RUP Kriekepitte - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van

Download Report

Transcript RUP Kriekepitte - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van

RUP Kriekepitte
voorontwerp
augustus 2014
Onderzoek tot m.e.r.
Departement ruimte en milieu
Dienst ruimtelijke ordening
Cel ruimtelijke planning
0
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer
Initiatiefnemer:
Stadsbestuur Sint-Niklaas
Grote Markt 1
9100 Sint-Niklaas
Opdrachthouder:
Bart Van Lokeren
ruimtelijk planner
Grote Markt 1
9100 Sint-Niklaas
03 778 32 31
[email protected]
1
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Inhoud
1.
Beschrijving plan en afbakening plangebied ............................................................................. 4
1.1
Situering ........................................................................................................................ 4
1.2
Visie .............................................................................................................................. 4
1.2.1
Doelstelling ............................................................................................................. 4
1.2.2
Visie structuurplan ................................................................................................... 5
1.2.3
Visie woonplan ........................................................................................................ 6
1.2.5
Ruimtelijk uitvoeringsplan ........................................................................................ 7
1.3
Planalternatieven .......................................................................................................... 8
2. Onderzoek noodzaak passende beoordeling ............................................................................. 9
3. Onderzoek mogelijke aanzienlijke milieueffecten .....................................................................10
3.1
Toetsing kader vergunningen bijlage I/II/III projecten .....................................................10
3.2
Beschrijving mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan .....................................10
3.2.1
Gezondheid en veiligheid van de mens ....................................................................10
3.2.2
Ruimtelijke ordening ...............................................................................................12
3.2.3
Biodiversiteit, fauna en flora....................................................................................13
3.2.4
Energie- en grondstoffenvoorraden .........................................................................16
3.2.5
Bodem ...................................................................................................................16
3.2.6
Water ....................................................................................................................17
3.2.7
Atmosfeer en klimatologische factoren .....................................................................21
3.2.8
Geluid ....................................................................................................................22
3.2.9
Licht ......................................................................................................................23
3.2.10
Stoffelijke goederen ...............................................................................................23
3.2.11
Cultureel erfgoed....................................................................................................24
3.2.12
Landschap .............................................................................................................24
3.2.13
Mobiliteit ................................................................................................................25
3.3
Beschrijving mogelijke cumulatieve effecten ....................................................................28
3.4
Conclusie ......................................................................................................................28
4. Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten ......................................................................28
5. Conclusie ..............................................................................................................................29
6. Verzoek tot raadpleging .........................................................................................................29
2
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figurenlijst
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
Figuur
3
1 Situering op topografische kaart ........................................................................................ 4
2 Uitsnede uit de gewenste ruimtelijke structuur van de compacte stedelijke kern .................. 5
3 Situering van het plangebied in de wijk Fabiolapark............................................................ 6
4 Voorstel tot grafisch plan .................................................................................................. 7
5 Habitat- en vogelrichtlijngebieden ..................................................................................... 9
6 Luchtfoto ........................................................................................................................11
7 Geldende bestemmingen ter hoogte van het plangebied ....................................................13
8 Biologische waarderingskaart ...........................................................................................14
9 Aanduiding van te behouden groenzone ...........................................................................14
10 Zuidelijk bosje, grenzend aan de tuin van Hermelijn ........................................................15
11 Bodemkaart ..................................................................................................................16
12 Waterlopen ...................................................................................................................18
13 Hellingenkaart ...............................................................................................................18
14 Infiltratiegevoelige bodems ............................................................................................19
15 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden ........................................................................19
16 VMM-kaart met gemeten waarden stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) .....................22
17 Gewenste lijninfrastructuur volgens het Mobiliteitsplan (bron: GRS Sint-Niklaas, 2006) ......25
18 Buurtwegen ..................................................................................................................26
19 Bushalten recht voor seniorenresidentie Kriekepitte .........................................................26
20 Netplan De Lijn Oost-Vlaanderen ....................................................................................27
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
1. Beschrijving plan en afbakening plangebied
1.1 Situering
Het plangebied is gelegen in het zuidelijk randstedelijk gebied van Sint-Niklaas, op ongeveer 1,5 km
van de Grote Markt. Niet ver ten westen ligt het rond punt op het knooppunt van de N70 (ter plaatse
Koningin Astridlaan genaamd) en de N16 (ter plaatse Prins Alexanderlaan genaamd). Samen met de
hoogbouw bakens van het Koningin Fabiolapark (in de volksmond de “Blokken van Amelinckx”,
gebouwd in de jaren 1960-‟70) vormt de rotonde een ruimtelijke poort naar de stad. Deze omgeving
fungeert als overgangsruimte tussen de regionale bedrijvigheid nabij de E17 en de stadskern. Rond de
vijf hoge woontorens van het Koningin Fabiolapark ligt een aanzienlijke oppervlakte openbaar groen
met bijhorende voorzieningen. Aan de andere kant van de N16 ligt het Waasland Shopping Center
(WSC). Het plangebied ligt in het bouwblok dat begrensd wordt door de straten Voskenslaan, Hertjen,
Hertenstraat en Koningin Fabiolapark. Binnen het bouwblok is het RUP begrensd door de Voskenslaan
in het westen, woningen met tuinen in het noorden, een garage en tuinen in het oosten en woningen
met tuinen in het zuiden. De oppervlakte van het RUP bedraagt ongeveer 1,2 ha.
Figuur 1 Situering op topografische kaart
1.2 Visie
1.2.1
Doelstelling
Het plangebied van het RUP betreft een „strook voor openbaar nut (art. 6)‟ in BPA Hogenakkerwijk I
(4e wijziging, M.B. 04/10/2005). De huidige hoofdfuncties binnen de site zijn de seniorenresidentie
Kriekepitte en kinderdagverblijf Hermelijn. De seniorenresidentie verkeert in verouderde staat en
gezien het erg lage aandeel sociale woningen in de wijk Fabiolapark wil het stadsbestuur de bouw van
sociale huurappartementen mogelijk maken. In zitting van 30 december 2013 besliste het college
4
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
daarom prioritair een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op te maken om de bestemming
uit het BPA om te zetten naar een woonbestemming.
1.2.2
Visie structuurplan
De bestendige deputatie keurde op 22 juni 2006 het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) SintNiklaas goed.
Het plangebied is gelegen in de zuidelijke rand van de compacte stedelijke kern.
Het stedelijk gebied Sint-Niklaas fungeert als groeipool binnen de ruimtelijke structuur van de
gemeente. Hierin worden nieuwe ontwikkelingen inzake wonen, bedrijvigheid en stedelijke
voorzieningen gestimuleerd en gebundeld. Dit gebeurt binnen duidelijk vastgestelde lijnen, om een
ongeordende spreiding van functies en activiteiten tegen te gaan. Het bundelen van activiteiten in het
stedelijk gebied zorgt ervoor dat de rest van de gemeente kan gevrijwaard blijven voor de openruimtefuncties natuur, landbouw en bos en voor het wonen en werken op maat van de kernen van het
buitengebied. (GRS blz. 180)
De compacte stedelijke kern vormt het hart van het stedelijk gebied Sint-Niklaas. Zij omvat het gebied
van de historische kernbebouwing en strekt zich ongeveer uit tussen de Heistraat in het noorden, de
Smisstraat – Kapelstraat – Hertenstraat in het zuiden, de bedrijvenzone en ontginningsgebied van SVK
in het westen en de spoorlijn Sint-Niklaas – Mechelen in het oosten. (GRS blz. 258)
Figuur 2 Uitsnede uit de gewenste ruimtelijke structuur van de compacte stedelijke kern
Deze kern wordt behouden en verstevigd als het centrale stadsdeel, waarin woningen, stedelijke
voorzieningen, diensten en kleinhandel gecombineerd worden in een stedelijke dichtheid. De grote
bebouwingsdichtheid en de sterke verwevenheid van verschillende functies en activiteiten verlenen de
stadskern een bijzonder levendige en dynamische uitstraling. (GRS blz. 258)
5
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
De wijk Fabiolapark behoort tot de woonomgevingen in de onmiddellijke nabijheid van de stedelijke
corridor. Voor de stadswijken staat vooral een behoud en versterking van de bestaande
woonkwaliteit voorop. Dit betekent o.m. de versterking van de buurtgebonden – openbare en
commerciële – voorzieningen, de uitbouw van het wijkgroen en speelvoorzieningen en de verbetering
van de verkeersveiligheid en –leefbaarheid. (GRS blz. 202)
Sint-Niklaas streeft een verdubbeling na van het aandeel sociale woningen in het totale aanbod aan
woningen in de gemeente. Een verdubbeling van het aandeel sociale woningen van 6% naar 12%
betekent dat er de volgende jaren ca. 1.500 nieuwe sociale huurwoningen moeten voorzien worden.
Daarnaast worden ook nieuwe sociale koopwoningen voorzien, gelijk aan het aantal dat gerealiseerd
werd sedert 1980 (ca. 350 woningen). (GRS blz. 254)
Het voorliggende RUP vertoont geen strijdigheden met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
1.2.3
Visie woonplan
Op 24 februari 2012 werd het Woonbeleidsplan Sint-Niklaas door de gemeenteraad goedgekeurd als
beleidsplan.
Het woonplan situeert de site van het RUP in de wijk Fabiolapark.
Figuur 3 Situering van het plangebied in de wijk Fabiolapark
Het Fabiolapark is de dichtstbevolkte wijk van Sint-Niklaas. De wijk bestaat dan ook voor 95% uit
appartementen. De wijk kent niet enkel de hoogste bevolkingsdichtheid en het hoogste aandeel
appartementen; ook met betrekking tot het aandeel alleenstaanden (57%) en het aandeel 60-plussers
(41%) scoort de wijk het hoogst ten aanzien van de andere wijken in Sint-Niklaas. Deze kenmerken,
in combinatie met het erg lage aandeel sociale woningen (1,2%) zorgt ervoor dat de wijk voor enkele
grote uitdagingen staat. De vergrijzingsproblematiek is hier één van. (woonplan blz. 134)
Een eerste belangrijke aanbeveling voor de wijk Fabiolapark is een meer gedifferentieerd
woonaanbod. Gezien de zeer beperkte uitbreidingsmogelijkheden in de wijk met nog slechts 2
onbebouwde percelen is dit echter geen haalbare aanbeveling op korte termijn. Hetzelfde geldt voor
6
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
de uitbreiding van het sociaal woonaanbod. Wél haalbaar en zeker zo belangrijk is het inspelen op de
toenemende vergrijzing in de wijk. Meer dan 40% van de bewoners van het Fabiolapark is ouder dan
60 jaar en een heel deel onder hen woont bovendien alleen. Het is daarom aangewezen om de
diensten en voorzieningen voor senioren in de wijk sterk uit te breiden en de bestaande
woningvoorraad (hoofdzakelijk appartementen) aan te passen aan de behoeften en fysieke
beperkingen van de ouderen in de wijk. Daarnaast is het aangewezen om ook het omliggende groen
zo toegankelijk mogelijk te maken en dit voor alle leeftijdsgroepen. (woonplan blz. 134-135)
1.2.5
Ruimtelijk uitvoeringsplan
Het RUP wijzigt de strook voor openbaar nut (art. 6) uit het BPA Hogenakkerwijk I (4e wijziging, M.B.
04/10/2005) naar een zone voor wonen.
De hoofdbedoeling van het RUP is (sociaal) wonen op de site mogelijk te maken. Daarbij blijven de
mogelijkheden voor gemeenschapsvoorzieningen uit het BPA minstens behouden, voor o.m.
kinderdagverblijf Hermelijn. Het RUP voorziet bijgevolg in de bestemmingen wonen en
gemeenschapsvoorzieningen. Bij nieuwbouw worden de voorschriften van het BPA als uitgangspunt
behouden eventueel aangevuld met een beperkte 4e bouwlaag. Eveneens kan de bestaande toestand
blijven bestaan. Hiermee wordt ingezet op een flexibel RUP om de huidige en toekomstige wensen te
kunnen opnemen. Er wordt minstens een groenscherm voorzien als buffer tussen het plangebied en
storende aangrenzende functies, zoals de strook voor berg- en werkplaatsen uit het BPA.
Onder de vorm van twee indicatieve aanduidingen wordt ook aandacht besteed aan bestaande
elementen die behouden moeten blijven. Enerzijds moeten de waardevolle planten in het zuidelijk
gelegen bosje (groene arcering) maximaal gevrijwaard worden. Anderzijds dient een voldoende ruime
ontsluitingsweg (zwarte pijl) van op de Voskenslaan de toegankelijkheid van het binnengebied voor
gemotoriseerd verkeer verzekeren.
Figuur 4 Voorstel tot grafisch plan
7
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
1.3 Planalternatieven
Het RUP betreft een stedenbouwkundige verruiming van de strook voor openbaar nut naar een zone
voor wonen, met als aanleiding het toestaan van sociaal wonen binnen de site. Belangrijk
aandachtspunt is het waardevolle bosje in het zuidelijk deel van het plangebied.
Het nulalternatief (bestaande bestemming) is het alternatief waarbij het plan niet wordt uitgevoerd
en omvat alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het project- en studiegebied wanneer het plan
niet zou doorgaan. Het plangebied ligt thans in één geldend bestemmingsplan, namelijk BPA
Hogenakkerwijk I (4e wijziging, M.B. 04/10/2005). In dit BPA is slechts één bestemming van kracht op
de voorliggende site, namelijk „strook voor openbaar nut (art. 6)‟. Het bestemmingsvoorschrift voor
deze zone luidt als volgt: “Zone bestemd voor het oprichten van gebouwen van openbaar nut”. De
verschillen van dit nulalternatief tegenover het voorliggend RUP zijn eerder beperkt. Het grootste
verschil tussen het voorstel tot RUP en het thans geldende BPA is dat de huidige bestemming geen
woonfunctie (met als uitzondering assistentiewoningen door hun karakter van openbaar nut) toelaat.
Hierdoor kan er geen nieuwe woonfunctie opgericht worden binnen de zone. Het bestaande gebouw
van residentie Kriekepitte (opgetrokken in 1974) is onderhevig aan slijtage maar een vooronderzoek
heeft aangetoond dat het gebouw niet te renoveren is volgens de actuele huisvestingsnormen zonder
in te boeten op de stabiliteit. Sloop en nieuwbouw dringt zich op maar door de beperkte voorschriften
van het BPA zijn hier geen kandidaten voor, waardoor het gebouw verder dreigt te vervallen. Het
nulalternatief is bijgevolg niet wenselijk.
De referentiesituatie (bestaande toestand) van het plangebied is één van de mogelijke invullingen
in het nulalternatief. De site wordt namelijk gebruikt voor seniorenresidentie Kriekepitte en
kinderdagverblijf Hermelijn, die beiden zone-eigen zijn volgens het BPA. Ook de buitenaanleg rond en
tussen deze twee hoofdfuncties past binnen de bestaande bestemming.
Een inrichtingsalternatief voor de invulling van de zone voor wonen kan bestaan uit het behoud
van het hoofdgebouw van residentie Kriekepitte. Aangezien uit technisch vooronderzoek is gebleken
dat het bestaande hoofdgebouw bouwtechnisch niet geschikt is voor renovatie volgens de nieuwste
huisvestingsnormen, wordt een nieuwbouw voor sociale huurappartementen voorgesteld. Hierdoor
zou het sociaal woonaanbod aanzienlijk stijgen in een wijk met een erg laag aandeel sociale
woningen. Een nieuwbouw kan zich beperken tot de huidige footprint maar een uitbreiding ervan is
ook mogelijk, in de richting van de Voskenslaan en/of in zuidelijke richting (tussen de Voskenslaan en
de speeltuin van Hermelijn). In geen geval mag de nieuwbouw de ruimte van het kinderdagverblijf
verkleinen. Hermelijn heeft geen renovatie- of uitbreidingsplannen op korte termijn. Op langere
termijn echter kan dit achterliggend binnengebied ook aangesneden worden voor woonprojecten. In
dat geval vormt de opmaak van inrichtingsalternatieven een belangrijk onderdeel van het ontwerpend
onderzoek dat moet gebeuren in het kader van eventuele projectontwikkeling. Om te bewaken dat
aan de opgelegde randvoorwaarden en inrichtingsvoorschriften wordt voldaan en dat een hoge
kwaliteit wordt nagestreefd, moet bij aanvragen immers een gedetailleerde verantwoordingsnota van
de geplande toestand gevoegd worden.
De verruimde bestemmingsmogelijkheden laten verschillende ontwikkelingsalternatieven toe. Het
gebied is in hoofdzaak bestemd voor wonen en openbare nuts- en gemeenschapsvoorzieningen.
Rekening houdend met een V/T van 1 is de maximale vloeroppervlakte voor deze functies ca. 12.000
m². De huidige bestemmingsvoorschriften binnen de strook voor openbaar nut (ca. 12.000 m²) laten
reeds gebouwen van openbaar nut toe met een maximale bouwhoogte van 9 m, rekening houdend
met een V/T 1 en een bouwvrije zijdelingse strook van minimum 9 m t.o.v. de aanpalende
bestemmingsstrook of perceelsgrenzen. Het RUP laat bijkomend nieuwe woonfunctie toe voor de
zone, mits vrijwaring van het waardevolle bosje in het zuiden van de site.
8
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
2. Onderzoek noodzaak passende beoordeling
Artikel 36 ter van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu bepaalt dat ieder
plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten,
plannen of programma‟s – een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als
speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden
aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld
of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn
79/409/EEG van 02-05-1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21-05-1992).
Onderstaande kaart laat zien dat de afstanden van het plangebied tot de speciale beschermingszones
voldoende groot zijn om enige betekenisvolle impact te kunnen hebben.

Afstand tot het dichtstbijzijnde Habitatrichtlijngebied: 4,8 km ten zuiden van het plangebied
“Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent” (gebiedscode BE2300006).
Afstand tot aan het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied: 4,8 km ten zuiden van het plangebied
“Durme en de middenloop van de Schelde” (BE2301235).

Conclusie: Er is geen passende beoordeling vereist.
Figuur 5 Habitat- en vogelrichtlijngebieden
9
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
3. Onderzoek mogelijke aanzienlijke milieueffecten
3.1 Toetsing kader vergunningen bijlage I/II/III projecten
Het voorgenomen plan heeft als doel om de bestemming van de strook voor openbaar nut uit het BPA
Hogenakkerwijk I te verruimen naar (sociaal) wonen, met bijzondere aandacht voor het waardevolle
bosje in het zuidelijk deel van het plangebied.
De confrontatie van deze ontwikkeling met de bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse
Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan
milieueffectrapportage wijst uit dat het voorgenomen project niet voorkomt in bijlage I of bijlage II
maar wel in bijlage III.
Het RUP vormt bijgevolg geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project
opgesomd in bijlage I of bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, maar wel
voor een project opgesomd in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004,
namelijk voor de rubriek 10b: “Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van
winkelcentra en parkeerterreinen”. Aangezien het RUP echter het gebruik bepaalt van een klein
gebied van ongeveer 1,2 ha met lokale functies (kinderdagverblijf en gepland sociaal woonproject), is
het derhalve screeningsgerechtigd.
3.2 Beschrijving mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan
3.2.1
Gezondheid en veiligheid van de mens
Referentie:
De oppervlakte van het RUP bedraagt ongeveer 1,2 ha en omvat 2 hoofdfuncties, namelijk
seniorenresidentie Kriekepitte langs de Voskenslaan en kinderdagverblijf Hermelijn in het daarachter
gelegen binnengebied. Beide functies zijn stedelijke voorzieningen. Ze worden hieronder apart
behandeld. Kriekepitte is besproken op basis van een schattingsverslag van een meetkundig schatter
van onroerende goederen, Hermelijn op basis van gegevens van de stedelijke dienst Buitenschoolse
Opvang. Het waardevolle bestaande (en te behouden) bosje in het zuidelijke deel van de site wordt
gescreend onder „3.2.3 Biodiversiteit, fauna en flora‟.
Stedelijke seniorenresidentie Kriekepitte
Gezinnen of alleenstaanden die in Sint-Niklaas wonen en zich nog goed kunnen behelpen, komen in aanmerking voor het huren
van de flats. Aan de toewijzing zijn algemene voorwaarden en een rangorde volgens prioriteiten gekoppeld.
De building is opgetrokken in 1974. Het gebouw bestaat uit een ondergrondse kelder, gelijkvloers en 4 verdiepingen met plat
dak. Er zijn in totaal 52 wooneenheden (allemaal seniorenflats), gelegen langs privéhallen. Momenteel zijn nog 44 van de 52
appartementen bewoond. De kamers beschikken over een inkomhal, woonkamer, slaapkamer, keukentje, opbergruimte en
badkamer. Op het gelijkvloers is er eveneens de centrale inkomhal, een cafetaria, een sanitair blok en een aantal spreekkamers.
De bouwlagen worden verbonden via 2 traphallen of de centrale lift.
Gelet op de aangepaste regelgeving en de hedendaagse comforteisen, zullen aan deze building een groot aantal
werkzaamheden moeten uitgevoerd worden. Zo zal de indeling zodanig moeten aangepast worden, dat er per 3 wooneenheden
slechts 2 nieuwe wooneenheden worden gevormd. De betonwanden zijn losgekomen en dienen vervangen te worden.
Aanpassingen naar de hedendaagse comforteisen houden in dat het gebouw grotendeels gestript zal moeten worden, om dan
opnieuw aan te kleden. Men kan inschatten dat het strippen van het gebouw in de grootorde van 250.000 euro zal liggen.
Samengevat kan gesteld worden dat het gebouw verouderd is, structureel maar ook wat betreft indeling. Voor aanpassing aan
de huidige normen betreffende (senioren)huisvesting zal de building ontmanteld moeten worden. Het betonskelet zou als
basisconstructie hergebruikt kunnen worden mits de nodige werken om opgetreden slijtage tegen te gaan.
Bij de residentie horen 10 aaneengesloten gemetste garages en 10 parkeerplaatsen, waarvan er 3 gereserveerd zijn voor
mensen met een beperking. Tussen de parkeerplaatsen en garages staat een glascontainer. Deze voorzieningen bevinden zich
tegen de noordelijke grens van het plangebied.
10
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Stedelijk kinderdagverblijf Hermelijn
De Hermelijn is momenteel erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin voor een capaciteit van 59 kindjes van 0 tot 3 jaar. Een
aanvraag is ingediend om dit aantal te verhogen tot 70. Er zijn 4 leefgroepen, waarbij er meer kindjes per groep zijn naarmate
de leeftijd hoger is. Er is ook opvang mogelijk van maximaal 21 kinderen van 0 tot 8 jaar. Inclusief keukenpersoneel werken er
25 à 30 mensen in het kinderdagverblijf, waarvan de meesten deeltijds.
Alle gebouwen van Hermelijn bestaan enkel uit een gelijkvloerse bouwlaag met plat dak. Er zijn wel kleine verschillen in
kroonlijsthoogte, bijvoorbeeld tussen oude en nieuwe delen. Ten noorden, aansluitend aan de hoofdingang, ligt een parking
met een capaciteit van 20 wagens. Er liggen ook nog 8 plaatsen tegen de oostelijke grens van het plangebied. In totaal zijn dit
28 gemarkeerde plaatsen. Langs de zuidelijke zijde sluit het gebouw aan op een ruime omheinde buitenspeeltuin, met
terrassen, gazon en solitaire loofbomen. Daarachter, verder zuidelijk, staat het waardevolle bosje. Ook langs de westkant is nog
beplanting, maar deze is minder waardevol en dient vooral als buffer tegenover de aangrenzende percelen.
Ongeveer 10 jaar geleden (goedkeuring stedenbouwkundige vergunning in 2003) werd het kinderdagverblijf uitgebreid en
gerenoveerd. Het bestaande gebouw en de bijgebouwen voldoen sindsdien aan de noden. Wat toekomstperspectieven betreft is
er thans enkel interesse om het meest zuidelijk gelegen gebouw (ook wel de „bungalow‟ of „chalet‟ genoemd) uit te breiden en
te renoveren. Dit bijgebouw wordt nu soms gebruikt als vergader- of speelruimte maar dit is door de beperkte isolatie in de
winter bijvoorbeeld niet mogelijk. De vernieuwing hiervan tot volwaardige speelruimte is echter niet hoogdringend en er is in
deze legislatuur tevens geen budget voor voorzien.
Figuur 6 Luchtfoto
In de omgeving van de stad Sint-Niklaas bevinden zich vier lagedrempel Seveso-inrichtingen maar
geen enkele hogedrempelinrichting. De lagedrempelinrichtingen bevinden zich wel alle 4 binnen een
afstand van minder dan 2 km van het plangebied. Het betreft volgende bedrijven:
 ADDI-Tech (Industriepark-Noord 18, 9100 Sint-Niklaas, 0,9 km ten zuidoosten van het RUP) met
als hoofdactiviteit de vervaardiging van veevoeders;
 Sita Recyper (Industriepark-West 54, 9100 Sint-Niklaas, 1,3 km ten zuidwesten van het RUP) met
als hoofdactiviteit de recyclage van afvalstoffen;
 Fujifilm Hunt Chemicals Europe (Europark-Noord 21-22 en 25-26, 9100 Sint-Niklaas, 1,3 km ten
noordoosten van het RUP) met als hoofdactiviteit het produceren en verkopen van chemische
basisproducten voor fotografie en film;
11
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer

Anorel (Europark-Noord 45-46, 9100 Sint-Niklaas, 1,6 km ten noordoosten van het RUP) met als
hoofdactiviteit het produceren en distribueren van meststoffen en voedingssupplementen voor
dieren.
Beschrijving effect:
Het RUP biedt uiteenlopende mogelijkheden binnen het plangebied, aangezien woongebied in regel
een eerder ruime bestemming is. Er moet aandacht besteed worden aan de (woon)kwaliteit, rekening
houdende met „lichten en zichten‟ en voldoende groenvoorziening. Eveneens kan de bestaande
toestand blijven bestaan. Het zuidelijk gelegen waardevolle bosje wordt hoe dan ook in stand
gehouden en eventueel opgewaardeerd.
Conclusie:
Tegenover de bestaande toestand en de huidige mogelijkheden op de site zal de uitvoering van het
RUP geen bijkomende hinder of risico‟s voor de gezondheid en de veiligheid van de omwonenden en
de nieuwe gebruikers of bewoners opleveren. De toekomstige mogelijkheden zijn verenigbaar met de
omgeving.
3.2.2
Ruimtelijke ordening
Referentie:
Het plangebied van het RUP ligt thans in één geldend bestemmingsplan, namelijk BPA Hogenakkerwijk
I (4e wijziging, M.B. 04/10/2005). In dit BPA is slechts één bestemming van kracht op de voorliggende
site, namelijk „strook voor openbaar nut (art. 6)‟. Hieronder is het bestemmingsvoorschrift voor deze
zone opgenomen.
Art. 6 – strook voor openbaar nut
Stroken en afmetingen: zie plan.
I. Bestemming
Zone bestemd voor het oprichten van gebouwen van openbaar nut.
II. Bouwhoogte
Maximum 9 m.
III. Bezetting
V/T = 1.
IV. Bouwvrije zijdelingse strook
Minimum 9 m t.o.v. de aanpalende bestemmingsstrook of perceelsgrenzen.
V. Welstand van de gebouwen
A. Dakvorm
Vrij.
B. Materialen
Degelijk opgevoegd metselwerk, sierbetonelementen, sierbepleisteringen, staalconstructie, waarvan de kleuren
niet storend zijn aan de omgeving.
12
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 7 Geldende bestemmingen ter hoogte van het plangebied
Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Sint-Niklaas werd goedgekeurd op 22 juni 2006. Het
richtinggevend gedeelte werd in „1.2.2 Visie structuurplan‟ uitvoerig besproken. Het voorliggend RUP
vertoont geen strijdigheden met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Beschrijving effect:
Het RUP zorgt ervoor dat de mogelijkheden die plaatselijk reeds aanwezig zijn volgens de
voorschriften van het thans geldende BPA Hogenakkerwijk I behouden blijven en verruimt bijkomend
de woonmogelijkheden. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan de vrijwaring en eventuele
opwaardering van het waardevolle bosje in het zuiden van de site. De stedenbouwkundige verruiming
naar wonen impliceert dat in de verdere uitwerking randvoorwaarden en inrichtingsvoorschriften
opgenomen moeten worden om de kwaliteit te bewaken.
Conclusie:
Geen aanzienlijk negatief effect.
3.2.3
Biodiversiteit, fauna en flora
Referentie:
Het plangebied is niet gelegen in een VEN of IVON gebied.
Er bevinden zich geen habitat- of vogelrichtlijngebieden in de onmiddellijke omgeving.
Het plangebied zelf heeft geen biologische kwaliteiten volgens de biologische waarderingskaart (versie
2).
13
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 8 Biologische waarderingskaart
Het dichtst bij gelegen gekarteerde element in de omgeving is het noordelijk gelegen parkbosje met
vijver aan de overzijde van de Voskenslaan. Dit is een complex van biologisch minder waardevolle en
waardevolle elementen.
Op de RUP site zelf is echter wel een waardevolle (maar niet als zodanig gekarteerde) groenzone
aanwezig. Het gebied is bezocht en beschreven door de stedelijke natuurambtenaar.
Figuur 9 Aanduiding van te behouden groenzone
14
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Het park is een gemengd loof – en naaldbosje. Het bestand loofbomen bestaat voornamelijk uit
Amerikaanse eik. Het naaldbomenbestand bestaat uit lork, grove den en Corsicaanse den. De
onderbegroeiing bestaat uit een lappendeken van relatief jonge vlier- en hazelaarstoven, grassen en
mannetjesvarens. Hoewel het bosje is opgebouwd uit hoofdzakelijk uitheemse bestanddelen heeft het
toch een bepaalde ecologische waarde. De Amerikaanse eiken zijn vitale exemplaren van ± 25 jaar.
Gezien hun relatief zachte hout zijn het geschikte bomen voor spechtenholen, welke op hun beurt van
belang zijn voor andere vogels, insecten en zoogdieren. De naaldbomen creëren een habitat voor
schimmels en paddenstoelen. De onderbegroeiing levert foerageermogelijkheden voor vogels. Het
bosje kan tevens fungeren als beschuttingsmogelijkheid voor allerlei dieren, en als stapsteen in het
stedelijke groennetwerk.
Het onderhoud wordt uitgevoerd door de stedelijke groendienst.
Bij het plaatsbezoek werd vastgesteld dat het bos bespeeld werd, wat de noodzaak tot verankering in
het RUP bevestigd.
Figuur 10 Zuidelijk bosje, grenzend aan de tuin van Hermelijn
Beschrijving effect:
In het plangebied bevindt zich geen gekarteerde waardevolle fauna of flora die verloren dreigt te gaan
bij ruimtelijke ontwikkelingen op de site. In het zuiden van de site staat wel een niet-gekarteerd
waardevol bosje. In tegenstelling tot het BPA, voorziet voorliggend RUP de bestendiging en
instandhouding ervan.
Conclusie:
Positief effect.
15
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
3.2.4
Energie- en grondstoffenvoorraden
Referentie:
In de omgeving van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden.
Er zijn geen energieproducerende of -verwerkende centrales in de onmiddellijke omgeving van de site.
Er bevinden zich geen hoogspanningsleidingen in de onmiddellijke omgeving van de site.
Beschrijving effect:
Het plan heeft bijgevolg geen gevolgen voor energie- en grondstoffenvoorraden.
Conclusie:
Geen effect.
3.2.5
Bodem
Referentie:
Volgens het grondeninformatieregister van OVAM heeft binnen de projectgrenzen nog geen
bodemsaneringsproject (BSP), oriënterend bodemonderzoek (OBO) of beschrijvend bodemonderzoek
(BBO) plaatsgevonden.
Volgens de bodemkaart heeft het grootste deel van de site een matig droge lemig zandbodem met
structuur B horizont (blauw gekleurd). Noordelijk grenst een matig natte lemig zandbodem met dikke
antropogene humus A horizont (donkerder blauw). Zuidelijk grenst een droge lemig zandbodem met
structuur B horizont (lichter blauw). De Hertenstraat met aangrenzende bebouwing heeft een
antropogene (kunstmatige) ondergrond.
Figuur 11 Bodemkaart
16
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Ongeveer de helft van de oppervlakte van de site is verhard. De verharding bestaat hoofdzakelijk uit
de gebouwen van Kriekepitte en Hermelijn. De niet-overdekte verharde oppervlakte betreft opritten
en parking. Ongeveer de helft van de groene ruimte is gazon, de andere helft is beplant met hoger
groen.
Beschrijving effect:
Tegenover de bestaande toestand kan bebouwing of verharding bijkomen op de site maar tegenover
het geldende BPA verkleint het RUP de oppervlakte te bebouwen of te verharden oppervlakte, als
gevolg van de vrijwaring van het zuidelijk gelegen bosje.
Wel is de realisatie van een ondergrondse parking als mogelijkheid voorzien. In het geval van
bodemverontreiniging nemen we aan dat zowel tijdens aanleg- als exploitatiefase de nodige wettelijk
voorziene maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. Ook wanneer er risico op
verspreiding van bodemverontreiniging bestaat, nemen we aan dat de geldende regelgeving wordt
gevolgd (i.e. een technisch verslag opstellen bij grondverzet). Tenslotte wordt ervan uitgegaan dat
men tijdens de constructiefase de regels van goed vakmanschap toepast opdat schade (b.v. door
zetting van de ondergrond) t.h.v. de bestaande constructies wordt vermeden.
Conclusie:
Geen aanzienlijk negatief effect.
3.2.6
Water
Referentie:
Er wordt een toets gedaan op het risico tot overstroming (ligging al dan niet in MOG/ROG-gebieden)
en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen.


De site ligt in het Beneden-Scheldebekken, in de subhydrografische zone (VHA) Barbierbeek.
Het water uit de site stroomt af naar de Waterloop van de Hoge Landen, een als derde categorie
geklasseerde waterloop met als beheerder de Stad Sint-Niklaas.
De planzone en de directe omgeving zijn niet overstromingsgevoelig.
Het plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier.
Het plangebied bevindt zich niet in risicozones voor overstromingen, recent overstroomde
gebieden (ROG) of van nature overstroombare gebieden (NOG).
Het plangebied en de directe omgeving ervan zijn niet erosiegevoelig.




In het plangebied bevinden zich geen waterlopen die zijn opgenomen in de atlas van de waterlopen.
17
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 12 Waterlopen
Binnen of langs de grenzen van het plangebied komen geen sterke hellingen voor.
Figuur 13 Hellingenkaart
Het plan is gelegen in een gebied dat infiltratiegevoelig is. Hier infiltreert het hemelwater goed door
naar de ondergrond.
18
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 14 Infiltratiegevoelige bodems
Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2), waardoor een éénlaagse
ondergrondse parkeergarage de grondwaterstroming in het plangebied niet problematisch zal
verstoren.
Figuur 15 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden
19
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Beschrijving effect:
Er is geen directe ingreep van het plan op waterlopen (tracéwijzigingen, inbuizingen) en het plan
heeft geen invloed op kust- of zeewateren. Het plangebied van het RUP bevindt zich niet in
risicozones voor overstromingen en recent overstroomde gebieden (OC-GIS Vlaanderen).
Het plan is gelegen in een gebied dat infiltratiegevoelig is, met een bodem bestaande uit vochtig zand
(Sc) volgens de bodemkaart. In deze bodemtextuur is de infiltratie van hemelwater naar de
ondergrond goed mogelijk. Als er verhardingen worden aangebracht in het plangebied is het dus
nuttig dat deze uit waterdoorlatende materialen bestaan. Ook kan water in de bodem dringen door de
aanleg van groene ruimte. Aangezien infiltratie technisch mogelijk is, wordt opgelegd om voor de
opvang van hemelwater van niet-waterdoorlatende verhardingen een infiltratievoorziening te
realiseren met volgende dimensies:
 de infiltratieoppervlakte moet minstens 400 m²/ha verharde oppervlakte zijn;
 het volume van deze voorzieningen moet minstens 330 m³/ha verharde oppervlakte zijn;
 de infiltratievoorziening mag niet aangelegd worden onder het maximale niveau van de
grondwatertafel, voor een drainageklasse c niet dieper dan 70 cm onder het maaiveld.
Infiltratie kan echter in de winter tijdelijk moeizaam verlopen omwille van zeer hoge
grondwaterstanden.
Het plangebied voorziet geen grootschalige ondergrondse constructies die de grondwaterstroming
kunnen verstoren. Er wordt wel de mogelijkheid voorzien voor de aanleg van een ondergrondse
parking. Indien er in type 2 (= matig gevoelig) gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt
met een diepte van meer dan 5 m en een horizontale lengte van meer dan 100 m dient advies
aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.
De nieuwe bebouwing en verharding, die het ruimtelijk uitvoeringsplan mogelijk maakt, is wat schaal
betreft vergelijkbaar met de bestaande gebouwen en verhardingen. Bij grondige renovatie of
nieuwbouw wordt een gescheiden riolering aangelegd voor de afvoer van het huishoudelijk
afvalwater, als dit nog niet het geval was.
Bij de ontwikkeling van het gebied moet voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2. § 4 van Vlarem II met
betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6° a) opgenomen in art. 5 van het decreet
integraal waterbeleid en het concept „vasthouden-bergen-afvoeren‟ dat opgenomen is in de
waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Dit betekent dat het propere hemelwater in eerste
instantie zoveel mogelijk moet herbruikt worden, in tweede instantie dat het hemelwater zoveel
mogelijk moet geïnfiltreerd worden en in laatste instantie dat slechts een beperkt debiet (na buffering)
vertraagd mag afgevoerd worden naar de natuurlijke waterlopen.
Er wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) van 5 juli 2013 van
het Vlaamse gewest. De GSV inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen
en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing binnen het plangebied
aangezien er bijkomende constructies worden toegelaten.
Conform het geldend provinciale beleidskader van Oost-Vlaanderen, moet bij de realisatie van
verharde oppervlaktes van meer dan 1.000 m² bijkomende milderende maatregelen genomen
worden. Bijkomende infiltratie- en buffercapaciteit moet worden voorzien om de (versnelde) afvoer
naar de waterlopen van nieuw aan te leggen verharding te vermijden of te beperken.
In het geval van waterverontreiniging nemen we aan dat zowel tijdens aanleg- als exploitatiefase de
nodige wettelijk voorziene maatregelen worden genomen om verontreiniging te voorkomen. Ook
wanneer er risico op verspreiding van grondwaterverontreiniging bestaat, nemen we aan dat de
geldende regelgeving wordt gevolgd (i.e. een bijkomende vergunning aanvragen bij
onttrekking/lozing/zuivering van verontreinigd grondwater). Tenslotte wordt ervan uitgegaan dat men
tijdens de constructiefase de regels van goed vakmanschap toepast opdat verzilting van het zoet
water wordt voorkomen.
20
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP kunnen nog bijkomende richtlijnen m.b.t. de
waterhuishouding opgenomen worden.
Bijgevolg kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat deze planoptie geen schadelijke effecten
teweegbrengt voor de waterhuishouding van het gebied conform de bepalingen inzake integraal
waterbeheer.
Conclusie:
M.b.t. de watertoets kan geoordeeld worden dat het RUP geen aanzienlijke negatieve impact heeft op
de waterhuishouding. Bij projectontwikkeling zal men bij aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning
moeten aantonen dat het geplande project kan voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige
verordening betreffende hemelwater.
3.2.7
Atmosfeer en klimatologische factoren
Referentie:
De site wordt gebruikt door de stedelijke seniorenresidentie Kriekepitte en het stedelijk
kinderdagverblijf Hermelijn. Er is geen noemenswaardige bestaande uitstoot en deze is ook in de
toekomst (eventueel bijkomende woonfunctie) niet te verwachten. Het plangebied bevindt zich
dichtbij het knooppunt N16/N70 en het Waasland Shopping Center, waar vooral de verkeersintensiteit
een aanzienlijke uitstoot van uitlaatgassen genereert. Deze factor heeft de sterkste invloed op de
plaatselijke luchtkwaliteit.
Op basis van interpolatiekaarten kan een benadering worden gegeven van de luchtkwaliteit in
Vlaanderen. Hierbij wordt enkel gefocust op de concentraties van stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof
(PM10) omdat het naleven van de Europese grenswaarden voor deze polluenten het meest kritisch is
in Vlaanderen.
Het plangebied ligt in een roostercel van de interpolatiekaart waar er gemiddeld (2010-2012) 30
overschrijdingen van 50 µg/m3 daggemiddelde concentratie van PM10 optreden. Omdat deze waarde
op een jaar minder dan 35x wordt overschreden is er geen normoverschrijding van het PM10
daggemiddelde.
Het plangebied is gelegen in een roostercel van de interpolatiekaart met een jaargemiddelde
concentratie van een gemiddelde (2010-2012) PM10 van 28. Omdat de jaargemiddelde concentratie
onder 40 µg/m3 blijft wordt de norm niet overschreden.
Het plangebied bevindt zich in een roostercel van de interpolatiekaart met een jaargemiddelde (2012)
concentratie van NO2 van 38. Omdat de jaargemiddelde concentratie onder 40 µg/m3 blijft wordt de
norm niet overschreden.
De totale index toont de hoogste index per roostercel van de 3 vorige lagen. Het plangebied bevindt
zich aldus in het uiterste zuiden van een roostercel met een oranje kleur en een totale index van 7
(ondermaats).
21
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 16 VMM-kaart met gemeten waarden stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)
Beschrijving effect:
De site wordt voorzien voor de instandhouding van de bestaande situatie of voor doordachte
projectontwikkeling op kleine schaal. Er worden dan ook geen bijkomende emissies verwacht die
noemenswaardig zijn tegenover de bestaande referentiesituatie, met als belangrijkste factor de
situering ten oosten van een druk verkeersknooppunt. Er kan dan ook gesteld worden dat deze
ontwikkeling een te verwaarlozen bijkomende impact heeft op de luchtkwaliteit.
Conclusie:
Geen aanzienlijk negatief effect.
3.2.8
Geluid
Referentie:
De aanwezige functies in het plangebied produceren niet veel geluid t.o.v. de omgeving maar de
vlakbij gelegen bovenlokale N-wegen (N16 en N70) doen dit echter wel. Een aantal hinderaspecten
zoals geluidshinder zijn inherent aan de directe omgeving van zulke wegen met een hoge verkeerslast
maar door het beperkte snelheidsregime (70 en 50 km/u) wordt deze hinder sterk beperkt.
Beschrijving effect:
De site zelf produceert geen noemenswaardige geluidsoverlast en dit is ook in de toekomst niet te
verwachten. Geluidshinder bij projectontwikkeling binnen de site is tijdelijk overdag tijdens werkdagen
in de aanlegfase. Ambachtelijke of industriële inrichtingen zijn niet toegelaten in het plangebied, noch
in de omgeving. Eventuele bijkomende geluidshinder als gevolg van het RUP kan bestaan uit een
beperkte vermeerdering van gemotoriseerd verkeer. Er kan gesteld worden dat deze ontwikkeling een
te verwaarlozen impact heeft op geluid. De ligging vlakbij de N16 en N70 definieert de plaatselijke
geluidsintensiteit, het huidig geluidsniveau in het plangebied wordt quasi volledig bepaald door de
omgeving. Maatregelen om dit omgevingsgeluid binnen het plangebied te bufferen op bouwkundig
niveau kunnen worden opgenomen in de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning.
22
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Conclusie:
De door dit RUP beoogde ontwikkelingsmogelijkheden zullen geen bijkomende significante
geluidsoverlast genereren die de draagkracht van de omgeving op de helling plaatst. Wat betreft
geluidsproductie worden de bijkomende mogelijkheden volgens dit RUP van dezelfde grootteorde
geacht als de bestaande mogelijkheden. Er is geen extra aanzienlijke geluidsproductie en dus geen
aanzienlijk negatief milieueffect te verwachten op het vlak van geluidshinder.
3.2.9
Licht
Referentie:
In het plangebied is er vooral lichtimpact van de aanwezige en omliggende gebouwen (hoofdzakelijk
woningen), de Fabiolablokken en het Waasland Shopping Center. Daarnaast heeft de straatverlichting
de grootste lichtimpact.
Beschrijving effect:
Eventueel bijkomende lichthinder door verlichting van een uitbreiding van het aantal
woongelegenheden.
Conclusie:
Geen aanzienlijk negatief effect.
3.2.10 Stoffelijke goederen
Referentie:
De volledige site, bestaande uit 7 kadastrale percelen, is private eigendom van de stad Sint-Niklaas.
De site is thans enkel toegankelijk voor bewoners van Kriekepitte en bezoekers van Hermelijn.
Beschrijving effect:
In het kader van het kerntakendebat van de stad werd over de seniorenresidentie Kriekepitte het
standpunt ingenomen dat het beheer van deze residentie duidelijk geen taak meer is van de stad. Het
is de bedoeling om de gronden en gebouwen over te dragen aan de Sint-Niklase Maatschappij voor de
Huisvesting (SNMH).
In zitting van 3 februari 2014 besliste het college van burgemeester en schepenen hierover het
volgende:
Artikel 1:
Het college beslist principieel seniorenresidentie Kriekepitte, Voskenslaan 22 te 9100 Sint-Niklaas
onderhands te vervreemden aan de SNMH die voor het herhuisvesten van de bewoners zal instaan.
Artikel 2:
De vervreemding gebeurt tegen grondwaarde, waarbij de sloop zal gebeuren door de SNMH en de
hieraan verbonden kosten, voor een totaal bedrag van 91.500 EUR + 19.215 EUR (21% btw) =
110.715 EUR, in mindering worden gebracht van de prijs.
Artikel 3:
Voor de bepaling van de grondwaarde wordt aan de dienst patrimonium opdracht gegeven om een
schattingsverslag op te vragen.
Naast deze verkoop kan de eigendomssituatie in de rest van het plangebied ongewijzigd blijven,
namelijk domein van de stad Sint-Niklaas. Er is dus geen opstal, aankoop of onteigening van gronden
23
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
nodig. Ontwikkeling is enkel mogelijk mits toestemming of op initiatief van de eigenaar (stad) of
indien een (private) projectontwikkelaar eigendom(men) opkoopt.
Conclusie:
Het RUP betreft enkel een bestemmingswijziging en wijzigt de eigendomsstructuur binnen het
plangebied niet rechtstreeks maar het heeft er wel een belangrijke invloed op. De huidige eigenaar,
stadsbestuur Sint-Niklaas, heeft op basis van het kerntakendebat beslist om het beheer van de
seniorenresidentie stop te zetten. De overdracht aan de SNMH kan hiervoor een oplossing bieden
maar dit heeft pas nut bij een gewijzigde bestemming, aangezien volgens de huidige bestemming van
het BPA geen sociale woningen mogelijk zijn. Voor de (woon)kwaliteit op de site is de overdracht dus
een goede zaak, en aangezien de opmaak van voorliggend RUP een voorwaarde is voor deze
overdracht, kan gesteld worden dat het RUP een positief effect creëert betreffende deze discipline.
3.2.11 Cultureel erfgoed
Referentie:
In of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen elementen geselecteerd omwille van
een bijzondere culturele landschapswaarde zoals beschermde landschappen of stads- of
dorpsgezichten. Er zijn ook geen beschermde monumenten binnen het plangebied opgenomen en er
zijn geen panden gekarteerd in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.
M.b.t. archeologie werd advies ingewonnen bij de Archeologische Dienst Waasland (ADW). Binnen het
projectgebied zijn op dit moment geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Dit betekent echter
niet dat er geen aanwezig kunnen zijn. ADW verwijst hier o.m. naar het nabijgelegen Europark-Zuid
waar een omvangrijke nederzetting uit de Gallo-Romeinse periode werd aangesneden.
Beschrijving effect:
Er kan geen belangrijk cultureel erfgoed verdwijnen, er moeten dus geen milderende maatregelen
opgenomen worden.
Op dit moment zijn binnen het plangebied geen archeologische erfgoedwaarden gekend. Afhankelijk
van de geplande ingrepen zal de provinciale erfgoedconsulent archeologie van het Agentschap
Onroerend Erfgoed al dan niet een archeologisch vooronderzoek adviseren.
Conclusie:
Er wordt geen effect verwacht.
3.2.12 Landschap
Referentie:
Het plangebied bestaat voor ongeveer de helft uit groen, de andere helft wordt ingenomen door
gebouwen en verharding (parking en opritten). In of in de omgeving van het plangebied zijn volgens
de landschapsatlas geen relictzones, ankerplaatsen, lijnrelicten of puntrelicten aanwezig.
Beschrijving effect:
Het blijft een gemengde site binnen het randstedelijk weefsel.
Conclusie:
Geen aanzienlijk negatief effect.
24
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
3.2.13 Mobiliteit
Referentie:
De site is voor gemotoriseerd verkeer rechtstreeks ontsloten op de openbare gemeentelijke weg
Voskenslaan, die ook deels de RUP-grens vormt. In het Mobiliteitsplan van Sint-Niklaas (goedgekeurd
in 2002) wordt deze aangrenzende straat niet geselecteerd.
De Voskenslaan komt in het zuiden uit op het Koningin Fabiolapark en in het noorden op Hertjen, een
stedelijke invalsweg. Op deze invalsweg loopt de non-stop fietsroute „Schelderoute‟. Parallel met het
Koningin Fabiolapark loopt de N16, een secundaire weg type 3 die tussen het Waasland Shopping
Center (Kapelstraat) en het station wordt beschouwd als de stedelijke corridor.
Figuur 17 Gewenste lijninfrastructuur volgens het Mobiliteitsplan (bron: GRS Sint-Niklaas, 2006)
Er zijn in het plangebied geen (gewenste) trage verkeersnetwerken om rekening mee te houden. Ten
noordwesten van het RUP loopt een trage weg langs en door het bomenbestand aan de rand van de
open ruimte rond de Fabiolablokken. Ter hoogte van de site is deze wegel onverhard, dichter naar de
N16 toe is hij verhard.
25
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 18 Buurtwegen
Grenzend aan het RUP staan twee bushalten van De Lijn langs de Voskenslaan, één voor elke
rijrichting. De betreffende buslijn (lijn nr. 2) passeert via de winkelpolen (Grote Markt en Waasland
Shopping Center) en het station als openbaar vervoersknooppunt. De site is bijgevolg zeer goed
ontsloten wat betreft openbaar vervoer.
Figuur 19 Bushalten recht voor seniorenresidentie Kriekepitte
26
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
Figuur 20 Netplan De Lijn Oost-Vlaanderen
De belangrijkste pieken in autoverkeer op de site worden gegenereerd door ouders die hun kindjes
afzetten of ophalen bij kinderdagverblijf Hermelijn. De piekmomenten bevinden zich met name tussen
7u30 en 9u00 ‟s ochtends en 16u30 en 17u30 in de namiddag. Zelfs tijdens deze drukste perioden zijn
er genoeg parkeerplaatsen aan Hermelijn. In totaal zijn er 28 gemarkeerde plaatsen, namelijk 20 op
de centrale parking voor de ingang en 8 tegen de oostelijke grens van het plangebied. Overdag is er
zeker ruim voldoende parkeerruimte, deels omdat de meeste personeelsleden van het
kinderdagverblijf met de fiets naar het werk komen.
Seniorenresidentie Kriekepitte genereert geen noemenswaardige verkeers- of parkeerdruk. Bij de
residentie horen thans 10 aaneengesloten garageboxen en 10 parkeerplaatsen, waarvan er 3
gereserveerd zijn voor mensen met een beperking.
Beschrijving effect:
Het RUP biedt verschillende mogelijkheden binnen de site. Het meest waarschijnlijke
ontwikkelingsalternatief is het voortbestaan van stedelijk kinderdagverblijf Hermelijn maar een
stopzetting en afbraak van de stedelijke seniorenresidentie Kriekepitte, gevolgd door de bouw van ca.
50 nieuwe sociale huurappartementen. De parkeerbehoefte van dit sociaal woonproject kan worden
opgevangen op het terrein zelf (autobezit in de sociale huursector = 1/2).
In een maximaal scenario van een woonproject op de volledige site kan een (ondergrondse) parking
voorzien worden die de nieuwe bewoners voorziet van private parkeerplaatsen. In de stadskern wordt
thans de norm van 1 parkeerplaats per wooneenheid gehanteerd. Met een terreinoppervlakte van ca.
12.000 m² en een V/T-index van max. 1 is er ca. 12.000 m² vloeroppervlakte mogelijk binnen het
plangebied. Met een gemiddelde oppervlakte per wooneenheid van 100 m² en een gemiddelde
oppervlakte van 30 m² per parkeerplaats resulteert dit in 120 parkeerplaatsen of 3.600 m²
27
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
parkeeroppervlakte. Bij een maximaal woonscenario kan bijgevolg de volledige parkeerbehoefte
binnen de plangrenzen ruimschoots opgevangen worden.
Doorheen de site wordt een weg aangelegd (of behouden, als de bestaande behouden blijft) om het
kinderdagverblijf en het woonproject bereikbaar te maken. Deze weg heeft maximum twee
aansluitingen op de Voskenslaan.
Tijdens sloop- of bouwwerken in het plangebied is tijdelijk een significante verhoging van zwaar
gemotoriseerd verkeer te verwachten.
Conclusie:
Het RUP kan beperkte negatieve effecten op de mobiliteit genereren maar deze zijn niet van de
grootteorde dat er milderende maatregelen moeten worden genomen op het vlak van verkeer.
geheel
0
0
+
+
/
0
0
0
0
0
0
+
/
0
-
Samenhang tussen
disciplines
Mobiliteit
Landschap
Cultureel erfgoed
Stoffelijke goederen
Licht
Geluid
Klimatologische
factoren
Atmosfeer
Water
Bodem
Energie- en
grondstoffenvoorraden
Fauna en flora
Biodiversiteit
Ruimtelijke ordening
Mens – gezondheid en
veiligheid
Planonderdeel
3.3 Beschrijving mogelijke cumulatieve effecten
0
Legende:
/Het plan houdt geen wijziging in tov het geldend plan en de bestaande toestand, een beoordeling is dus
niet van toepassing
0 Er is geen effect of een zeer minimaal effect op deze discipline
+, ++Er is een positief of een significant positief effect voor deze discipline
-, --Er is een negatief of een significant negatief effect voor deze discipline
Bovenstaande synthesetabel laat zien dat voor de volledige zone voor wonen geen of slechts zeer
minimale effecten te verwachten zijn t.o.v. het huidig gebruik en de huidige bestemming.
3.4 Conclusie
Uit de bespreking en beoordeling van de verschillende disciplines op de verschillende onderdelen van
het plangebied kan geconcludeerd worden dat er vermoedelijk geen significante milieueffecten zijn.
4. Grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten
Het ruimtelijk uitvoeringsplan is gelegen op 11 km van de grens van Nederland en 31,5 km van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Uit de motivering blijkt dat er geen significante milieueffecten
verwacht worden in de onmiddellijke omgeving van het voorgenomen plan. Gezien de afstand tot de
grenzen, en het feit dat er geen directe relaties zijn van het plangebied met gebieden aan de
overzijde van de grens, wordt aangenomen dat er zich geen bijkomende grensoverschrijdende
effecten kunnen voordoen.
28
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer
5. Conclusie
Vermits het gemeentelijk RUP Kriekepitte:


geen kader vormt voor bijlage I of bijlage II projecten;
wel kader vormt voor een project opgesomd in bijlage III, namelijk voor de rubriek 10b, maar het
RUP het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau bepaalt;
geen kader vormt voor projecten die een passende beoordeling behoeven;
geen aanzienlijke effecten zal veroorzaken voor de verschillende (MER)disciplines, zoals in
hoofdstuk 3.2 uitvoerig werd besproken;


voldoet dit RUP niet aan de voorwaarde voor de plan-MER-plichtigheid,
De opmaak van een plan-MER is bijgevolg niet noodzakelijk.
6. Verzoek tot raadpleging
Dit is een verzoek tot raadpleging van de verschillende, relevante adviesinstanties om uiterlijk binnen
30 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging het advies over te maken door betekening of
tegen ontvangstbewijs van de initiatiefnemer.
29
RUP Kriekepitte: onderzoek tot mer