.5
Geluidsemissies..........................................................................................................................28
4.6
Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf........................................................28
4.7
Systeemeigen frequenties...........................................................................................................29
4.8
4.8.1
4.8.2
4.8.3
4.8.4
4.8.4.1
4.8.5
4.8.6
4.8.7
4.8.7.1
4.8.7.2
4.8.7.3
Transport en opslag....................................................................................................................29
Transportcoderingen...................................................................................................................29
Levering controleren....................................................................................................................30
Hijsen en transporteren...............................................................................................................30
Opslag tot aan twee jaar.............................................................................................................32
Voorwaarden voor opslag...........................................................................................................32
Gezamenlijke opslag van motoren en de werkmachine..............................................................33
Opslag in de open lucht...............................................................................................................33
Inbedrijfstelling na opslag............................................................................................................33
Isolatieweerstand en polarisatieindex.........................................................................................33
Smeren van de walslagers .........................................................................................................34
Nasmeren van walslagers na een opslagperiode tot 2 jaar........................................................34
4.9
Bedrijf aan de omvormer.............................................................................................................34
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
5
Inhoudsopgave
4.9.1
4.9.2
5
6
7
8
Montage......................................................................................................................................................39
5.1
5.1.1
5.1.2
Montage voorbereiden................................................................................................................39
Veiligheidsaanwijzingen voor de montage..................................................................................39
Voorwaarden voor de montage...................................................................................................40
5.2
5.2.1
5.2.2
5.2.3
5.2.4
5.2.5
5.2.6
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren.......................................................................41
Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging ....................................41
Lastopnamemiddel controleren...................................................................................................42
Aangedreven elementen monteren.............................................................................................42
Hijsen en transporteren...............................................................................................................44
Machine neerzetten.....................................................................................................................46
Machine grof uitrichten................................................................................................................46
5.3
5.3.1
5.3.2
5.3.2.1
5.3.2.2
5.3.2.3
5.3.3
5.3.4
Machine monteren ......................................................................................................................47
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop.........................................................................47
Machine op de werkmachine uitrichten en bevestigen................................................................47
Horizontale bouwvorm met voeten..............................................................................................47
Horizontale bouwvorm met flens.................................................................................................48
Verticale bouwvorm met flens.....................................................................................................48
Maatnauwkeurigheid bij het uitlijnen...........................................................................................49
Axiale en radiale krachten ..........................................................................................................49
Elektrische aansluiting................................................................................................................................51
6.1
6.1.1
Voorbereiding..............................................................................................................................51
Kabel selecteren..........................................................................................................................51
6.2
6.2.1
6.2.2
6.2.3
6.2.4
6.2.5
6.2.6
6.2.7
6.2.8
6.2.9
6.2.10
6.2.11
6.2.12
6.2.13
6.2.14
6.2.15
Aansluiten....................................................................................................................................52
Aansluitkast met ontstekingsbescherming "Ex d" ......................................................................52
Aansluitkast met ontstekingsbescherming "Ex e" ......................................................................53
Aardingsleider aansluiten............................................................................................................53
Schakelschema in het deksel van de aansluitkast......................................................................54
Klemaanduiding...........................................................................................................................54
Machine voor een bepaalde draairichting aansluiten .................................................................54
Aansluitkast.................................................................................................................................55
Minimum luchtafstanden.............................................................................................................56
Kabeleinde met draadeindhuls....................................................................................................56
Aansluiten met klemplank...........................................................................................................56
Aanhaalmomenten voor kabelwartels ........................................................................................58
Aluminiumleider aansluiten.........................................................................................................59
O-ringafdichting ..........................................................................................................................59
Aansluitwerken afsluiten..............................................................................................................60
Interne potentiaalvereffening ......................................................................................................60
Inbedrijfstelling............................................................................................................................................61
7.1
Controles voor de inbedrijfstelling ..............................................................................................61
7.2
Isolatieweerstand en polarisatieindex.........................................................................................63
7.3
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"....................................................................63
Bedrijf.........................................................................................................................................................67
8.1
6
Lagerstromen verminderen bij bedrijf aan de omvormer ............................................................36
Geïsoleerde lager bij bedrijf aan de frequentieomvormer...........................................................37
Veiligheidsaanwijzingen tijdens het bedrijf..................................................................................67
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Inhoudsopgave
9
10
8.2
Machine inschakelen...................................................................................................................68
8.3
Herinschakelen na noodstop.......................................................................................................69
8.4
8.4.1
8.4.2
Bedrijfsonderbrekingen...............................................................................................................69
Stilstandverwarming inschakelen................................................................................................69
Stilstandschade aan de wentellager vermijden...........................................................................69
8.5
Machine buiten bedrijf stellen......................................................................................................70
8.6
Machine terug in bedrijf nemen...................................................................................................70
8.7
8.7.1
8.7.2
8.7.3
8.7.4
Storingen.....................................................................................................................................70
Inspectie bij storingen..................................................................................................................70
Elektrische storingen...................................................................................................................70
Mechanische storingen...............................................................................................................71
Storingen aan de wentellager......................................................................................................72
Onderhoud..................................................................................................................................................73
9.1
9.1.1
9.1.2
9.1.3
9.1.4
9.1.5
9.1.6
9.1.7
9.1.7.1
9.1.7.2
9.1.7.3
9.1.7.4
9.1.7.5
9.1.7.6
9.1.7.7
9.1.7.8
9.1.7.9
9.1.7.10
9.1.7.11
Inspectie en onderhoud...............................................................................................................73
Inspectie bij storingen..................................................................................................................76
Eerste inspectie...........................................................................................................................76
Hoofdinspectie.............................................................................................................................77
Inspectie van de wentellagers.....................................................................................................77
Kwaliteit bouten bij het walslager ...............................................................................................77
Mechanische explosiebeveiliging walslager ...............................................................................78
Onderhoud..................................................................................................................................78
Explosiebeveiliging bij machines van veiligheidsklasse "Ex d"...................................................78
Explosiegevaar door verhoogde oppervlaktetemperatuur..........................................................79
Isolatieweerstand en polarisatieindex.........................................................................................79
Vet: gebruiksduur en hoeveelheden............................................................................................81
Nasmeerintervallen en vettypes voor het gebruik van walslagers..............................................82
Alternatieve soorten vet voor bedrijf van walslagers...................................................................84
Koelluchtrajecten reinigen...........................................................................................................85
Onderhoud en reparatie bij machines met ontstekingsbescherming "Ex d" ...............................85
Aansluitkast onderhouden...........................................................................................................86
Lakschade verbeteren.................................................................................................................87
Nalakken.....................................................................................................................................87
9.2
9.2.1
9.2.2
Reparatie.....................................................................................................................................88
Reserve-onderdelen stilstandverwarming...................................................................................89
Geïsoleerde walslager.................................................................................................................89
Reserve-onderdelen...................................................................................................................................91
10.1
Vervanging van wentellagers......................................................................................................91
10.2
Aankoop van onderdelen in de vrije handel................................................................................91
10.3
Reserve-onderdelen stilstandverwarming ..................................................................................92
10.4
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 071 tot 132...............................................................93
10.5
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 160 tot 280...............................................................94
10.6
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 315...........................................................................96
10.7
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 355...........................................................................97
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
7
Inhoudsopgave
11
A
10.8
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex e" bouwgrootte
071-160.....................................................................................................................................100
10.9
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte
071-160.....................................................................................................................................102
10.10
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte
180-225.....................................................................................................................................104
10.11
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex e" bouwgrootte
180-225 ....................................................................................................................................106
10.12
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250
tot 355.......................................................................................................................................107
10.13
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250
tot 355.......................................................................................................................................109
Afvalverwijdering......................................................................................................................................113
11.1
Inleiding.....................................................................................................................................113
11.2
Demontage voorbereiden..........................................................................................................113
11.3
Machine demonteren.................................................................................................................114
11.4
Componenten verwijderen........................................................................................................114
Service en support....................................................................................................................................117
A.1
B
Technische gegevens en tekeningen.......................................................................................................119
B.1
C
Siemens Service Center............................................................................................................117
Aanhaalmomenten voor boutborgingen....................................................................................119
Kwaliteitsdocumenten...............................................................................................................................121
C.1
IECEx-certificaat........................................................................................................................121
C.2
EG-conformiteitsverklaring........................................................................................................123
C.3
EG-conformiteitsverklaring zone 21 of 22.................................................................................126
C.4
Gegevensinformatie..................................................................................................................128
Index.........................................................................................................................................................129
Tabellen
Tabel 3-1
Markering voor machines met ontstekingsbescherming Ex d voor zone 1.................................22
Tabel 3-2
Markering van de machines met ontstekingsbescherming Ex tb voor zone 21..........................23
Tabel 3-3
Markering van de machines met ontstekingsbeschermingEx tc voor zone 22 zonder
certificaat.....................................................................................................................................23
Tabel 3-4
Machine-uitvoering .....................................................................................................................23
Tabel 3-5
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex t
Tabel 3-6
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex d...............................................................24
Tabel 5-1
Aanbevolen nauwkeurigheid bij het uitlijnen...............................................................................49
Tabel 6-1
Bepaling van de doorsnede van de aardgeleider........................................................................53
8
...........................................................24
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Inhoudsopgave
Tabel 6-2
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1.................................................................................54
Tabel 6-3
Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning Ueff................56
Tabel 6-4
Aandraaimomenten voor standaardkabelschroefverbindingen [Nm]
Tabel 7-1
Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃......................................................................64
Tabel 8-1
Elektrische storingen ................................................................................................................71
Tabel 8-2
Mechanische storingen .............................................................................................................71
Tabel 8-3
Storingen aan de wentellager
Tabel 9-1
Controle na montage of reparatie ...............................................................................................76
Tabel 9-2
Controles bij de hoofdinspectie...................................................................................................77
Tabel 9-3
Boutkwaliteit BG071 tot BG315
Tabel A-1
Servicenummers.......................................................................................................................117
Tabel B-1
aanhaalmomenten van schroefverbindingen met een tolerantie van ± 10%............................119
.....................................58
.................................................................................................72
...............................................................................................78
Beelden
Beeld 4-1
Principiële weergave van de individuele aandrijving...................................................................37
Beeld 4-2
Principiële weergave tandemaandrijving.....................................................................................38
Beeld 5-1
Soort balancering aan de DE-zijde..............................................................................................42
Beeld 6-1
Aderaansluiting............................................................................................................................57
Beeld 6-2
Aderaansluiting............................................................................................................................57
Beeld 10-1
E-AN000-0007.............................................................................................................................93
Beeld 10-2
E-AN000-0008.............................................................................................................................94
Beeld 10-3
E-AN000-0009.............................................................................................................................96
Beeld 10-4
E-DN000-0010............................................................................................................................98
Beeld 10-5
E-9-101_162-0002.....................................................................................................................100
Beeld 10-6
E-9-108_213-0001.....................................................................................................................102
Beeld 10-7
E-9-108_213-0002.....................................................................................................................104
Beeld 10-8
E-9-101_208-0002.....................................................................................................................106
Beeld 10-9
E-9-101_285-0002.....................................................................................................................107
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
9
Inhoudsopgave
10
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
1
Inleiding
Deze bedieningshandleiding beschrijft en informeert u over de omgang met de machine - van
de levering tot de uiteindelijke verwijdering. Bewaar de handleiding binnen handbereik en op
een veilige plek.
Lees deze bedieningshandleiding voordat u de machine gaat gebruiken en neem de instructies
in acht. Zo garandeert u een veilige en storingsvrije werking en een lange levensduur van de
machine.
Als u vragen of opmerkingen heeft met betrekking tot dit document, neem dan contact op met
ons Service Center (Pagina 117).
Tekstkenmerken
Het waarschuwingsconcept wordt aan de achterkant van de binnentitel toegelicht. Neem de
veiligheidsinfo in deze bedieningshandleiding steeds in acht.
Naast de info die u om veiligheidsredenen altijd in acht moet nemen, vindt u in deze
bedieningshandleiding de volgende tekstkenmerken:
1. Handelingsaanwijzingen worden als een genummerde lijst weergegeven. Neem de
volgorde van de diverse stappen in acht.
● Opsommingen maken gebruik van een lijstpunt.
– Het plat streepje kenmerkt opsommingen van het tweede niveau.
Opmerking
Een informatietekst bevat belangrijke informatie over het product, de handhaving van het
product of het betrokken deel van de documentatie. De Info geeft u help of bijkomende
raadgevingen.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
11
Inleiding
12
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Veiligheidsaanwijzingen
2.1
2
Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie
Het ontwerp evenals de uitvoering van deze machine, die is bedoeld voor gebruik in
explosiegevaarlijke omgevingen, voldoet aan de Europese richtlijn 94/9/EG
("Explosieveiligheidsrichtlijn"). Het in gebruik nemen van de machine binnen de Europese
Gemeenschap is pas toegestaan als is vastgesteld dat de installatie waarin de machine wordt
geïnstalleerd voldoet aan deze richtlijn. Bij het gebruik van de machine buiten de Europese
gemeenschap moeten de nationale voorschriften in acht worden genomen.
WAARSCHUWING
In gebruik nemen voordat conformiteit is vastgesteld
Als de machine in gebruik wordt genomen voordat de conformiteit van de installatie is
vastgesteld, dan is bescherming van de installatie tegen explosies niet gewaarborgd. Dit kan
leiden tot een explosie. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade
veroorzaken.
Neem de machine pas in bedrijf als de conformiteit van de installatie met de richtlijn
"Apparatuur in explosieve omgeving" is bevestigd.
2.2
De vijf veiligheidsregels
Voor uw persoonlijke veiligheid en ter voorkoming van materiële schade dient u bij alle
werkzaamheden altijd de veiligheidsrelevante aanwijzingen en de volgende vijf
veiligheidsregels conform EN 50110‑1 "Werkzaamheden in spanningsvrije toestand" in acht
te nemen. Voer de vijf veiligheidsredenen in de vermelde volgorde uit voordat u met de
werkzaamheden begint.
Vijf veiligheidsregels
1. Vrijschakelen.
Schakel ook de hulpstroomkringen vrij, zoals de stilstandverwarming.
2. Zorg voor een beveiliging die onbedoeld opnieuw inschakelen voorkomt.
3. Controleer of er inderdaad geen spanning meer aanwezig is
4. Aarden en kortsluiten.
5. Aangrenzende, onder spanning staande delen afdekken of afsluiten.
Na voltooiing van de werken de genomen maatregelen in omgekeerde volgorde terug opheffen.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
13
Veiligheidsaanwijzingen
2.4 Veilig gebruik van elektrische machines
2.3
Gekwalificeerd personeel
Alle werken aan de machine mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel gebeuren.
Gekwalificeerd personeel in de zin van deze documentatie zijn personen die aan de volgende
voorwaarden voldoen:
● Ze zijn op grond van hun opleiding en ervaring in staat om in het betrokken activiteitsgebied
risico's te herkennen en mogelijke gevaren te vermijden.
● Ze moeten telkens door de verantwoordelijke met de uitvoering van werken aan de machine
worden belast.
2.4
Veilig gebruik van elektrische machines
De veiligheid op de werkplaats hangt af van de aandacht, de voorzorg en het gezond verstand
van alle personen die de machine installeren, gebruiken en onderhouden. Naast de
inachtneming van de uitgevoerde veiligheidsmaatregelen is in principe voorzichtigheid in de
buurt van de machine geboden. Let steeds op uw veiligheid.
Let voor het vermijden van ongevallen op het volgende:
● Algemene veiligheidsvoorschriften van het land waar de machine gebruikt wordt
● Specifieke voorschriften van de exploitant en het toepassingsgebied.
● Specifieke afspraken die met de exploitant gemaakt worden
● Afzonderlijke veiligheidsaanbevelingen die met de machine werden geleverd
● Veiligheidssymbolen en info op de machine en haar verpakking
WAARSCHUWING
Spanningvoerende delen
Elektrische machines bevatten onderdelen die onder spanning kunnen staan.
Het ongeoorloofd verwijderen van noodzakelijke afdekkingen, ondeskundig gebruik van de
machine, foutieve bediening of onvoldoende onderhoud kunnen de dood, zwaar lichamelijk
letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
● Houd u bij werken aan de machine steeds aan de "Vijf veiligheidsregels" (Pagina 13).
● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding.
● Bedien de machine vakkundig.
● Onderhoud de machine regelmatig en vakkundig.
14
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Veiligheidsaanwijzingen
2.4 Veilig gebruik van elektrische machines
WAARSCHUWING
Roterende delen
Elektrische machines bevatten gevaarlijke roterende bestanddelen.
Het ongeoorloofd verwijderen van noodzakelijke afdekkingen, ondeskundig gebruik van de
machine, foutieve bediening of onvoldoende onderhoud kunnen de dood, zwaar lichamelijk
letsel of materiële schade tot gevolg hebben.
● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding.
● Bedien de machine vakkundig.
● Onderhoud de machine regelmatig.
● Borg de vrije asuiteinden.
WAARSCHUWING
Warme oppervlakken
Oppervlakken van elektrische machines kunnen heet zijn. Raak deze oppervlakken niet aan.
Dit kan tot ernstige brandwonden leiden.
● Laat de machine eerst afkoelen voor u met werken aan de machine begint.
● Verwijder de afdekkingen alleen volgens de aanwijzingen van de bedieningshandleiding.
● Gebruik de machine waarvoor deze bedoeld is.
VOORZICHTIG
Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid
Chemische stoffen die noodzakelijk zijn voor de opbouw, het bedrijf en het onderhoud van
de machine, kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid.
Dit kan leiden tot vergiftigingen, huidbeschadigingen, brandwonden van de ademwegen en
andere schade aan de gezondheid.
● Let op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding en de productinformatie van de
fabrikant.
● Neem de overeenkomstige veiligheidsvoorschriften in acht en draag de voorgeschreven
veiligheidsuitrusting.
VOORZICHTIG
Licht ontvlambare en brandbare stoffen
Chemische stoffen die noodzakelijk zijn voor de opbouw, het bedrijf en het onderhoud van
de machine, kunnen licht ontvlambaar of brandbaar zijn.
Dit kan tot brandwonden en andere schade voor de gezondheid leiden.
● Let op de aanbevelingen in de bedieningshandleiding en de productinformatie van de
fabrikant.
● Neem de overeenkomstige veiligheidsvoorschriften in acht en draag de voorgeschreven
veiligheidsuitrusting.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
15
Veiligheidsaanwijzingen
2.5 Werking in explosiegevaarlijke zones
WAARSCHUWING
Geluidsemissies
De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen
niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden.
Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, geluidsisolatie of
maatregelen voor de bescherming van het gehoor, voor een veilig bedrijf van de machine
binnen uw installatie.
2.5
Werking in explosiegevaarlijke zones
Elektrische installaties in omgevingen met explosiegevaar moeten door de verantwoordelijke
volgens de hiervoor geldende voorschriften en verordeningen worden gemonteerd,
geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld.
Opmerking
De basisvereisten voor elektrische installaties en hun bedrijf in omgevingen met
explosiegevaar vindt u bijv. in de richtlijn 1999/92/EG alsmede in de norm IEC / EN 60079-14.
Ontstekingsgevaren
De evaluatie van de bedrijfsrisico's, de plaatselijke bedrijfsomstandigheden en de
noodzakelijke controlemethoden moet door de exploitant in overleg met de bevoegde
toezichthoudende instantie worden afgehandeld. De noodzakelijke maatregelen moeten
absoluut in acht worden genomen. De fabrikant van de machine kan hiervoor geen algemeen
geldende aanbevelingen geven. Neem de informatie in deze bedieningshandleiding in acht.
Opmerking
De basisvereisten voor de beoordeling van ontstekingsgevaren door elektrische apparaten
en hun bedrijf in omgevingen met explosiegevaar vindt u bijv. in de richtlijnen 94/9/EG
en1999/92/EG alsmede in de normreeks IEC / EN 60079.
Indien de machine door een externe instantie is gecertificeerd, dient u zich aan de hierin
gedefinieerde technische gegevens en speciale voorwaarden te houden.
Dit certificaat moet voor de inbedrijfstelling beschikbaar zijn.
16
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Veiligheidsaanwijzingen
2.6 Elektrostatisch bedreigde modules
2.6
Elektrostatisch bedreigde modules
ESD-beschermingsmaatregelen
LET OP
Elektrostatische ontlading
De elektronische modules bevatten elektrostatisch bedreigde onderdelen.
Deze modules kunnen door ondeskundige behandeling zeer gemakkelijk worden vernield.
Let op de onderstaande aanwijzingen om materiële schade te voorkomen.
● Raak de elektronische modules alleen aan als u absoluut noodzakelijke werkzaamheden
aan deze modules moet uitvoeren.
● Als elektronische modules moeten worden aangeraakt, moet het lichaam van de
betrokken persoon onmiddellijk daarvoor elektrostatisch worden ontladen en geaard zijn.
● Breng elektronische modules niet in contact met elektrisch isolerend materiaal zoals
plasticfolie, kunststofdelen, isolerende tafellagen of kleding uit synthetische vezels.
● Leg de modules uitsluitend neer op een geleidende ondergrond.
● Bewaar en transporteer de elektronische modules en onderdelen alleen in geleidende
verpakking zoals gemetalliseerde kunststof of metalen containers, geleidende
schuimmaterialen of huishoudelijk aluminiumfolie.
De noodzakelijke ESD-beschermingsmaatregelen voor elektrostatisch bedreigde onderdelen
zijn in de onderstaande tekeningen nog eens duidelijk weergegeven:
d
d
b
d
b
e
e
f
c
a
(1) Zitplek
a = geleidende vloer
d = ESD-mantel
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
f
f
c
a
(2) Staplaats
b = ESD-tafel
e = ESD-armband
f
f
c
a
(3) Sta- / zitplaats
c = ESD-schoenen
f = aardaansluiting van de
kasten
17
Veiligheidsaanwijzingen
2.9 Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer
2.7
Elektromagnetische compatibiliteit
Deze machine is volgens IEC/EN 60034 ontworpen en voldoet bij reglementair gebruik aan
de vereisten van de Europese richtlijn 2004/108/EG inzake de elektromagnetische
verdraagzaamheid.
2.8
Storingsbestendigheid
De machine voldoet in principe aan de vereisten inzake de storingsbestendigheid conform IEC/
EN 61000‑6‑2.
Bij machines met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) moet de fabrikant van de
installatie zelf door de juiste keuze van de sensorsignaalkabels en analyse-apparatuur voor
een toereikende storingsbestendigheid zorgen.
2.9
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer
WAARSCHUWING
Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer
Bij bediening op de frequentieomvormer treden afhankelijk van de uitvoering van de
omvormer (fabrikant, type, ontstoringsmaatregelen) in sterkte verschillende storingsemissies
op. Bij motoren met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) kunnen door de
omvormer bij de sensorkabel storingsspanningen voorkomen. Het kan tot storingen komen
die rechtstreeks of onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële
schade kunnen leiden.
Let op de EMC-aanbevelingen van de omvormerfabrikant om een overschrijding van de
grenswaarden volgensIEC/EN 61000-6-3 bij het aandrijfsysteem, bestaande uit motor en
omvormer, te voorkomen. Tref de overeenkomstige EMV-maatregelen.
18
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Veiligheidsaanwijzingen
2.11 Verluchting
2.10
Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de
elektrische energietechniek
WAARSCHUWING
Storing van elektrische apparatuur door installatie met elektrische energietechniek
Installaties voor de opwekking van elektriciteit genereren elektrische velden tijdens het
bedrijf. De machine kan in zijn onmiddellijke omgeving levensgevaarlijke storingen doen
ontstaan in medische implantaten zoals pacemakers. Gegevens op magnetische of
elektronische gegevensdragers kunnen verloren gaan.
● Het verblijf van personen met pacemakers in de nabijheid van de machine is niet
toegestaan.
● Neem adequate maatregelen om het rondom de installatie werkzame personeel te
beschermen; breng bijv. markeringen, omheiningen, veiligheidsinstructies en
waarschuwingen aan.
● Neem de overeenkomstige nationale beschermings- en veiligheidsvoorschriften in acht.
● Neem geen magnetische of elektronische datadragers mee.
2.11
Verluchting
LET OP
Ventilatie
● Hinder de ventilatie niet.
● Voorkom het direct aanzuigen van de afvoerlucht van naastgelegen aggregaten.
● Voorkom bij een verticale machinebouwvorm met luchtinlaat van boven het binnendringen
van vreemde objecten en water in de luchtinlaatopeningen.
● Voorkom bij een aseinde naar boven het binnendringen van vloeistoffen langs de as.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
19
Veiligheidsaanwijzingen
2.11 Verluchting
20
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Beschrijving
3
Toepassingsgebied
Deze elektrische maschine is ontworpen voor de aandrijving van roterende werkmachines in
een industriële omgeving, bv. voor de omvorming van energie. Ze onderscheidt zich door haar
hoge veiligheid, haar lange levensduur en de grote betrouwbaarheid.
Deze machine werd volgens de specificatie van de besteller ingericht en mag alleen voor de
contractueel overeengekomen toepassing gebruikt worden.
Ontstekingsbescherming
Deze machine is met ontstekingsbescherming "verhoogde veiligheid" (Ex d) volgens
IEC / EN 60079‑1 uitgevoerd. Daarom mag ze worden gebruikt in explosieve omgevingen van
de Zone 1 volgens IEC / EN 60079‑10‑1.
Optioneel voldoet deze machine bovendien aan de eisen voor ontstekingsbescherming met
een "beveiligde behuizing" (Ex t) conform IEC / EN 60079‑0 en IEC / EN 60079‑31.
Deze elektrische machine voldoet in dat geval aan de normen uit de reeksen IEC / EN 60034,
IEC / EN 60079–0 en IEC / EN 60079–31. Gebruik de machine in omgevingen met
explosiegevaar alleen na toestemming en goedkeuring van de verantwoordelijke instantie.
Deze instantie is verantwoordelijk voor de risicobepaling van explosies en indeling van zones.
Ontstekingsbescherming alsmede bijzondere informatie worden weergegeven op het
kenplaatje resp. in het keuringscertificaat.
Als het nummer van het certificaat met een X is aangevuld, dient u de speciale aanwijzingen
in de bedieningshandleiding of de EG-keuringscertificaat (indien aanwezig) of in het IECEx
Certificate of Conformity voor het veilige gebruik van de machine in acht te nemen.
Het gebruik aan de omvormer moet gecertificeerd zijn. De speciale instructies van de
leverancier moeten in acht worden genomen.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
21
Beschrijving
GEVAAR
Explosiegevaar door hybride mengsels
Hybride mengsels zijn mengsels van brandbare stoffen met explosieve gas-luchtmengsels
die bij gelijktijdig uittreden samen een gevaarlijke explosieve atmosfeer kunnen vormen.
Daarbij kunnen veranderingen van de veiligheidstechnische kenwaarden optreden, zoals bv.
wijziging van de zone-indeling, toevoer van de explosiedruk, vermindering van de minimum
ontstekingsenergie en een vermindering van de te respecteren maximale temperaturen.
Dit kan een explosie tot gevolg hebben. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
● Om die reden moeten bij het optreden van hybride mengsels de relevante kenwaarden
zowel voor gas (zones 0, 1 en 2) als voor stof (zones 20, 21 en 22) in acht worden
genomen. Of bij een bepaalde hybride mengsels de voor een ontsteking maatgevende
kenwaarden ongunstig worden beïnvloed, moet in een individueel geval door een hiervoor
bevoegde instantie worden beoordeeld.
● Motoren met dubbel opschrift voor G ("Gas") en D ("Dust") mogen bij gelijktijdig optreden
alleen na voorafgaande controle van de eigenschappen van de hybride mengsels door
de gebruiker worden ingezet.
LET OP
Gebruik van machines zonder CE-markering
Machines zonder CE-markering zijn bedoeld voor gebruik buiten de Europese Economische
Ruimte (EER). Gebruik binnen de EER geen machines zonder CE-markering.
De walslagermachines met ontstekingsbescherming Ex d kunnen van de volgende Exmarkering zijn voorzien:
Tabel 3-1
Markering voor machines met ontstekingsbescherming Ex d voor zone 1
Richtlijnen
RL 94/9/EG met EG-keuringscertificaat
IECEx-Scheme met Certificate of
Conformity
Ex-markering
0102
II 2G Ex d IIC T3 tot T6 Gb
0102
II 2G Ex d e IIC T3 tot T6 Gb
0102
II 2G Ex d ib IIC T3 tot T6 Gb
0102
II 2G Ex d e ib IIC T3 tot T6 Gb
Ex d IIC T3 tot T6 Gb
Ex d e IIC T3 tot T6 Gb
Ex d ib IIC T3 tot T6 Gb
Ex d e ib IIC T3 tot T6 Gb
22
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Beschrijving
De machines met ontstekingsbescherming Ex t kunnen van de volgende markering zijn
voorzien:
Tabel 3-2
Markering van de machines met ontstekingsbescherming Ex tb voor zone 21
Richtlijnen
Ex-kentekening
RL 94/9/EG met EG-keuringscertificaat
IECEx-Scheme met Certificate of Conformity
Tabel 3-3
0102
2D Ex tb IIIC T... °C Db
Ex tb IIIC T... °C Db
Markering van de machines met ontstekingsbeschermingEx tc voor zone 22 zonder
certificaat
Richtlijnen
Ex-markering
3D Ex tc IIIC T... °C Dc
RL 94/9/EG
3D Ex tc IIIB T... °C Dc
IECEx-Scheme met Certificate of Conformity
Ex tc IIIC T... °C Dc
Ex tc IIIB T... °C Dc
Machine-uitvoering
De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine
vindt u op de kenplaat.
De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de onderstaande normen: De versies
van de geharmoniseerde normen waaraan wordt gerefereerd, kunt u ontlenen aan de EGconformiteitsverklaring.
Tabel 3-4
Machine-uitvoering
Kenmerk
Norm
Dimensionering en werkgedrag
IEC/EN 60034‑1
Beschermingsgraad
IEC/EN 60034‑5
Koeling
IEC/EN 60034‑6
Bouwvorm
IEC/EN 60034‑7
Aansluitbenamingen en draairichting
IEC/EN 60034‑8
Geluidsemissie
IEC/EN 60034‑9
Aanloopgedrag, draaiende elektrische machines
IEC/EN 60034‑12*
Oscillatiestanden
IEC/EN 60034‑14
Grenswaarden trillingbelasting
DIN ISO 10816-3
* Alleen voor machines voor netbedrijf
Zie ook
Kwaliteitsdocumenten (Pagina 121)
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
23
Beschrijving
Bij explosiebeveiligde machines gelden bijkomend de volgende normen:
Tabel 3-5
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex t
Kenmerk
Norm
Ontstekingsbescherming Ex t
①
IEC / EN 60079-0
IEC / EN 60079-31
①
Optioneel (volgens bestelling)
Bij explosiebeveiligde machines gelden bijkomend de volgende normen:
Tabel 3-6
Machine-uitvoering met ontstekingsbescherming Ex d
Kenmerk
Norm
Ontstekingsbescherming Ex d
IEC / EN 60079‑0
IEC / EN 60079‑1
Kenplaatje
Het kenplaatje van de machine bevat de identificatiegegevens en de belangrijkste technische
gegevens. Deze gegevens op het kenplaatje leggen in combinatie met de contractuele
afspraken de grenzen voor een reglementair gebruik vast.
Motorbehuizing met oppervlakte-, ribben- of buizenkoeling
De statorbehuizing en de lagerplaten zijn afhankelijk van de bouwgrootte van gietijzer of staal
gemaakt. De ventilatorkap is van staalplaat gemaakt. Het oppervlak van de statorbehuizing is
voorzien van koelribben, holle ribben of buizen en is van een gemonteerde aansluitkast
voorzien.
Statorwikkeling
De statorwikkeling is uitgevoerd in een warmteklasse volgens EN 60034-1, zie kenplaatje.
Hoogwaardige wikkeldraden, geschikt isolatiemateriaal en de speciale impregnering
garanderen grote mechanische en elektrische stevigheid alsmede een hoge gebruikswaarde
en lange levensduur.
Rotor
De rotor is voorzien van een kortsluitkooi van gegoten aluminium of een koperen rotor in
hardgesoldeerde uitvoering. De rotor is statisch uitgebalanceerd. De balanstoestand vindt u
in de asspiegel of op het kenplaatje.
24
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Beschrijving
Lagers
De motoren zijn uitgerust met vet gesmeerde walslagers.
● De lagers van de motoren tot bouwgrootte 280 worden in normale uitvoering continu
gesmeerd.
● De lagers van motoren vanaf bouwgrootte 315 beschikken over een nasmeervoorziening
en automatische vethoeveelheidregeling.
Aansluitkast
In de aansluitkast van de motor bevinden zich extra aansluitklemmen die voor
bewakingsvoorzieningen kunnen worden gebruikt. Bij de grotere machines is optioneel een
extra aansluitkast gemonteerd. Het aantal aanwezige klemmen kan worden afgeleid uit de
schakelschema's.
Laklaag
De machine is op basis van uw bestelling gelakt.
Bewakingsvoorzieningen
Afhankelijk van de uitvoering zijn bewakingsvoorzieningen aanwezig. KTY83- en KTY84–
halfgeleidersensoren zijn elektrostatisch bedreigde bouwelementen (EGB). Deze elementen
kunnen door elektrostatische ontladingen worden beschadigd. Neem de EGBveiligheidsmaatregelen (Pagina 17)in acht.
GEVAAR
Explosiegevaar bij gebruik in Zone 21 of 22 door verhoogde oppervlaktetemperatuur
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële
schade veroorzaken.
Houd er rekening mee dat de optionele PTC-weerstanden uitsluitend zijn bedoeld als extra
bescherming van de wikkeling. Ze zijn niet bedoeld voor de beperking van de maximale
oppervlaktetemperatuur van de behuizing (zie informatie op het kenplaatje) Voorkom het
overschrijden van de maximale oppervlaktetemperatuur door het in acht nemen van de
voorgeschreven bedrijfsvoorwaarden.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
25
Beschrijving
Stilstandverwarming
De machine kan optioneel worden voorzien van een stilstandverwarming. De
aansluitgegevens vindt u op een bijkomend plaatje op de machine.
26
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4
Een goede planning en voorbereiding voor het gebruikvan de machine zijn belangrijke
voorwaarden voor een eenvoudige en correcte installatie, het veilig bedrijf en de
toegankelijkheid van de machine voor het onderhoud en de service.
In dit hoofdstuk verneemt u waarop u bij de projectering van uw installatie met betrekking tot
deze machine moet letten en wat u voor de levering van de machine moet voorbereiden.
4.1
Veiligheidsrelevante aspecten bij de projectering van de installatie
Van de machine gaan restgevaren uit. Deze worden beschreven in het hoofdstuk
"Veiligheidsaanwijzingen" of de thematisch toegewezen hoofdstukken.
Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, afsperringen, kentekeningen,
enz. voor een veilig bedrijf van de machine binnen uw installatie.
Bedrijfstype respecteren
Neem het bedrijfstype van de machine in acht. Vermijd door een geschikte besturing te hoge
toerentallen en daarmee schade aan de machine.
4.2
Motoren zonder deklak
Bij motoren die alleen met een grondlaag werden geleverd, moet een laklaag worden
aangebracht die voldoet aan de geldende richtlijnen voor de betrokken toepassing. De
grondlaag biedt geen voldoende bescherming tegen corrosie.
De aangebrachte laklaag moet voldoen aan de richtlijnen ter vermijding van het tot stand
komen van elektrostatische ontladingen, zie DIN EN 60079-0.
Opmerking
Meer informatie over laklagen kunt u opvragen bij het Service Center.
Houd er rekening mee dat de onderzijde van de machinevoeten uit blank metaal bestaat. Zorg
voor een goede corrosiebescherming, bijvoorbeeld met vet, verzegelpasta of iets
vergelijkbaars. In de deksel van de aansluitkast bevinden zich eveneens blanke metalen
oppervlakken. Gebruik hier uitsluitend geschikte vetten ter voorkoming van corrosie.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
27
Voorbereiding voor gebruik
4.6 Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf
4.3
Thermische motorbescherming
Thermische motorbeveiliging door directe temperatuurbewaking van de wikkeling is
toegestaan, wanneer dit is gecertificeerd en staat aangegeven op het kenplaatje. De
toegepaste temperatuursensoren moeten voldoen aan DIN 44081/44082 .
De PTC-weerstanden waarborgen als enige bescherming de explosiebescherming in
combinatie met de functionele activeerapparaten met de beschermtypemarkering
II (2) G.
Bij een noodzakelijke doorgangsproef van de temperatuursensor mag geen spanning >2,5 V
aangelegd worden.
Gebruik bij motoren met omschakelbare polen voor elke toerentalstand alleen gescheiden,
wederzijds vergrendelde beschermvoorzieningen die door een toegelaten controle-instantie
gecontroleerd en gecertificeerd zijn.
4.4
Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming
Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde
temperaturen in de machine komen.
● Gebruik een vergrendelingsschakeling die bij het inschakelen van de machine de
stilstandsverwarming uitschakelt.
● Gebruik de stilstandverwarming enkel bij een uitgeschakelde motor.
4.5
Geluidsemissies
WAARSCHUWING
Geluidsemissies
De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen
niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden.
Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, geluidsisolatie of
maatregelen voor de bescherming van het gehoor, voor een veilig bedrijf van de machine
binnen uw installatie.
4.6
Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf
Als op het vermogensplaatje niets anders is aangegeven, dan bedraagt de toegelaten
spanningsschommeling ±10 % en de toegelaten frequentieschommeling ±2 %, volgens bereik
B in IEC / EN 60034 1.
In principe geldt het volgende: Onder bedrijfsomstandigheden in de praktijk zal een machine
soms buiten de begrenzing van het bereik B moeten gebruikt moeten worden. Dergelijke
uitzonderingen moeten met betrekking tot de daarbij voorkomende waarden, alsook de duur
en de frequentie van hun optreden, worden begrensd. Neem indien mogelijk corrigerende
maatregelen binnen een passende tijd, bijv. een vermindering van het vermogen. Op die
28
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4.8 Transport en opslag
manier kan een verkorting van de levensduur van de machine door thermische veroudering
worden vermeden.
LET OP
Oververhitting van de wikkeling
Een overschrijding van de toegelaten toleranties van spanning en frequentie kan tot
ongeoorloofde hoge verwarming van de wikkeling en daarmee op lange termijn tot schade
aan de machine leiden.
Houd er rekening mee, dat elke machine beschermd moet worden tegen oververhitting.
Hiervoor gelden de volgende aanwijzingen:
elke machine moet conform IEC / EN 60079–14 in alle fasen met behulp van een vertraagde
aardlekschakelaar met fase-uitvalbescherming conform IEC / EN 60947 of een gelijkwaardige
voorziening tegen oververhitting worden beschermd. De beveiliging moet op de nominale
stroom worden ingesteld (waarde is vermeld op het kenplaatje). De beveiliging moet bovendien
zodanig worden gekozen, dat de motor ook blij geblokkeerde rotor thermisch beveiligd is.
Wikkelingen in driehoekschakeling moeten zodanig worden beveiligd, dat de schakelaars of
relais in serie met de wikkelingsstrengen zijn geschakeld. Voor de keuze en de instelling van
de schakelaars geldt daarbij de nominale waarde van de strengstroom als basis, d.w.z. de
0,58-voudige nominale stroom van de motor. Als een dergelijke schakeling niet mogelijk is,
moeten extra veiligheidsmaatregelen worden genomen, bijvoorbeeld een thermische
motorbeveiliging.
4.7
Systeemeigen frequenties
LET OP
Schade aan de machine als gevolg van systeemresonanties
Het systeem uit fundament en machineset moet dusdanig geprojecteerd en afgestemd zijn
dat geen systeemresonanties kunnen ontstaan, waarbij de toegelaten trillingswaarden
worden overschreden. Door te hoge trillingen kan de machineset worden beschadigd.
● Neem DIN 4024 in acht bij het tot stand brengen van het machinefundament.
● De grenswaarden volgens DIN ISO 10816-3 mogen niet worden overschreden.
4.8
Transport en opslag
4.8.1
Transportcoderingen
De manier waarop de machine wordt verpakt is afhankelijk van de transportweg en de
afmetingen van de machine Wanneer niet speciaal contractueel geregeld, voldoet de
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
29
Voorbereiding voor gebruik
4.8 Transport en opslag
verpakking aan de verpakkingsrichtlijnen van de Internationale Norm voor
Plantbeschermingsmaatregelen (ISPM).
Let op de op de verpakking aangebrachte symbolen. Ze hebben de volgende betekenis:
Boven
Breekbaar
Tegen
Tegen hitte Zwaartepunt Handhaken
vocht
bescherme
verboden
bescherme
n
n
Hier
aanslaan
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften in acht
evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische installaties.
4.8.2
Levering controleren
De levering is individueel samengesteld. Controleer na ontvangst van de levering meteen of
de leveringsomvang overeenstemt met de begeleidende papieren. Bij reclamaties achteraf
wegens ontbrekende delen aanvaardt Siemens geen aansprakelijkheid.
● Reclameer bij zichtbare transportschade meteen bij de leverancier.
● Reclameer bij zichtbare gebreken of bij een onvolledige levering meteen bij de bevoegde
vertegenwoordiger van Siemens.
De gebruiksaanwijzing is een bestanddeel van de leveringsomvang en moet op een
toegankelijke plaats worden bewaard.
4.8.3
Hijsen en transporteren
● Het personeel moet over de overeenkomstige kwalificatie beschikken voor het besturen
van kranen en het rijden met vorkheftrucks.
● Gebruik de toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de
kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer deze
voor het gebruik. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensschild van de
machine.
30
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4.8 Transport en opslag
● Respecteer bij het hijsen van de machine de gegevens op het hijsplaatje:
– Neem de vermelde spreidhoek in acht.
– Til de machine zonder schokken op.
● Gebruik voor het hijsen alleen de aan de staanderbehuizing aangebrachte hijsmiddelen
zoals hijsogen of ringschroeven.
WAARSCHUWING
Transporteren of hijsen van de machine
De machines of de machineset mag uitsluitend in een voor hun bouwvorm geschikte
positie worden getransporteerd en opgetild.
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
1. Gebruik voor het hijsen alleen de aan de staanderbehuizing aangebrachte hijsogen.
2. Gebruik geschikte draadgeleidings- of spreidinrichtingen. Het gewicht van de machine
vindt u op het vermogensschild van de machine.
WAARSCHUWING
Zwaartepuntpositie bij het transporteren of hijsen van de machine
Als het zwaartepunt van een last zich niet in het midden tussen de aanslagpunten bevindt,
kan de machine bij het transporteren of hijsen omvallen of in de hijsinrichting verschuiven.
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
1. Transporteer of hijs de machine enkel volgens de zwaartepuntpositie. Het zwaartepunt
van de machine staat ook op de afbeelding van de machineafmetingen vermeld.
2. Let bij alle transportwerken op de handhavingsmarkeringen die op de machine zijn
aangebracht. Wanneer het zwaartepunt van een last zich niet in het midden van de
aanslagpunten bevindt, dient de hijshaak voor het optillen boven het zwaartepunt te
worden aangebracht.
3. Let op de verschillende belasting van de stroppen of hijsbanden alsmede de
draagkracht van de hijsinrichting.
Opmerking
Machine in een verhoogde en veilige positie stutten
Om gevaarloos en eenvoudig aan de onderkant van de machine te geraken, plaatst u de
machine een verhoogde en veilige positie.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
31
Voorbereiding voor gebruik
4.8 Transport en opslag
GEVAAR
Verblijf onder opgetakelde lasten
Als het hijs- of lastopnamemiddel faalt, kan de machine vallen. Dit kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Ga niet onder of in de buurt van de opgetakelde machine staan.
4.8.4
Opslag tot aan twee jaar
4.8.4.1
Voorwaarden voor opslag
● Sla de machines op in een droge, stofvrije en verwarmde ruimte. Een speciale verpakking
is dan niet noodzakelijk. In alle andere gevallen moeten de machines in kunststoffolie met
absorberende stoffen (bijv. Branogel, ) of in luchtdicht gesealde folie worden verpakt.
Gebruik een beschermende afdekking tegen zon en regen
● Sla de machines uitsluitend op een trillingsvrije ruimten om gevolgschade aan de lagers
als gevolg van trillingen tijdens stilstand te voorkomen.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar bij beschadigde afdichtmaterialen
Als u de machine buiten de gespecificeerde temperatuurgrens opslaat, kunnen de
afdichtmaterialen worden beschadigd en kan hun dichtfunctie falen. Bijgevolg bestaat de
mogelijkheid dat er een explosieve atmosfeer in de machine geraakt, die bij de
inbedrijfstelling wordt ontstoken. Het kan tot een explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
De gebruikte materialen zijn voor het bestelde temperatuurbereik geoptimaliseerd. Bewaar
de machine niet buiten de gespecificeerde temperatuurgrenzen. De gespecificeerde
temperatuurgrenzen vindt u op het vermogensplaatje.
32
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4.8 Transport en opslag
4.8.5
Gezamenlijke opslag van motoren en de werkmachine.
● Voor de montage van motoren moeten de vrije gedeeltes van het asuiteinde worden
ingevet, net als alle andere blanke metalen delen zoals bijvoorbeeld voetoppervlakken,
flensvlakken of aansluitkasten en de oppervlakken van deksels/afdekkingen. Breng aan de
asdoorvoer vetafsluitingen van walslagervet aan als bescherming tegen stof en vochtigheid.
● Breng in de aansluitkasten van de machine een wateropnemende stof aan, bijvoorbeeld
Branogel.
● Sla de machines op in een droge, stofvrije en verwarmde ruimte.
4.8.6
Opslag in de open lucht
Als de machine in de open lucht wordt opgeslagen dan moet naast bovenstaand het volgende
in acht worden genomen:
● Zorg voor een beschermende afdekking tegen de inwerking van zon en regen. Er moet
luchtuitwisseling kunnen plaatsvinden ter voorkoming van condenswater.
● Controleer iedere twee maanden het volgende:
– Vrije delen van het aseinde en andere blanke metalen delen, bijv. voet- of
flensoppervlakken, oppervlakken van aansluitkasten en deksels/afdekkingen moeten
nog voldoende ingevet zijn.
– Op de asdoorvoer moeten vetafsluitingen voor de bescherming tegen stof en vocht nog
werkzaam zijn.
4.8.7
Inbedrijfstelling na opslag
4.8.7.1
Isolatieweerstand en polarisatieindex
Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie
verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen
de isolatieweerstand en de polarisatieindex:
● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt
● Na langdurige opslag of een periode van stilstand
● In het kader van onderhoudswerkzaamheden
Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie
van de wikkelingen:
● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal?
● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen?
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
33
Voorbereiding voor gebruik
4.9 Bedrijf aan de omvormer
Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele
maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling.
● Kan de machine in bedrijf worden genomen?
● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen?
Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden:
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" (Pagina 63)
4.8.7.2
Smeren van de walslagers
Als de machine voor langere tijd conform de voorschriften wordt opgeslagen, heeft dit geen
negatieve gevolgen voor het smeervet in de lagers.
● Bij motoren van de warmteklasse 155 wordt voor normale omgevingstemperatuur een
lithiumverzeept walslagervet met een druppelpunt van minstens 180° C gebruikt.
● Gebruik bij machines van warmteklasse 180 en bij bepaalde speciale machines het
specifieke smeervet dat op het typeplaatje van de machine wordt vermeld.
4.8.7.3
Nasmeren van walslagers na een opslagperiode tot 2 jaar
● Bij machines met nasmeerinrichtingen moeten kort na de ingebruikstelling beide lagers uit
voorzorg bij draaiende motor worden doorgesmeerd.
● Vetsoort, hoeveelheid vet en nasmeertermijn bij een nasmeerinrichting zijn op een extra
plaatje op de motor aangegeven.
4.9
Bedrijf aan de omvormer
Bij omvormervoeding van een machine met explosiebeveiliging neemt u R-Nr.20000 in acht
(Pagina 128)
Toerental- / draaimomentkromme voor gebruik aan de Sinamics-omvormer
De belastbaarheidskrommen geven het principiële verloop van het continu toelaatbaar
lastmoment weer, afhankelijk van toerental en koeltype. Het lastmoment wordt als percentage
34
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4.9 Bedrijf aan de omvormer
afgeleid van het maximale draaimoment dat op het extra kenplaatje voor omvormerbedrijf is
aangegeven.
00PD[
11V\QF
1. IC666 – lucht-lucht-warmtewisselaar, extern gekoeld, buiten en binnen
IC86W – lucht-water-warmtewisselaar, externe koeling
2. IC416 – Oppervlaktegekoeld, externe koeling en
IC71W – watermantelgekoeld
3. IC411 – Oppervlaktegekoeld, eigen koeling
4. IC516 – Buizengekoeld, externe koeling
IC616 – lucht-lucht-warmtewisselaar, externe koeling, buiten
IC81W – lucht-water-warmtewisselaar, eigen koeling
5. IC511 – Buizengekoeld, eigen koeling
IC611 – lucht-lucht-warmtewisselaar, eigen koeling
Bedrijf aan de omvormer:
• Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist,
worden de betreffende extra gegevens op het kenplaatje vermeld.
• Voorzie de omvormer van de juiste parameters. De parametriseringsgegevens vindt u op
het kenplaatje van de machine. Informatie m.b.t. de parameters kunt u vinden in de
bedieningshandleiding van de omvormer.
WAARSCHUWING
Overschrijding van de grenswaarden
De maximale toerental- en draaimomentwaarden die op het extra kenplaatje voor
omvormerbedrijf zijn aangegeven, mogen niet worden overschreden.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
35
Voorbereiding voor gebruik
4.9 Bedrijf aan de omvormer
4.9.1
Lagerstromen verminderen bij bedrijf aan de omvormer
Met de volgende maatregelen kunt u lagerstromen reduceren:
● Aarding:
– Vul naast de aarding van de machines via de massieve PE-kabel de hoogfrequente
aarding aan met gevlochten koperen vlakbanden resp. hoogfrequentie-bandgeleiders.
– Voer de contactering uit op een plaats met voldoende ruimte. Massieve koperen
leidingen zijn vanwege het stroomverdringingseffect voor de HF-aarding niet geschikt.
● Maak gebruik van equipotentiaalverbindingen
– Tussen de motor en de werkmachine
– Tussen de motor en de omvormer
– Tussen de aansluitkast en de positie van de hoogfrequente aarding op de
motorbehuizing
● Gebruik een afzonderlijke hoogfrequente equipotentiaalverbinding:
– Tussen de motorbehuizing en de randaardegeleider van de omvormer
– Tussen de motorbehuizing en de werkmachine
● Keuze en aansluiting van de kabel: Gebruik indien mogelijk symmetrisch opgebouwde,
afgeschermde verbindingskabels. Het vlechtwerk van de afscherming dat uit zo veel
mogelijke afzonderlijke onderdelen bestaat, dient een goede elektrische geleiding te
hebben. Gevlochten afschermingen van koper of aluminium zijn zeer geschikt.
– De afscherming wordt op beide zijden van de motor en de omvormer aangesloten; niet
afgeschermde kabeluiteinden dienen zo kort mogelijk te zijn.
– De contactering voor een goede wegleiding van stromingen met hoge frequenties dient
ruimschoots te zijn uitgevoerd: Er dient een contactering 360° aan de omvormer en aan
de motor te worden uitgevoerd, bv. door middel van elektromagnetisch compatibele
boutverbindingen aan de kabelingangen.
/
/
3(
/
/
/
/
3(
Concentrisch koper- of aluminiumscherm
36
/
3(
/
/
3(
Staalarmatuur
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Voorbereiding voor gebruik
4.9 Bedrijf aan de omvormer
Maatregelen ter reductie van lagerstromen
Voor de doelmatige vermindering en voorkoming van beschadigingen door lagerstromen dient
u het complete systeem uit motor, omvormer en werkmachine te bekijken. De volgende
maatregelen ondersteunen de reductie van lagerstromen:
● Voorzie de gehele installatie van een fijnmazig aardingssysteem met een lage impedantie
voor hoogfrequente stromen.
● Gebruik een gelijke-fasefilter (dempende kern) bij de uitgang van de omvormer. De keuze
en de dimensionering gebeurt via de distributiepartner van Siemens.
● Begrens de spanningstoename door het plaatsen van uitgangsfilters. Dit dempt de
hoeveelheid boventonen in de uitgangsspanning.
Opmerking
Omvormerdocumentatie
De bedieningshandleiding van de omvormer maakt geen deel uit van deze documentatie.
Let ook op de projecteringsinformatie van de omvormer.
4.9.2
Geïsoleerde lager bij bedrijf aan de frequentieomvormer
Afhankelijk van de bouwgrootte en de uitvoering van de machine kan aan de NDE-zijde een
geïsoleerd lager en een geïsoleerde tacho zijn gemonteerd.
Let op de plaatjes op de machine met betrekking tot de lagerisolatie en mogelijke
overbruggingen.
①
②
③
Werkmachine
Motor
④
⑤
Geïsoleerde lager
Geïsoleerde tacho-aanbouw
Koppeling
Beeld 4-1
Principiële weergave van de individuele aandrijving
LET OP
Lagerschade
De lagerisolering mag niet worden overbrugd.
Op grond van de stroming kunnen de lagers worden beschadigd.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
37
Voorbereiding voor gebruik
4.9 Bedrijf aan de omvormer
Tandemaandrijving
Als u twee motoren als zogenaamde "tandemaandrijving" na elkaar schakelt, dan bouwt u een
geïsoleerde tussen de motoren in.
①
②
③
④
⑤
⑥
Werkmachine
Motor
Koppeling
Beeld 4-2
Geïsoleerde lager
Geïsoleerde tacho-aanbouw
Geïsoleerde koppeling
Principiële weergave tandemaandrijving
LET OP
Lagerschade
Als tussen de motoren van de tandemaandrijving geen geïsoleerde koppeling wordt gebruikt,
kan op grond van lagerstromen schade in de lagers aan de DE-kant van beide motoren
komen.
Gebruik een geïsoleerde koppeling om de motoren te verbinden.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning door de omvormer
Zolang de voedende omvormer niet is uitgeschakeld of het tussenkruis van de omvormer
niet ontladen is, kunnen de motorklemmen ook bij stilstaande rotor onder elektrische
spanning staan. Afhankelijk van het type omvormer kan de spanning tot 1000 V zijn.
Zorg dat voor werkzaamheden aan de motor de vijf veiligheidsregels worden nageleefd.
38
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
5
Montage
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
5.1
Montage voorbereiden
5.1.1
Veiligheidsaanwijzingen voor de montage
WAARSCHUWING
Gevaar door ongeschikt bevestigingsmateriaal
Als bouten met een verkeerde stevigheidsklasse werden gekozen, of met een verkeerd
draaimoment werden bevestigd, dan kunnen ze breken of loskomen. De machine beweegt,
de lagers kunnen worden beschadigd. De loper kan tegen de behuizing van de machine
slaan of er kunnen machinedelen worden weggeslingerd. Dit kan zware tot dodelijke letsels
of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Respecteer de vereiste stevigheidsklassen voor schroefverbindingen.
● Trek de schroefverbindingen met de vermelde draaimomenten aan.
WAARSCHUWING
Spanningen in de bevestigingsonderdelen
Als de machine niet goed is uitgerust, komt het tot spanningen in de bevestigingsdelen.
Schroeven kunnen loskomen of breken. De machine beweegt, de machinedelen kunnen
worden weggeslingerd. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade
veroorzaken.
● Hoe richt ik de machine op de werkmachine uit.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
39
Montage
5.1 Montage voorbereiden
LET OP
Beschadiging van de aanbouwdelen
Aanbouwdelen zoals de temperatuursensor of de toerentalsensor zijn op de machine
aangebracht en kunnen door een onvakkundige behandeling scheuren of beschadigd
worden. Als gevolg daarvan kunnen zich storingen aan de machine voordoen of kan de
machine volledig worden beschadigd.
● Gebruik indien nodig geschikte ladders als u montagewerkzaamheden aan de machine
uitvoert.
● Ga bij de montage niet op de leidingen of aanbouwdelen staan. Gebruik de aanbouwdelen
niet als stijghulp.
Opmerking
Verlies van conformiteit met Europese richtlijnen
Bij levering voldoet de machine aan de vereisten van de Europese richtlijnen. Eigenmachtige
wijzigingen of conversies aan de machine leiden tot verlies van de conformiteit met Europese
richtlijnen. Hierdoor komt de garantie te vervallen.
5.1.2
Voorwaarden voor de montage
Voor het begin van de montagewerkzaamheden moeten de volgende voorwaarden vervuld
zijn:
● Deze bedieningshandleiding en montagehandleiding zijn beschikbaar voor het personeel.
● De machine staat uitgepakt klaar voor de montage op de plaats van de montage.
Opmerking
Isolatieweerstand van de wikkeling bij het begin van de montagewerkzaamheden meten
Meet de isolatieweerstand van de wikkeling indien mogelijk voor het begin van de
montagewerkzaamheden. Als de isolatieweerstand onder de voorgeschreven waarde ligt,
leid dan overeenkomstige correctiemaatregelen in. Voor de correctiemaatregelen moet
de machine mogelijk terug worden gedemonteerd en getransporteerd.
40
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
LET OP
Hoge temperaturen
Tijdens het bedrijf worden de machineonderdelen heet. Aanbouwdelen, bijvoorbeeld
leidingisolatie, kunnen door hoge temperaturen worden beschadigd.
● Temperatuurgevoelige onderdelen, bijvoorbeeld normale leidingen of elektronische
componenten, mogen niet tegen of op machine-aanbouwdelen worden bevestigd.
● Gebruik enkel hittebestendige delen. De aansluitleidingen, kabel - en
leidinginvoerstukken moeten voor de omgevingstemperatuur geschikt zijn.
5.2
Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
5.2.1
Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging
Voor het correcte uitrichten en het veilig bevestigen is een gedetailleerde vakkennis over de
noodzakelijke maatregelen nodig, o.a. voor:
● Voorbereiding van de fundering
● Keuze en montage van de koppeling
● Meting van de afwijkingen bij rondlopen en vlaklopen
● Positionering van de machine
Wanneer de hiervoor noodzakelijke maatregelen en handelingen niet bekend zijn, adviseren
wij om gebruik te maken van de diensten van de hiervoor verantwoordelijke Klantenservice
van Siemens.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
41
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
5.2.2
Lastopnamemiddel controleren
Controleer alle hijsmiddelen zoals de kranen, hijsogen en ringbouten voordat u de machine
optilt:
● Controleer de aan de machine aangebrachte lastopnamemiddelen op mogelijke schade.
Vervang de lastopnamemiddelen als ze beschadigd zijn.
● Controleer voor het gebruik of de lastopnamemiddelen behoorlijk bevestigd zijn.
● Gebruik alleen toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de
kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer deze
voor het gebruik.
WAARSCHUWING
De machine kan vallen
Als de hijspunten of hijsmiddelen beschadigd zijn of niet correct zijn bevestigd, dan kan
de machine vallen tijdens het hijsen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken. Controleer de lastopnamemiddelen en hijsmiddelen voor
het gebruik.
5.2.3
Aangedreven elementen monteren
Balanceerkwaliteit
De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering
aangegeven door middel van een markering aan de kopse kant van de DE-zijde van het
aseinde:
● Kenteken "H" betekent uitbalancering met een halve inlegspie
● Kenteken "F" betekent uitbalancering met een hele inlegspie
Beeld 5-1
42
Soort balancering aan de DE-zijde
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Aangedreven elementen monteren
● Voorwaarden:
– De koppeling resp. het aangedreven element moet over de juiste afmetingen voor het
bedrijf beschikken. De balanceerkwaliteit moet aan de eisen voldoen.
– Let op de gegevens van de fabrikant van de koppeling.
– Let op het juiste balanceertype van het aangedreven element volgens het balanceertype
van de rotor.
– Gebruik alleen klaar geboorde en gebalanceerde aangedreven elementen. Controleer
de boringsdiameter en de balanstoestand voor de montage. Reinig het asuiteinde
grondig.
● Monteren:
– Warm het aangedreven element voor het monteren op zodat het uitzet. Kies het
temperatuurverschil van de opwarming volgens de diameter van de koppeling, de
passing en de werkstof. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de koppeling.
– Plaats en verwijder de aangedreven elementen alleen met geschikte voorzieningen.
Monteer het aangedreven element in een keer ofwel via de schroefdraadopening aan
de kopse kant in de as of door het element manueel op te schuiven.
– Vermijd hamerslagen om de lagering niet te beschadigen.
Asuiteinden met inlegspie
Om de balans te behouden, hebt u de volgende mogelijkheden:
● Als het aangedreven element bij uitbalancering "H" korter is dan de pasveer, moet u het
uit de ascontour en het aangedreven element stekende deel van de pasveer afwerken of
de uitbalancering moet worden behouden.
● Als het aangedreven element tot aan de schouder van de asafzet wordt gemonteerd, let
er dan op dat bij het uitbalanceren van de koppeling rekening wordt gehouden met het niet
uitgevulde deel van de koppelinggroef van de inlegspie.
Bij alle tweepolige machines en bij vierpolige machines met een frequentie van ≥ 60 Hz geldt
het volgende:
● De inlegspie moet worden ingekort als de koppelingsnaaf korter is dan de inlegspie.
● Het zwaartepunt van de koppelingshelft moet binnen de lengte van het aseinde liggen.
● De gebruikte koppeling moet geschikt zijn voor de uitbalancering van het systeem
Het poolgetal van de machine vindt u op het kenplaatje in de beschrijving van het motortype.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
43
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
WAARSCHUWING
De inlegspie kan worden weggeslingerd
De inlegspieën zijn alleen zo beveiligd dat zij tijdens transport niet kunnen uitvallen. Als een
machine met twee asuiteinden aan een asuiteinde niet over een aangedreven element
beschikt, kan de inlegspie tijdens bedrijf worden weggeslingerd.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Gebruik deze machine niet zonder gemonteerde aangedreven elementen.
● Borg aan het asuiteinde zonder aangedreven element de inlegspie tegen wegslingeren
en kort ze bij balanceertype "H" tot de helft van de lengte in.
5.2.4
Hijsen en transporteren
● Het personeel moet over de overeenkomstige kwalificatie beschikken voor het besturen
van kranen en het rijden met vorkheftrucks.
● Gebruik de toegelaten, onbeschadigde en voldoende bemeten voorzieningen voor de
kabelgeleiding of spreidvoorzieningen voor het hijsen van de machine. Controleer deze
voor het gebruik. Het gewicht van de machine vindt u op het vermogensschild van de
machine.
44
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
● Respecteer bij het hijsen van de machine de gegevens op het hijsplaatje:
– Neem de vermelde spreidhoek in acht.
– Til de machine zonder schokken op.
● Gebruik voor het hijsen alleen de aan de staanderbehuizing aangebrachte hijsmiddelen
zoals hijsogen of ringschroeven.
WAARSCHUWING
Transporteren of hijsen van de machine
De machines of de machineset mag uitsluitend in een voor hun bouwvorm geschikte
positie worden getransporteerd en opgetild.
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
1. Gebruik voor het hijsen alleen de aan de staanderbehuizing aangebrachte hijsogen.
2. Gebruik geschikte draadgeleidings- of spreidinrichtingen. Het gewicht van de machine
vindt u op het vermogensschild van de machine.
WAARSCHUWING
Zwaartepuntpositie bij het transporteren of hijsen van de machine
Als het zwaartepunt van een last zich niet in het midden tussen de aanslagpunten bevindt,
kan de machine bij het transporteren of hijsen omvallen of in de hijsinrichting verschuiven.
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
1. Transporteer of hijs de machine enkel volgens de zwaartepuntpositie. Het zwaartepunt
van de machine staat ook op de afbeelding van de machineafmetingen vermeld.
2. Let bij alle transportwerken op de handhavingsmarkeringen die op de machine zijn
aangebracht. Wanneer het zwaartepunt van een last zich niet in het midden van de
aanslagpunten bevindt, dient de hijshaak voor het optillen boven het zwaartepunt te
worden aangebracht.
3. Let op de verschillende belasting van de stroppen of hijsbanden alsmede de
draagkracht van de hijsinrichting.
Opmerking
Machine in een verhoogde en veilige positie stutten
Om gevaarloos en eenvoudig aan de onderkant van de machine te geraken, plaatst u de
machine een verhoogde en veilige positie.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
45
Montage
5.2 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
GEVAAR
Verblijf onder opgetakelde lasten
Als het hijs- of lastopnamemiddel faalt, kan de machine vallen. Dit kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Ga niet onder of in de buurt van de opgetakelde machine staan.
5.2.5
Machine neerzetten
Voorwaarden
Voordat u de machine neerzet op de plaats van gebruik moet aan de volgende voorwaarden
zijn voldaan:
● De aansluitvlakken zijn schoon.
● De corrosiewerende laag is op de aansluitvlakken verwijderd, zoals aan de machinevoeten,
flens,...
Machine neerzetten
Laat de machine voorzichtig en zonder stoten zakken tot hij op de plaats van gebruik staat.
5.2.6
Machine grof uitrichten
Voorwaarde
Het afdrijfelement zoals een koppelingshelft, is al opgetrokken.
46
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Montage
5.3 Machine monteren
Machine grof uitrichten
● Voor de horizontale positionering verschuift u de machine op het fundament zijwaarts. Let
daarbij op het behoud van de axiale positie.
5.3
Machine monteren
5.3.1
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop
Voorwaarden voor een rustige, trillingsvrije loop:
● Stabiele uitvoering van het fundament volgens DIN 4024
● Nauwkeurig uitrichten van de machine
● Correcte uitbalancering van de op het aseinde op te trekken delen
● In acht nemen van de amplitudesnelheden volgens ISO 10816‑3
5.3.2
Machine op de werkmachine uitrichten en bevestigen
5.3.2.1
Horizontale bouwvorm met voeten
1. Houd rekening met de eventuele voorschriften voor het uitrichten van de werkmachine en
van de fabrikant van de koppeling.
2. Richt de motoren met de koppelingsafdrijving dusdanig uit dat de middellijnen van de assen
parallel en zonder verspringing verlopen. Daardoor werden er tijdens het bedrijf geen
bijkomende krachten in op de lageringen.
3. Voor de verticale positionering (x→0) plaatst u dunne platen onder de machinevoeten.
Gebruik zo weinig mogelijk platen. Dit betekent dat er zo weinig mogelijk hulpstukken op
elkaar mogen worden gestapeld. Daarmee wordt het vastzetten van de machines
vermeden. Gebruik de eventueel aanwezige schroefdraad voor afdrukbouten om de
machine wat op te tillen.
4. Let bij de positionering ook op een gelijkmatig rondlopende axiale spleet (y→0) op de
koppeling.
5. Bevestig de machine op het fundament. De keuze van de bevestigingselementen is
afhankelijk van het fundament en valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van
de installatie.
Opmerking
Uitzetting van de machine
Houd bij het uitlijnen rekening met de uitzetting van de machine door opwarming.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
47
Montage
5.3 Machine monteren
5.3.2.2
Horizontale bouwvorm met flens
De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de
tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het
systeem of van de exploitant van de installatie.
Opmerking
Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine
uit.
Handelwijze
De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenflens
uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering
schaden.
1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken.
2. Schroef de drie in ongeveer 120° over de omtrek verdeelde stabouten in de flenswinding
van de werkmachine aan. De stabouten dienen als positioneerhulp.
3. Positioneer de machine met gelijke assen tegenover de werkmachine, zodat ze nog net
geen contact maakt. Zet de machine langzaam aan, anders kan de centrering worden
beschadigd.
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Plaats de machine volledig aan de tegenflens zodat deze volledig aansluit.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten en vervang de stabouten als laatste.
5.3.2.3
Verticale bouwvorm met flens
De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de
tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het
systeem of van de exploitant van de installatie.
Opmerking
Als de machine geen standaardflens bezit, richt de machine dan passend op de werkmachine
uit.
48
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Montage
5.3 Machine monteren
Handelwijze
De machineas moet bij het optillen horizontaal zijn, de flens moet parallel met de tegenfles
uitgericht zijn, zodat klemmen en vastzetten worden vermeden. Anders kan dit de centrering
schaden.
1. Vet de centreerflens met montagepasta in om de procedure te vergemakkelijken.
2. Schroef de twee stabouten aan de tegenoverliggende kanten in de flenswinding van de
werkmachine. De stabouten dienen als positioneerhulp.
3. Plaats de machine langzaam over de werkmachine in de centrering, zodat deze nog net
geen contact maakt. Bij te snel neerzetten kan de centrering worden beschadigd.
4. Draai de machine indien nodig in de juiste positie, zodat de flensboringen in het midden
boven de schroefdraadboringen liggen.
5. Zet de machine volledig op de tegenflens neer, zodat deze volledig rust en verwijder de
stabouten.
6. Fixeer de machine met de flensbevestigingsbouten.
5.3.3
Maatnauwkeurigheid bij het uitlijnen
De benodigde maatnauwkeurigheid bij het uitlijnen is in belangrijke mate afhankelijk van de
configuratie van de totale machinestreng. Neem bij het uitlijnen van de machine de vereiste
maatnauwkeurigheid van de koppelingsfabrikant in acht.
Tabel 5-1
5.3.4
Aanbevolen nauwkeurigheid bij het uitlijnen
Toerental [1/min]
Parallelle verschuiving [mm]
Hoekverschuiving [mm pro 100 mm
koppelingsdiameter]
750
0,09
0,09
1500
0,06
0,05
3000
0,03
0,025
Axiale en radiale krachten
De toelaatbare waarden voor axiale en radiale krachten kunt u opvragen bij ons
Siemens Service Center of opzoeken in de machinecatalogus.
LET OP
Lagerschade of asschade
Grote aangedreven massa's waarvan het zwaartepunt buiten het asuiteinde ligt, kunnen
ernstige resonanties veroorzaken. Dit kan de lagers en de assen beschadigen.
Neem de toegelaten belastingen voor de krachten aan het aseinde volgens de
catalogusgegevens of projecteringsgegevens in acht.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
49
Montage
5.3 Machine monteren
50
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Elektrische aansluiting
6
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
Opmerking
Service Center
Wanneer u ondersteuning nodig hebt bij de elektrische aansluiting van de machine, neem
dan contact op met het Service Center (Pagina 117).
WAARSCHUWING
Aansluitdelen kunnen losraken
Als u bevestigingselementen uit verkeerd materiaal gebruikt of met het verkeerde
aanhaalmoment bevestigt, dan kan de stroomovergang belemmerd worden of kunnen
aansluitdelen loskomen. Bevestigingselementen kunnen draaien. daardoor kan het zijn dat
de minimum luchttrajecten niet worden bereikt. Er kan vonkvorming ontstaan, wat in een
omgeving met explosiegevaar tot een explosie kan leiden. Dit kan de dood, zware
lichamelijke verwondingen en materiële schade aan de machine tot gevolg hebben en kan
leiden tot het uitvallen van de machine, of kan ook materiële schade aan de installatie
veroorzaken door het uitvallen van de machine.
● Trek de schroefverbindingen met de vermelde draaimomenten aan.
● Gebruik de vereiste materialen voor de bevestigingselementen.
● Controleer de verbindingpunten bij inspecties.
6.1
Voorbereiding
6.1.1
Kabel selecteren
Houd bij de keuze van de aansluitleidingen rekening met de volgende criteria:
● Nominale stroomsterkte
● Nominale spanning
● Eventuele servicefactor
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
51
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype,
kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1
● Vereisten volgens IEC/EN 60079-14 bij gebruik in zone 1, 2 of 21, 22
● Projecteringsaanwijzingen
6.2
Aansluiten
6.2.1
Aansluitkast met ontstekingsbescherming "Ex d"
Bij aansluitkasten met ontstekingsbescherming "Ex d" is het soort en de grootte van de
invoerschroefdraad en de ontstekingsbescherming op de aansluitkast aangegeven.
WAARSCHUWING
Bij aansluitkasten met ontstekingsbescherming "Ex d" mogen geen kabel- en
leidinginvoeren, buisleidingssystemen of afsluitdoppen van een eenvoudig bouwtype
gebruikt worden, omdat de ontstekingsbescherming anders niet meer gewaarborgd is.
Het kan tot een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Gebruik alleen kabelinvoeren met ontstekingsbescherming "Ex d" die volgens
IEC / EN 60079–1 gecontroleerd en gecertificeerd zijn.
WAARSCHUWING
Speciale schroefdraden worden bij de uitlevering niet met gecertificeerde sluitdoppen
gesloten, omdat anders het ontstekingsbescherming niet meer gewaarborgd is.
Het kan tijdens de werking tot een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing
kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Vervang de sluitdoppen met kabel- en leidinginvoeren die volgens IEC / EN 60079–1
gecontroleerd en gecertificeerd zijn.
52
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.2
Aansluitkast met ontstekingsbescherming "Ex e"
WAARSCHUWING
Als de afdichting van de drukontlastingsklep (ingestelde breukplaats) in het onderste deel
van de aansluitkast beschadigd is, is de ontstekingsbescherming niet meer gewaarborgd.
Het kan tijdens de werking tot een explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of
aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
De beschadigde afdichting mag alleen met origineel afdichtmateriaal terug tot stand worden
gebracht.
WAARSCHUWING
Bij aansluitkasten met ontstekingsbescherming "Ex e" mogen geen kabel- en
leidingsinvoeren alsmede afsluitdoppen van eenvoudig bouwtype worden gebruikt.
Het kan tijdens de werking tot een explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of
aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Gebruik alleen drukvaste kabelinvoeren die volgens IEC / EN 60079–7 gecontroleerd en
gecertificeerd zijn.
● Gebruik alleen drukvaste kabelinvoeren die volgens IEC / EN 60079–7 gecontroleerd en
gecertificeerd zijn.
VOORZICHTIG
Bewerking van de aansluitkasten met ontstekingsbescherming "Ex e" met ongeboorde
invoerplaat.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Let erop dat na boren van de schroefdraad de invoerplaat voldoende stevigheid biedt.
6.2.3
Aardingsleider aansluiten
De doorsnede van de aardgeleider van de machine moet met de voorschriften voor de selectie
en de opstelling en met IEC / EN 60204-1 overeenstemmen.
Tabel 6-1
Bepaling van de doorsnede van de aardgeleider
Buitendoorsnede van de geleider S
Doorsnede van de aardgeleider [mm²]
S ≤ 16 mm²
S
16 mm² < S ≤ 35 mm²
16 mm²
S > 35 mm²
S/2
Volgens de bouwvorm is aan de staanderbehuizing of aan het flenslagerbord een klemlip voor
de aarding aanwezig. Het aardpunt is gekenmerkt.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
53
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
De klemlip is geschikt voor het aansluiten van meerdradige geleiders met kabelschoenen of
platte banden. Alle motoren hebben bovendien een beschermleiderklem binnenin de
aansluitkast.
Let er bij het aansluiten van de aardgeleider op dat het aansluitvlak contactloos en met een
geschikt middel tegen corrosie is beschermd, bijv. met zuurvrije vaseline;.
6.2.4
Schakelschema in het deksel van de aansluitkast
Informatie over de schakeling en de aansluiting van de motorwikkeling vindt u in het
schakelschema op de deksel van de aansluitkast.
6.2.5
Klemaanduiding
Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de
volgende definities:
Tabel 6-2
1
U
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1
1
-
1 Benaming
x
Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover
van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een
speciaal geval voor onderverdeelde wikkeling.
x
Fasenbenaming U, V, W
x
Kencijfer voor schroefdraadbegin (1) of schroefdraadeinde (2) resp. bij meer dan
een aansluiting per schroefdraad
x
6.2.6
Bijkomend kengetal indien bij meerdere klemmen met verder een gelijke benaming
een aansluiting van parallelle nettoevoerleidingen verplicht is
Machine voor een bepaalde draairichting aansluiten
Als de machine een aseinde of twee aseinden met verschillende diameter heeft, dan is de
draairichting met zicht op de kopse kant van de enige of van het dikste aseinde als volgt
gedefinieerd:
● Als de netleidingen met de fasenvolgorde L1, L2, L3 aan U, V, W aansluiten, volgt de
draaiing in uurwijzerzin.
● Als twee aansluitingen worden verwisseld, bv. L1, L2, L3 aan V, U, W, dan vindt de draaiing
plaats tegen uurwijzerzin.
Machines die maar in een bepaalde draairichting mogen lopen, zijn met een draairichtingpijl
gekentekend.
54
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.7
Aansluitkast
● Het aantal en het formaat van de invoerwinding staat op de maattekening van de machine
vermeld.
● Gebruik alleen kabelinvoeren die geschikt zijn voor de kabel.
● Gebruik uitsluitend kabelinvoeren en kabels die geschikt zijn voor de optredende
omgevingstemperatuur.
● Controleer kabelschroefverbindingen en kabels op dichtheid en goede bevestiging.
● Sluit niet gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IPbeschermingsgraad is gewaarborgd. De IP-beschermingsgraad vindt u op het kenplaatje.
Let bij explosieveilige machines op de volgende punten:
● Vervang niet gebruikte kabelschroefverbindingen door gecertificeerde afsluitschroeven.
● Als u kabelschroefverbindingen gebruikt, gebruik dan alleen gecertificeerde
kabelschroefverbindingen met trekontlasting. Hierbij dient u de voorwaarden voor de
inbouw en het bedrijf in acht te nemen die in het certificaat voor deze schroefverbindingen
zijn vastgelegd.
Opmerking
Ongeboorde invoerplaat
Bij een ongeboorde invoerplaat kunt u het aantal en de grootte van de schroefverbindingen
van de kabels aan de bedrijfsomstandigheden aanpassen. Dit geldt niet voor aansluitkasten
met ontstekingsbescherming Ex d.
1. Schroef de kabelinvoerplaat af.
2. Boor het nodige aantal gaten of windingen in de benodigde afmeting in de kabelinvoerplaat.
De plaatdikte moet dusdanig worden gekozen dat bij het boren van de winding een
voldoende aantal schroefgangen wordt bereikt.
Let erop, dat u zelf verantwoordelijk bent voor een voldoende stevigheid van de invoerplaat
na het aanbrengen van de windingen.
3. Monteer de plaat voor de kabelinvoer en de kabel met de kabelschroefverbindingen aan
de aansluitkast. Trek na het invoeren van de kabel in de aansluitkast de
schroefverbindingen en de delen van de trekontlasting met het overeenkomstige
draaimoment volgens de gegevens van de fabrikant aan.
4. De moffen met schroefdraad van de schroefverbindingen van de kabels dienen conform
de veiligheidsklasse te worden afgedicht.
Gebruik alleen sluitdoppen en kabel- en geleiderinvoerstukken die voor de inzet in de
betrokken explosiebeveiligde omgeving (de zone) werden gecertificeerd en gekenmerkt.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
55
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.8
Minimum luchtafstanden
Controleer na de vakkundige montage, of de minimale luchtafstand tussen niet geïsoleerde
delen wordt nageleefd. Let daarbij op de afstaande draadeinden.
Tabel 6-3
Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning Ueff
Effectieve waarde van de wisselspanning Ueff
Minimale luchtafstand
≤ 500 V
8 mm
≤ 630 V
10 mm
≤ 800 V
12 mm
≤ 1000 V
14 mm
De waarden gelden voor een installatiehoogte tot 2000 m.
Bij vaststelling van de benodigde minimale luchtafstand mag de spanningswaarde in de tabel met de
factor 1,1 worden verhoogd, zodat het huidige nominale spanningsbereik bij algemeen gebruik in acht
wordt genomen.
6.2.9
Kabeleinde met draadeindhuls
Gebruik voor de kabeleinden bij voorkeur draadeindhulzen in plaats van solderen. Bevestig
deze vóór het aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de
geleider werden bevestigd.
WAARSCHUWING
Zekere klemming en omvatting van het geleideruiteinde
Als het geleideruiteinde niet juist door de draadeindhuls wordt omvat en daarmee verklemd
is, kan oververhitting ontstaan. De temperatuurklasse van de machine mag niet worden
overschreden. Er kan een ontsteking van een ontvlambaar mengsel ontstaan. Dit kan zware
tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Gebruik per draadeindhuls maar een geleideruiteinde. Bevestig de draadeindhulzen
vakkundig.
6.2.10
Aansluiten met klemplank
Zorg ervoor, dat bij een klemplank met U-vormige klembeugels de leidingen U-vormig onder
de klembeugels worden aangebracht. Als alternatief legt u bij meervoudige en fijndradige
56
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
leidingen de leidingstreng gelijkmatig (2-delig) en rechtlijnig onder de U-vormige klembeugel.
Zie ook schema!
Beeld 6-1
Aderaansluiting
1
6kt-moer – DIN934
2
Veerring – DIN128
3
optionele compensatieschijf – DIN125 Cu (voor sterschakeling)
4
optionele schakelverbinding
5
Klembeugel
6
optionele compensatieschijf Cu
7
Hoekkabelschoen
8
Oplegschijf – DIN125 St
Beeld 6-2
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Aderaansluiting
57
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.11
Aanhaalmomenten voor kabelwartels
● Trek de kabelschroefverbinding en de delen van de trekontlasting van de aansluitkast na
het invoeren van de toevoerleidingen met het overeenkomstige draaimoment volgens de
gegevens van de fabrikant. De aantrekmomenten zijn afhankelijk van de gebruikte
kabelschroefverbinding en de gebruikte kabel of leiding.
● Trek de met de motor meegeleverde standaardkabelschroefverbindingen volgens de
onderstaande tabel aan.
Tabel 6-4
Aandraaimomenten voor standaardkabelschroefverbindingen [Nm]
Nominale grootte
Kabelschroefverbinding voor Ex e II
Type HSK-M
58
Kabelschroefverbinding voor Ex e / Ex d IIC
Type ADE 1F, ADE 4F
Wartelmoer /
aansluitschroefdraad
R... / B...
Wartelmoer
Aansluitschroefdraad
Wartelmoer /
aansluitschroefdraad
M12 x 1,5
5
7
7,5
-
M16 x 1,5
5
7
12,5
17
M20 x 1,5
5
7
20
23
M25 x 1,5
7
10
30
29
M32 x 1,5
7
10
55
33
M40 x 1,5
7
10
75
41
M50 x 1,5
7
10
100
50
M63 x 1,5
7
10
135
75
M75 x 1,5
-
-
175
100
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.12
Aluminiumleider aansluiten
Als u aluminium geleiders gebruikt, let dan ook het volgende:
● Gebruik alleen voor de aansluiting van aluminium geleiders geschikte kabelschoenen.
● Verwijder de oxidelaag aan de contactpunten op de geleider en/of op het tegenstuk vlak
voor het aanbrengen van de aluminiumgeleider door borstelen of vijlen.
● Vet de geleider daarna meteen met neutrale vaseline in om nieuwe oxidatie te voorkomen.
LET OP
Contactdrukafhankelijk vervormen van het aluminium
Door de contactdruk kunnen aluminium onderdelen na de montage alsnog gaan
vervormen. De verbinding met de klemmoeren kan daardoor loskomen. De
overgangsweerstand stijgt en de stroomovergang wordt belemmerd. Als gevolg daarvan
kunnen de aansluitkast en de omgeving branden. Dit kan materiële schade aan de
machine tot gevolg hebben en kan leiden tot het uitvallen van de machine, of kan ook
materiële schade aan de installatie veroorzaken door het uitvallen van de machine.
Trek de klemmoeren na circa 24 uur aan en nog een keer na circa 4 weken. Let erop dat
de klemmen spanningsvrij geschakeld zijn.
6.2.13
O-ringafdichting
Als o-afdichtringen aanwezig zijn, controleer dan of ze in goede toestand verkeren en of de Oringafdichtringen goed in de groeven tussen de onderdelen zitten. Vervang beschadigde Oafdichtringen.
O-ringafdichtdingen kunnen bv. op de volgende onderdelen aanwezig zijn:
● Reducties
● Schroefverbindingen
● Lagerafdichtingen
● Lagerschildafdichtingen
● Afdichtingen van de aansluitkast
● Kabelsteunen
● Enz.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
59
Elektrische aansluiting
6.2 Aansluiten
6.2.14
Aansluitwerken afsluiten
1. Controleer vóór het sluiten van de aansluitkast of:
– De elektrische aansluitingen in de aansluitkast goed zijn aangetrokken en volgens de
gegevens in de voorafgaande paragrafen zijn uitgevoerd;
– De machine volgens de voorgeschreven draairichting is aangesloten;
– het binnenste gedeelte van de kast schoon is en er geen leidingresten aanwezig zijn.
– Alle afdichtingen onbeschadigd zijn.
– Niet gebruikte kabelschroefverbindingen moeten door geattesteerde sluitelementen
worden vervangen of door andere geschikte sluittypes worden gesloten. Hierbij dient u
de voorwaarden voor de inbouw en het bedrijf in acht te nemen die in het certificaat voor
deze sluitelementen zijn vastgelegd.
– De drukontlastingsinrichting onbeschadigd is. De drukontlastingsinrichting kan volgens
het type aansluitkast door het vergieten van gleucen of een overdrukmembraan zijn
uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Beschadigde drukontlastingsvoorziening
Als de voorziening voor de drukontlasting beschadigd is, kunnen water en vreemde
voorwerpen binnendringen: De beveiligingsklasse van de schakelkast is niet meer
gegarandeerd, er kan kortsluiting onstaan. Het negeren van deze waarschuwing kan
zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Gebruik deze machine niet met beschadigde drukontlastingsvoorziening.
● Repareer beschadigingen alleen na overleg met de voor de veiligheid van de
installatie verantwoordelijke en gebruik uitsluitend originele onderdelen.
Beschadigingen mogen uitsluitend in overleg met de persoon die verantwoordelijk
is voor de veiligheid van de installatie, en uitsluitend met originele onderdelen
worden gerepareerd.
2. Sluit de aansluitkast.
Het aanhaaldraaimoment voor de bevestigingsschroeven van het deksel vindt u in het
hoofdstuk "Aanhaaldraaimomenten van schroefverbindingen (Pagina 119)".
6.2.15
Interne potentiaalvereffening
De potentiaalvereffening tussen de aardklem in de behuizing van de aansluitkast en de
motorbehuizing wordt via de metalen contactvlakken van de aansluitkast tot stand gebracht.
De contactpunten zijn tegen corrosie beschermd.
De potentiaalvereffening wordt via een lip tot stand gebracht. De potentiaalvereffening tussen
kabelinvoerplaat en behuizing van de aansluitkast wordt tot stand gebracht via een koperen
gevlochten band, een lip of een metalen contact.
60
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Inbedrijfstelling
7
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
7.1
Controles voor de inbedrijfstelling
Controleer na de montage en voor de inbedrijfstelling van de installatie het volgende:
Opmerking
Controles voor de inbedrijfstelling
De volgende opsomming van controles voor de inbedrijfstelling kan niet volledig zijn. Het is
mogelijk dat er verdere controles volgens de bijzondere, voor de installatie specifieke
verhoudingen noodzakelijk zijn.
● De machine is niet beschadigd.
● De machine is behoorlijk gemonteerd en uitgericht, de aandrijfelementen zijn juist
uitgebalanceerd en ingesteld.
● Alle bevestigingsbouten, verbindingselementen en elektrische aansluitingen zijn met de
voorgeschreven aanhaalmomenten aangetrokken.
● De bedrijfsvoorwaarden stemmen overeen met de voorziene gegevens volgens de
technische documentatie, bv. met betrekking tot de beschermklasse, de
omgevingstemperatuur,....
● Beweeglijke delen, zoals de koppeling, moeten vlot lopen.
● Wanneer er bij machines met twee aseinden op één aseinde geen aandrijfelement wordt
geplaatst, dient de inlegspie zo te worden beveiligd dat deze er niet uit kan worden
gekatapulteerd en dient deze bij de rotorbalancering "H" (normale uitvoering) op de helft
van de lengte te worden ingekort.
● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een
spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
61
Inbedrijfstelling
7.1 Controles voor de inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Als de vrij toegankelijke asafdichtingsringen beschadigd zijn, komt de beschermingsklasse
in gevaar.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Beschadigde onderdelen dienen onmiddellijk te worden vervangen.
● De rotor kan zonder aanlopen worden doorgedraaid.
● De lagerisolatie is niet overbrugd.
● Door de juist geconfigureerde besturing en toerentalbewaking is gewaarborgd dat de
maximale toerentallen zoals vermeld op het kenplaatje niet worden overschreden.
● De eventueel aanwezige extra inrichtingen voor de motorbewaking zijn volgens de
voorschriften aangesloten en operationeel.
Elektrische aansluiting
● De verbindingen van de aardings- en potentiaalvereffeningen zijn volgens de voorschriften
aangebracht.
● of de machine volgens de voorgeschreven draairichting is aangesloten.
● Door een adequaat geconfigureerde besturing en toerentalbewaking is gewaarborgd dat
er geen hogere toerentallen dan op het kenplaatje vermeld, worden aangestuurd. Vergelijk
hiervoor de gegevens op het typeplaatje of eventueel de installatiespecifieke documentatie.
● De minimumisolatieweerstand zijn gerespecteerd.
● De minimumisolatieweerstand en de minimumluchtafstanden zijn gerespecteerd.
● De eventueel aanwezige extra inrichtingen voor de machinebewaking volgens de
voorschriften aangesloten en operationeel zijn.
● De aanwezige remmen of terugloopblokkeringen werken probleemloos.
● Aan de bewakingsinrichtingen zijn de waarden voor ‘Waarschuwing’ en ‘Uitschakelen’
ingesteld.
Bedrijf aan de omvormer
● Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist,
dienen de betrokken bijkomende gegevens op het typeplaatje te worden vermeld.
● De omvormer is correct geparametriseerd. De parametriseringsgegevens vindt u op het
typeplaatje van de machine. Informatie m.b.t. de parameters kunt u vinden in de
bedieningshandleiding van de omvormer.
● Het aangegeven grenstoerental nmax wordt niet overschreden. Het aangegeven
grenstoerental nmax wordt niet onderschreden.
62
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Inbedrijfstelling
7.3 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
7.2
Isolatieweerstand en polarisatieindex
Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie
verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen
de isolatieweerstand en de polarisatieindex:
● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt
● Na langdurige opslag of een periode van stilstand
● In het kader van onderhoudswerkzaamheden
Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie
van de wikkelingen:
● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal?
● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen?
Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele
maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling.
● Kan de machine in bedrijf worden genomen?
● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen?
Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden:
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
7.3
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning aan de klemmen
Bij en onmiddellijk na meting van de isolatieweerstand of van de polarisatie-index (PI) van
de statorwikkeling staat op de klemmen gedeeltelijk gevaarlijk hoge spanning. Bij aanraking
kan dit zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● U dient bij aangesloten netleidingen te waarborgen dat er geen spanning kan worden
aangelegd.
● Eerst moet de wikkeling na de meting ontladen worden tot het gevaar is uitgesloten,
bijvoorbeeld met de volgende maatregelen:
– Verbind de aansluitklemmen met het aardpotentiaal, totdat de na-ijlspanning tot een
ongevaarlijke waarde is gedaald
– Vastklemmen van de aansluitkabel
Isolatieweerstand meten
1. Neem vóór begin van de meting van de isolatieweerstand de gebruikershandleiding van
het toegepaste isolatiemeettoestel in acht.
2. Controleer eerst of er geen netkabels zijn aangesloten.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
63
Inbedrijfstelling
7.3 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
3. Meet de isolatieweerstand van de wikkeling ten opzichte van de machinebehuizing,
alsmede de temperatuur van de wikkeling. De temperatuur van de wikkeling mag bij de
meting 40 °C niet overschrijden. Reken de gemeten isolatieweerstandwaarden volgens de
hierna weergegeven formule om naar een relatieve temperatuur van 40 °C. Hiermee is een
goede vergelijking met de aangegeven minimale waarden gegarandeerd.
4. Lees de isolatieweerstand af, 1 minuut na het aanleggen van de meetspanning.
De polarisatie-index meten
1. Voor de vaststelling van de polarisatie-index moet de isolatieweerstand na 1 minuut en na
10 minuten worden gemeten.
2. Plaats de gemeten waarde in de vergelijking:
PI = Risol 10 min / Risol 1 min
Moderne meetapparaten geven deze waarden automatisch na het verstrijken van de
meetperiode aan.
Grenswaarden voor de isolatieweerstand en de polarisatie-index van de statorwikkeling
De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand en
de polarisatie-index aan. Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens
IEEE 43‑2000. Aanvullend wordt een kritische isolatieweerstand voor de statorwikkeling
aangegeven, die voor het verdere bedrijf, bijv. na een langere stilstandtijd van een machine
minimaal noodzakelijk is.
Tabel 7-1
Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃
UN
Ugemeten
RC
RC, bedrijf
RT
[V]
[V]
[MΩ]
[MΩ]
[MΩ]
U ≤ 1000
500
≥5
0,2 MΩ / kV
(≈0,5 MΩ / kV bij
25 °C)
1000 ≤ U ≤ 2500
500 (max. 1000)
2500 < U ≤ 5000
1000 (max. 2500)
5000 < U ≤ 12000
2500 (max. 5000)
U > 12000
5000 (max. 10000)
100
57 PI
5&
7
> 2,0
1,8 MΩ / kV
(≈ 5 MΩ / kV bij 25 °C)
UN = nominale spanning, zie vermogensplaatje
Umeet = DC-meetspanning
RC = kritische of minimale isolatieweerstand bij een referentietemperatuur van 40 °C
RC = minimale isolatieweerstand na reiniging / reparatie bij 40 °C
RC, bedrijf = kritische isolatieweerstand in bedrijf bij 40 °C
RT = isolatieweerstand, omgerekend naar de actuele meet-/wikkelingtemperatuur
PI = polarisatie-index Risol 10min / Risol 1min (T ≤ 40 °C)
T = actuele meet-/wikkelingtemperatuur
64
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Inbedrijfstelling
7.3 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
Het volgende dient in acht te worden genomen:
● Bij meting tijdens andere wikkelingstemperaturen dan 40 °C moet de gemeten waarde naar
de referentietemperatuur 40 °C worden omgerekend. De omrekening gebeurt met de in de
tabel aangegeven formule volgens IEEE 43‑2000. Daarbij wordt een verdubbeling, resp.
halvering van de isolatieweerstand bij een temperatuurverandering van 10K als
uitgangspunt genomen.
– Per 10 K temperatuurstijging wordt de isolatieweerstand gehalveerd.
– Per 10 K temperatuurdaling wordt de isolatieweerstand verdubbeld.
● Droge wikkelingen die zo goed als nieuw zijn, hebben isolatieweerstanden van 100 ...
2000 MΩ en kunnen eventueel ook hogere waarden hebben. Wanneer de waarde voor de
isolatieweerstand dicht bij de minimale waarde ligt, dan kan de oorzaak hiervoor vocht en/
of verontreiniging zijn. Ook de afmetingen van de wikkeling, de nominale spanning en
andere kenmerken beïnvloeden de isolatieweerstand en moeten bij de bepaling van
maatregelen eventueel in de beoordeling worden betrokken.
● Tijdens de bedrijfstijd kan de isolatieweerstand van de wikkelingen door omgevings- of
bedrijfsinvloeden dalen. De kritische waarde van de isolatieweerstand moet steeds
afhankelijk van de nominale spanning door vermenigvuldiging van de nominale spanning
(kV) met de specifieke kritische weerstandswaarde worden uitgerekend, en naar de
werkelijke wikkelingtemperatuur op het tijdstip van meten worden omgerekend, zie
voorgaande tabel.
Rekenvoorbeeld
Kritische weerstand voor nominale spanning (UN) 3,3 kV:
3,3 kV x 1,8 MΩ / kV = 6 MΩ bij 40 °C
Bij wikkelingtemperatuur T = 25 °C op het tijdstip van meten is het resultaat van de meting een
kritische isolatieweerstand van 16,5 MΩ.
LET OP
Beschadiging van de isolatie
Een kritische isolatieweerstand of een lagere gemeten waarde kan leiden tot schade aan de
isolatie en tot spanningoverslag.
● Neem contact op met ons Service Center.
● Wanneer de gemeten waarde zich dicht bij de kritische waarde bevindt, dan dient de
isolatieweerstand daarna in kortere intervallen te worden gecontroleerd.
Zie ook
Isolatieweerstand en polarisatieindex (Pagina 33)
Grenswaarden van de isolatieweerstand van de stilstandverwarming
De isolatieweerstand van de stilstandverwarming tegen de machinebehuizing mag bij een
meting met DC 500 V de waarde 1 MΩ niet onderschrijden.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
65
Inbedrijfstelling
7.3 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
66
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
8
Bedrijf
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
8.1
Veiligheidsaanwijzingen tijdens het bedrijf
WAARSCHUWING
Aansluitkasten moeten gesloten zijn
Aansluitkasten bevatten spanningvoerende delen. Het verwijderen van de de afdekkingen
van aansluitkasten kan tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade
leiden.
Aansluitkasten moeten tijdens het bedrijf altijd gesloten zijn. Aansluitkasten mogen alleen bij
stilstaande en spanningsvrije machine geopend zijn.
WAARSCHUWING
Afdekkingen niet bij lopende machine verwijderen
Ronddraaiende of spanningvoerende onderdelen die niet zijn geïsoleerd, vormen een
gevaar. Het verwijderen van de noodzakelijke afdekkingen kan tot de dood, zware
lichamelijke verwondingen of materiële schade leiden.
Afdekkingen die het aanraken van actieve of draaiende onderdelen verhinderen, die het
beschermtype van de machine waarborgen, of die noodzakelijk zijn voor de juiste
luchtgeleiding en zodoende voor een effectieve koeling, mogen tijdens het bedrijf niet
geopend zijn.
WAARSCHUWING
Storingen in het bedrijf
Veranderingen ten opzichte van het normale bedrijf, bv. hogere krachtafname, temperaturen
of trillingen, ongewone geluiden of geuren, activering van de controle-inrichtingen enz.,geven
aan dat de functie nadelig wordt beïnvloed. Het kan tot storingen komen die rechtstreeks of
onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade kunnen
leiden.
● Verwittig onmiddellijk het onderhoudspersoneel.
● In geval van twijfel dient u de machine onder inachtneming van de voor de installatie
specifieke veiligheidsvoorwaarden onmiddellijk uit te schakelen.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
67
Bedrijf
8.2 Machine inschakelen
VOORZICHTIG
Gevaar van brandwonden
Afzonderlijke machineonderdelen kunnen temperaturen van meer dan 50 °C bereiken.
Wanneer u deze onderdelen aanraakt, kunt u zich verbranden.
● Controleer de temperatuur van de onderdelen voordat u deze aanraakt en neem
eventueel geschikte veiligheidsmaatregelen.
GEVAAR
Explosiegevaar bij het verwijderen van de overbrugging van de geïsoleerde lager
Indien de bij de fabrikant aangebrachte overbrugging van het geïsoleerde lager wordt
verwijderd, ontstaan er potentiaalverschillen tussen de rotor en de geaarde machine.
Hierdoor kunnen vonken ontstaan die met name in explosieve atmosfeer het stof in de
omgeving of brandbare gassen kunnen ontsteken. Het kan tot een explosie komen.
Bovendien bestaat er grvaar door elektrische schokken. Het negeren van deze
waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
De overbrugging van de lagerisolatie mag tijdens het bedrijf niet worden geopend.
LET OP
Verhoogde machinetemperatuur
Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde
temperaturen in de machine komen. Dit kan tot materiële schade leiden.
● Zorg ervoor dat de stilstandverwarming uitgeschakeld is voor u de motor inschakelt.
● Gebruik de stilstandverwarming enkel bij een uitgeschakelde motor.
8.2
Machine inschakelen
1. Rijd de machine indien mogelijk zonder last aan en controleer de looprust.
Maximumaantal toegestane opeenvolgende starts bij netgeneratoren: Drie koud / twee
warm
De opstarteisen voor omvormermachines vindt u in de catalogus.
2. Als de machine onberispelijk loopt, de machine belasten.
3. Controleer de temperaturen van de lager en de staanderwikkeling, voor zover dit met de
aanwezige meetinrichtingen mogelijk is.
68
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Bedrijf
8.4 Bedrijfsonderbrekingen
8.3
Herinschakelen na noodstop
● Controleer de motor voor de herinschakeling van de werkmachine na een noodstop.
● Verhelp alle oorzaken die tot de nooduitschakeling hebben geleid
8.4
Bedrijfsonderbrekingen
De bedrijfspauze is een tijdelijk begrensde bedrijfsonderbreking waarbij de machine stilstaat
en op de plaats van inzet blijft.
Tijdens bedrijfspauzes onder normale omgevingsvoorwaarden, bijv. geen extern op de
stilstaande machine inwerkende trillingen, geen verhoogde corrosiebelasting, enzovoort, zijn
in het algemeen de volgende maatregelen noodzakelijk:
8.4.1
Stilstandverwarming inschakelen
Als de machine over een stilstandverwarming beschikt, schakel deze dan tijdens
bedrijfsonderbrekingen van de machine in.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
Indien u direct na het uitschakelen van de machine de stilstandverwarming inschakelt, kan
het toegestane temperatuurbereik of de maximale oppervlaktemperatuur van de machine
worden overschreden.
In een atmosfeer met explosiegevaar kan dit tot een explosie leiden. Dit kan zware tot
dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Schakel de stilstandverwarming pas een vol uur na het uitschakelen van de machine in.
8.4.2
Stilstandschade aan de wentellager vermijden
Bij langere bedrijfspauzes kan de gelijke of nagenoeg gelijke rustpositie van de wentellager
tot stilstandschade resp. standstrepen of corrosievorming leiden.
● Neem de machine in bedrijfspauzes geregeld een keer per maand kortstondig in bedrijf of
draai minstens meermaals de rotor door.
Als u de machine van de werkmachine wordt afgekoppeld en met een rotorstopvoorziening
heeft beveiligd, verwijder deze dan voor u de rotor draait, resp. voor het bedrijf.
Zorg ervoor dat de rustpositie van de wentellager daarna anders is dan voordien. Gebruik
daardoor de inleg of de koppelingshelft als referentiepunt.
● Let bij de herinbedrijfstelling op de informatie in het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
69
Bedrijf
8.7 Storingen
8.5
Machine buiten bedrijf stellen
LET OP
Stilstandschade bij langere buitenbedrijfstelling
Als de machine langer dan zes maanden buiten bedrijf wordt gesteld, dienen adequate
maatregelen voor conservering en opslag te worden genomen. Anders kan dit tot materiële
schade aan de machine leiden.
Protocolleert u de buitenbedrijfstelling Dit protocol is zeer nuttig bij het opnieuw in bedrijf stellen.
8.6
Machine terug in bedrijf nemen
Als de machine terug in bedrijf wordt genomen, ga dan als volgt te werk:
● Kijk het protocol voor de buitenbedrijfstelling in en maak de maatregelen voor de
conservering en de opslag terug ongedaan.
● Voer de maatregelen uit die vermeld staan in het hoofdstuk "Inbedrijfstelling".
8.7
Storingen
8.7.1
Inspectie bij storingen
Natuurrampen of buitengewone bedrijfssituaties, zoals overbelasting of kortsluiting zijn
storingen die elektrisch of mechanisch te veel van de machine vragen.
Voer na dergelijke storingen onmiddellijk een inspectie uit.
Verhelp de oorzaak van de storing volgens de maatregelen bij storingen. Verhelp op de
beschadigingen die aan de machine ontstaan zijn.
8.7.2
Elektrische storingen
Opmerking
Wanneer u de motor aan een omvormer hebt gekoppeld, raadpleegt u bij het optreden van
een elektrische storing de bedieningshandleiding van de omvormer.
70
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Bedrijf
8.7 Storingen
Tabel 8-1
Elektrische storingen
↓ Motor start niet
↓ Motor komt moeilijk op gang
↓ Brommend geluid bij het starten
↓ Brommend geluid tijdens het bedrijf
↓ Grote verhitting bij onbelast draaien
↓ Grote verhitting bij belasting
↓ Sterke opwarming van enkele wikkelingsdelen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
Overbelasting
Verminder de belasting.
Onderbreking van een fase in de
toevoerleiding
Controle van de schakelaars en de
toevoerleidingen.
Onderbreking van een fase in de
toevoerleiding na het inschakelen
Controle van de schakelaars en de
toevoerleidingen.
Netspanning te laag, frequentie te hoog
Controleer de netverhoudingen.
Netspanning te hoog, frequentie te laag
Controleer de netverhoudingen.
X
X
X
X
Staanderwikkeling verschakeld
Controleer de schakeling van de wikkeling in de
aansluitkast.
X
X
X
X
Windingsslot of faseslot in de
staanderwikkeling
Kijk de wikkelingsweerstanden en de
isolatieweerstanden na. Repareer deze na
overleg met de fabrikant.
Verkeerde draairichting
Controleer de aansluiting.
X
8.7.3
Mechanische storingen
Tabel 8-2
Mechanische storingen
↓ Slepend geluid
↓ Radiale schommelingen
↓ Axiale schommelingen
X
X
X
X
Hulpmaatregelen
Omlopende delen slijpen
Stel de oorzaak vast en stel de delen bij.
Onevenwicht van de rotor of van de
koppeling
Ontkoppel de rotor of de koppeling en stel ze bij.
Wanneer er bij machines met twee aseinden op één aseinde geen
aandrijfelement wordt geplaatst, dient de inlegspie zo te worden
beveiligd dat deze er niet uit kan worden gekatapulteerd en dient
deze bij de rotorbalancering "H" (normale uitvoering) op de helft van
de lengte te worden ingekort.
Loper niet rond, as verbogen
Overleg met de fabrikant.
Gebrekkige uitlijning
Richt de machineset uit, controleer de koppeling. (1)
Balanceren van de aangekoppelde
machine
Balanceer de aangekoppelde machine na.
X
Stoten van de aangekoppelde machine
Onderzoek de aangekoppelde machine.
X
Onrust van de transmissie
Breng de transmissie in orde.
X
X
X
Mogelijke oorzaken van de storing
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
71
Bedrijf
8.7 Storingen
↓ Slepend geluid
↓ Radiale schommelingen
↓ Axiale schommelingen
(1)
Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
X
X
Resonantie van het volledige systeem
uit motor en fundament
Verstevig het fundament na overleg.
X
X
Wijzigingen in het fundament
Stel de oorzaak van de veranderingen vast en verhelp deze indien
nodig; richt de machine opnieuw uit.
Houd rekening met de eventuele veranderingen bij verwarming.
8.7.4
Storingen aan de wentellager
Opmerking
Beschadigingen aan de wentellagers zijn gedeeltelijk moeilijk te herkennen. Vervang de
wentellager in geval van twijfel. Pas alleen andere lageruitvoeringen toe na overleg met de
fabrikant.
Tabel 8-3
Storingen aan de wentellager
↓ Lager is te warm
↓ Lager fluit
↓ Lager klopt
Mogelijke oorzaken van de storing
Hulpmaatregelen
X
Koppeling drukt
Richt de machine beter uit.
X
Riemspanning te groot
Reduceer de riemspanning.
X
Lager vervuild
Reinig de lager resp. vervang deze. Controleer de afdichtingen.
X
Hoge omgevingstemperatuur
Gebruik een geschikt vet dat bestand is tegen hoge temperaturen.
X
X
Smering ontoereikend
Smeren volgens voorschrift.
X
X
Lager niet recht ingebouwd
Bouw het lager vakkundig in.
X
X
Lagerspeling te klein
Alleen na overleg met de fabrikant: Bouw een lager met een
grotere speling in.
Lagerspeling te groot
Alleen na overleg met de fabrikant: Bouw een lager met een
kleinere speling in.
Lager is gecorrodeerd
Vervang de lager. Controleer de afdichtingen.
X
Teveel vet in de lager
Verwijder overtollig vet.
X
Verkeerd vet in de lager
Gebruik het juiste vet.
X
Afbladderpunten in de loopbaan
Vervang de lager.
X
Standstrepen
Vervang de lager. Vermijd trillingen tijdens de stilstand.
X
X
72
X
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
9
Onderhoud
Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies kunt u storingen vroegtijdig
herkennen en verhelpen. Op die manier kunt u gevolgschade voorkomen.
Door de zeer verschillende bedrijfsverhoudingen kunnen hier alleen algemene
onderhoudsintervallen bij een storingsvrij bedrijf worden aangegeven. Daarom dient u de
onderhoudsintervallen aan te passen aan de locale omstandigheden (vuil,
inschakelfrequentie, belasting etc.).
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
Let bij alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan de machine op de norm
IEC / EN 60079‑17.
Opmerking
Service Center
Wendt u zich tot het Service Center, als u ondersteuning bij de inspectie,onderhoud of
reparatie nodig heeft.
9.1
Inspectie en onderhoud
WAARSCHUWING
Roterende of spanningvoerende onderdelen
Elektrische machines zijn voorzien van spanningvoerende en roterende onderdelen. Als de
machine tijdens de onderhoudswerkzaamheden niet stilstaat en spanningsvrij is, kan dit
ernstige tot dodelijke ongevallen of materiële schade veroorzaken.
● Voer de onderhoudswerkzaamheden alleen uit bij een stilstaande machine. Alleen het
nasmeren van de walslagers is bij een draaiende machine toegelaten.
● Houd u bij de onderhoudswerkzaamheden aan de vijf veiligheidsregels.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
73
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
WAARSCHUWING
Schade aan de machine
Als de machine niet onderhouden wordt, kan er schade aan de machine ontstaan. Het kan
tot storingen komen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke
verwondingen of materiële schade kunnen leiden.
Onderhoud de machine regelmatig.
VOORZICHTIG
Opdwarrelend stof bij het werken met perslucht
Bij het reinigen met perslicht kunnen stof, metaalspaanders of reinigsmiddelen worden
opgedwarreld. Dit kan tot lichamelijke letsels leiden.
Voor het reinigen met perslucht dient op een geschikte afzuiging en persoonlijke
veiligheidsmaatregelen te worden gelet, bijvoorbeeld een veiligheidsbril, beschermende
kleding, enz.
LET OP
Beschadiging van de isolatie
Als tijdens het reinigen met perslucht metalen spanen de wikkelkop binnendringen, kan de
isolatie worden beschadigd. Lucht- en kruiptrajecten kunnen wellicht niet worden
aangehouden. Dit kan schade en zelfs een volledige uitval van de machine veroorzaken.
Let bij het reinigen per perslucht op de geschikte afzuiging.
LET OP
Machineschade door vreemde voorwerpen.
Bij onderhoudswerken kunnen vreemde voorwerpen zoals vuil, werktuigen of losse
onderdelen zoals schroeven enz. in de machine blijven. Het gevolg daarvan kan kortsluiting,
een verminderd koelvermogen, of meer lawaai bij de werking zijn. De machine kan worden
beschadigd.
● Let er bij onderhoudswerkzaamheden op dat er geen vreemde voorwerpen in en op de
machine blijven.
● Bevestig losse onderdelen terug na de onderhoudswerkzaamheden.
● Verwijder eventueel vuil zorgvuldig.
Opmerking
Door de zeer verschillende bedrijfsverhoudingen kunnen hier alleen algemene
onderhoudsintervallen bij een storingsvrij bedrijf worden aangegeven.
74
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
De ingebouwde onderdelen van de motor kunnen heter zijn dan de maximaal toegestane
oppervlaktetemperatuur van de behuizing. In een explosieve stofatmosfeer kan het tot een
ontsteking door stof en tot explosies komen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke
materiële schade veroorzaken.
● Open de bedrijfswarme machine niet in een explosieve stofatmosfeer.
● Laat de motor voor het openen afkoelen.
● Zorg ervoor, dat tijdens het demonteren onderdelen die voor de dichtheid van de
behuizing zorgen niet beschadigd raken, zoals dichtingen, vlakke oppervlakken etc.
Gerepareerde onderdelen die essentieel zijn voor de beveiliging tegen stof moeten
opnieuw gecontroleerd worden.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar door oververhitting van de machine door stoflaag
Stoflagen van meer dan 5 mm dik kunnen door hun warmteisolerende werking tot
oververhitting van de machine leiden. De maximale oppervlaktetemperatuur van de machine
kan niet worden gerespecteerd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen.
Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële
schade veroorzaken.
Onderhoud de machine regelmatig. Verwijder de stoflagen van meer dan 5 mm dik. Schakel
de machine alleen terug in als het stof is verwijderd.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar door te hoge opslagtemperatuur
De naleving van de maximale oppervlaktetemperatuur is bij een te hoge opslagtemperatuur
niet gewaarborgd. Het kan tot een ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren
van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade
veroorzaken.
● Controleer altijd de opslagtemperatuur..
● Controleer bovendien de stroomafhankelijke overbelastingsbeveiliging die in de drie fasen
van de aansluitkabel is aangebracht door middel van in de wikkeling van de staander
geïntegreerde temperatuursensoren.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
75
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
WAARSCHUWING
Explosiegevaar bij het reinigen met perslucht
Bij het reinigen met perslucht kunnen de kunststofdelen statisch opladen en een explosieve
atmosfeer ontsteken. Het kan tot een explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing
kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Reinig de kunsttofdelen in explosieve atmosferen nooit met perslucht. Zorg bij het reinigen
voor een gasvrije en stofvrije omgeving van de machine.
9.1.1
Inspectie bij storingen
Natuurrampen of buitengewone bedrijfssituaties, zoals overbelasting of kortsluiting zijn
storingen die elektrisch of mechanisch te veel van de machine vragen.
Voer na dergelijke storingen onmiddellijk een inspectie uit.
9.1.2
Eerste inspectie
Voer na circa. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na een jaar, de volgende controles uit:
Tabel 9-1
Controle na montage of reparatie
Controle
Tijdens
bedrijf
Of de elektrische parameters in acht worden genomen.
Bij
stilstand
X
De toegestane temperaturen op de lagers mogen niet worden overschreden.
X
of de rust en de geluiden tijdens het draaien van de machine niet erger zijn
geworden.
X
Of in het fundament geen verzinkingen of scheuren zijn ontstaan. (*)
X
X
(*) Deze controles kunt u bij stilstand of eventueel bij bedrijf uitvoeren.
Andere controles
Op basis van aanvullende bedieningshandleidingen of voor de voor de installatie specifieke
verhoudingen kunnen verdere controles nodig zijn.
LET OP
Als u bij de inspectie ongeoorloofde afwijkingen vaststelt, verhelp deze dan onmiddellijk.
Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden.
76
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
9.1.3
Hoofdinspectie
Controleer of aan de opstelvoorwaarden is voldaan. Voer na ca. 16 000 bedrijfsuren, uiterlijk
na twee jaar, de volgende controles uit:
Tabel 9-2
Controles bij de hoofdinspectie
Controle
Tijdens
bedrijf
Of de elektrische parameters in acht worden genomen.
X
De toegestane temperaturen op de lagers mogen niet worden overschreden.
X
of de rust en de geluiden tijdens het draaien van de machine niet erger zijn
geworden.
X
Of in het fundament geen verzinkingen of scheuren zijn ontstaan. (*)
X
Bij
stilstand
X
Of de uitlijning van de machine zich binnen de toelaatbare toleranties bevindt.
X
Of alle bevestigingsbouten voor mechanische en elektrische verbindingen
goed zijn vastgedraaid.
X
Of alle potentiaalaansluitingen, aardingsaansluitingen en afschermingen
correct zijn geplaatst en vakkundig aangesloten.
X
Of de isolatieweerstanden van de wikkelingen hoog genoeg zijn.
X
Een eventueel aanwezige lagerisolatie is volgens de beschrijving uitgevoerd.
X
Leidingen en isolatie-elementen bevinden zich in goede toestand en
vertonen geen verkleuringen.
X
(*) Deze controles kunt u bij stilstand of eventueel bij bedrijf uitvoeren.
LET OP
Schade aan de machine
Als u bij de inspectie ongeoorloofde afwijkingen vaststelt, verhelp deze dan onmiddellijk.
Anders kan dit tot materiële schade aan de machine leiden.
9.1.4
Inspectie van de wentellagers
Bij een inspectie van wentellagers is het over het algemeen niet noodzakelijk om de machine
te demonteren. De machine moet voor de eerste keer worden gedemonteerd, wanneer de
lagers worden vernieuwd.
9.1.5
Kwaliteit bouten bij het walslager
Controleer, of alle bevestigingsbouten van de lagerschilden, lagerdeksels, doorvoerplaten en
aansluitkasten aanwezig en vast aangetrokken zijn. Beschadigde bouten vervangen met
gelijkwaardige bouten in onberispelijke toestand.
Volgens de omgevingstemperatuur zijn voor motoren zonder verwarming alleen bouten met
de boutkwaliteit volgens de navolgende tabellen toegestaan.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
77
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
Tabel 9-3
Boutkwaliteit BG071 tot BG315
Type / bouwgrootte
Boutkwaliteit voor omgevingstemperatuur Tu
≥ -20 °C
071, 080, 090, 100, 112, 132,
Standaard
Roestvrije
bouten
Standaard
8.8
A4-70
A4-70
8.8
A4-80
--
160, 200, 225, 250, 280, 315
355
9.1.6
Mechanische explosiebeveiliging walslager
Alle machines die volgens RL 94/9/EG zijn gekenmerkt, moeten regelmatig worden
gecontroleerd op mechanische schade die een ontstekingsrisico volgens IEC / EN 60079‑17
kan vormen.
● Neem de volgende intervallen in acht:
– Intervallen voor de vervanging van de lagers
– Nasmeertermijnen
– Termijnen voor de vervanging van het vet
– Termijnen voor de verversing van de olie
● Levensduur walslager
– Vervang de walslagers zodra de nominale levensduur is bereikt. Alternatief kan in het
kader van een inspectie worden aangetoond dat deze vrij zijn van schade.
– Bij niet nasmeerbare lagers is gewaarborgd dat de nominale levensduur pas duidelijk
na het bereiken van de gebruiksduur voor het vet van de lagers wordt bereikt.
– Bij machines die met radiale of axiale krachten belast worden, bedraagt de levensduur
van de walslagers bij vol aangegeven last minstens 20 000 uur.
– Bij machines zonder inwerkende krachten bedraagt de nominale levensduur van de
walslagers minstens 40 000 uur.
● Controleer bij walslagers met externe olievoorziening de smering.
9.1.7
Onderhoud
9.1.7.1
Explosiebeveiliging bij machines van veiligheidsklasse "Ex d"
Neem bij machines met explosiebeveiliging met veiligheidsklasse "Drukvast omhulsel" volgens
IEC / EN 60079–0 en IEC / EN 60079–1 het volgende in acht:
De bewerkte opleg- en pasvlakken van volgende delen mogen niet achteraf worden bewerkt
of geverfd:
78
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
● Statorbehuizing
● Lagerschilden
● Lagerdeksel
● Motoras
● Doorvoerplaten
● Onderste deel aansluitkast
● Deksel aansluitkast
● Doorvoerplaten van de bijkomende aansluitkast indien aanwezig
Houd de vlakken schoon en bescherm ze met een dunne vetlaag tegen corrosie. Tussen de
vlakken die de ontstekingsdoorslagveiligheid waarborgen, mogen zich geen afdichtingen
bevinden.
9.1.7.2
Explosiegevaar door verhoogde oppervlaktetemperatuur
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
De ingebouwde onderdelen van de motor kunnen heter zijn dan de maximaal toegestane
oppervlaktetemperatuur van de behuizing. In een explosieve stofatmosfeer kan het tot een
ontsteking door stof en tot explosies komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware
tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Open de bedrijfswarme machine niet in een explosieve stofatmosfeer.
● Laat de motor voor het openen afkoelen.
9.1.7.3
Isolatieweerstand en polarisatieindex
Door meting van de isolatieweerstand en van de polarisatieindex (PI) kunt u informatie
verkrijgen over de toestand van de machine. Controleer daarom op de volgende tijdstippen
de isolatieweerstand en de polarisatieindex:
● Voordat de machine de eerste keer gestart wordt
● Na langdurige opslag of een periode van stilstand
● In het kader van onderhoudswerkzaamheden
Met een meting als hierboven omschreven verkrijgt u de volgende informatie over de isolatie
van de wikkelingen:
● Is de wikkelkopisolatie vervuild met geleidend materiaal?
● Heeft de wikkelkopisolatie vocht opgenomen?
Met deze informatie kunt u beslissen voor inbedrijfstelling van de machine of over eventuele
maatregelen zoals reiniging of drogen van de wikkeling.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
79
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
● Kan de machine in bedrijf worden genomen?
● Moeten er reinigings- of drogingsmaatregelen worden genomen?
Gedetailleerde informatie over controle van de grenswaarden kunt u hier vinden:
"Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren"
80
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
9.1.7.4
Vet: gebruiksduur en hoeveelheden
Standaard walslagering
Bouwgro
otte
Gebruiksduur van vet bij continue smering resp. nasmeerinterval
bij nasmeerinrichting
in bedrijfsuren bij meettoerental
Horizontale bouwvorm (B)
Verticale bouwvorm (V)
Vethoeveelheid bij continue smering resp.
vethoeveelheid bij nasmering in g per lager
Continue smering
Nasmering
3000
1500
≤1000
3000
1500
≤1000
3000
≤1500
3000
≤1500
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
9
9
-
-
71
80
9
9
-
-
90
11
11
-
-
100
33000
33000
40000
25
25
-
-
112
25
25
-
-
132
50
50
-
-
160
80
80
-
-
180
100
100
-
-
130
130
-
-
190
190
-
-
190
190
-
-
280
190
260
-
-
315
-
-
35
25
-
-
35
50
40000
200
40000
40000
225
250
355
24000
16000
4000
8000
11000
2800
26000
5600
8000
De vermelde gebruiksduur van het smeervet resp. nasmeertermijnen gelden voor een
omgevingstemperatuur van max. 40 °C. Bij elke 10 °C temperatuurverhoging vermindert u de
smeertermijn met een factor 0,7 van de tabelwaarde (max. 20 °C = factor 0,5) . Bij een
omgevingstemperatuur van <= 25 °C geldt een dubbele gebruiksduur van het vet, met een
maximum van 40000 h. Termijnen bij bedrijf in 60 Hz–netwerken zijn leverbaar op aanvraag.
Bij puur koppelbedrijf met elastische koppeling is de rekenkundige lagerlevensduur L10h
groter dan 50 000 uur. Neem de gebruiksduur van het vet en de nasmeertermijnen in acht.
Versterkte walslagers
Bouwgroott
e
Gebruiksduur van vet bij continue smering resp. nasmeerinterval bij
nasmeerinrichting
in bedrijfsuren bij meettoerental
Horizontale bouwvorm (B)
Verticale bouwvorm (V)
3000
1500
≤1000
3000
1500
≤1000
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
min-1
180
2000
200
225
2800
250
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
5600
8000
1400
Vethoeveelheid bij
continue smering resp.
vethoeveelheid bij
nasmering in g per lager
Continue
smering
Nasmering
-
17
-
20
4000
5600
-
25
2800
4000
-
25
81
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
Bouwgroott
e
Gebruiksduur van vet bij continue smering resp. nasmeerinterval bij
nasmeerinrichting
in bedrijfsuren bij meettoerental
Horizontale bouwvorm (B)
Vethoeveelheid bij
continue smering resp.
vethoeveelheid bij
nasmering in g per lager
Verticale bouwvorm (V)
3000
1500
≤1000
3000
1500
≤1000
min
min
min
min
min
min-1
2000
-
280
-
4000
5600
315
2000
-
-
4000
5600
-
-1
280
315
-
-1
-1
-1
-1
Continue
smering
Nasmering
-
-
-
25
-
2800
4000
-
25
1400
-
-
-
35
2800
4000
-
25
De vermelde nasmeertermijnen gelden voor een omgevingstemperatuur van max. 40 °C.
Verkort de nasmeertermijn bij
10 °C temperatuurverhoging met een factor 0,7 van de waarde in de tabel (max. 20 °C = factor
0,5). Termijnen bij bedrijf in 60 Hz–netwerken zijn leverbaar op aanvraag.
9.1.7.5
Nasmeerintervallen en vettypes voor het gebruik van walslagers
Nasmeerintervallen
De nasmeerintervallen voor de walslagers in bedrijfsuren en de vetsoort staan vermeld op het
smeerplaatje van de machine. Onafhankelijk van de bedrijfsuren moet de machine minstens
eenmaal per jaar worden nagesmeerd. De smeergegevens vindt u op het smeerplaatje.
Opmerking
Let op de nasmeerintervallen voor de walslagers
De noodzakelijke nasmeerintervallen voor walslagers wijken af van de inspectie-intervallen
van de machine. Als de nasmeerintervallen niet in acht worden genomen, kunnen de
walslagers beschadigd raken.
82
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
Nasmeren
De ruimte voor het oude vet is bedoeld voor de opname van het oude vet voor een
rekenkundige levensduur van 40000 bedrijfsuren.
● Voor het nasmeren dienen de smeernippels te worden gereinigd en een geschikt vet en
moet een geschikte vethoeveelheid volgens het smeerplaatje worden ingespoten. De as
moet hierbij draaien om het nieuwe vet goed in het walslager te verdelen. De
lagertemperatuur zal eerst beduidend stijgen. Na het verdringen van het overtollige vet uit
het lager zal de temperatuur weer naar de normale waarde dalen.
– Als de machine met vetvrijis uitgerust:
Verwijder het verbruikte vet na het nasmeren bij lopende motor door meerdere malen
aan de schuif te trekken (tot aan de aanslag) die zich bij het lager bevindt.
– Als de machine met vetopvangkamers is uitgerust:
Schroef de vetovangkamers volgens de intervallen die op het infoplaatje vermeld staan
bij stilstaande motor los en verwijder het gebruikte lagervet. Als dit niet gebeurt, hoopt
het vet zich op en raken de lagers oververhit.
WAARSCHUWING
De rotor kan vallen
Bij een verticale machinepositie kan de rotor bij werkzaamheden aan het geleidelager
naar buiten vallen. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade
veroorzaken.
Ondersteun of ontlast de rotor bij werkenzaamheden in een verticale machinepositie.
Soorten smeermiddel
Voor het standaard toepassingsgebied wordt bij de eerste smering van de walslagers over het
algemeen een vet voor temperaturen tot ‑20 °C gebruikt. Indien de machines voor toepassing
in een uitgebreid temperatuurbereik onder ‑20 °C werden besteld, wordt het toegestane soort
smeermiddel op het smeerplaatje aangegeven.
Opmerking
Regeling van de vethoeveelheid
De regeling van de vethoeveelheid werkt alleen probleemloos als de voorgeschreven vetten
worden gebruikt. De kenplaatjes op de machine zijn hierbij maatgevend.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
83
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
9.1.7.6
Alternatieve soorten vet voor bedrijf van walslagers
In de navolgende tabel vindt u een lijst met de vrijgegeven alternatieve vetsoorten.
Eerste keer vullen
Alternatieve goedgekeurde vetten
Shell Gadus S2 V100 3
Aral Aralub HL3
BP Energrease LS3
Castrol Optimol Olista Longtime 3
Exxon Mobil Beacon EP3
Mobilux EP3
OMV Signum L3
SKF LGMT 3
Shell Gadus S3 T100 2
BP Energrease SY2202
Castrol Firetemp XT2
Chevron Grease SRI2
Klüber Petamo GHY 133N
SKF LGHP 2
Exxon Mobil Polyrex EM
Bij de omschakeling naar alternatief toegestane vetsoorten volgens de tabel moet het volgende in acht
genomen worden:
Lagers met continue smering:
● Het lager eerst geheel van het oude vet ontdoen voordat het opnieuw van vet voorzien
wordt.
● Walslager volledig, holtes in de lagerkap slechts tot 1/3 met vet vullen.
Lagers met nasmering:
Is een complete vervanging van het vet incl. reiniging van het lager niet mogelijk, dan moet
de tijdsduur van vermenging van verschillende smeervetten zo kort mogelijk worden
gehouden. Hiertoe moet het lager bij draaiende machine met ongeveer de dubbele
hoeveelheid vet worden doorgesmeerd, totdat het oude vet uit de smeerkanalen is verwijderd.
Vervolgens viermaal in afstanden van een kwart van de normale smeerinterval nasmeren.
84
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
Controleer tijdens deze periode de betreffende lagerdelen extra. Aansluitend gelden dan weer
opnieuw de normale smeerintervallen.
LET OP
Schade door het mengen van vetten
Als vetten en oliën met diverse zeep- of oliebasis gemengd worden, kan het gebeuren dat
de smeereigenschappen niet meer gewaarborgd zijn.
Als een vet voor lage temperaturen met een vet voor normaal gebruik gemengd wordt, kan
klontervorming optreden. Dit kan tot schade aan het walslager leiden door oververhitting.
Meng geen vetten met verschillende dikkingsmiddelen en verschillende grondoliën.
9.1.7.7
Koelluchtrajecten reinigen
● Reinig regelmatig de koelluchttrajecten voor omgevingslucht, bijv. met droge perslucht.
LET OP
Reinigingsintervallen zijn afhankelijk van de mate van vervuiling
De reinigingsintervallen zijn afhankelijk van de mate van de plaatselijk optredende
vervuiling. Als de koelluchttrajecten vervuild zijn en de koellucht niet ongehinderd kan
wegstromen, raakt de machine oververhit.
Controleer regelmatig de mate van vervuiling en reinig de koelluchttrajecten voor
omgevingslucht.
9.1.7.8
Onderhoud en reparatie bij machines met ontstekingsbescherming "Ex d"
De machinemarkering volgens IEC / EN 60079–0 is aangevuld met het teken "X".
Neem de speciale voorwaarden voor reparaties in acht. De spleetafmetingen van de
elektrische machine komen niet overeen met de normgegevens van de IEC / EN 60079–1.
Vraag de spleetafmetingen voor de elektrische machine na bij de fabrikant voordat u de
reparatie uitvoert.
Onderhoud, reparatie en wijzigingen aan machines met explosiebeveiliging alleen uitvoeren
onder naleving van de overeenkomstige nationale voorschriften van de "verordening inzake
bedrijfsveiligheid", de veiligheidsaanwijzingen en de beschrijvingen in de algemene
onderhoudshandleiding.
De werkzaamheden die een invloed hebben op de explosiebeveiliging moeten bij de fabrikant
of in een door de fabrikant erkende werkplaats voor elektrische machines worden uitgevoerd.
Daaronder vallen bv. de volgende werkzaamheden:
● Reparaties aan de standers- resp. rotorwikkeling en aan de klemmen
● Reparaties aan verluchtingssysteem
● Reparaties aan de lagers
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
85
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
● Demonteren van machines met drukvaste omhulsels
● Aansluitwerkzaamheden bij aansluitkasten
De werkzaamheden moeten door een bijkomende reparatiebordje met de volgende gegevens
worden gekentekend:
● Datum
● Uitvoerende firma
● Aard van de reparatie
● Referentienummer van de reparateur.
De controle na de service moet gebeuren volgens de overeenkomstige EU-richtlijnen.
GEVAAR
Spleetafmetingen
Wijzigingen in de geometrieën van de elektrode-afstand (spleetafmetingen) als gevolg van
reparaties conform de minimale afmetingen in IEC / EN 60079–1 is niet toegestaan.
Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Vraag de spleetafmetingen voor de elektrische machine na bij de fabrikant voordat u de
reparatie uitvoert of de geometrie van de elektrode-afstand herstelt.
9.1.7.9
Aansluitkast onderhouden
Voorwaarde
De machine is spanningsvrij.
Aansluitkast controleren
● Controleer de aansluitkast regelmatig op dichtheid, onbeschadigde isolatie en vaste
aansluitverbindingen.
● Als in de aansluitkast stof of vocht binnengedrongen is, reinig resp. droog de aansluitkast
dan goed en in het bijzonder de isolatoren.
Controleer de afdichtingen en de afdichtvlakken en verhelp de oorzaak van de lek.
86
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.1 Inspectie en onderhoud
● Controleer de isolatoren, de aansluitdelen en de vermogensaansluitingen in de
aansluitkast.
● Vervang eventueel de beschadigde componenten.
WAARSCHUWING
Gevaar voor kortsluiting
Door beschadigde componenten kunnen kortsluitingen enz. ontstaan. Dit kan de dood,
zware lichamelijke verwondingen en materiële schade tot gevolg hebben.
Vervang beschadigde componenten.
9.1.7.10
Lakschade verbeteren
Als de lak beschadigd is, verbeter dan de lakschade. Daarmee is de corrosiebescherming
gewaarborgd.
Opmerking
Lakopbouw
Neem contact op met het Service Center voor u de lakschade bijwerkt. Daar verkrijgt u
verdere informatie over de correcte lakopbouw en voor het verbeteren van de lakschade.
Volledige overlakking
De aangebrachte laklaag moet voldoen aan de richtlijnen ter vermijding van het tot stand
komen van elektrostatische ontladingen. Zie DIN EN 60079-0 Reparatielaklagen tot een
nominale laagdikte van 350 μm, de nietgeleidende laklaag, zijn onderzocht en zijn toegestaan.
9.1.7.11
Nalakken
WAARSCHUWING
Nalakken van explosieveilige machines
Bij grotere laklaagdikte kan de laklaag elektrostatisch opladen. Het kan een ontlading
ontstaan. Explosiegevaar bestaat erin dat ook explosieve mengsels op dit moment aanwezig
zijn. Dit kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Als u de gelakte oppervlakken opnieuw lakt, neem dan de volgende vereisten in acht:
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
87
Onderhoud
9.2 Reparatie
● Begrenzing van de totale laklaagdikte volgens de explosiegroep:
– IIB: Totale lakdikte ≤ 2 mm
– IIC: Volledige dikte laklaag ≤ 0,75 mm bij motoren van groep II (gas)
– III: Totale dikte van de laklaag ≤ 0,45 mm bij motoren uit groep III (stof)
Op basis van tests zijn ook reparatielaklagen tot de vermelde totale dikte van de laklaag,
de niet-geleidende laklaag onderzocht en toegestaan.
● Begrenzing van de oppervlakteweerstand van de gebruikte lak:
– IIB, IIC, III: Oppervlakteweerstand ≤ 1 GΩ bij motoren van groep II en III (gas en stof)
● Doorslagspanning ≤ 4 kV voor explosiegroep III (alleen stof)
● Begrenzing van de belastingstransmissie:
– IIB: Grenswaarde voor de hoogste verzonden lading < 30 nC
– IIC: Grenswaarde voor de hoogste verzonden lading < 10 nC bij motoren uit groep II
(gas)
– III: Grenswaarde voor de hoogste verzonden lading < 200 nC bij motoren uit groep III
(stof)
● Niet in staat gevaarlijke lading op te slaan:
– IIB: Grenswaarde voor de maximale capaciteit ≤ 15 pF
– IIC: Grenswaarde voor de maximale capaciteit < 5 pF bij motoren uit groep II (gas)
– III: Grenswaarde voor de maximale capaciteit < 10 pF bij motoren uit groep III (stof)
9.2
Reparatie
Neem bij alle werkzaamheden aan de machine de algemene veiligheidsvoorschriften
(Pagina 13) in acht evenals de eisen die EN 50110‑1 stelt aan de veiligheid van elektrische
installaties.
Opmerking
Neem, indien de machine dient te worden getransporteerd, het hoofdstuk "Transporteren in
acht.
Opmerking
Service Center
Wendt u zich tot het Service Center, als u ondersteuning bij de inspectie,onderhoud of
reparatie nodig heeft.
88
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Onderhoud
9.2 Reparatie
9.2.1
Reserve-onderdelen stilstandverwarming
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
Door een onvakkundige aanpak bij de reparatie van de stilstandverwarming, bv. door het
gebruik van niet toegelaten of niet gecontroleerde vervangdelen kan het tijdens het bedrijf
van de machine in een explosieve atmosfeer tot explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
De reparatie van de stilstandverwarming en de daarna noodzakelijke onderdeelcontrole mag
uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd vakpersoneel van het Service Center, omdat
hiervoor uitgebreide vakkennis vereist is. Er mogen alleen toegelaten en gecontroleerde
vervangstukken worden gebruikt.
9.2.2
Geïsoleerde walslager
Wanneer walslagers met geïsoleerde uitvoering zijn ingebouwd, gebruikt u een walslager
van hetzelfde type als vervanging.
Zo vermijdt u schade aan het lager door stroomovergang.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
89
Onderhoud
9.2 Reparatie
90
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.1
10
Vervanging van wentellagers
Walslager
Voor het vervangen van walslagers is naast de lagermarkering ook de letter achter de
benaming van de lageruitvoering noodzakelijk. Beide tekens staan vermeld op het
smeerplaatje en in de machinedocumentatie of zijn op het ingebouwde lager af te lezen.
Wanneer walslagers met geïsoleerde uitvoering zijn ingebouwd, gebruikt u een walslager
van hetzelfde type als vervanging.
Zo vermijdt u schade aan het lager door stroomovergang.
10.2
Aankoop van onderdelen in de vrije handel
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
Als u andere delen dan de originele onderdelen gebruikt, is het ontstekingsbeveiligingstype
niet meer gewaarborgd. Tijdens het bedrijf kan het in een explosieve atmosfeer tot een
explosie komen. Het negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of
aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
● Gebruik voor explosiebeveiligde machines alleen originele onderdelen; dit geldt ook voor
componenten zoals dichtingen, klemmen, kabel- en leidinginvoerstukken. Bij vragen kunt
u zich tot het Service Center van Siemens wenden.
● Gelijkwaardige genomeerde delen zoals schroeven kunt u in de vrije handel vinden.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
91
Reserve-onderdelen
10.3 Reserve-onderdelen stilstandverwarming
10.3
Reserve-onderdelen stilstandverwarming
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
Door een onvakkundige aanpak bij de reparatie van de stilstandverwarming, bv. door het
gebruik van niet toegelaten of niet gecontroleerde vervangdelen kan het tijdens het bedrijf
van de machine in een explosieve atmosfeer tot explosie komen. Dit kan zware tot dodelijke
letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
De reparatie van de stilstandverwarming en de daarna noodzakelijke onderdeelcontrole mag
uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd vakpersoneel van het Service Center
(Pagina 117), omdat hiervoor uitgebreide vakkennis vereist is. Er mogen alleen toegelaten
en gecontroleerde vervangstukken worden gebruikt.
92
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.4 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 071 tot 132
10.4
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 071 tot 132
,0%
,0%
Beeld 10-1
E-AN000-0007
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
002
Statorpakket met wikkeling
190
Inlegspie
030
Statorbehuizing
200
Walslager DE-zijde
031
Behuizingvoet rechts
201
Lager DE-zijde
032
Behuizingvoet links
201.10
Compensatieschijf
070
As met rotor
201.20
Gammaring
105
Lagerplaat, DE-zijde
300
Walslager NDE
115
Flensschijf
301
Lager NDE
120
Lagerplaat, NDE-zijde
301.10
Compensatieschijven
130
Ventilator
301.20
Gammaring
140
Ventilatorkap
500
Aansluitkast
145
Beschermkap
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
93
Reserve-onderdelen
10.5 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 160 tot 280
10.5
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 160 tot 280
,0%
,0%
Beeld 10-2
94
E-AN000-0008
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.5 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 160 tot 280
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
002
Statorpakket met wikkeling
201.03
Deksel voor vetsmeerpot, intern
030
Statorbehuizing
201.04
Deksel voor vetsmeerpot, extern
031
Behuizingvoet rechts
201.06
Slingerring
032
Behuizingvoet links
201.20
Gammaring
070
As met rotor
300
Walslager NDE-zijde
105
Lagerplaat, DE-zijde
301
Lager NDE-zijde
115
Flensschijf
301.03
Deksel voor vetsmeerpot, intern
120
Lagerplaat, NDE-zijde
301.04
Deksel voor vetsmeerpot, extern
130
Ventilator
301.06
Slingerring
140
Ventilatorkap
301.10
Compensatieschijven
141
Vulring
301.20
Gammaring
145
Beschermkap
330
Smeernippel
190
Inlegspie
331
Nasmeervolgorde
200
Walslager DE-zijde
500
Aansluitkast
201
Lager DE-zijde
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
95
Reserve-onderdelen
10.6 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 315
10.6
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 315
,0%
,0%
Beeld 10-3
96
E-AN000-0009
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.7 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 355
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
002
Statorpakket met wikkeling
200
Walslager DE-zijde
030
Statorbehuizing
201
Lager DE-zijde
031
Behuizingvoet rechts
201.03
Deksel voor vetsmeerpot
032
Behuizingvoet links
201.06
Slingerring
070
As met rotor
201.20
Gammaring
105
Lagerplaat, DE-zijde
300
Walslager NDE-zijde
115
Flensschijf
301
Lager NDE-zijde
120
Lagerplaat, NDE-zijde
301.03
Deksel voor vetsmeerpot
130
Ventilator
301.06
Slingerring
140
Ventilatorkap
301.20
Gammaring
141
Vulring
330
Smeernippel
145
Beschermkap
331
Nasmeervolgorde
190
Inlegspie
500
Aansluitkast
10.7
Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 355
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
97
Reserve-onderdelen
10.7 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 355
,09%
,0%
Beeld 10-4
E-DN000-0010
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
2.00
Rotor, compleet (uitgebalanceerd)
4.25
Drukveer
2.01
Inlegspie
4.30
Deksel voor vetsmeerpot BS, extern
3.01
Lagerschild AS
4.32
Deksel voor vetsmeerpot BS, intern
3.02
Flenslagerschild AS
4.35
Veerring
3.08
Flensschijf AS
4.38
Slingerring BS
3.21
Lagerschild BS
4.44
Dichtring BS, extern
4.00
Smeernippel
5.01
Ventilatorkap, compleet
4.01
Lager AS
5.04
Ventilatornaaf BS
4.05
Lager BS
5.11
Beschermkap
4.10
Deksel voor vetsmeerpot AS, extern
5.56
Ventilator, compleet
98
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.7 Lijst met reserve-onderdelen bouwgrootte 355
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
4.12
Deksel voor vetsmeerpot AS, intern
4.13
Slingerring AS
4.24
Dichtring AS, extern
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
6.00
Volledige aansluitkast
99
Reserve-onderdelen
10.8 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex e" bouwgrootte 071-160
10.8
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
e" bouwgrootte 071-160
Beeld 10-5
100
E-9-101_162-0002
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.8 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex e" bouwgrootte 071-160
Onderdel
en
Benaming
Nummer
Onderdele Benaming
n
Nummer
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
090
Extra klemmen
070
Klemplank
120
Aansluitkast, deksel
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
101
Reserve-onderdelen
10.9 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 071-160
10.9
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
d" bouwgrootte 071-160
Beeld 10-6
102
E-9-108_213-0001
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.9 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 071-160
Onderdele Benaming
n
Onderdele Benaming
n
Nummer
Nummer
020
Doorvoerplaat
090
Extra klemmen
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
120
Aansluitkast, deksel
070
Klemplank
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
103
Reserve-onderdelen
10.10 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 180-225
10.10
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
d" bouwgrootte 180-225
Beeld 10-7
104
E-9-108_213-0002
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.10 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 180-225
Onderdeel Benaming
nummer
Onderdel
en
Benaming
Nummer
020
Doorvoerplaat
090
Extra klemmen
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
120
Aansluitkast, deksel
070
Klemplank
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
105
Reserve-onderdelen
10.11 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex e" bouwgrootte 180-225
10.11
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
e" bouwgrootte 180-225
Beeld 10-8
E-9-101_208-0002
Onderdeel Benaming
nummer
Onderdel
en
Benaming
Nummer
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
090
Extra klemmen
070
Klemplank
120
Aansluitkast, deksel
106
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.12 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
10.12
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
d" bouwgrootte 250 tot 355
Beeld 10-9
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
E-9-101_285-0002
107
Reserve-onderdelen
10.12 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
Onderdeel Benaming
nummer
Onderdele Benaming
n
Nummer
020
Doorvoerplaat
090
Extra klemmen
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
100
Doorvoerplaat
070
Klemplank
120
Aansluitkast, deksel
108
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.13 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
10.13
Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex
d" bouwgrootte 250 tot 355
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
109
Reserve-onderdelen
10.13 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
110
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Reserve-onderdelen
10.13 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
Onderdel
en
Benaming
Nummer
Onderdele Benaming
n
Nummer
050
Aansluitkast, onderste gedeelte
090
Extra klemmen
051
Afdichtingsschijf
120
Aansluitkast, deksel
070
Klemplank
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
111
Reserve-onderdelen
10.13 Lijst met reserve-onderdelen aansluitkast ontstekingsbescherming "Ex d" bouwgrootte 250 tot 355
112
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Afvalverwijdering
11.1
11
Inleiding
De bescherming van het milieu en het sparen van de resources zijn voor ons streefdoelen met
een hoge prioriteit. Een wereldwijd milieumanagement volgens ISO 14001 zorgt voor de
naleving van de wetten en stelt hoge normen. Reeds bij de ontwikkeling van onze producten
zijn een milieuvriendelijke vormgeving, technische veiligheid en een goede bescherming van
de gezondheid belangrijke streefdoelen.
In het volgende hoofdstuk vindt u aanbevelingen voor een milieuvriendelijke verwijdering van
de machine en haar componenten. Volg de lokale voorschriften bij de verwijdering.
11.2
Demontage voorbereiden
De demontage van de machine moet door gekwalificeerd personeel met de juiste vakkennis
worden uitgevoerd, resp. worden gecontroleerd.
1. Neem contact op met een afvalverwerkend bedrijf in uw buurt. Maak duidelijk in welke
kwaliteit de demontage van de machine resp. de aflevering van de componenten moet
gebeuren.
2. Neem de vijf veiligheidsregels in acht. (Pagina 13).
3. Verbreek alle elektrische aansluitingen en verwijder alle kabels.
4. Verwijder alle vloeistoffen zoals olie en koelvloeistoffen. Vang de vloeistoffen gescheiden
op en verwerk ze op de juiste wijze.
5. Los de bevestigingen van de machine.
6. Transporteer de machine op een plaats die geschikt is voor de demontage.
Zie ook
Onderhoud (Pagina 73)
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
113
Afvalverwijdering
11.4 Componenten verwijderen
11.3
Machine demonteren
Demonteer de machine volgens de algemene werkwijze die typisch is voor de machinebouw.
WAARSCHUWING
Machinedelen kunnen vallen
De machine bestaat uit zware delen. Deze delen kunnen bij het demonteren vallen. Het
negeren van deze waarschuwing kan zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële
schade veroorzaken.
Zorg ervoor, dat machineonderdelen niet kunnen vallen voordat u ze losmaakt.
11.4
Componenten verwijderen
Onderdelen
De machines bestaan voor een groot deel uit staal en uit verschillende onderdelen van koper
en aluminium. Metalen werkstoffen gelden algemeen als onbeperkt recycleerbaar.
Scheid de onderdelen voor de recyclage volgens de volgende categorieën:
● Staal en ijzer
● Aluminium
● Gemengd metaal, bv. wikkelingen
De isolatie van de wikkeling wordt bij de recyclage van koper verast.
● Isolatiematerialen
● Kabels en leidingen
● Elektronisch schroot
Hulpstoffen en chemicaliën
Scheid de hulpstoffen en chemicaliën voor de verwijdering bv. volgens onderstaande
categorieën:
● Olie
● Vetten
● Reinigings- en oplossmiddelen
● Lakresten
● Anticorrosiemiddel
● Koelmiddeladditieven zoals inhibitoren, antivriesmiddelen of biociden
Verwijder de gescheiden componenten volgens de lokale voorschriften of via een
afvalverwerkend bedrijf. Dit geldt ook voor doeken en poetsmiddelen waarmee de
werkzaamheden aan de machine werden uitgevoerd.
114
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Afvalverwijdering
11.4 Componenten verwijderen
Verpakkingsmateriaal
● Neem indien nodig contact op met een afvalverwerkend bedrijf.
● Houtverpakkingen voor het zeetransport bestaan uit geïmpregneerd hout. Let op de lokale
voorschriften.
● De folie van de afdichtverpakking is een aluminiumlaagfolie. Ze kan thermisch gerecycleerd
worden. Vuile folies moeten via de afvalverbranding worden verwijderd.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
115
Afvalverwijdering
11.4 Componenten verwijderen
116
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
A
Service en support
A.1
Siemens Service Center
Contact voor verdere informatie
De details over de uitvoering van deze elektrische machine, alsook over de toegelaten
bedrijfsvoorwaarden zijn in deze bedieningshandleiding beschreven.
Servicenummers
Voor service op locatie, reserve-onderdelen, technische vragen of overige informatie kunt u
een van onderstaande servicenummers gebruiken.
Gelieve daartoe de voglende machinegegevens bij de hand te houden:
● Machinetype
● Machinenummer
Deze gegevens vindt u op het kenplaatje van de machine.
Tabel A-1
Servicenummers
Telefoon
+49 (0)911 895 7444
Fax
+49 (0)911 895 7445
Technische vragen of aanvullende
informatie
Telefoon
+49 (0)911 895 7448
Fax
+49 (0)911 895 7449
Onderdelen en reparaties
Telefoon
+49 (0)911 895 7222
Fax
+49 (0)911 895 7223
Service op locatie
Contactgegevens:
● http://www.siemens.com/automation/support-request (http://www.siemens.de/automation/
support-request)
● [email protected] (mailto:[email protected])
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
117
Service en support
A.1 Siemens Service Center
118
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
B
Technische gegevens en tekeningen
B.1
Aanhaalmomenten voor boutborgingen
Boutborgingen
● Schroeven of moeren die samen met borgende, verende en/of krachtverdelende elementen
zijn gemonteerd, moeten bij de montage weer met dezelfde functionele elementen zijn
uitgerust. Vervang daarbij principieel vormvaste veiligheidselementen.
● Zeker met vloeibare kunststof gezekerde windingen bij het samenschroeven terug
overeenkomstig, bv. met Loctite 243.
● Monteer de bevestigingsschroeven met een klemlengte kleiner dan 25 mm bij de montage
steeds met geschikte veiligheidselementen resp. met losbaar zekeringsmiddel (bv.
Loctite 243). De klemlengte komt overeen met de afstand tussen de boutkop en het
indraaipunt.
Aanhaalmomenten
Voor boutborgingen met metalen oplegvlakken zoals lagerschilden, bouwdelen met
lagerinzetstukken, op de behuizing van de staander aangeschroefde delen van de
aansluitkasten gelden overeenkomstig de grootte van de schroefdraad de volgende
aanhaalmomenten:
Tabel B-1
aanhaalmomenten van schroefverbindingen met een tolerantie van ± 10%
Geval
M4
M5
M6
M8
M10
M12
M16
M20
M24
M30
M36
M42
M48
M56
A
1,2
2,5
4
8
13
20
40
52
80
150
-
-
-
-
Nm
B
1,3
2.6
4.5
11
22
38
92
180
310
620
1080
1700
2600
4200
Nm
C
3
5
8
20
40
70
170
340
600
1200
2000
3100
4700
7500
Nm
Voorbeelden van gebruik
De hierboven vermelde aanhaalmomenten gelden voor volgende toepassingsgevallen:
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
119
Technische gegevens en tekeningen
B.1 Aanhaalmomenten voor boutborgingen
● Geval A
Voor elektrische aansluitingen waarbij het toegestane aanhaalmoment over het algemeen
is begrensd door het materiaal van de bouten en/of de belastbaarheid van de isolatoren,
uitgezonderd stroomrailverbindingen volgens geval B.
● Geval B
Voor bouten in bouwdelen met een geringe stabiliteit, bv. aluminium of voor bouten van de
sterkteklasse 8.8 volgens ISO 898-1.
● Geval C
Voor bouten van de sterkteklasse 8.8 of A4-70 (volgens ISO 898-1), echter uitsluitend in
combinatie met bouwdelen met een hogere stevigheid, bijv. gietijzer, staal of gietstaal.
Opmerking
Afwijkende aanhaalmomenten
De hiervan afwijkende aanhaalmomenten voor elektrische aansluitingen en voor
boutborgingen van bouwdelen met bijgevoegde vlakke afdichtingen of isolatiedelen staan
vermeld in de betrokken paragrafen en in de getekende afbeeldingen.
Zie ook
Aansluitwerken afsluiten (Pagina 60)
120
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Kwaliteitsdocumenten
C.1
C
IECEx-certificaat
Indien beschikbaar, kunt u het IECEx-certificaat via internet verkrijgen via de volgende link:
http://iecex.iec.ch/iecex/iecexweb.nsf/Home?OpenForm
De IECEx ID voor het IECEx-certificaat vindt u op het typeplaatje van de machine of op
het extra plaatje voor de explosiebescherming.
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
121
Kwaliteitsdocumenten
C.1 IECEx-certificaat
1.
Vult u hiertoe de IECEx ID in, in het veld "Quick access".
U verkrijgt vervolgens toegang tot het certificaat.
2.
Wanneer u op de weergegeven pagina geheel naar beneden scrollt, kunt u het
certificaat als PDF-bestand openen en downloaden.
122
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Kwaliteitsdocumenten
C.2 EG-conformiteitsverklaring
C.2
EG-conformiteitsverklaring
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
123
Kwaliteitsdocumenten
C.2 EG-conformiteitsverklaring
Anlage zur EG Konformitätserklärung
Druckfeste Kapselung „d”
Appendix to EC Declaration of Conformity
Flameproof Enclosure “d”
Typ
type
Gerät
Equipment
Alternativer Typ
alternative type
Lagerung
bearing
D***-071**-**
1PS*07*-*****-****
1MD*07*-*****-****
anti-friction
D***-080**-**
1PS*08*-*****-****
1MD*08*-*****-****
anti-friction
D***-090**-**
1PS*09*-*****-****
1MD*09*-*****-****
anti-friction
D***-100**-**
1PS*10*-*****-****
1MD*10*-*****-****
anti-friction
D***-112**-**
1PS*11*-*****-****
1MD*11*-*****-****
anti-friction
D***-132**-**
1PS*13*-*****-****
1MD*13*-*****-****
anti-friction
D***-160**-**
1PS*16*-*****-****
1MD*16*-*****-****
anti-friction
D***-180**-**
1PS*18*-*****-****
1MD*18*-*****-****
anti-friction
D***-200**-**
1PS*20*-*****-****
1MD*20*-*****-****
anti-friction
D***-225**-**
1PS*22*-*****-****
1MD*22*-*****-****
anti-friction
D***-250**-**
1PS*25*-*****-****
1MD*25*-*****-****
anti-friction
D***-280**-**
1PS*28*-*****-****
1MD*28*-*****-****
anti-friction
D***-315**-**
1PS*31*-*****-****
1MD*31*-*****-****
anti-friction
DJS*-315**-**
1PS*31*-*****-****
anti-friction
_
EG-Baumusterprüfbescheinigung
EC-Type Examination
Certificate
PTB 10 ATEX 1007 X
BVS 11 ATEX E 053 X
BVS 13 ATEX E 129 X
PTB 09 ATEX 1091 X
BVS 11 ATEX E 027 X
BVS 13 ATEX E 128 X
PTB 08 ATEX 1021 X
BVS 11 ATEX E 015 X
BVS 13 ATEX E 098 X
PTB 09 ATEX 1087 X
BVS 10 ATEX E 155 X
BVS 13 ATEX E 127 X
PTB 08 ATEX 1123 X
BVS 10 ATEX E 159 X
BVS 13 ATEX E 126 X
PTB 08 ATEX 1119 X
BVS 10 ATEX E 123 X
BVS 13 ATEX E 099 X
PTB 08 ATEX 1103 X
BVS 11 ATEX E 012 X
BVS 13 ATEX E 019 X
PTB 09 ATEX 1044 X
BVS 11 ATEX E 047 X
BVS 13 ATEX E 017 X
PTB 08 ATEX 1054 X
BVS 11 ATEX E 020 X
BVS 13 ATEX E 012 X
PTB 08 ATEX 1107 X
BVS 11 ATEX E 046 X
BVS 12 ATEX E 103 X
PTB 09 ATEX 1046 X
BVS 11 ATEX E 030 X
BVS 11 ATEX E 045 X
PTB 09 ATEX 1070 X
BVS 11 ATEX E 051 X
BVS 12 ATEX E 029 X
PTB 08 ATEX 1037 X
BVS 11 ATEX E 025 X
BVS 12 ATEX E 051 X
BVS 12 ATEX E 077 X
Gasgruppe
gas group
IIB
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Temperaturklasse
temperature
class
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
IIC
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Rev. Q-1
Seite 2 von 3
124
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Kwaliteitsdocumenten
C.2 EG-conformiteitsverklaring
Anlage zur EG Konformitätserklärung
Druckfeste Kapselung „d”
Appendix to EC Declaration of Conformity
Flameproof Enclosure “d”
Typ
type
D***-355**-**
D***-400**-**
_
D*T*-400**-**
D*V*-400**-**
Gerät
Equipment
Alternativer Typ
alternative type
1PS*35*-*****-****
1PS*40*-*****-****
1PS440*-*****-****
Lagerung
bearing
anti-friction
anti-friction
EG-Baumusterprüfbescheinigung
EC-Type Examination
Certificate
PTB 08 ATEX 1077 X
PTB 08 ATEX 1078 X
PTB 08 ATEX 1079 X
BVS 11 ATEX E 003 X
BVS 13 ATEX E 120 X
PTB 07 ATEX 1060 X
PTB 07 ATEX 1047 X
BVS 11 ATEX E 162 X
x
x
x
x
x
anti-friction
D*T*-450**-**
D*V*-450**-**
1PS445*-*****-****
sleeve
BVS 11 ATEX E 067 X
D*T*-500**-**
D*V*-500**-**
D*W*-500**-**
x
x
1PS*45*-*****-****
anti-friction
PTB 08 ATEX 1035 X
PTB 08 ATEX 1036 X
PTB 07 ATEX 1074 X
BVS 10 ATEX E 142 X
BVS 09 ATEX E 159 X
PTB 07 ATEX 1042 X
PTB 07 ATEX 1043 X
PTB 07 ATEX 1046 X
BVS 12 ATEX E 092 X
PTB 06 ATEX 1028 X
PTB 06 ATEX 1022 X
IIC
x
BVS 11 ATEX E 029 X
D***-450**-**
1PS*50*-*****-****
IIB
sleeve
PTB 07 ATEX 1068 X
BVS 11 ATEX E 084 X
D***-500**-**
Gasgruppe
gas group
x
x
x
x
x
Temperaturklasse
temperature
class
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
x
T3 - T6
x
x
T3 - T6
x
x
x
x
x
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
1PS*50*-*****-****
sleeve
1PS*50*-*****-****
anti-friction
D***-560**-**
1PS*56*-*****-****
anti-friction
D*T*-560**-**
D*V*-560**-**
1PS*56*-*****-****
sleeve
D***-630**-**
1PS*63*-*****-****
anti-friction
D*T*-630**-**
D*V*-630**-**
1PS*63*-*****-****
sleeve
PTB 07 ATEX 1075 X
x
T3 - T6
D***-710**-**
1PS*71*-*****-****
anti-friction
sleeve
D***-800**-**
1PS*80*-*****-****
anti-friction
x
x
x
D*Q*-800**-**
D*Q*-910**-**
1PS*80*-*****-****
1PS*91*-*****-****
sleeve
sleeve
PTB 09 ATEX 1009 X
BVS 13 ATEX E 045 X
PTB 09 ATEX 1078 X
BVS 11 ATEX E 170 X
PTB 06 ATEX 1049 X
BVS 10 ATEX E 103 X
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
T3 - T6
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Rev. Q-2
Seite 3 von 3
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
125
Kwaliteitsdocumenten
C.3 EG-conformiteitsverklaring zone 21 of 22
C.3
126
EG-conformiteitsverklaring zone 21 of 22
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Kwaliteitsdocumenten
C.3 EG-conformiteitsverklaring zone 21 of 22
Industry
Anlage zur EG Konformitätserklärung
Geräte-Staubexplosionsschutz durch Gehäuse "t"
Appendix to EC Declaration of Conformity
Equipment dust ignition protection by enclosure "t"
Gerät
Equipment
Typ
Alternativer Typ
type
alternative type
A***-071**-**
1PS*07*-*****-****
E***-071**-**
1PS*07*-*****-****
D***-071**-**
1MD*07*-*****-****
A***-080**-**
1PS*08*-*****-****
E***-080**-**
1PS*08*-*****-****
D***-080**-**
1MD*08*-*****-****
A***-090**-**
1PS*09*-*****-****
E***-090**-**
1PS*09*-*****-****
D***-090**-**
1MD*09*-*****-****
A***-100**-**
1PS*10*-*****-****
E***-100**-**
1PS*10*-*****-****
D***-100**-**
1MD*10*-*****-****
A***-112**-**
1PS*11*-*****-****
E***-112**-**
1PS*11*-*****-****
D***-112**-**
1MD*11*-*****-****
A***-132**-**
1PS*13*-*****-****
E***-132**-**
1PS*13*-*****-****
D***-132**-**
1MD*13*-*****-****
A***-160**-**
1PS*16*-*****-****
E***-160**-**
1PS*16*-*****-****
D***-160**-**
1MD*16*-*****-****
A***-180**-**
1PS*18*-*****-****
E***-180**-**
1PS*18*-*****-****
D***-180**-**
1MD*18*-*****-****
A***-200**-**
1PS*20*-*****-****
E***-200**-**
1PS*20*-*****-****
D***-200**-**
1MD*20*-*****-****
A***-225**-**
1PS*22*-*****-****
E***-225**-**
1PS*22*-*****-****
D***-225**-**
1MD*22*-*****-****
A***-250**-**
1PS*25*-*****-****
E***-250**-**
1PS*25*-*****-****
D***-250**-**
1MD*25*-*****-****
EG-Baumusterprüfbescheinigung
EC-Type Examination
Certificate
BVS 11 ATEX E 006
BVS 11 ATEX E 053 X
BVS 13 ATEX E 129 X
BVS 11 ATEX E 014
BVS 11 ATEX E 027 X
BVS 13 ATEX E 128 X
BVS 11 ATEX E 092
BVS 11 ATEX E 015 X
BVS 13 ATEX E 098 X
BVS 11 ATEX E 105
Gerät
Equipment
Typ
Alternativer Typ
type
alternative type
A***-280**-**
1PS*28*-*****-****
E***-280**-**
1PS*28*-*****-****
D***-280**-**
1MD*28*-*****-****
A***-315**-**
1PS*31*-*****-****
E***-315**-**
1PS*31*-*****-****
D***-315**-**
1MD*31*-*****-****
A***-355**-**
1PS*35*-*****-****
E***-355**-**
1PS*35*-*****-****
D***-355**-**
1MD*35*-*****-****
A***-400**-**
1PS*40*-*****-****
E***-400**-**
EG-Baumusterprüfbescheinigung
EC-Type Examination
Certificate
BVS 11 ATEX E 125
BVS 11 ATEX E 051 X
BVS 12 ATEX E 029 X
BVS 11 ATEX E 123
BVS 11 ATEX E 025 X
BVS 12 ATEX E 051 X
BVS 10 ATEX E 077
BVS 11 ATEX E 003 X
BVS 13 ATEX E 120 X
BVS 10 ATEX E 078
BVS 10 ATEX E 155 X
BVS 13 ATEX E 127 X
D***-400**-** 1PS*40*-*****-****
BVS 11 ATEX E 162 X
BVS 11 ATEX E 112
D***-450**-** 1PS*45*-*****-****
BVS 11 ATEX E 084 X
BVS 10 ATEX E 159 X
BVS 13 ATEX E 126 X
A***-500**-**
1PS*50*-*****-****
E***-500**-**
D***-*****-**
1PS****-*****-****
A***-*****-**
1MD****-*****-****
E***-*****-**
BVS 11 ATEX E 118
BVS 10 ATEX E 123 X
BVS 13 ATEX E 099 X
BVS 13 ATEX E 114
BVS 03 ATEX E 259
Rev N-1
BVS 11 ATEX E 126
BVS 11 ATEX E 012 X
BVS 13 ATEX E 019 X
BVS 11 ATEX E 010
BVS 11 ATEX E 047 X
BVS 13 ATEX E 017 X
BVS 11 ATEX E 005
BVS 11 ATEX E 020 X
BVS 13 ATEX E 012 X
BVS 11 ATEX E 017
BVS 11 ATEX E 046 X
BVS 12 ATEX E 103 X
BVS 11 ATEX E 034
BVS 11 ATEX E 030 X
BVS 11 ATEX E 045 X
Seite 2 von 2
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
127
Kwaliteitsdocumenten
C.4 Gegevensinformatie
C.4
Gegevensinformatie
Siemens Aktiengesellschaft
SIEMENS
Postfach 1164
D-94095 Ruhstorf
R-No. 20000h
INVERTER OPERATION OF EXPLOSION-PROTECTED LOW VOLTAGE THREE-PHASE MOTORS IN
PROTECTION TYPE FLAMEPROOF ENCLOSURE AND PROTECTION TYPE N (NON-SPARKINGl FOR THE
TEMPERATURE CLASSES TI-T4
Inverter operation of explosion-protected motors is allowed, when the following requirements are met:
I. The output voltage of the inverter is to be adjusted in such a way that in the frequency range up to the rated frequency
of the motor an almost linear relationship between the (fundamental) voltage and the (fundamental) frequency is kept,
i.e. the practically constant motor tlux must be kept in accordance with the rated data.
Motors operating above the 1. 1 fold rated frequency are only permitted if a corresponding rating plate for inverter
operation is fixed on the motor.
2.
IcOflti'l. is the value to which the inverter management limits the current in continuous duty.
Icontin. is to be adjusted to the continually pennitted motor rated current as a maximum in accordance with the rating plate
for inverter operation attached to the motor or in conformity with the value detennined in the describing documents for
inverter operation (R-No.).
3. l'hO<l is the value to which the inverter management limits the eurrent in case of a short-time overload for a period of
max. tshonIshon is to be adjusted to 1.5 x Icontin. at a maximum.
4. tshort is the period for which the inverter allows an exceeding of lcontin..
tshon is to be adjusted to 60 s at a maximum.
5. The built-in temperature sensors (PTC thermistors) which must be suitable for sole protection are to be connected to a
tripping device provided with the EC type examination certificate, like e.g. CK140: PTB 04 ATEX 3038 or CKI44/145:
PTB 02 ATEX 3059, according to Directive 94/9/EC.
6 . Voltage peaks (especially for PWM inverters with long motor cable)
a) The design of the terminal box conceming the air and creepage distances allows the inverter operation with
voltage peaks (OLL �Maximum value of the conductor-to-conductor voltage and
line-to-earth voltage) up to
OLE Maximum value ofthe
0 � 1866 V which is not allowed to be exceeded for explosion protection reasons.
�
b) To avoid the formation of partial discharges it is required for Ex nA machines that the voltage at the motor terminals
is limited, depending on the rise time to values which are below the characteristic curve of the chart "Dielectric
strength curve" (see diagram below). In order not to limit the service life this is recommended for Ex d motors.
Ruhstorf, 20 12-09-10
Siemens Aktiengesellschaft
Dr. Klaus Neupert
$pUn".,Ilr.. Ughlll��'u:
"00
�--� -�
�
��
�
-C�. : :- :�:-:---: -, :
: ------;
��
�
t.;
;.v,
'(Lw," -
K ·
ofbauer
····+·+·· �·· 1··+·+··; ..·j..·;··.;.··.(.··�··-; ., ·t ·t---l----:--·,· , - ,...� -:,
·;·· ·· L·
, - .. :·····""
;,-· ""
>
Ci. " .,... i... ,' . . i'.. i . ,.. ' .., ... j... i ...i . ' .i . "
i , ... , -+- . I
_
_ .-l-•• J••• �
- •• .
:: n>' ;
"
. . .
.
••
. . •.•••
.... . . .
' "
::: ::::;1'y. + ; ···;·""· ·H···;··,;,,·, ···, ·· ·:·""H· '· ·;···; , -'. :..+ ,...;'..;...'..+..;..!
,
� : :-i::::::::::::::r:::::::::,:::::::::::: :: :i ::t: : ;: !: r:: "L:·::: :;::':;::;::r:j:::
.
.
..
f
j
� I ...; .'. .:. .: . ,...;. ,. ."..:....'... i ..,...i i...' , :...:...,...i..., " : , ' ' ...i i .'...!
_ I ··'··:··,···.····;···;···;···,··,····;···;···;···;···'··· i··;···.···,····,···,···;··;··;····, ···;···,.···; ...,....;...!
.
0,0'
.
•.
'
. .
0.1
.. .
0.>
.
•.
'
'
•.
..•
.,
.. ...
0.'
0.'
..
o.e
,
'.>
. .
.
U
.)
... ..
,.
"
I.!..)
J:\LGR08\QM\QME\PrOffeld\FORM\r·nr\r·nr.20000h_EN.doc
128
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Index
Continue smering, 81
Controles voor de inbedrijfstelling, 61
Alternatieve vetsoorten , 84
IECEx-certificaat
, 121
A
Aanbouwdelen, 41
Aangedreven element, 43
Aanhaalmomenten, 51
Schroefverbinding, 119
Standaardkabelschroefverbindingen, 58
Aansluitkast
onderhouden, 86
sluiten , 60
Aansluitleidingen
Selectie, 51
Aardingssysteem
gemaasd, 37
Afsluitstop
bevestigd, 55
Afvalverwijdering
Chemicaliën, 114
Onderdelen, 114
Aluminiumgeleider, 59
Axiale kracht, 49
Axiale spleet, 47
B
Balanceerkwaliteit, 42
Balanceertype, 42
Bedoeld gebruik, 24
Bedrijfsonderbrekingen, 69
Wentellager, 69
Bedrijfstype, 27
Boutborging, 119
Boutkwaliteit, 78
Brandbare stoffen, 15
C
Centreerflens, 48
Contact, 117
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
D
Demontage
Afvalverwijdering, 113
Dempende kern, 37
Doorsnede van de aardgeleider, 53
Draairichting, 54
Drukontlastingsvoorziening, 60
E
Elektrische storingen, 71
Elektromagnetische compatibiliteit, 18
Elektromagnetische velden, 19
ESD-richtlijnen, 17
Ex-markering, 22
Explosiegevaar, 22, 32, 79, 89, 92
Opslagtemperatuur, 75
Overbrugging van de geïsoleerde lager , 68
Reinigen met perslucht, 76
Reserveonderdelen, 91
Stooflaag, 75
F
Fijnuitlijning, 47
G
Gebruiksduur van vet, 81
Gehoorschade, 16, 28
Geïsoleerde koppeling, 38
Geïsoleerde lager, 37
Geïsoleerde lagers, 68
Gekwalificeerd personeel, 14
Gelijke-fasefilter, 37
Geluidsemissies, 16, 28
Grenswaarde toerental, 62
H
Heringebruikneming, 70
Hijsogen, 30, 31, 44, 45
Hoofdinspectie, 77
129
Index
Hoogfrequente equipotentiaalverbinding, 36
Hybride mengsels, 22
I
Inlegspie, 44
Inschakelen, 68
Inspectie
Storingen, 70, 76
Invoer leidingen
bevestigd, 55
Isolatieweerstand, 33, 63, 79
Kritisch, 65
meten, 63, 64
Stilstandverwarming, 65
K
Kabelinvoeren, 53
Kenplaatje, 24
Klemaanduiding, 54
Klemplank, 57
L
Lagerisolatie, 37
Lagerstromen
verminderen, 36
Laklaag, 25
Lakopbouw, 87
Lakschade, 87
Leiding voor de potentiaalvereffening, 36
Levering, 30
M
Machine
Machine op de werkmachine uitrichten , 47
neerzetten, 46
Machinekentekening, 85
Machine-uitvoering, 24
IEC, 23
Mechanische storingen, 71
Minimale luchtafstanden, 56
Montage
Eerste inspectie, 76
Montage voorbereiden, 40
130
N
Nalakken, 87
Nasmeerinrichting, 34
Nasmeerinterval, 82
Nasmeren, 83
Nasmeerinterval, 81
Neerzetten, 46
Noodstop , 69
O
Omvormerdocumentatie, 37
Onderhoud
Onderhoudsinterval, 73
ongeboorde invoerplaat, 53
Ontstekingsbescherming, 53
Ontstekingsbescherming Ex t, 24
Ontstekingsbeveiligingstype, 91
Ontstekingsgevaar, 16
Opslag, 32
O-ringafdichting, 59
Overschrijding van de tolerantie, 29
P
Polarisatieindex, 33, 63, 79
Positie van hoogfrequente aarding, 36
Positionering, 47
Potentiaalvereffening, 60
R
Radiale kracht, 49
Reparatie
Eerste inspectie, 76
Reserveonderdelen, 91
Servicenummers, 117
Restgevaren, 27
Richtlijn apparatuur in explosieve omgeving, 13
Roterende delen, 15
S
Schakelschema, 54
Service op locatie
Servicenummers, 117
Servicenummers
Reserveonderdelen, 117
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
Index
Service op locatie, 117
Technische informatie, 117
Smeerplaatje, 82
Soorten smeermiddel, 83
Spanning door de omvormer, 38
Standaardkabelschroefverbindingen, 58
Standaarflens, 48
Stilstandverwarming, 28, 68, 69
Inbouw, 89, 92
Isolatieweerstand, 65
Onderhouden, 89, 92
Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, 15
Stoorspanningen, 18
Stooruitzendingen, 19
Storingen, 67
elektrisch, 71
Inspectie , 70, 76
Mechanisch, 71
Wentellager, 72
Storingsbestendigheid, 18
Systeemeigen frequenties, 29
Systeemresonanties, 29
Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, 15
Warme oppervlakken, 15
Vergrendelschakeling
Stilstandverwarming, 28
Vethoeveelheid, 81
Vijf veiligheidsregels, 13
W
Walslager
Vervanging, 91
Warme oppervlakken , 15
Wentellager
Inspectie, 77
Storingen, 72
Z
Zwaartepunt, 31, 45
T
Tandemaandrijving, 38
Te hoge toerentallen, 27
Technische informatie
Servicenummers, 117
Temperatuurgrenzen, 32
Temperatuurklasse, 69
Thermische motorbeveiliging, 28
Toepassingsgebied, 21
Transporteren, 31, 45
Transportschade, 30
Trillingswaarden, 29
U
Uitlijnen, 48
Uitrichten, 47, 48
Voorwaarden, 41
Uitzetting van de machine, 47
V
Veiligheidsaanbevelingen
Brandbare stoffen, 15
Onderhoudswerken, 73
Roterende delen, 15
Spanningvoerende delen, 14
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
131
Index
132
SIMOTICS XP 1MD5
Bedieningshandleiding 03/2014
AC EC-Declaration of Conformity (U161)
AB EC-Declaration of Conformity (U163)
AA R-No.20000h (U165)
Siemens AG
Industry Sector
Drive Technologies and Industry Automation
P.O. Box 4848
90327 NUREMBERG
GERMANY
www.siemens.com/drives