Transcript META 2014/3

tijdschrift voor
bibliotheek
& archief
2014 | 3
UPLA
Statistisch schadeonderzoek
Periodiciteit: Maandelijks • april 2014 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070
van bibliotheekcollecties
Informatievaardigheden in de lerarenopleiding
ARhus, een open kenniscentrum in Roeselare
Mythes en misverstanden over opensourcesoftware
Frysklab
editoriaal
VERANTWOORDELUKE UITGEVER
Julie Hendrickx, Statiestraat 179,
Gevaar
2600 Berchem
HOOFDREDACTEUR
Julie Hendrickx, hoofdredacteur
Julie Hendrickx • [email protected]
REDACTIE
Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir,
Gerd De Coster, Ann De Meulemeester,
Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert,
Myriam Lemmens, Kris Michielsen,
De Jeugdboekenweek had dit jaar als thema ‘Gevaar’.
Vluchtelingenwerk Vlaanderen kreeg het kersverse curatorschap
van de Jeugdboekenweek in handen. De openbare bibliotheken
en Vluchtelingenwerk Vlaanderen lijken op het eerste zicht eerder een vergezocht koppel maar het klikt wel bijzonder goed. Bibliotheken zijn
nu eenmaal gastvrije huizen.
Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega,
Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,
Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren.
REDACTIESECRETARIS
Tom Van Hoye • [email protected]
VRIJWILLIGER
Christin Ho
REDACTIEADRES
VVBAD • META
Gevaar loerde in maart niet enkel tussen de boeken van de jeugdbibliotheek. Het
verblijft ook permanent in vele erfgoedbibliotheken. We hoeven u vast niet te
herinneren aan de precaire toestand van de collecties in kwestie. Een duidelijk
totaaloverzicht van de materiële toestand van de collecties blijkt niet evident. Bij
restauraties ontbreekt daardoor vaak een collectiegerichte aanpak. Een oplossing in de vorm van een model voor schaderegistratie is op komst dankzij de
Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Wanneer de nood het hoogst is, is de redding nabij?
Zou dit ook gelden voor de culturele sector? Op het politieke debat tijdens
onze Algemene Ledenvergadering van 17 maart in het Vlaams Parlement klonken alleszins geen verrassende woorden of visies. U kan trouwens het volledige
debat herbeluisteren op onze website.
Statiestraat 179, 2600 Berchem
Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta
Reageer op Twitter: #overmeta
ADVERTENTIES
Marc Engels • [email protected]
Tot slot nog een primeur, eentje uit de recente VVBAD-enquête over de besparingen bij de openbare bibliotheken. Een derde van de openbare bibliotheken
moest in de begroting van 2014 meer dan 10 procent besparen en een vijfde
verwacht voor volgend jaar een nieuwe vermindering van de budgetten. Vier
op tien bibliotheken heeft te maken met een daling van het personeelsbestand.
Wordt uiteraard nog vervolgd …
LAY-OUT
Marc Engels
DRUK
EVM
META verschijnt 9x per jaar,
niet in januari, juli en augustus.
META is een uitgave van de VVBAD en is
begrepen in het lidmaatschap, maar is ook
verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie
op http://www.vvbad.be/lidmaatschap.
ISSN 2033-639X
META 2014 | 3 |
1
inhoud
META 2014/3
Jaargang 90 - april 2014
vaste rubrieken
1Editoriaal
Gevaar
4Nieuws
24Signalement
Laat Hawaiiaans muziekhandschrift
Damiaancollectie opnieuw klinken?
26Etalage
De sectie Hogeschoolbibliotheken
36
De Vraag
Hoe selecteer je een boek- of archiefrestaurator?
Marijn de Valk
27Inzet
Jan Stuyck
28
Over de schutting
Vluchtelingenwerk Vlaanderen
Els Keytsman
30Trend
Frysklab, het eerste mobiele
FabLab van de Bibliotheek
Jeroen de Boer
31Uitgepakt
Een eenvoudige back-upstrategie
Joris Janssens en Henk Vanstappen
“echte superhelden hoor of zie
je niet, die voel je. Zij zijn het die
de regeltjes buigen naar wat de
bedeesde schooljongen nodig
heeft, zij zijn het die inspringen
en collega’s ondersteunen.”
35Column
Superhelden
37
Het cijfer
37
Het plan
38Kroniek
• 30 jaar IBW
• Inform@uurlijk: De Franstalige
bibliotheken in Wallonië en Brussel
• Jeugdboekenweek
43Recensies
43Toepassing
44Personalia
45
Zo gelezen
Gustaaf Janssens
47Activiteiten
Margot Collet
48Uitzicht
35Citaat
2
| META 2014 | 3
inhoud
Het Hawaiiaanse muziekhandschrift op de cover vraagt in dit nummer alvast
duidelijk om uw steun. Daar tegenover staan nog verschillende onuitgesproken
noden op het gebied van conservering en preservering in de Vlaamse
erfgoedbibliotheken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek wil daar met haar
onderzoeksmodel UPLA verandering in brengen.
interview
Gino Dehullu, ARhus
14
“Het vernieuwende heeft alles te
maken met de wijze waarop ARhus
zich positioneert en zijn opdracht
invult.”
artikels
Schaderegistratie als startpunt
van beleid voor behoud en
beheer
.............. 8
Marijn de Valk, Sam Capiau en Eva Wuyts
Informatievaardigheden in de
lerarenopleiding en de rol van
de hogeschoolbibliotheek
............ 19
Thijs Gielis
Essay: Hoezo gratis?
Mythes en misverstanden over
opensourcesoftware
19
Tom Cobbaert
............ 32
nieuws
Doe mee aan de Week van de Fair Trade
Jaarlijks organiseert het Trade
for Development Centre van het
Belgisch Ontwikkelingsagentschap
de Week van de Fair Trade, een campagne die mensen bewust wil maken van
eerlijke handel.
Tien dagen lang worden daarom in het hele land
fairtradeactiviteiten georganiseerd: workshops, debatten, spelnamiddagen ...
Dit jaar zal de 13e editie van de Week van de Fair trade plaatsvinden van 1 tot 11 oktober 2014. Opnieuw zijn we op zoek naar
originele projecten en activiteiten die fair trade of eerlijk toerisme in de kijker zetten tijdens de campagne. Met deze projectwedstrijd belonen we de origineelste inzendingen.
Laat je project financieren
Bedenk zelf een originele activiteit rond fair trade of eerlijk toerisme, download het reglement en stuur ons je dossier in. We
ontvangen jouw voorstel graag ten laatste op 5 mei. Wie weet
maak jij kans op een financiering van het Trade for Development
Centre (TDC). Net als vorig jaar wil TDC dat zoveel mogelijk spelers actief zijn rond eerlijke handel of eerlijk toerisme tijdens de
Week van de Fair Trade. Daarom zal de jury ook dit jaar prioriteit
geven aan nieuwe initiatieven. Dit zijn initiatieven van organisaties die in de voorgaande jaren nog geen financiering hebben
ontvangen in het kader van de projectoproep.
Evi Coremans
> Meer en info en het bijhorende reglement: http://www.befair.be/nl/content/
projectwedstrijd-week-van-de-fair-trade-2014
Ger Schmook-prijs 2013
Op de Algemene Ledenvergadering
van de VVBAD van 17 maart in het
Vlaams Parlement vond de uitreiking
plaats. In 2013 was het de beurt aan
de archiefsector om de prijs uit te reiken. Er werden in totaal zes werken
ingediend. De jury bestond dit jaar
uit Petra Vanhoutte, Marc Nelissen en
Godfried Kwanten. VVBAD-voorzitter
Patrick Vanouplines zat de jurybijeenkomst voor.
De jury kwam unaniem tot volgend
besluit: de zes ingediende werken zijn
van een goed niveau. Ze hebben spijtig
genoeg allen hun tekorten maar twee
inzendingen waren toch duidelijk beter.
De jury heeft er dan ook voor gekozen
om deze twee werken een eervolle vermelding te geven.
Eervolle vermeldingen
Een eerste vermelding is er voor Charis
Verbelen voor haar masterproef De
kunst van het bewaren, vernietigen is
de kunst. Hedendaags documentbeheer in de Vlaamse Opera. Richtlijnen
en advies voor de dienst dramaturgie.
In deze verhandeling bestudeerde
Charis het dynamisch archief van de
dienst dramaturgie van de Vlaamse
4 | META 2014 | 3
De laureaten Timo van Havere en Charis Verbelen naast VVBAD-voorzitter
Patrick Vanouplines.
Opera. De tekst is volgens de jury helder en goed geschreven in een duidelijke taal en ze beschouwt het als een
model voor een masterproef.
Een tweede eervolle vermelding is er
voor Timo Van Havere. De droom van
een archivaris. Een analyse van de constructie van het stadsarchief van Gent
en zijn collecties tussen 1800 en 1930
werd ook ingediend als masterproef.
Deze verhandeling wil duidelijk maken
hoezeer het Gentse stadsarchief de
sporen draagt van de wensen en verwezenlijkingen van de Gentse stadsarchivarissen tussen 1800 en 1930. Een
zeer aantrekkelijk onderwerp volgens
de jury, dat de vinger op de wonde legt
en een andere blik werpt op wat archivarissen doen.
De eervolle vermelding is goed voor
een bedrag van 250 euro. Proficiat
Charis en Timo.
nieuws
Bevolkingsregister raadplegen
voortaan eenvoudiger
Op 27 januari 2014 trad het nieuwe
Koninklijk Besluit in werking, dat het KB uit
1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het
vreemdelingenregister wijzigt. Registers
die meer dan 120 jaar geleden afgesloten zijn, kunnen vrij geraadpleegd worden als het om genealogische, historische
of andere wetenschappelijke doeleinden
gaat. Ook lijsten van personen en gegevens over de afstamming in opgaande lijn
mogen zonder meer worden meegedeeld.
Voor gegevens uit bevolkingsregisters die
minder dan 120 jaar geleden zijn afgesloten, gelden strengere regels. Omdat hier
de bescherming van de privacy speelt, is
toestemming nodig van de betrokkene of
zijn verwanten. Het is de aanvrager zelf die
de toestemming moet krijgen.
In eerste instantie is het de betrokkene
zelf die toestemming moet geven. Voor
het geval die overleden of niet meer
bekwaam is om zijn toestemming te geven,
wordt in het KB in een rangorde voorzien.
In laatste instantie beslist het College van
Burgemeester en Schepenen.
Bescherming persoonlijke
levenssfeer
De keuze voor een termijn van 120 jaar
komt duidelijk voort uit privacyoverwegingen. In haar advies schrijft de Commissie
voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer daarover: “In de praktijk is de
kans uiterst miniem dat de uittreksels of
getuigschriften betrekking zouden hebben
op nog in leven zijnde personen… Het gaat
aldus om personen die meer dan 120 jaar
geleden geboren werden.”
De Privacycommissie raakt ook de tegenstelling aan tussen de bevolkingsregisters
die bij de gemeente berusten en diegenen die conform de Archiefwet overgedragen werden aan het Rijksarchief. Sinds
de wetswijziging van 2009 kan deze overdracht al plaatsvinden na 30 jaar. Echter,
zo argumenteert de commissie: ook in dat
geval blijven de registers eigendom van de
gemeente. Deze registers vallen bijgevolg
ook onder het KB uit 1992 en zijn pas openbaar na 120 jaar. Het nieuwe KB voorziet
verder in de mogelijkheid om de registers
die meer dan 120 jaar geleden zijn afgesloten te digitaliseren en ter beschikking
te stellen aan derden. Derden mogen de
registers niet verspreiden, om te vermijden
dat de lijsten op internet zouden terechtkomen.
Hermione L’Amiral
Toolbox en Richtlijnen voor Archief- en Collectiezorg
In de zomer van 2013 startte PACKED
vzw, expertisecentrum digitaal erfgoed, het project ‘Erfgoedzorg in de
kunstensector’. Dit project wil binnen
de kunstensector de zorg voor het
eigen archief en collectie(s) stimuleren. Het vertrekpunt is de subsidievoorwaarde “zorg dragen voor eigen
archief” uit het Kunstendecreet.
Om een invulling te geven aan de
voorwaarde van de zorg voor het
eigen archief verschijnt dit voorjaar TRACKS, Toolbox en Richtlijnen
voor Archief- en Collectiezorg in de
Kunstensector, online. Via deze website worden richtlijnen verspreid die
kunstenaars en kunstenorganisaties
vertellen hoe zij op een goede manier
kunnen zorgen voor hun eigen archief
en/of collectie(s). De tools geven praktische informatie die hen zullen helpen
de richtlijnen te realiseren. TRACKS wil
niet alleen de gesubsidieerde professionele kunsten bereiken, maar richt zich
tot de hele kunstensector, ongeacht de
kunstdiscipline en de organisatievorm
of -grootte.
Pilootprojecten
In kader van de ontwikkeling van
de TRACKS-toolbox werden tevens
piloot­projecten opgestart in verschillende kunstdisciplines. Deze pilootprojecten illustreren het gebruik van de
richtlijnen en de toepassing van de
tools, maar tonen ook hoe kunstenaars
en kunstenorganisaties in de praktijk
omgaan met archief- en collectiezorg.
TRACKS is een samenwerking van
PACKED vzw met BAM, VTi, Faro,
Het Firmament, Resonant, CVAa,
Archiefbank Vlaanderen en het Forum
voor Amateurkunsten. Het project
wordt uitgevoerd met steun van de
Vlaamse overheid. Door overleg met
de musea voor hedendaagse kunst en
de culturele archieven in Vlaanderen
en Brussel worden ook collectiebeherende instellingen bij TRACKS betrokken.
Op 18 juni wordt de TRACKS-toolbox
in Brussel voorgesteld aan zowel de
kunsten- als de cultureel erfgoedsector. Voor meer informatie over het
project en de TRACKS-website kan
u terecht bij Sanne Van Bellingen
([email protected])
Sanne Van Bellingen
> www.projecttracks.be (vanaf mei)
Eerste uitvoeringsbesluit Archiefdecreet vastgelegd
Op 21 maart 2014 keurde de Vlaamse regering het eerste uitvoeringsbesluit definitief goed. Het zal in werking treden na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Het besluit:
• concretiseert het artikel 5 van het Archiefdecreet over de ‘goede, geordende
en toegankelijke’ staat van de archiefdocumenten, zowel de klassieke analoge
als de digitale; hierbij krijgen de archiefzorgdragers de operationele vrijheid
om te kiezen hoe ze de geformuleerde doelstellingen willen bereiken;
• richt zeven selectiecommissies per bestuursniveau op en regelt de werking
van deze commissies, evenals de redactie en de bekrachtiging van de selectielijsten zelf;
• stelt een steunpunt in voor bestuurlijk-administratieve archiefwerking met een
begeleidende stuurgroep vanuit de Vlaamse beleidsvelden Bestuurszaken,
Cultuur en Binnenlandse Aangelegenheden.
Het uitvoeringsbesluit met andere bijhorende teksten (artikelsgewijze bespreking, het voorafgaande advies van de Vlaamse adviesraad voor bestuurszaken –
Vlabest en de reguleringsimpactanalyse) is terug te vinden op de website. Het
Archiefdecreet biedt aan alle openbare besturen in Vlaanderen een modern en
flexibel juridisch kader om het archiefbeheer in te richten.
Johan Vannieuwenhuyse
> www.bestuurszaken.be
META 2014 | 3 |
5
nieuws
UiTPAS breidt uit
Op initiatief van minister van Cultuur
Schauvliege wordt er vanaf dit jaar gestart
met de invoering van de UiTPAS. Dat is een
vrijetijdskaart die iedereen kan gebruiken
voor cultuur, jeugdactiviteiten, sport of ontspanning. Een van de belangrijke doelstellingen van de UiTPAS is om mensen uit kansengroepen meer aan het vrijetijdsaanbod
te laten participeren en dat op een niet stigmatiserende manier.
CAVA opent zijn deuren
In 2012 sloten de Vrije Universiteit
Brussel (VUB) en het Vrijzinnig Studie-,
Archief- en Documentatiecentrum
(VSAD) Karel Cuypers vzw een samenwerkingsovereenkomst voor hun archiefen erfgoedbeheer. Het samenwerkingsverband kreeg de naam Centrum voor
Academische en Vrijzinnige Archieven,
kortweg CAVA, mee. CAVA is het cultureel archief, het historisch erfgoed- en
kenniscentrum van de Vrije Universiteit
Brussel en van de vrijzinnig-humanistische beweging in Vlaanderen en Brussel.
Op 8 mei houdt de instelling haar feestelijke opening.
Het Universiteitsarchief beheerde de
archieven van de academische gemeenschap, terwijl VSAD Karel Cuypers een
groot aantal archieven van de georganiseerde vrijzinnigheid (ongeveer 35
organisaties) beheerde. Geïnspireerd
door het Erfgoeddecreet vonden beide
instellingen dat ze een betere dienstverlening konden uitbouwen door samen te
werken. Er werd niet over een nacht ijs
gegaan: men voorzag een viertal jaren
(2012-2015) om alle noodzakelijke stappen te nemen.
De samenwerking is structureel. Onder
coördinatie van de universiteits­
archivaris, Frank Scheelings, werd
een gemeenschappelijk beleid uitgewerkt, een visie en missie uitgeschreven en er zijn strategische doelstellingen bepaald. De archieven van VSAD
werden overgebracht naar de VUB, die
een gloednieuwe leeszaal en een nieuw
depot installeerde. VSAD vormde zichzelf om tot Centrum voor Vrijzinnig
Humanistisch Erfgoed vzw met twee
6
| META 2014 | 3
krachtige partners in haar Raad van
Bestuur: de VUB en deMens.nu.
Synergie
De voordelen van de samenwerking zijn
legio: ten eerste versterken beide collecties elkaar, ten tweede gebeurt het
beheer (personeel, infrastructuur, bewaring, dienstverlening) gecentraliseerd,
ten derde zorgt de krachtenbundeling
voor een bredere expertise en ruimere
onderzoeks- en valorisatiemogelijkheden, en — last but not least — zorgt
de samenwerking ook voor gespreide
inkomstenbronnen aan de basis.
De website is met de twee facebookpagina’s het trefpunt voor de academische en vrijzinnige erfgoedgemeenschappen. Er kan online in de collectie
gezocht worden en er staan heel wat
tips op voor de archiefvormers om hun
archieven op de juiste manier te behandelen. In de nabije toekomst zullen er
ook audiovisuele bronnen aan de site
gekoppeld worden.
CultuurNet Vlaanderen organiseerde in
2012/13 in Aalst, Lede, Haaltert en Erpe-Mere
een proefproject. Na één jaar waren er in de
pilootregio 8700 pashouders waarvan 40
procent uit kansengroepen. Er waren meer
dan 53.000 check-ins; een check-in betekent dat er een punt gespaard wordt bij een
activiteit die toegankelijk is met de UiTPAS.
Met de gespaarde punten kan men dan gratis aan activiteiten deelnemen. Ruim 350
lokale verenigingen en organisaties aanvaarden de UiTPAS. Op basis van deze en nog
andere cijfers, concludeert CultuurNet dat
de pas haar doelstellingen om meer mensen,
ook maar niet alleen uit kansengroepen, aan
vrije tijd te laten participeren, geslaagd is.
Volgens CultuurNet blijkt uit het proefproject ook dat de UiTPAS een krachtig communicatiemiddel is voor de promotie van het
vrijetijdsaanbod. De pas stimuleert ook de
participatie over de gemeentegrenzen. 18
procent van alle check-ins gebeurde in een
andere gemeente dan de woonplaats van de
kaarthouder. Bij de gemeentelijke diensten
is de lokale bibliotheek een van de meest
populaire spaarplaatsen. Wie naar de bibliotheek komt, kan wekelijks een punt sparen,
zonder dat men verplicht is om iets uit te
lenen. De krant komen lezen, telt ook mee.
Frank Scheelings
Dit jaar wordt het project uitgebreid naar
twee regio’s (Kortrijk en Turnhout) en de
steden Gent en Oostende. In Brussel is de
VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie)
ook gestart met een vrijetijdspas. In Gent
zal samen met de Universiteit een nulmeting gebeuren om later de effecten van de
UiTPAS wetenschappelijk in kaart te brengen. Tegen einde 2018 wil men de helft van
alle Vlamingen met dit systeem bereiken.
Interessant voor openbare bibliotheken
is dat de UiTPAS ook als bibliotheekkaart
gebruikt kan worden. Er wordt ook aan
andere gebruiksmogelijkheden gedacht
maar in de praktijk gebeurt dit nog niet.
Momenteel wordt dit soort pas alleen in
Antwerpen ook als bibliotheekkaart gebruikt.
Het gebruik van de A-pas als bibliotheekkaart heeft in Antwerpen alvast tot een massaal gebruik van de vrijetijdspas geleid.
>www.cavavub.be
Geert Puype
CAVA spiegelt zich wat zijn vrijzinnige erfgoedgemeenschap betreft aan
binnen- en buitenlandse voorbeelden,
zoals le Centre de documentation du
Centre d’Action Laïque (Caldoc), het
Nederlandse Humanistisch Historisch
Centrum (verbonden aan de Universiteit
voor Humanistiek) en het Institute for
the Study of Secularism in Society and
Culture (verbonden aan Trinity College,
VS).
nieuws
De Groote Oorlog, zicht- en tastbaar voor
blinde en slechtziende lezers
Bij boeken over de oorlog horen vaak informatieve land- en
frontkaarten. Blinde en slechtziende lezers blijven meestal verstoken van deze belangrijke informatie. Daarom laat Luisterpunt
naar aanleiding van de herdenking van Wereldoorlog I een map
met 10 reliëf- en Twin Visionkaarten maken.
De Twin Visionkaarten (A3) bestaan uit transparante kaarten in
reliëf, waarop blinden de kaarten en de lijnen heel goed kunnen
voelen en waarop de legenda ook in braille staat. Daaronder
staan dezelfde kaarten in contrasterende kleuren voor slechtzienden. De legenda en de uitleg worden in groteletterdruk
weergegeven, in een duidelijk lettertype.
In Flanders Fields Museum
Samen met Luisterpunt heeft het kenniscentrum van het In
Flanders Fields Museum (IFF) de onderwerpen van de kaarten
bepaald en zij hebben de tien kaarten piekfijn uitgewerkt voor
de omzetting. Deze tien mooie kaarten worden gebundeld in
een verzorgde map. De map bevat tevens een inleiding met
meer duiding, geschreven door een medewerker van het kenniscentrum. Deze inleiding en de begeleidende teksten bij de
kaarten zullen beschikbaar zijn in groteletterdruk, in braille en
in Daisy-luisterversie.
Samen met de vele Daisy-boeken over WOI maken deze kaarten de oorlog zicht-, tast- en beluisterbaar voor personen met
een leesbeperking. Dankzij de belangrijke steun van de Vlaamse
overheid kan Luisterpunt deze map aanbieden aan 60 euro. Meer
info vind je op luisterpuntbibliotheek.be.
Saskia Boets
artikel
Schaderegistratie als
startpunt van beleid
voor behoud en beheer
Marijn de Valk, Sam Capiau en Eva Wuyts
De Vlaamse Erfgoedbibliotheek heeft als taak om expertise rond behoud en beheer te stimuleren en te verspreiden onder erfgoedbibliotheken in Vlaanderen en Brussel. Hiertoe ontwikkelde ze in 2013 de Universal Procedure for Library Assessment (UPLA), een model voor
schaderegistratie op collectieniveau. Dankzij dit instrument kunnen bibliotheken zelfstandig
de fysieke staat van hun collecties onderzoeken, en zo de noden op het gebied van conservering en preservering in kaart brengen.
Met UPLA wordt niet alleen het startschot gegeven voor de ontwikkeling van een conserveringsbeleid voor de betrokken instelling, maar ook voor een aanpak op Vlaams
niveau. De eerste toepassingen van het model zijn voorzien voor dit najaar.
In 2011 organiseerde de Universiteit Antwerpen in opdracht van de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek een enquête bij 25 erfgoedbibliotheken waarin werd gepeild naar
de mate van preservering en conservering van bibliotheekcollecties enerzijds, en de
mate waarin zij bibliografisch ontsloten en gedigitaliseerd zijn anderzijds. De resultaten van deze bevraging werden gepubliceerd in het rapport met de veelzeggende
naam De wet van de remmende achterstand. Het onderzoek schetst een zorgwekkend
beeld van de erfgoedbibliotheeksector. Zeker wat betreft de materiële zorg voor de
collecties is de toestand precair.
Zorgen voor boeken
In veruit de meeste gevallen ontbreekt het de bibliotheken aan een overzicht van
de materiële toestand waarin de collecties zich bevinden. Dit maakt het onmogelijk
om een professionele werking op het gebied van behoud en beheer uit te bouwen.
De schamele budgetten die ingezet worden zijn vaak gericht op de restauratie van
enkele (top)stukken maar dienen zelden een omvattende collectiegerichte aanpak.
De meeste instellingen beschikken over onvoldoende tijd en deskundigheid om deze
situatie om te buigen.
8
| META 2014 | 3
“In veruit de meeste
gevallen ontbreekt
het de bibliotheken
aan een overzicht van
de materiële toestand
waarin de collecties
zich bevinden. Dit
maakt het onmogelijk
om een professionele
werking op het gebied
van behoud en beheer
uit te bouwen.”
artikel
> Zie ook p. 24 en 36
Marijn de Valk tijdens het beoordelen van de schades volgens het UPLA-schaderegistratieformulier.
Foto: J. Goedemé.
Om erfgoedbibliotheken de nodige
inzichten en handvaten te geven om een
goed beleid te ontwikkelen rond het voorkomen en remediëren van schade, ontwikkelde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek
in 2013 een model voor schaderegistratie.
Dit model, dat op 3 oktober werd voorgesteld op het ‘Overlegplatform voor erfgoedbibliotheken’, maakt het mogelijk
om via een betrouwbare steekproefmethode op een efficiënte en pragmatische
manier inzicht te krijgen in de materiële
staat en de raadpleegbaarheid van een
bibliotheekcollectie. Op basis van de
resultaten van de steekproef wordt de
conserveringsbehoefte (of de werkvoorraad die nodig is om de collectie beter te
bewaren) in kaart gebracht en kan een
instelling een behouds- en beheerplan op
maat ontwikkelen.
De Vlaamse Erfgoedbibliotheek stelde
voor de uitvoering van deze opdracht
eind 2012 Boekrestauratie De Valk uit
Middelburg aan, die hiervoor samenwerkte met Hoogduin Papierrestauratoren
uit Nederland. Vanuit de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek werd zij hierin begeleid door Eva Wuyts en Sam Capiau.
Daarnaast fungeerde een groep met conserveringsexperten en bibliothecarissen
uit Vlaanderen en Nederland als klankbord. Zo verzekerden de initiatiefnemers
zich ervan dat de methodiek voldoende
gedragen wordt door het veld.
Een voorbeeld van het eerste
resultatenformulier in het UPLAeindrapport van de bibliotheek van
het Ruusbroecgenootschap met een
samenvatting van de voorkomende
schades.
Rekening houdend met de beperkte middelen van de meeste erfgoedbibliotheken
stelde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek bij
aanvang van het project twee eisen aan
het nieuwe model:
• Het model moet informatie verzamelen op basis van een representatieve
steekproef op collectieniveau. Op deze
manier wordt de inventarisatietijd tot
een minimum beperkt. Eén-op-één
schade-inventarisaties van volledige
collecties kosten immers te veel tijd
en dienen hoofdzakelijk een objectgerichte aanpak.
• De schaderegistratie moet kunnen
worden uitgevoerd door de personeelsleden in erfgoedbibliotheken.
Het model mag met andere woorden niet uitsluitend op maat van
conservatoren-restauratoren gemaakt
zijn, maar het moet ook bruikbaar zijn
voor daartoe gevormde leken. Hierdoor
kunnen de kosten worden gedrukt en
wordt — wat niet onbelangrijk is — de
kennis en het bewustzijn omtrent de
problematiek van schade in de instellingen verhoogd. De bibliotheekmedewerkers volgen daartoe een specifiek vormingstraject. De expertise die
ze daarbij opdoen en de (hernieuwde)
kennismaking met hun eigen collecties
zullen ook na de schaderegistratie nog
hun nut bewijzen.
Van UPAA naar UPLA
Eerder dan een volledig nieuwe methodiek op poten te zetten opteerde de
Vlaamse Erfgoedbibliotheek ervoor om
een beproefd model over te nemen en
aan te passen voor bibliotheekcollecties.
De keuze viel daarbij op de Universal
Procedure for Archive Assessment
(UPAA) die in het begin van de jaren
negentig in Nederland werd ontwikkeld door de toenmalige Nederlandse
Rijksarchiefdienst, in nauwe samenwerking met het onderzoeksbureau
TNO-Delft, voor de beoordeling van
archiefcollecties. Later volgden nog het
UPAA-CONS-model om het verzurings­
probleem van negentiende-eeuwse
archieven in kaart te brengen, een inktvraatmodel en een model voor kaarten en tekeningen (Maps and Drawings,
UPAA-MD). Allen hebben hun sporen
al meer dan verdiend: naast Nederland
wordt het model ook in de voormalige
Nederlandse koloniën zoals Zuid-Afrika,
Sri Lanka en Indonesië gebruikt. Maar
ook Engeland, de Scandinavische landen,
Rusland, Kroatië en Roemenië hebben het
statistische model UPAA omarmd. En nu
voegt Vlaanderen daar het UPLA-model
aan toe.
De steekproefmethode die UPAA en
UPLA hanteren is gebaseerd op de principes van de Franse statisticus Pierre Gy.
Om een steekproef te selecteren die toelaat uitspraken te doen over de volledige
collectie wordt eerst het totaal te onderzoeken meters en het gemiddelde aantal
boeken per meter bepaald. Uitgangspunt
is dat de steekproefomvang vastgesteld
META 2014 | 3 |
9
artikel
UPLA versus UPAA
Hoewel UPAA en UPLA nauw aan elkaar
verwant zijn, zijn er toch een aantal duidelijke verschil- en zelfs verbeterpunten.
Ten eerste zijn de schadevormen waarop
wordt gelet bij de beoordeling van een
archief slechts gedeeltelijk van toepassing
op een bibliotheekcollectie. UPAA focust
op papier en schenkt heel weinig aandacht aan de boekband. UPLA, dat zich
op de meer typische bibliotheekcollecties
richt, houdt wel rekening met materialen
zoals linnen, leer en perkament. Foto’s,
charters, kaarten, en moderne informatiedragers (cd, tape, etc.) zijn van UPLA
uitgesloten. Kranten en ongebonden
(archief)materiaal worden wel meegenomen in een UPLA-onderzoek.
of urgent aangeduid, tenzij recent uitgevoerde testen het tegendeel hebben
aangegeven. Alle hier genoemde schades nemen toe, ook zonder dat het object
geraadpleegd wordt. Daarom toetst UPLA
naast de raadpleegbaarheid ook de (in)
stabiliteit van de collectie. Deze schadebeelden vragen om dringende preserverende maatregelen. Een UPLA-rapport
dat de vinger op deze wonde kan leggen
geeft beleidsmakers dus een stok achter
de deur.
Een laatste uitbreiding van UPLA ten
opzichte van het originele UPAA-model is
de manier om de schades te beoordelen.
Bij UPAA wordt de ernst van de schade
bepaald door in te schatten welke invloed
de raadpleging op de conditie van het
document zal hebben. In UPLA wordt dit
gescheiden. In een eerste stap wordt de
omvang van de schade beoordeeld. In
een tweede stap wordt gekeken of normaal gebruik de schade naar alle waarschijnlijkheid zal doen toenemen. Deze
aanpak in twee fasen maakt de beoordeling gemakkelijker, betrouwbaarder en
genuanceerder. Een voorbeeld: wordt bij
een UPAA-onderzoek een hele bundel
archief als ‘ernstig beschadigd’ en ‘niet
raadpleegbaar’ gekwalificeerd wanneer er
slechts een zeer verzuurd blad in zit, zal
ditzelfde object bij een UPLA-onderzoek
het predicaat ‘ernstige schade’, maar ‘wel
raadpleegbaar’ krijgen.
Een tweede, fundamenteler verschil is
dat UPAA vooral de consulteerbaarheid
van een bron als beoordelingscriterium
neemt. Logisch want archieven hebben
een wettelijke bewaarfunctie en hun bronnen moeten toegankelijk blijven voor de
komende generaties. Daarom is bij UPAA
de ernst van de schade aan een object
afhankelijk van de mate waarop deze de
raadpleegbaarheid beïnvloedt. Voor erfgoedbibliotheken is consulteerbaarheid
natuurlijk ook een hoofdzorg. Maar voor
boekhistorici en andere onderzoekers
is de (verschijnings)vorm van een boek
even goed van groot belang. Boeken en
boekbanden ontlenen hun wetenschappelijke en culturele waarde immers niet
uitsluitend aan de inhoud: ook het object
zelf speelt een rol.
Dat een boek ook als object aandacht
krijgt bewijst de manier waarop het wordt
beoordeeld. Eerst wordt de buitenkant,
de band, onderzocht. Dan wordt het boek
geopend en wordt gekeken of alle essentiële onderdelen nog vastzitten: de constructie. En vervolgens wordt het boekblok op schade beoordeeld. Een boek is
immers een object dat kan bewegen: een
boek moet open en dicht gaan. In totaal
zijn 23 schadevormen gekozen voor registratie, verdeeld in vier groepen.
Ten derde labelt het UPLA-model een
aantal schadesoorten die ervoor zorgen
dat de materiële toestand van een boek
instabiel wordt. Het gaat hierbij om drie
groepen: autonoom verval, biologische
schade en rode rot. Onder autonome
schade vallen verzuring van de schutbladen, verzuring van het boekblok en
inkt- en kopervraat, precies zoals het
Nederlandse Bureau Metamorfoze deze
term ook hanteert. Onder biologische
schade vallen schimmel- en knaagdierschade. In alle gevallen worden schimmelaantasting of signalen die wijzen op
de aanwezigheid van insecten als actief
Een belangrijk hulpmiddel bij de toepassing van UPLA is de ‘schadeatlas’, die de
23 schadebeelden en hun urgentie aan
de hand van fotomateriaal en definities
inzichtelijk maakt. In 2007 gaf Bureau
Metamorfoze de Schadeatlas Archieven
als hulpmiddel bij het herkennen en classificeren van schade aan archiefstukken.
De Vlaamse Erfgoedbibliotheek werkt
momenteel samen met Metamorfoze
aan een Schadeatlas Bibliotheken. Dit
hulpmiddel, dat ook los van een UPLAonderzoek een nuttig instrument is voor
collectiebeheerders, wordt in het najaar
van 2014 verwacht. Het zal zowel in
23 schadevormen
Foto: M. de Valk
is op driehonderd items per collectie.
Steeds na een te bepalen aantal meters
wordt een steekproef genomen van een
meter. En binnen deze meter wordt een
aftelwaarde bepaald. De methode is
getest in verschillende archieven en de
nauwkeurigheid bedraagt 95 procent.
Dit betekent dat de resultaten met een
marge van maximaal 5 procent naar
boven of naar beneden kunnen afwijken.
Schade aan de band
1. Stof en oppervlaktevuil
2. Conditie bekleding
3. Rode rot
4. Tapes en schadelijke reparaties
5. Losse delen en bekleding
6. Ontbrekende delen en onderdelen
7. Beschadigde platkernen/hoeken/platkanten
8. Beschadigde sluitingen/beschadigd
beslag
Schade aan de constructie
9. Vervorming band/boekblok/band te
klein
10.Schade aanhechting platten
11. Schade hechting bladen en/of katernen
Schade aan het boekblok
12.Stof en oppervlaktevuil in het boekblok
13.Tapes en schadelijke reparaties
14.Lacunes, scheuren, vouwen
15.Vervilt papier
16.Aan elkaar klevende bladen
17. Verzuring schutbladen
18.Verzuring boekblok
1 0 | META 2014 | 3
19.Foxing
20.Inkt- en/of kopervraat
Algemeen
21.Schimmelschade
22.Plaagdierschade
23.Overige
artikel
gedrukte vorm als online gratis beschikbaar zijn voor erfgoedbibliotheken.
Het al dan niet voorkomen van bepaalde
schadebeelden hangt sterk af van de
bewaaromstandigheden van erfgoedcollecties. Daarom wordt voorafgaand
aan de UPLA-screening aan de bibliotheekmedewerkers gevraagd daarover
een vragenlijst in te vullen. Waar nodig
moeten hiervoor metingen worden
gedaan. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek
kan de instelling een toolkit aanleveren,
met naast alle benodigdheden voor een
UPLA-onderzoek, ook meetapparatuur,
als dataloggers en een luxmeter.
Meten is weten
Nadat de 300 geselecteerde items uit
de collectie minutieus zijn gescreend en
de schadevormen geregistreerd werden
in een database, worden de resultaten
automatisch met behulp van het rekenprogramma Excel gebundeld en gepresenteerd. Dit gebeurt in een aantal tabellen verdeeld over vier werkbladen. Op het
eerste werkblad wordt de raadpleegbaarheid van de hele collectie gepresenteerd
in procenten, samen met de mate waarin
instabiele schadevormen voorkomen. Een
tweede blad geeft inzicht in de metadata
en een derde zet alle schades op een rij
die niet raadpleegbaar zijn. Met andere
woorden: het percentage boeken waarvan de schade toe zal nemen bij gebruik.
Uiteraard voorziet de automatische
gegevensverwerking ook een analyse in
de diepte. In de uitgebreide vierde tabel
op het laatste werkblad worden alle 23
schadevormen opgelijst gevolgd door het
aantal boeken uit de steekproef dat deze
schade vertoont. Daarbij onderscheiden
we vier gradaties:
• Ernstige schade — gebruik verergert de
schade
• Ernstige schade — gebruik geen probleem
• Matige schade — gebruik verergert de
schade
• Matige schade — gebruik geen probleem
Deze cijfermatige resultaatweergave is
standaard voor elke bibliotheek, al laten
de data een meer uitgebreide analyse toe.
Bepaalde schadecombinaties, of gegevens uit de metadata, kunnen immers
voor een specifieke bibliotheek interessant zijn. Bijvoorbeeld hoeveel procent
van de boeken sloten of sluitingen van
metaal hebben en of deze verpakt zijn
of niet. Zo kan men inzicht krijgen in
de omvang van het aantal boeken met
metaalbeslag dat schade kan aanbrengen
aan de belendende boeken. Of hoeveel
boeken met ernstige aantasting door stof
en vuil ook sporen van schimmelaantasting hebben, als vertrekpunt voor een systematische schoonmaakactie. De analyse
van deze gegevens in relatie tot elkaar en
in relatie met de bewaaromstandigheden
vergen weliswaar bijkomende maatwerk­
rapportage.
Omdat elk UPLA-onderzoek steeds op
dezelfde uniforme manier wordt uitgevoerd is het mogelijk de resultaten van de
individuele screenings met elkaar te vergelijken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek
is daarom van plan om de resultaten van
alle UPLA-trajecten (anoniem) te bundelen in één Vlaams schaderegister. Deze
overkoepelende databank zal dienen als
een benchmark voor individuele instellingen en maakt beleidsaanbevelingen
voor het in stand houden van het Vlaams
patrimonium mogelijk. Na enige tijd kan
een bibliotheek er ook voor kiezen om de
screening te herhalen. Zo kan ze bepaalde
(autonome) schades of haar eigen conserveringsbeleid blijven monitoren.
De proef op de som
Vooraleer de Vlaamse Erfgoedbibliotheek
UPLA aanbiedt aan de sector, is het
model eerst getest. Dit gebeurde
midden 2013 op de collectie van het
Ruusbroecgenootschap in Antwerpen.
Deze bibliotheek is uitermate geschikt
voor de test, omdat het een diverse verzameling betreft met onder andere incunabelen en een grote collectie oude
drukken, maar ook veel moderne boeken, tijdschriften en brochures die over
verschillende magazijnen zijn verdeeld.
Bovendien betreft het een gebruiksbibliotheek, waardoor er een grote variëteit aan
schadevormen te vinden is.
In totaal werden er 299 steekproeven
geselecteerd uit 2850 meter gevulde boekenplanken. Voor elk geselecteerd item is
een gedetailleerde registratiefiche ingevuld. Voor de test werden uitzonderlijk
twee teams van beoordelaars, in plaats
van één samengesteld. Team A bestond
uit zogenaamde ‘leken’ die weinig tot
geen voorkennis hadden over schade­
registratie en evenmin een UPLA-vorming
hadden gekregen. Team B bestond uit
boekrestauratoren die makkelijker in staat
zijn om schades op te merken waardoor
ze over de hele lijn meer schades aankruisten. Niettemin lopen de eindresultaten van de screenings globaal genomen
door de beide teams erg gelijk. Daarmee
is aangetoond dat ‘leken’, na een goede
vorming, in staat zijn de beoordeling van
de boeken uit te voeren.
De testweek was voor alle betrokkenen een positieve ervaring. Dankzij een
intensieve samenwerking tussen de eigen
De 20-kantige dobbelsteen die gebruikt wordt om de eerste meter te bepalen waarin het eerste object uit de
steekproef valt. Foto: M. de Valk.
META 2014 | 3 |
11
artikel
Hilde Schalkx en Sam
Capiau tijdens het
selecteren de steekproef
in de bibliotheek van het
Ruusbroecgenootschap.
Foto: M. de Valk.
bibliotheekmedewerkers, die vertrouwd
zijn met de collectie en de opstelling in
het magazijn, en de inbreng van twee
boekrestauratoren kon de hele collectie in acht dagen gescreend worden. Na
afloop liet Erna Van Looveren, bibliothecaris van de bibliotheek van het
Ruusbroecgenootschap, weten dat het
onderzoek “een enorme meerwaarde is,
en de sleutel vormt tot inzicht op de lange
termijn.” Dit geeft aan dat het opzet van
het model is geslaagd. Het model verzamelde waardevolle beleidsinformatie
over de complete bibliotheekcollectie en
daarnaast werden de eigen medewerkers
gesensibiliseerd. Inmiddels zijn de aanbevelingen voor een verbeterde berging en
plaatsing van de boeken in de bibliotheek
van het Ruusbroecgenootschap ter hand
genomen.
Aan de slag met UPLA
De Vlaamse Erfgoedbibliotheek zal het
UPLA-model gratis ter beschikking stellen van de brede erfgoedsector. Om de
kwaliteit van de screening te verhogen en
om te verzekeren dat de methodiek correct wordt toegepast, zodat betrouwbare
resultaten kunnen worden opgenomen in
het Vlaams schaderegister, voorziet de
Vlaamse Erfgoedbibliotheek de nodige
omkadering.
1 2 | META 2014 | 3
Vooreerst is er de vorming die voor de
betrokken medewerkers het startpunt
is van een UPLA-onderzoek. In deze
tweedaagse workshop wordt aandacht
besteed aan materialenkennis, boekterminologie en het herkennen van schadevormen volgens het model. De deelnemers
worden daarin geholpen door de rijkelijk
met voorbeelden geïllustreerde schadeatlas die na de zomer zal verschijnen.
Daarnaast voorziet de Vlaamse Erfgoed­
bibliotheek de mogelijkheid om tegen
betaling een beroep te doen op deskundigen die vertrouwd zijn met UPLA en aldus
garant staan voor efficiëntie en kwaliteit.
Het inschakelen van een externe medewerker is geen verplichting, maar wordt
voor bepaalde onderdelen van het UPLAtraject wel warm aanbevolen. Zo’n expert
zou in principe de volledige uitvoering
van een UPLA-traject op zich kunnen
nemen, maar om de kosten te drukken
en de kans op interne expertiseopbouw
niet te mislopen is het aangeraden om dit
te doen op drie cruciale momenten binnen het traject.
De eerste maal betreft het de fase waarin
de steekproef wordt uitgezet op de collectie omdat het van fundamenteel
belang is dat dit goed gebeurt. Deze
minutieus uit te voeren procedure neemt
in totaal ongeveer drie dagen in beslag
en het aanleren van deze methodiek kost
veel tijd. Daardoor is het aangewezen om
dit te laten uitvoeren door een deskundige met de hulp van eigen medewerkers.
Diezelfde deskundige helpt vervolgens de
bibliotheekmedewerkers bij de start van
de beoordeling van de boeken. Een taak
die ze dankzij de vorming en de schadeatlas zelfstandig kunnen uitvoeren. In totaal
wordt voor deze beoordeling drie dagen
gerekend, maar deze hoeven niet aaneensluitend ingepland te worden. Zes dagdelen zijn over het algemeen beter in te
roosteren en een gefaseerde beoordeling,
met af en toe een rustpauze, komt ook
de kwaliteit van de registratie ten goede.
Tijdens het laatste dagdeel komt de deskundige opnieuw langs om bijkomende
vragen te bespreken.
Eens de screening is afgerond, zorgt de
deskundige voor de verwerking van de
resultaten van de screening en de gegevens over de bewaaromstandigheden in
een eindrapport. De vragenlijst maakt het
immers mogelijk om verbanden te leggen
tussen de gesignaleerde schades en de
bewaaromstandigheden van de boeken.
Zo kunnen aanbevelingen gedaan worden
voor een betere bewaring.
artikel
De vorming zal dit najaar voor het eerst
gezamenlijk worden aangeboden aan de
medewerkers van alle bibliotheken die als
eersten met UPLA aan de slag willen gaan.
Daarna is het aan de bibliotheken om de
verdere timing voor het traject uit te stippelen. Dit gebeurt het best aansluitend
op de workshop en in overleg met de
Vlaamse Erfgoedbibliotheek en de deskundige die het traject begeleidt.
Aanzet tot een beter beleid
Bibliotheken die aan de slag gaan met
UPLA zetten een eerste stap richting
een beter behoud en beheer van hun erfgoedcollecties. De rapporten die zij na
afloop ontvangen geven, zoals eerder
gezegd een algemeen beeld van de huidige staat van de collectie, gekoppeld aan
eerste adviezen. UPLA is dus geen gedetailleerde doorlichting van de hele collectie op stukniveau, noch levert het een
kant-en-klaar plan van aanpak. Het is wel
de aangewezen manier om als erfgoedbibliotheek grip te krijgen op de collectie en de soms onbekende of overweldigende uitdagingen waarmee deze wordt
geconfronteerd. Te meer omdat ook kleinere instellingen gebruik kunnen maken
van UPLA.
Elk UPLA-traject resulteert in een
wetenschappelijk onderbouwd rapport.
Dat geeft bibliothecarissen niet alleen
een instrument in handen om een conserveringsbeleid op maat te ontwikkelen, maar ook om hun beleidsmakers te
sensibiliseren hier effectief in te investeren. En dat kan of moet op eigen tempo
gebeuren. Want om de UPLA-adviezen
om te zetten in concrete maatregelen is
soms verder (intern) onderzoek nodig
en ook de middelen hiervoor moet de
bibliotheek helaas voorlopig nog in
eigen kring gaan zoeken. De Vlaamse
Erfgoedbibliotheek blijft weliswaar een
groot pleitbezorger voor de (betere)
financiering van de basistaken van erfgoedbibliotheken, maar vooralsnog
vindt zij hiervoor onvoldoende gehoor.
Wie weet stimuleert het Vlaamse schaderegister in opbouw binnenkort de
verschillende overheden wel om actie
te ondernemen.
conclusie
Het onderzoekmodel Universal Procedure
for Library Assessment (UPLA) is in
2013-2014 ontwikkeld door de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek. Het behelst een statistisch schadeonderzoek van bibliotheekcollecties en geeft inzicht in de schade en
de raadpleegbaarheid van bibliotheekmateriaal. De toepassing van het model ligt
na het volgen van vorming grotendeels
in handen van de eigen bibliotheekmedewerkers. Op deze manier wordt tijdens
het UPLA-traject kennis over de preservering en conservering van (het eigen)
documentair erfgoed intern opgebouwd
of versterkt. De resultaten van de uitgevoerde schaderegistratie vormen de
bouwstenen voor de opmaak van een
behouds- en beheerplan van de volledige collectie en kunnen op termijn worden vergeleken met die van andere instellingen.
META 2014 | 3 |
13
Gino Dehullu:
“ARhus wil mensen
samenbrengen en hen
geregeld verrassen”
interview
Interview: Paul Gervoyse
Foto p. 14: Stefaan Tavernier. Foto’s p. 16 en 17: ARhus
Een paar dagen na de imposante en druk bijgewoonde opening van ARhus Roeselare (bibliotheek/open kenniscentrum) had META een gesprek met algemeen directeur Yves Rosseel,
adjunct algemeen directeur Gino Dehullu en bibliothecaris Sara Clauw. ARhus heeft zowat alles
in huis wat je van een hedendaagse bibliotheek (lees: kenniscentrum) kunt verwachten. Alleen
al het concept is verrassend innovatief. De stad Roeselare heeft kosten noch moeite gespaard
om van hun boekerijen een prestigieus Open Kenniscentrum te maken.
Hoe zijn jullie tot zo’n schitterend idee gekomen?
Yves: Als leek in de bib-sector heb ik het voordeel van afstand
te kunnen nemen en geen rekening te moeten houden met
bestaande structuren. Als kunsthistoricus en informaticus heb ik
een gevarieerd parcours afgelegd: de afgelopen tien jaar was ik
algemeen directeur van muziekcentrum De Bijloke in Gent; daarvoor werkte ik onder meer als systeem-analyst en systeem-ingenieur bij firma’s zoals Eternit België en Honda Europe. Samen
met collega Gino Dehullu en de andere leden van ons directieteam probeer ik nieuwe ideeën te introduceren in een sector die
op dit ogenblik behoorlijk onder druk komt te staan door allerlei
— onder meer digitale — evoluties. Niet alleen als ICT’er, maar
ook als kunsthistoricus bekijk ik welke zaken een meerwaarde
kunnen bieden. Sinds 2012 ben ik betrokken bij de opstart van
de vzw. Als algemeen directeur van het kenniscentrum en dagelijks bestuurder van de vzw Het Portaal ben ik verantwoordelijk
voor het algemeen inhoudelijk en zakelijk beleid.
Wat is nu eigenlijk zo vernieuwend aan dit project?
Yves: Het vernieuwende heeft alles te maken met de wijze
waarop ARhus zich positioneert en zijn opdracht invult. We
gebruiken bewust het woord ‘kenniscentrum’ in plaats van
‘bibliotheek’ omdat — zeker in de perceptie — ‘bibliotheek’ te uitsluitend wordt geassocieerd met boeken en lezen. Om het met
de oneliner van Rik Torfs tijdens onze opening te zeggen: “In
een bibliotheek kunnen mensen die graag met boeken bezig zijn
uitblinken; in een kenniscentrum kan iedereen uitblinken.” Op
deze wijze reiken we de hand naar onze bestaande bibliotheekgebruiker — zij blijven voor ons belangrijke ambassadeurs —
maar ook naar nieuwe gebruikers. Gebruikers die op dit ogenblik misschien zelf nog niet weten wat een kenniscentrum voor
hen kan betekenen. Ik denk hierbij aan (jonge) ondernemers en
starters, maar ook aan studenten uit de afdelingen techniek en
technologie, en aan de mediasector. De samenwerking met het
VTI Roeselare voor de realisatie van een organische tafel, als
onderdeel van ons interieur, is hiervan een sprekend voorbeeld,
evenzeer als de samenwerking met LOCUS, Bibnet, Roularta en
iMinds voor de uitwerking van nieuwe samenwerkingsmodellen
tussen uitgeverijen en bibliotheken/kenniscentra.
een vzw ook een ideaal instrument kan zijn voor de exploitatie
van het kenniscentrum. Het afsluiten van lokale en bovenlokale
partnerships kan vlotter verlopen net zoals het verwerven van
bijkomende middelen. Dit alles om snel en efficiënt te kunnen
inspelen op veranderende noden en tendensen.
Wat maakt het kenniscentrum zo uniek?
Yves: Uniek is wel de wijze waarop we ons positioneren en profileren: we mikken op samenwerkingsverbanden met het ruime
maatschappelijke veld, en daarvan maken onderwijs en ondernemers een wezenlijk onderdeel uit. We zijn ervan overtuigd dat
een bibliotheek (of kenniscentrum) dient te worden gezien als
een beleidsdomeinoverschrijdende actor. Bibliotheken worden
te vanzelfsprekend beschouwd als (eerder uitsluitend) behorend
tot de culturele sector. Wanneer we de transversale benadering
van de BBC in beschouwing nemen, dan zien we daarin zeker
een bevestiging van ons standpunt. Wij beschouwen uitgevers
ARhus verwijst naar Albrecht Rodenbach
(Roeselare, 27 oktober 1856 – 23 juni 1880).
Hij was een Vlaamse schrijver en dichter.
Rodenbach overleed op 23-jarige leeftijd in
zijn geboortestad aan tuberculose. Je kan zijn
standbeeld vinden op het De Coninckplein
Waarom een vzw-statuut als rechtspersoonlijkheid?
Yves: De vzw werd aanvankelijk opgericht om het bouwproject
te realiseren. Maar na verloop van tijd realiseerde men zich dat
(in de volksmond beter bekend als het SintAmandsplein) in Roeselare.
META 2014 | 3 |
15
interview
en technologiepartners dan ook als onze natuurlijke bondgenoten, omdat we ervan overtuigd zijn dat een kenniscentrum, in de
breedste zin van het woord, een opdracht heeft om de vinger
aan de pols te houden op vlak van technologische evoluties, en
dit in functie van het garanderen van toegang tot kwaliteitsvolle
content met het oog op het delen van kennis in alle betekenissen van het woord. Het wegnemen van drempels voor zowel
kansrijken als kansarmen is hierbij een belangrijke stimulans. We
beogen hierbij zoveel mogelijk een intergenerationele aanpak:
het samenbrengen van mensen uit verschillende leeftijds- en
doelgroepen is een van onze belangrijke streefdoelen.
Plaatsing van de collecties
Alle namen verwijzen naar plaatsen in Roeselare en
vertellen zo mee het verhaal van de stad:
• Babille / Jeugd tot 13 jaar: Verhalen en informatieve boeken, fundels, snippertassen, strips,
Hebben jullie het organogram aangepast aan de nieuwe werking?
Sara: Eind vorig jaar hebben we een nieuw organigram uitgewerkt. We werken met zes clusters, drie inhoudelijke en drie
ondersteunende clusters: Collectie & Informatiebemiddeling
(taken: collectiebeheer en -administratie en informatiebemiddeling); Programmering en Publiekswerking; Onderzoek &
Ontwikkeling; Infrastructuur; Zakelijke Werking (Personeel &
Financiën) en Communicatie & Promotie (bevat ook het onthaal). De verantwoordelijken van elke cluster vormen samen met
de directeur het directieteam, dat instaat voor beleid en aansturing. De komende maanden wordt het organigram geëvalueerd
en bijgestuurd waar nodig. In oktober willen we het definitieve
organigram bepalen.
muziek…
• Duivelshoek / Spannend en actief: Thrillers, fantasy en siencefiction, strips, games, communicatie, bedrijf, management, informatica, sport…
• Batavia / Romantiek & huis en tuin: Levenskunst,
lichaam en geest, koken-hobby, tuin-dieren, interieur, vorsten, waargebeurde verhalen, streekromans…
• Siberië / reizen: Reisverhalen en reisgidsen,
dwarsliggers, taalgidsen, anderstalige romans
•Feestpaleis / Film en Muziek: Muziek, film, tv en
comedy
• Duizend zinnen / Literatuur: Literatuur, toneel en
poëzie
• Stampkot / Young Adult: Games, films en boeken
voor jongvolwassenen
• Blauwe toren / Informatie- & studiecentrum:
algemeen en media, filosofie, godsdienst, sociale wetenschappen, economie, recht, psycho-
Wat de taakverdeling voor het personeel betreft, op wat hebben jullie zich gebaseerd?
Sara: Vorige versies van het organigram waren nog rond domeinen als fictie, non-fictie, jeugd… geclusterd. Meer en meer
groeide de overtuiging dat dit niet de beste methode zou zijn.
We baseerden ons hierbij ook op ervaringen van andere bibliotheken. Daarom is beslist om de medewerkers te groeperen volgens hun specialisatie en sterktes. Zo kan er efficiënter gewerkt
worden en leert men sneller van elkaar. Toch willen we nog een
zekere afwisseling mogelijk maken, vandaar de richtlijn om 20
procent van de tijd aan een taak uit een andere cluster te kunnen besteden. Iemand kan nu in een bepaald team zitten, maar
over de jaren toch ook een grote kennis opgebouwd hebben
rond een taak uit een andere cluster. Dat wilden we kunnen blijven benutten. We hebben ook een team Informatiebemiddeling
dat de infopunten bemant, maar aangevuld wordt met medewerkers uit andere teams voor de avonden en weekends. Dit zit
ook in die 20/80-richtlijn.
logie, onderwijs, geneeskunde, techniek, kunst,
taalkunde, geschiedenis…
• Taalpunt Nederlands / Taalcursussen: Nederlands,
verhalen Makkelijk Lezen, Wablieft…
In de backoffice zien we enkel clean desks. Wat zijn jullie ervaringen?
Sara: Op zich is de clean desk redelijk vlot ingevoerd; de werkplekken zijn elke avond ‘clean’. Vele collega’s waren ook al
gewoon om werkplekken te delen in de oude locaties. Het grote
voordeel is uiteraard dat we de werkplekken en pc’s efficiënter gebruiken. Wat men wel lastiger vindt, is dat er geen vaste
plek is voor de boekverzorging, alle materiaal moet elke dag
“Bibliotheken worden te vanzelfsprekend
beschouwd als (eerder uitsluitend) behorend
tot de culturele sector.”
uitgehaald en weggestopt worden. Dit is ook iets wat we zullen
moeten evalueren en bijsturen als het nodig blijkt.
1 6 | META 2014 | 3
interview
Technische fiche
•
•
•
•
•
•
Type gebouw: gemengd project (Ex-KBC site – Inbreidingsproject & Kenniscentrum)
Opdrachtgever: vzw Portaal
Architect: BUROII & ARCHI+I
Oppervlakte: 7.000 m2
Kostprijs: 13,2 miljoen euro
Collectie-omvang open kast: 116.488 – magazijnen: 292.274
META 2014 | 3 |
17
INTERVIEW
De bib van Roeselare heeft een vraaggerichte werking en is
dus een Delphi-bib. Hoe vertaalt zich dat in het kenniscentrum?
Gino: Enerzijds door de wijze waarop we met de klant omgaan,
zoals het voorzien van een apart team informatiebemiddeling
dat zich kan specialiseren in het samen met klanten op zoek
gaan naar antwoorden op hun vragen. Anderzijds door het plaatsen van de collecties via gebruikersprofielen. Vraaggericht werken betekent zo goed als ‘koken voor de gebruiker’, of zorgen
dat wij reeds proactief de antwoorden op hun vragen voorbereiden. We hebben er ook voor gezorgd dat de openingstijden
aangepast werden in functie van onze (commerciële) omgeving.
Wij streven er immers naar om ook in onze werking een vorm
van publiek-private samenwerking te realiseren. ARhus vormt
als de overige medewerkers, zich vrij snel ingewerkt en is voor
hen een terugkeer naar de oude locaties niet meer wenselijk.
Van ‘een jaren zeventig bibliotheek’ naar ARhus. De mensen
weten niet wat er gebeurt!
Gino: Dit gebouw geeft een boost. Je kunt er niet naast kijken. Het is een open glazen huis en elke verdieping bezit een
bijzondere sfeer. In het openingsweekend zijn hier zo’n 15.000
bezoekers over de vloer geweest. We hadden dringend nood
aan een nieuwe beeldvorming rond de bibliothecaire werking.
Eindelijk kunnen wij een frisse wind laten waaien door het bibliotheeklandschap. Dit is het open kenniscentrum, dit is ARhus!
Voor de mediasector kunnen we een niet onbelangrijke speler
“In Roeselare is veel talent aanwezig en als wij met
ARhus er toe kunnen bijdragen dat deze talenten
ook in Roeselare actief blijven, dan is dit mooi
meegenomen.”
de motor van een stadsvernieuwingsproject en dit willen wij
niet beperken tot enkel de infrastructuur. Ook in de werking
hebben wij er alle belang bij om samen te werken met de buurt.
Is het kenniscentrum dan een open leercentrum?
Gino: Zo zou je het inderdaad kunnen stellen. Het is een project
in het kader van de onderwijsvernieuwing proeftuinen Brede
School 1. We bieden een structureel platform zodat nieuwe trajecten kunnen uitgeprobeerd worden in een neutrale en gecontroleerde omgeving. Onderwijsvernieuwing probeer je niet uit
in de school zelf, want met kinderen ga je zorgvuldig om. Het is
ook niet zo dat wij ons opwerpen als de grote onderwijsvernieuwers. Integendeel, wij proberen alleen maar faciliterend op te
treden. Het kenniscentrum moet je als een platform zien tussen
het beleid en het onderwijsveld. Het gaat om het aanbieden van
ruimte, meubilair, collecties en ICT-infrastructuur. De inhoudelijke meerwaarde wordt uiteindelijk bepaald door de leerkracht
en wat hij/zij met ons aanbod doet. Traditioneel was de samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs eerder te vinden in de
logistieke sfeer. Binnen ARhus geven wij het signaal ‘gebruik de
bib’ en kom terug met innovatieve ideeën. We willen ook verder
gaan. We streven ernaar om pionier te zijn in het samenwerken
met uitgevers, om na te denken over nieuwe bedrijfsmodellen,
innovatie, de digitale evolutie en onderzoek naar het gedrag
van de gebruiker in een digitale omgeving. Verder zullen we
ons uiteraard blijven toeleggen op vernieuwende acties inzake
mediawijsheid en e-inclusie.
Heeft het personeel zo’n drastische verandering gemakkelijk
gevolgd?
Gino: Ik moet je niet vertellen dat dit een zware omslag is
geweest voor veel mensen. Eerst het 3-jarige Delphi-traject 2
bij WINOB (West-Vlaams Informatienetwerk van Openbare
Bibliotheken) afgelegd, daarna een totaal nieuw ICT-verhaal
opgestart, vervolgens de nieuwbouw en tussendoor toegetreden tot het PBS (Provinciaal Bibliotheeksysteem) en voorbereiden van zelfuitleen. Bij de start van het traject leek het voor vele
medewerkers nog ver af, maar in de weken voor de ingebruikname van de nieuwbouw hebben de medewerkers in zes weken
tijd toch heel wat werk verricht en de volledige omslag moeten
maken. Gelukkig hebben zowel de nieuwe, jonge medewerkers
1 8 | META 2014 | 3
zijn. ARhus is een potentiële partner en beschikt over een open
infrastructuur met heel wat mogelijkheden. Daarbij focussen wij
niet alleen op de culturele sector, ook ondernemen, economie
en andere maatschappelijke sectoren komen in ARhus aan bod.
Innovatie en creatieve ondernemers kunnen in ARhus perfect
een podium krijgen. Ook dit is publiek-private samenwerking.
In Roeselare is veel talent aanwezig en als wij met ARhus er
toe kunnen bijdragen dat deze talenten ook in Roeselare actief
blijven, dan is dit mooi meegenomen. Het komt er op aan om
dit te detecteren, samen te brengen en te stimuleren. ARhus
sluit naadloos aan op de grote ondergrondse centrumparking
De Munt, er zijn heel wat vergadermogelijkheden, er is catering
en een terras met uniek uitzicht op de stad. De mensen moeten
erbij willen zijn, men mag niks meer willen missen. ARhus wil
mensen samenbrengen en hen geregeld verrassen.
1 Brede School is gericht op de brede ontwikkeling van alle kinderen en jongeren
door het ondersteunen en/of creëren van een brede leer- en leefomgeving,
waarbinnen kinderen en jongeren een brede waaier aan leef- en leerervaringen
kunnen opdoen. Om dat te realiseren, wordt een breed netwerk opgezet van
scholen, overheden en organisaties uit de cultuur-, jeugdwerk- of sportsector.
http://www.sociaalcultureel.be/jeugd/bredeschool.aspx
2 Een Delphi-bibliotheek organiseert haar dienstverlening vanuit haar vermogen
om het antwoord op vragen te vinden. Een Delphi-bibliotheek maakt uitgesproken keuzes op het vlak van mensen, middelen en methodes. http://www.
delphibibliotheken.be/home
artikel
Foto: www.flickr.com/photos/zsrlibrary
Informatievaardigheden in de
lerarenopleiding en de rol van de
hogeschoolbibliotheek
Thijs Gielis, Katholieke Hogeschool Limburg
Als projectwerk voor het graduaat bibliotheekwezen onderzocht Thijs Gielis, bibliothecaris
aan de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim), in het voorjaar van 2013 hoe het gesteld
is met de informatievaardigheden van de studenten uit de lerarenopleiding en welke rol de
hogeschoolbibliotheek kan spelen om deze vaardigheden te versterken.
Knopvaardig
De meeste jongeren van vandaag zijn
zeer knopvaardig, maar niet informatievaardig. Met andere woorden, ze zijn vlot
in het bedienen van multimedia-apparaten en het googelen naar informatie,
maar ze hebben moeilijkheden met het
vinden, beoordelen, verwerken en correct gebruiken van relevante informatie.
Leerkrachten kunnen een belangrijke rol
spelen in het verbeteren van de informatievaardigheden van jongeren, maar dan
moeten ze natuurlijk zelf ook voldoende
informatievaardig zijn.
Informatievaardigheden is de term die
in Vlaanderen en Nederland het vaakst
gebruikt wordt om deze vaardigheden
te benoemen. Ook in Groot-Brittannië
spreekt men van information skills. In de
Verenigde Staten daarentegen gebruikt
men meestal de term information literacy (informatiegeletterdheid). De meeste
definities verwijzen naar het uitgangspunt
van de American Library Association
(ALA). Deze organisatie omschrijft het
begrip als volgt: “To be information literate, a person must be able to recognize
when information is needed and have the
ability to locate, evaluate, and use effectively the needed information”. 1 De ALA
ziet information literacy als een noodzakelijke voorwaarde om levenslang te kunnen leren.
Eén van de belangrijkste wetenschappelijke onderzoekers op het vlak van informatievaardigheden in het Nederlandse
taalgebied is Albert Boekhorst. Zijn definitie luidt als volgt: “Iemand is informatievaardig indien hij in staat is een informatiebehoefte te onderkennen, deze
informatiebehoefte om te zetten in een
zoekvraag, vervolgens de relevante informatiebronnen kan kiezen en raadplegen,
de hiervoor benodigde informatietechnologie beheerst en vervolgens in staat
is de gevonden informatie te selecteren,
te evalueren, te verwerken en zo nodig
verder te verspreiden”. 2 In het onderzoek
naar de informatievaardigheden van de
studenten uit de lerarenopleiding werd
ook uitgegaan van deze definitie.
Google en de rest
Aan het onderzoek namen 93 derdejaarsstudenten deel: 47 studenten van
de lerarenopleidingen kleuter- en lager
onderwijs van de KHLim en 46 studenten van de lerarenopleidingen kleuter-,
lager en secundair onderwijs van Thomas
More Kempen. Deze studenten gebruiken bij het zoeken naar informatie voor
META 2014 | 3 |
19
artikel
“Studenten gebruiken bij voorkeur
internetbronnen die snel en vrij
toegankelijk zijn zoals Google en Wikipedia.
Ze vertrouwen bij het beoordelen van
informatie vooral op hun eigen voorkennis.
Als de gevonden informatie strookt met
hun ideeën is ze nuttig.”
studiedoeleinden voornamelijk Google
(98 procent) en de bibliotheekcatalogus
(78 procent). Specifieke en wetenschappelijke databanken worden door hen veel
minder geraadpleegd: Mediargus (28
procent), Leerrijk (10 procent), Google
Scholar (8 procent), Education Resources
Information Center (ERIC) (1 procent).
Om de waarde en betrouwbaarheid van
een informatiebron te beoordelen, houden de meeste studenten slechts met
enkele kenmerken rekening: actualiteitswaarde (66 procent), inhoud (66 procent), auteur (34 procent), doelpubliek
© Marina Noordegraaf (www.verbeeldingskr8.nl).
0 | META 2014 | 3
2
(33 procent), taalgebruik (24 procent),
geraadpleegde bronnen (24 procent),
citaties (10 procent). 16 procent van de
ondervraagde studenten beweerde zelfs
dat ze zelden of nooit de betrouwbaarheid van een informatiebron controleren.
Het onderzoek toonde anderzijds wel
aan dat lessen over informatievaardigheden een positief effect hebben. De respondenten die ooit les hadden gekregen
over het correct beoordelen van informatiebronnen, gebruiken meer criteria dan
de andere studenten. De studenten van
de lerarenopleiding secundair onderwijs
hanteren doorgaans meer beoordelingscriteria dan die van de lerarenopleidingen
kleuter- en lager onderwijs.
Gemakzucht versus
frustratie
De resultaten van deze casestudie liggen
in de lijn van andere onderzoeksresultaten. In 2010 bestudeerde Francis Vlieghe,
hoofdmedewerker in de bibliotheek van
de Hogeschool Gent (HoGent), 293 eindwerken om zicht te krijgen op de informatievaardigheden van de studenten van
deze hogeschool. 3 Hij concludeerde uit
zijn studie dat het gebruik van wetenschappelijke bronnen en anderstalige
bronnen laag is. Hij ontdekte daarnaast
dat studenten die meer wetenschappelijke bronnen gebruiken ook kwalitatievere websites raadplegen dan andere
studenten.
In de Verenigde Staten werden er de
afgelopen jaren in kader van het Project
Information Literacy 4 enkele grootschalige onderzoeken gevoerd naar de informatievaardigheden van studenten in
het Amerikaanse Hoger Onderwijs. Men
stelde vast dat de zoekstrategieën van
de meeste studenten allesbehalve origineel, experimenteel en innovatief zijn. Ze
beperken zich meestal tot de bronnen
en databanken die ze kennen (Google,
Wikipedia, de bibliotheekcatalogus en de
bronnen die de docenten aanraden om te
gebruiken). De onderzoekers zagen weinig verschil tussen het databankengebruik van de eerstejaarsstudenten en de
studenten in de hogere jaren. Ze ondervonden daarnaast dat de meeste studenten wel kritisch omgaan met informatie,
maar het niet eenvoudig vinden om relevante, betrouwbare informatie te selecteren voor het oplossen van een specifiek
informatieprobleem. Studenten vragen
regelmatig hulp tijdens hun informatieverwerkingsproces. Voornamelijk aan hun
vrienden, familie en docenten.
Artikel
Tutorials informatievaardigheden:
enkele best practices uit Vlaanderen
HoGent, Arteveldehogeschool, UGent, Erasmus­
hogeschool Brussel en HoWest hebben in 2013
samen een online cursus informatievaardigheden ontwikkeld. De eerste versie van deze tutorial is geïntegreerd in de bibliotheekwebsite van
de HoGent. 6 Ze bestaat uit de modules ‘onderwerp formuleren’, ‘soorten informatiebronnen’,
‘zoeken in de bib’, ‘zoeken op internet’ en ‘bronnen vermelden’. 7
Ook de Associatie Universiteit en Hogescholen
Antwerpen lanceerde in 2013 een nieuwe
© AJ Cann
online tutorial informatievaardigheden. 8 De
cursus is vooral gericht op eerstejaarsstudenten. Ze bestaat uit drie hoofdmodules: ‘zoekmethoden’ (zoektermen bepalen, zoekacties
formuleren), ‘informatiebronnen’ (gebruik
van catalogi, wetenschappelijke databanken,
zoekmachines, ...) en ‘refereren’. Verder is er
nog een rubriek ‘tips & tutorials’ met handlei-
In een andere Amerikaanse studie uit 2012 zijn vergelijkbare conclusies te lezen 5: studenten gebruiken bij voorkeur internetbronnen die snel en vrij toegankelijk zijn zoals Google en Wikipedia.
Ze vertrouwen bij het beoordelen van informatie vooral op hun
eigen voorkennis. Als de gevonden informatie strookt met hun
ideeën is ze nuttig. Ze kijken nauwelijks naar wie de informatie
geschreven heeft of welke methodes men heeft gebruikt om de
informatie te vergaren.
dingen en videotutorials over het gebruik van
specifieke catalogi, databanken en reference
managers. 9
De Associatie KU Leuven beschikt eveneens
over een online leerplatform informatievaardigheden. 10 Ook hier wordt er gewerkt met
modules waarin de verschillende stappen
van het informatieproces doorlopen worden:
Bij docenten en informatieprofessionals die het zoekgedrag van
de studenten trachten te verklaren, hoor je in het algemeen twee
verschillende conclusies: 1. Studenten zijn lui, doen liefst zo weinig mogelijk moeite bij het zoeken naar informatie en gebruiken
daarom vooral Google en Wikipedia. 2. Studenten hebben door
het enorme informatieaanbod veel moeilijkheden met het zoeken naar relevante wetenschappelijke bronnen, raken daardoor
gefrustreerd en grijpen terug naar wat voor hen vertrouwd is.
‘Soorten informatiebronnen’, ‘zoekactie formuleren’, ‘zoeken met Limo’, ‘tijdschriftartikels in
databanken’, ‘informatie beoordelen’, ‘informatie correct gebruiken’. Dit gemeenschappelijk
leerplatform bouwt voort op de realisatie van
het OOF-project ‘Ontwikkeling van innovatief
platform en meetinstrument ter bevordering
van het correct gebruik van online bronnen
door studenten en docenten’. 11
Docenten en informatievaardigheden
In het onderzoek van Thijs Gielis werden 37 docenten van de
lerarenopleidingen van de KHLim bevraagd. 30 van de 37 ondervraagde docenten gaven aan dat informatievaardigheden in hun
vak aan bod komen en ongeveer de helft van hen evalueert deze
vaardigheden. Net zoals de ondervraagde studenten maken ze
weinig gebruik van wetenschappelijke databanken en zoekmachines: Google (95 procent), Bibliotheekcatalogus (86 procent),
Mediargus (32 procent), Leerrijk (19 procent), Google Scholar
(19 procent), Doks (5 procent), Web of Science (3 procent),
Springer (3 procent), ERIC (0 procent).
De bibliotheken van de faculteit Letteren 12 en
de groep Wetenschap en Technologie van de
KU Leuven 13 waren twee belangrijke pioniers
in het ontwikkelen van een online cursus voor
informatievaardigheden. Hun tutorials vormden een belangrijke inspiratiebron voor de
ontwikkeling van andere tutorials. De campusbibliotheek van de Groep Wetenschap en
Technologie nam in 2011 testen af bij de studenten om te achterhalen in welke mate het doorlopen van de tutorial informatievaardigheden
De ondervraagde docenten zien een belangrijke rol weggelegd
voor de bibliotheek in het aanleren van informatievaardigheden.
Vooral het efficiënt leren zoeken via de catalogus (97 procent)
en databanken (97 procent) vinden zij een taak voor bibliotheekmedewerkers. Daarnaast vindt 84 procent van hen dat
bibliotheekmedewerkers aan studenten ook moeten leren hoe
ze informatie op een overzichtelijke en efficiënte manier kunnen bewaren. Het kunnen onderscheiden van de verschillende
de vaardigheden van de studenten verbetert.
Uit de resultaten van deze testen bleek dat de
scores beduidend hoger lagen na het doorlopen van de tutorial. Voor een aantal modules
lagen ze zelfs dubbel zo hoog.
META 2014 | 3 |
21
artikel
“Heel wat bibliothecarissen ervaren dat de
samenwerking met de docenten niet van een
leien dakje loopt. Dit mag echter geen reden
zijn om de inspanningen op te geven.”
soorten informatiebronnen, het beoordelen van informatie op bruikbaarheid
en betrouwbaarheid en het citeren en
refereren vinden ze eerder een taak voor
docenten. De grote meerderheid (31/37)
van de respondenten vindt dat er in de
toekomst meer moet samengewerkt worden met bibliothecarissen i.v.m. informatievaardigheden.
Proactief opstellen
Ondanks hun expertise inzake informatievaardigheden, worden bibliothecarissen meestal niet betrokken in het
onderzoeksproces van de studenten. De
meeste studenten zijn immers niet snel
geneigd om in interactie te treden met
een bibliotheekmedewerker. Om hun
impact op de studenten te vergroten,
moeten bibliotheekmedewerkers zich
proactief opstellen. Door het geven van
rondleidingen en instructies tonen ze hun
expertise en verlagen ze de drempel tussen hen en de studenten. In het onderzoek werd vastgesteld dat 64 procent van
de KHLim-studenten, die allemaal bibliotheekinstructies hebben gehad, hulp vragen aan bibliotheekmedewerkers bij het
zoeken naar informatie. Bij Thomas More,
waar men geen bibliotheekinstructies
heeft gehad, doet slechts 26 procent dit.
Uit een bevraging van 22 verschillende
hogeschoolbibliotheken bleek dat bijna
alle bibliotheken (20/22) instructies
geven aan eerstejaarsstudenten. Het aantal bibliotheken dat instructies geeft aan
studenten van het tweede en/of derde
jaar is eerder beperkt (9/22). De bibliotheekinstructies zijn voornamelijk gericht
op het zoeken in de catalogus en andere
databanken. Andere vaardigheden, zoals
het beoordelen van de betrouwbaarheid
van de gevonden informatie of het efficiënt bewaren en juist refereren van relevante bronnen komen nauwelijks aan
bod. Bij een derde van de ondervraagden maken de bibliotheekinstructies deel
uit van een vak uit de opleiding. Meestal
is dit een specifiek vak i.v.m. onderzoeksen informatievaardigheden. In een aantal
2
2 | META 2014 | 3
opleidingen maken ze deel uit van een
taalvak.
Onbewust onbekwaam
Om de informatievaardigheden van de
studenten te verbeteren, moeten er twee
dingen gebeuren: 1. Studenten doen
inzien dat het nuttig is om ook wetenschappelijke bronnen te gebruiken die
niet via Google te vinden zijn; 2. Er voor
zorgen dat studenten minder gefrustreerd geraken bij het zoeken naar wetenschappelijke informatie.
Dankzij Google is zoeken zonder inspanning de norm geworden. Waarom dan
nog moeite doen om andere bronnen te
gebruiken? Vele jongeren van vandaag
zijn net zoals vele volwassenen ‘onbewust
onbekwaam’ in het zoeken naar informatie. De studenten moeten dus eerst
inzien dat ze voor het vinden van relevante informatie voor een wetenschappelijk onderzoek meer moeten kunnen
dan alleen maar wat googelen. Daarom
is het belangrijk dat docenten niet alleen
het eindresultaat van opdrachten, maar
ook het informatieproces zelf beoordelen.
Anderzijds blijft het belangrijk om de studenten te ondersteunen in hun zoekproces (bijv. door zoektermen aan te reiken)
artikel
en hen vertrouwd te maken met vaktijdschriften en wetenschappelijke databanken. Als ze op een positieve manier
ervaren dat meer energie steken in het
zoekproces leidt tot betere resultaten,
dan zullen hun frustraties afnemen en
zullen ze in de toekomst meer wetenschappelijke bronnen gaan gebruiken.
Bibliothecarissen moeten op de hoogte
zijn van de onderwerpen die er in de
opleidingen behandeld worden, zodat
ze de studenten kunnen assisteren in het
vinden van praktische informatie voor het
oplossen van informatieproblemen.
Samenwerking bibliotheek
en docent
Heel wat bibliothecarissen ervaren dat
de samenwerking met de docenten niet
van een leien dakje loopt. Dit mag echter
geen reden zijn om de inspanningen op
te geven. Goede voorbeelden uit andere
hogescholen en universiteiten kunnen
voor inspiratie en extra motivatie zorgen.
Bibliotheken en docenten kunnen bijvoorbeeld hun expertise bundelen om
een online tutorial te ontwikkelen die studenten zelfstandig kunnen doorlopen. De
meest succesvolle tutorials beginnen met
een instaptoets, waar de student geconfronteerd wordt met zijn beginniveau.
Vervolgens kan hij een aantal modules
doorlopen, waarin hij kennis maakt met
alle mogelijke informatiebronnen en de
nodige vaardigheden leert om relevante
informatie te vinden en correct te verwerken. Ten slotte kan de student de eindtoets afleggen. De tutorial wordt best zo
ontworpen dat hij aansluit bij het curriculum. Pas dan zal iedere student ze met
de nodige ernst doorlopen. Sommige
hogescholen hebben een aparte website gemaakt, andere kiezen ervoor om
de tutorial te integreren in de gesloten
elektronische leeromgeving.
Aangezien de rol van de docent essentieel is in het aanleren van informatievaardigheden, is het belangrijk dat ieder van
hen deze vaardigheden goed beheerst en
weet hoe hij snel relevante informatie kan
vinden. Hoe beter men is in het vinden,
beoordelen en verwerken van informatie, hoe hoger de eisen die men stelt aan
de studenten. Bibliotheekmedewerkers
moeten zich als informatieprofessionals
opstellen en de docenten voortdurend
op de hoogte brengen van de nieuwste
ontwikkelingen. Dit kan onder meer door
op regelmatige tijdstippen workshops te
organiseren, docenten voortdurend te
attenderen of samen lessen rond informatievaardigheden uit te werken.
Conclusie
Het is in de huidige maatschappij essentieel dat leerkrachten in het basis- en
secundair onderwijs op een vlotte manier
juiste informatie kunnen vinden, evalueren en verwerken. Toch blijkt uit onderzoek dat de informatievaardigheden van
de studenten uit de lerarenopleiding
beperkt zijn. Ze gebruiken nauwelijks
andere bronnen dan Google en de bibliotheekcatalogus en weten niet goed waar
ze op moeten letten bij het beoordelen
van de kwaliteit van een informatiebron.
Docenten uit de lerarenopleiding vinden
informatievaardigheden belangrijk, maar
hebben zelf moeite om de snelle evolutie van de digitale informatie op de voet
te volgen. Toch hebben zij de sleutel in
handen. Enkel wanneer zij voldoende aandacht besteden aan het ontwikkelen en
evalueren van de informatievaardigheden van de studenten, zullen de studenten moeite doen om deze vaardigheden
te verbeteren. De hogeschoolbibliotheek
kan een belangrijke ondersteunende rol
spelen in het aanleren van informatievaardigheden. Ze kunnen docenten helpen
door hen op de hoogte te houden van de
nieuwste ontwikkelingen en samen lessen,
online leerplatformen en opdrachten uit
te werken. Ze kunnen studenten helpen
door hen resultaatgericht te begeleiden
bij het zoeken naar informatie en hen vertrouwd te maken met wetenschappelijke
tijdschriften en databanken.
1 American Library Association (1989). Presidential
Committee on Information Literacy. Final Report.
Chicago: American Library Association.
2 Boekhorst, A., Kwast, I., & Wevers, D. (2005).
Informatievaardigheden. Utrecht: Lemma.
3 http://prezi.com/jo14wjv9pkyc/informatievaardigheden/
4 http://projectinfolit.org/
5 Denison, D.R. & Montgomery, D. (2012). Annoyance
or delight? College students’ perspectives on
looking for information. The Journal of Academic
Librarianship, 38(6), 380-390.
6 http://bib.hogent.be
7 Voor meer informatie zie: Vlieghe, F. (2013).
Informatievaardigheden 2.0. Meta: tijdschrift voor
bibliotheek & archief, 2013(3), 6.
8 http://anet.ua.ac.be/brocade/informatievaardigheden.phtml
9 Voor meer informatie zie: Desaever, D. (2013).
Nieuwe cursus informatievaardigheden. Meta: tijdschrift voor bibliotheek & archief, 2013(2), 6.
10https://associatie.kuleuven.be/zoeken
11 Voor meer informatie zie: Willekens, L. (2008).
Informatievaardigheden van studenten ontwikkelen: een vakoverschrijdende aanpak binnen de
Associatie K.U.Leuven. Bibliotheek- & archiefgids,
84(3), 21-29.
12http://bib.arts.kuleuven.be/bibliotheek/tutorial/
index.cfm
13http://wbib.kuleuven.be/tutorial/
META 2014 | 3 |
23
signalement
2
4 | META 2014 | 3
signalement
Laat Hawaiiaans
muziekhandschrift
Damiaancollectie
opnieuw klinken?
In de Leuvense Damiaan­
collectie van de Paters
Picpussen, deels op de Vlaamse
Topstukkenlijst, werd recent
een uniek Hawaiiaans muziekhandschrift met Latijnse en
Hawaiiaanse religieuze liederen ontdekt. Het handschrift
geeft een uitzonderlijke blik
op hoe in de 19e eeuw muziek
gemaakt werd in de katholieke
missie op Hawaii en Molokaï.
Mogelijk zong Pater Damiaan
(1840-1889) hieruit met de
melaatsen op Molokaï. Verder
onderzoek is nodig. Een ding is
heel duidelijk: het handschrift is
erg kwetsbaar en moet gerestaureerd worden. De tijd dringt.
Help jij ons mee dit handschrift
te redden? Steun ons via www.
boekensteun.be.
Patrik Jaspers en Ruben Boon
Foto: © Eric Dewaersegger
META 2014 | 3 |
25
etalage
De sectie Hogeschoolbibliotheken (HSB)
De sectie HSB, met dank aan Stijn Meersseman
De sectie Hogeschoolbibliotheken (HSB) is één van de actiefste secties binnen de VVBAD. De
sectie is erin geslaagd om in het evoluerend onderwijslandschap zichzelf te blijven heruitvinden, en met succes. Ook de jaarlijkse studiedag van deze sectie kent veel bijval.
Wat heeft de sectie al kunnen verwezenlijken?
Jaarlijks organiseert de sectie één grote studiedag, die meestal ook intersectoraal is. In het
verleden slaagde de sectie er dan wel niet in
het beroep van bibliothecaris te behouden in
het HOBU-decreet van 1994. Ze zorgde er wel
voor dat de mogelijkheid van een mandaat van
bibliothecaris in het decreet werd ingeschreven.
En dat als een van de weinige functies binnen
het hoger onderwijs.
Rechtstaand v.l.n.r.: Myriam Lemmens, Bram Baert, Johan Poukens en Paul Buschmann.
Zittend v.l.n.r.: Erika Meel, Sofie Vandroemme, Sissi Loostermans, Thijs Gielis, Stijn Meersseman en
Patrick Vandegehuchte.
“De rol van de
hogeschool­
bibliotheek
verandert en
wordt her en
der ook meer in
vraag gesteld.
Dit wordt zeker
de grootste
uitdaging voor
de komende
jaren.”
2
6 | META 2014 | 3
Wanneer werd de sectie HSB opgericht? En
wat zijn de doelstellingen?
De sectie Hogeschoolbibliotheken werd in 1989
formeel als zelfstandige sectie opgericht. Na
een voorgeschiedenis in de sectie OB, functioneerde ze sedert 1984 als ‘subsectie schoolbibliotheken’ binnen de sectie Wetenschappelijke
bibliotheken (WDI). Bij aanvang in 1989 werkte
de sectie Schoolbibliotheken ook voor schoolbibliotheken in het secundair onderwijs (SO).
Door de evolutie in het hoger onderwijs, ging
de nadruk steeds meer op de hogescholen liggen. Tegelijk namen de mogelijkheden van bibliotheken in secundaire scholen
af en uiteindelijk hield de ‘subsectie SO’ er in
2009 mee op. De naam van de sectie werd
vanaf juni 2012 ook officieel gewijzigd naar
Hogeschoolbibliotheken.
De sectie heeft als doel de belangen van de
sector hogeschoolbibliotheken te verdedigen
en trends en evoluties op de voet te volgen. Het
is een platform waar vertegenwoordigers uit de
sector informatie uitwisselen. Daarnaast is het
de taak van de sectie om aan informatiedeling
te doen door de organisatie van studiedagen.
Wat staat er nog op jullie prioriteitenlijstje?
De snelle wijzigingen binnen het hoger onderwijs vormen een steeds terugkerend aandachtspunt, en met name de belangen van het
personeel hierbij. De sectie probeert zicht te
krijgen op wat er gebeurt op vlak van personeelsbeleid en -bezetting in de hogeschoolbibliotheken.
Hoe hebben jullie als commissie de sector zien
evolueren?
De voornaamste evolutie van de laatste twintig
jaar is ongetwijfeld de schaalvergroting in het
hoger onderwijs. Die heeft een grotere professionalisering van de sector mogelijk gemaakt,
maar noopte ook tot een andere werking.
Parallel aan deze evolutie is uiteraard de voortschrijdende digitalisering van informatie van
groot belang. De rol van de hogeschoolbibliotheek verandert en wordt her en der ook meer
in vraag gesteld. Dit wordt zeker de grootste
uitdaging voor de komende jaren.
Wat maakt jullie team zo uniek?
Als beroepsvereniging brengt de VVBAD collega’s bijeen uit alle sectoren van de informatiewereld. Zo is het bestuur van de sectie HSB niet
paritair samengesteld, maar de meeste hogescholen en alle associaties zijn er in vertegenwoordigd. Er is dus zeker input vanuit diverse
hoeken, maar in tegenstelling tot andere organisaties, speelt de achtergrond van de leden
eigenlijk geen rol. Vanuit de eigenheid van de
hogeschoolbibliotheeksector, ijveren zij voor
het belang van de sector als geheel. En dat
is precies wat een belangenvereniging hoort
te doen!
inzet
Jan Stuyck:
“Het onderscheid tussen de bibliotheeken archiefsector zal vervagen”
Hoe ben je in de archiefsector beland?
Via een project in het kader van het Max
Wildiersfonds. Doel was om de geschiedenis
van het bekende Brusselse uitgevershuis A.
Manteau te reconstrueren. Dat gebeurde voor
het merendeel op basis van het bedrijfsarchief
dat wordt bewaard in het Letterenhuis. Voor
de ontsluiting van dat archief werd ik destijds
binnen het project aangenomen.
Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En
wat was je motivatie om lid te worden?
Als ik het me goed herinner ben ik lid sinds
2006. Twee jaar voordien werd het Letterenhuis
erkend als cultureel thema-archief met betrekking tot het literaire erfgoed. Dat privaatrechterlijke archieven toen duidelijker in
beeld kwamen, bleek ook uit de oprichting
— binnen de sectie Archief en Hedendaags
Documentbeheer van de VVBAD — van de
werkgroep Privaatrechtelijk Archief (WPA).
De werkgroep is de ideale plek voor uitwisseling van nieuws, kennis en praktijkervaring
in verband met privaatrechtelijke archieven.
Momenteel werken we zo rond ‘selectie’ en
‘selectielijsten’. Heel verruimend voor je blik is
dat. Je merkt namelijk dat er al heel veel kennis en expertise over dit onderwerp bestaat.
Dat en de gedrevenheid van de leden, maakt
de bijeenkomsten inspirerend.
Op welke vlakken ben je nu actief?
Binnen het Letterenhuis hou ik me in hoofdzaak
bezig met acquisitie, beleidsondersteunend
werk, archiefverwerking en de begeleiding
van onderzoekers. Daarnaast geef ik het vak
Wereldliteratuur aan de opleiding Drama van
de Artesis Plantijn Hogeschool in Antwerpen.
Welk thema ligt je nauw aan het hart?
Bij het archiefwerk komen vaak verschillende
verhalen van de archiefvormers aan de oppervlakte. Persoonsarchieven, zeker van schrijvers
en kunstenaars, herbergen bijzondere verhalen
over een leven, een omgeving, een stad en een
tijdsgeest. Verhalen reconstrueren aan de hand
van de bronnen die in het Letterenhuis verzameld en ontsloten worden, het is een boeiende
job.
begrip ‘data’ zal vallen, de wereld als een grote
container gegevens. Daardoor zal het onderscheid tussen sectoren, zoals bibliotheek- en
archiefsector bijvoorbeeld, vervagen. Of anders
gesteld: ze zullen elkaar meer en meer vinden
in samenwerking omtrent de ontsluiting en
valorisatie van deze data, lokaal en bovenlokaal.
Uitsluitend inzetten op mogelijke veranderingen lijkt me te beperkt, er zijn nog talloze uitdagingen die we de dag van vandaag kunnen
aangaan. Om twee voorbeelden te noemen:
archiefeducatie in het secundair onderwijs en
de lerarenopleiding is nagenoeg een braakliggend terrein. De digitalisering heeft de dag van
vandaag reeds consequenties voor bijvoorbeeld depot, selectie, leeszaalwerking en dergelijke meer. Overigens, om deze en toekomstige uitdagingen aan te kunnen gaan, zou de
opleiding Archivistiek stilaan eens omgevormd
moeten worden van een Manama voor historici
tot een volwaardige opleiding tot informatiebeheerders, ongeacht de academische vooropleiding.
En hoe zou de VVBAD kunnen inspelen op die
veranderingen?
Ik denk dat de VVBAD meer kan inzetten om
mensen samen te brengen rond sectorbrede
onderwerpen. De samenstelling van werkgroepen op basis van de structuur van een sector,
zoals privaatrechtelijk versus publiekrechtelijk,
zijn niet zozeer van belang als wel de diverse,
gedeelde problematieken waarmee deze sectoren worden geconfronteerd. De werkgroep
Automatisering lijkt me daarvan een goed voorbeeld. Ook vanuit de WPA heeft men geprobeerd om, los van de aard van archiefinstellingen, specifieke thema’s onder de loep te
nemen.
Jan Stuyck is als wetenschappelijk
m e d ewe r -
ker
verbonden
het
L e t t e re n h u i s ,
aan
en
lid van de werkgroep
Privaatrechtelijke Archieven
van de VVBAD. Hij is redacteur bij de literair-historische bladen Zuurvrij en
Zacht Lawijd. Jan houdt
van boeken, muziek, film en
Minecraft.
Hoe zie je de sector in de toekomst evolueren?
Er zijn tal van uitdagingen binnen de archiefsector en een glazen bol om de toekomst te voorspellen is niet voorhanden. Maar ik denk dat
binnen een afzienbare tijd veel onder het
META 2014 | 3 |
27
over de schutting
Vluchtelingenwerk Vlaanderen
Els Keytsman, Vluchtelingenwerk Vlaanderen
Zaterdag 15 maart werd het startschot gegeven van de jeugdboekenweek 2014. Dit jaar was het
curatorschap van de Jeugdboekenweek in de bibliotheken in handen van Vluchtelingenwerk
Vlaanderen. Het thema was ‘gevaar’. En wie in gevaar is, slaat op de vlucht. Samen met LOCUS,
moedigden Vluchtelingenwerk Vlaanderen bibliotheken aan asielzoekers en vluchtelingen een
plek te geven in de bib. Samen gaan ze ook op zoek naar de meest gastvrije bibliotheek.
Wat is de opdracht van
Vluchtelingenwerk Vlaanderen en hoe vullen
jullie die in?
Vluchtelingenwerk Vlaanderen zet zich in voor
asielzoekers en vluchtelingen. We doen dit met
onze vijftig lidorganisaties en heel wat enthousiaste vrijwilligers. Samen verhogen we de druk
op het beleid en sensibiliseren we het ruime
publiek. We coördineren een eigen netwerk
voor asielopvang en we zijn actief rond integratie. Ook ontvangen we asielzoekers op de
eerste dag van hun aankomst in ons land in ons
Soep- en Infopunt in de Brusselse Noordwijk.
Daar krijgen ze een warme kom soep en meer
info over hun asielprocedure. Hiervoor werken
we samen met vrijwilligers die wonen of werken in de buurt. Daarnaast ondersteunen we
iedereen die asielzoekers en vluchtelingen bijstaat met helpdesks waar experten juridische
vragen en vragen over landeninfo behandelen.
Ten slotte werken we rond de vrijwillige terugkeer en gedwongen uitwijzingen van afgewezen asielzoekers.
Hoe is Vluchtelingenwerk Vlaanderen
curator geworden van deze editie van de
Jeugdboekenweek?
Wij hadden niet onmiddellijk gedacht aan de
openbare bibliotheek als partner. Maar toen
het Steunpunt voor bibliotheken, LOCUS, ons
benaderde en ons uitnodigde om curator te
zijn voor de Jeugdboekenweek in de bib, viel
alles op zijn plaats. De bib bleek een logische
partner te zijn voor ons. Want een bibliotheek
draagt bij tot de integratie van asielzoekers
en vluchtelingen: ze leren er mensen uit hun
gemeente kennen en komen er aanraking met
onze taal. Daarnaast was het thema voor deze
jeugdboekenweek ‘gevaar’. En ja, wie in ‘gevaar’
is, slaat op de vlucht. Er zijn mensen die moeten
2
8 | META 2014 | 3
vluchten omdat ze songteksten schrijven die de
regering niet graag hoort, en hen daarvoor vervolgt. Of omdat ze de verkeerde vraag stellen
op een persconferentie. Of zelfs omdat ze een
meisje zijn en willen leren lezen en schrijven. De
link naar asielzoekers en vluchtelingen, mensen
op de vlucht voor oorlog, geweld en vervolging,
ligt dus eigenlijk voor de hand.
Hoe vulden jullie het curatorschap in?
Samen met LOCUS moedigden we bibliotheken aan asielzoekers en vluchtelingen een
plek te geven binnen een bibliotheek. Ze
konden dat doen met een workshop rond
vluchtelingen, een koffiekransje met asielzoekers of een bezoek aan een asielcentrum.
Vluchtelingenwerk en LOCUS stelden een inspiratiegids met boeken, films, workshops, sprekers … op over het thema voor de bibliotheken.
Ook kregen de bibliotheken bladwijzers die
ze gratis konden uitdelen aan hun bezoekers.
We riepen ook al onze leden en lokale vrijwilligersgroepen op om naar hun bib te stappen
en samen iets uit te werken rond asielzoekers
en vluchtelingen. Ook Vluchtelingenwerk zelf
organiseerde in de Jeugdboekenweek een activiteit in de bib: op 29 maart stelden we in de
Bibliotheek Permeke in Antwerpen, een documentaire voor met debat. De documentaire The
art of becoming van Catherine Vuylsteke en
Hanne Phlypo gaat over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dat zijn jongeren die op
de vlucht zijn helemaal alleen, zonder ouders.
Zolang ze minderjarig zijn worden deze jongeren beschermd en opgevangen. Vanaf het
moment dat ze meerderjarig worden moeten
ze terug naar hun land als ze niet erkend worden als vluchteling. Een voorbeeld hiervan zijn
de afgewezen Afghaanse jongeren die nu veel
in de media komen. Heel wat onder hen kwamen hier toe als niet-begeleide minderjarige
vreemdeling en moeten nu, omdat hun asielaanvraag werd afgewezen en omdat ze nu volwassen zijn, terug naar hun thuisland, een land
in oorlog. Voer voor een debat dus.
over de schutting
Onze samenwerking met de bibliotheken duurt
voor ons ook tot na de Jeugdboekenweek.
Daarom creëerden we dit jaar speciaal naar
aanleiding van het curatorschap voor de
Jeudboekenweek in de bib in onze campagne
‘Gastvrije Gemeente’ een extra categorie: de
bibliotheek. Met onze campagne ‘Gastvrije
Gemeente’ gaan we op zoek naar initiatieven
in Vlaanderen en Brussel die iets gastvrij doen
voor asielzoekers en vluchtelingen. Naast scholen, gemeenten, bedrijven, vrijwilligers en verenigingen roepen we nu dit jaar dus ook alle
bibliotheken op hun vluchtelingenactiviteit
insturen op www.gastvrijegemeente.be. De
bibliotheken maken zo kans op een Gastvrije
Award 2014 én 1000 euro.
Ontdekten jullie daarbij nieuwe kantjes aan de
openbare bib?
We ontdekten dat een bibliotheek niet alleen
draait om boeken. Mensen gaan ook naar de
bib om samen te komen, om ervaringen te
delen en om bij te leren. Een bibliotheek is heel
belangrijk voor het gemeenschapsgevoel. En
het is net dat dat zo belangrijk is voor asielzoekers en vluchtelingen: het gevoel hebben
dat ze ergens bijhoren. Deze mensen moeten
vaak plots, halsoverkop, alles achterlaten: hun
huis, hun job, hun familie en vrienden. In België
moeten ze hun leven van nul weer opbouwen.
Een bibliotheek kan daarbij helpen. We zijn dan
ook blij dat LOCUS ons dit jaar vroeg curator
te worden van de Jeugdboekenweek in de bib.
Zo kregen we de kans meer bibliotheken warm
te maken voor asielzoekers en vluchtelingen en
zo voor hen het pad te effenen.
Affiche Jeugboekenweek. Illustraties: Gerda Dendooven.
Vormgeving: Kris Demey.
> Zie ook p. 38
“Een bibliotheek is heel belangrijk voor het
gemeenschapsgevoel. En het is net dat dat zo
belangrijk is voor asielzoekers en vluchtelingen:
het gevoel hebben dat ze ergens bijhoren.”
META 2014 | 3 |
29
trend
Frysklab, het eerste mobiele
FabLab van de Bibliotheek
Jeroen de Boer, projectleider FryskLab
Bibliotheekservice Fryslân (BSF) is met FryskLab in Europa de eerste bibliotheekorganisatie
die zelf een FabLab opzette. FryskLab is een mobiel FabLab, ondergebracht in een voormalige bibliobus. BSF zet deze voorziening vooral in binnen het onderwijs en verwacht daarmee
een impuls te geven aan de economische bedrijvigheid in Friesland.
Leren door te maken
We lieten ons van tevoren niet beperken omdat
nog niet alles in kannen en kruiken was. Wel
gaven we aan wat we wensten en maakten we
duidelijk dat we de wijsheid in pacht hadden.
In februari 2013 organiseerden we daarom een
kennissessie, waarvoor we geïnteresseerden en
potentiële partners uitnodigden. Een schoolklas ging aan de slag met digitaal speelgoed.
Vanaf dat moment was het duidelijk dat we iets
moois in handen hadden.
Aan de basis van het project lagen twee vragen:
Waarom willen we iets met digitale fabricage
in de provincie Friesland? En, cruciaal: Waarom
doen we dit als bibliotheekserviceorganisatie? Het is een provinciale uitdaging om goed
gekwalificeerde (technische) arbeidskrachten
op te leiden en vast te houden. Niemand keek
als mogelijke oplossing echter naar het wereldwijde FabLab-netwerk. Wij als bibliotheek wel,
voortkomend uit de noodzaak onszelf opnieuw
te positioneren. Met FryskLab leren kinderen
en jongeren aan de hand van digitale fabricage
hun eigen ideeën vormgeven. Hiermee willen
we twee vliegen in één klap slaan: hen enthousiasmeren voor moderne technologie en ze
kennis laten maken met ‘het kennis maken en
delen van de toekomst’.
FryskLab bouwt voort op de inspirerende
filosofie van de Library as Platform. Het verschijnsel FabLab is een prachtige manifestatie
van een andere rol van de bibliotheek, zonder
afstand te nemen van de kernwaarde: het overdragen van kennis en informatie. Dit zonder je
daarbij te laten beperken door de fysieke vorm
van de bibliotheek, maar wel heel goed te kijken naar de lokale wensen en uitdagingen.
aanvraag voor ontwikkeling van een onderwijslespakket, specifiek gekoppeld aan lokale
thema’s als watertechnologie en duurzaamheid.
Dankzij Stichting Pica bieden we FabLabs ook
iets. Onze ervaring in het structuren van informatie resulteerde in een gehonoreerd voorstel
om aanwezige data binnen FabLabs als linked
open data beschikbaar te maken.
Het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken
(SIOB) ondersteunt ‘Fab the Library!’. Met
deze modulaire workshopreeks ondersteunen
we bibliotheken (zeker ook in Vlaanderen) in
hun wens zelf een FabLab op te zetten.
Wereldwijde belangstelling
In 2013 hebben we FryskLab op vele plekken
gepresenteerd. Dankzij de inzet van sociale
media en een reguliere nieuwsbrief begon de
telefoon te rinkelen met verzoeken om inzet op
scholen. We waren ook aanwezig op Informatie
aan Zee en ‘Internet Librarian’. In 2014 zijn we
(via Skype) onderdeel van het programma
van Computers in Libraries en reizen we af
naar Bremen, Aarhus en Roskilde. Ook worden we opgenomen in het boek Makerspaces:
a Practical Guide for Librarians.
Samenwerking
Omdat BSF haar investeringsagenda voor
2013 al had vastgesteld, waren we verplicht
te zoeken naar andere financieringsbronnen.
Daarin zijn we tot nu aardig succesvol geweest.
Gemeente en provincie maakten het mogelijk om te investeren in de aankoop van een
bibliobus en FabLabinrichting. De Nederlandse
bankverzekeraar SNS REAAL honoreerde een
3
0 | META 2014 | 3
Omdat we FryskLab voor een periode van minimaal drie jaar willen uitvoeren, zijn we momenteel hard bezig om de exploitatie rond te krijgen. We zoeken actief de samenwerking met
partners uit bijvoorbeeld het onderwijs, maar
zeker ook het bedrijfsleven. Dat we bij deze,
deels nieuwe partners, als bibliotheek in beeld
zijn is echter al een prachtig resultaat.
“Het verschijnsel
FabLab is een
prachtige
manifestatie
van een andere
rol van de
bibliotheek,
zonder afstand
te nemen van de
kernwaarde.”
> http://www.frysklab.nl
uitgepakt
Een eenvoudige back-upstrategie
Joris Janssens en Henk Vanstappen PACKED vzw
Stel je voor: je laptop wordt gestolen, je harde schijf raakt onherstelbaar defect, een virus maakt je
bestanden onleesbaar of je collega
heeft per ongeluk een bestand
verwijderd in een gedeelde map.
Stuk voor stuk gevallen waarbij je
gelukkig een goede back-up hebt
bijgehouden — of niet? Ervaring
leert dat ondanks de bewustwording van het belang van back-ups,
niet elke organisatie over goede
veiligheidskopieën beschikt. Toch
kan met een beperkt budget, kennis en middelen al heel wat bereikt
worden. In deze editie willen we
wijzen op enkele basisregels en de
valkuilen bij het opstellen van een
back-up­strategie.
Er zijn een aantal factoren die maken dat kleinere organisaties geen of een ontoereikende
back-upstrategie hanteren. Veelgehoorde argumenten zijn: te duur, geen tijd voor, gebrek aan
technische kennis. Toch is het mogelijk om met
een beperkt budget en minimale inspanningen
betrouwbare back-ups te maken. Er is echter
geen oplossing die voor elke situatie perfect
werkt, maar deze algemene principes gelden
voor iedereen.
Regel 1: Breng je bestanden in
kaart
Voor je met je back-up begint, doe je er goed
aan al je bestanden bijeen te brengen. Bepaal
daarbij wat het belang ervan is en hoe moeilijk
ze te vervangen zijn. Belangrijke, onvervangbare gegevens verdienen de grootste zorg, terwijl gemakkelijk vervangbare bestanden misschien helemaal geen back-up nodig hebben.
Regel 2: Bewaar meerdere
versies
Als blijkt dat een bestand al een week eerder
werd verwijderd, heb je niets aan de back-up
van de dag daarvoor. Probeer daarom een aantal verschillende versies bij te houden. Neem
bijvoorbeeld dagelijks een back-up, maar
bewaar ook die van het begin van elke week
en van elke maand. Als je een incrementele
back-up neemt, is dat zelfs niet nodig. Bij een
incrementele back-up wordt er eenmalig een
volledige kopie van je data genomen. Vanaf
dat moment worden telkens enkel nieuwe of
gewijzigde bestanden aan de backup toegevoegd.
Hierdoor kan je
je bestanden op
elk moment in de
tijd opvragen. In
recente besturingssystemen is dit
soort back-upsoftware standaard
voorzien.
Regel 3:
Bewaar een
kopie op
een externe
locatie
Een kopie van je data als back-up bijhouden
volstaat echter niet. Bij brand of inbraak ben
je in dat geval immers evengoed alles kwijt.
Daarom kan je best een extra back-up bewaren op een externe locatie.
Wees op je hoede voor dataverlies.
Bron: U.S. Department of Housing and
Urban Development.
Je kan dat op een externe harde schijf doen,
maar erg praktisch is dat niet. Als alternatief
kan je gebruik maken van clouddiensten zoals
Dropbox of Google Drive. Die zijn vaak gratis
en ideaal als je niet al te veel digitaal materiaal
hebt. Beheer je een groot audiovisueel archief,
dan wordt het al snel veel te duur. Een oplossing kan dan een dienst zoals Amazon Glacier
zijn. Maar ook een klassieke oplossing met een
centrale server die de data op een externe locatie opslaat kan volstaan. Na een initiële eerste
inspanning van een informaticus is hier niet
zoveel onderhoud aan als soms gedacht; ook
de prijs ligt niet heel hoog.
Regel 4: Test en documenteer
Belangrijk is de herstelprocedure te documenteren. Dit zorgt er vooral voor dat je niet veel
tijd verliest wanneer het noodlot toeslaat. Zorg
dat je steeds een document ter beschikking
hebt dat uitlegt waar je bestanden staan en
hoe je ze terug kan plaatsen. Documenteer zo
nodig ook hoe je alle software opnieuw kan
installeren en hoe je je e-mails terug in je mailprogramma kan inladen.
>Dit artikel werd bezorgd door
PACKED vzw dat als expertisecentrum digitaal erfgoed,kennis, ervaring en deskundigheid omtrent
digitaal erfgoed centraliseert en
verspreidt. Vragen voor PACKED
vzw zijn welkom via [email protected].
En ten slotte: controleer regelmatig of de backups volledig zijn en test of de data inderdaad
kunnen gerecupereerd worden. Doe minstens
een steekproef van enkele bestanden. Pas als
deze succesvol is kan je op beide oren slapen.
META 2014 | 3 |
31
essay
Hoezo gratis?
Mythes en misverstanden over opensourcesoftware
Tom Cobbaert, ADVN
Ze steken af en toe de kop op, archivarissen die op zoek naar oplossingen voor archiefbeschrijving, records management of digitale bewaring, aan de slag willen gaan met opensourcesoftware. Bij het samenstellen van een beargumenteerd dossier om hun bestuur te overtuigen,
worden ze regelmatig geconfronteerd met pro’s en contra’s die al te vaak geen hout snijden.
In een poging om die archivarissen (en bibliothecarissen, want de argumenten zijn identiek) te
helpen, wil ik even een paar mythes en misverstanden rond opensourcesoftware (OSS) fileren.
Opensourcesoftware is op de dag van vandaag vrij wijd verspreid. Drie kwart van de webservers draaien op Apache of
nginx, talloze websites maken gebruik van Drupal of Wordpress
als CMS, websites die op hun beurt voor het grootste deel bekeken worden met een opensourcebrowser (Firefox) of een browser gebaseerd op opensourcecode (Chrome). Of misschien
bekijk je films met VLC of bewerk je foto’s met behulp van
Gimp? De kans is zeer groot dat het besturingssysteem van je
smartphone open source is, 80 procent van de smartphones
draait namelijk op Android.
In de archiefsector werd opensourcesoftware pas in de voorbije jaren een trend. In Vlaanderen experimenteerde de sector tot voor kort enkel schoorvoetend. Algemene toepassingen
zoals Wordpress (CMS), OpenAtrium (intranet) of OpenOffice/
LibreOffice (kantoortoepassingen) vonden snel hun weg naar
archiefdiensten. Voor echte archieftaken wordt open source in
relatief mindere mate ingezet. Er wordt wel gebruik gemaakt
van Alfresco als Document Management Systeem (DMS) en
DSpace als digital repository, maar dat zijn toepassingen met
een multisectoraal draagvlak. Het scala van zuivere archieftoepassingen is eerder beperkt.
bekende kantoorpakket Microsoft Office. De FOD Financiën en
andere overheidsdiensten overwogen in navolging van Justitie
eveneens de mogelijkheid om over te stappen naar OpenOffice.
Nog in hetzelfde jaar werd het Open Document Format (ODF),
dat op dat moment hoofdzakelijk ondersteund werd door
OpenOffice, door de federale overheid aangeduid als één van
de standaarden die in aanmerking kwam voor de uitwisseling
van documenten tussen overheden.
Die ODF-richtlijn was het eerste argument dat werd aangehaald voor de implementatie van OpenOffice. Ook het prijskaartje van het klassieke Office-pakket bleek een argument
voor de omschakeling. De licentiekost stond niet in verhouding
met de behoeftes van de medewerkers, grotendeels beperkt
tot het gebruik van de tekstverwerker. De implementatie van
OpenOffice werd door voorstanders dan ook steevast aangehaald als het voorbeeld bij uitstek voor het gebruik van open­
sourcesoftware bij overheden. De FOD Justitie werd een lichtend voorbeeld.
Het ‘lichtend voorbeeld’ van de FOD Justitie?
In 2009 raakte echter bekend dat de FOD Justitie afstapte
van haar opensourcebeleid. Uit een doorlichting uitgevoerd
door — oh ironie — Microsoft, bleek namelijk dat de systemen
van de FOD te heterogeen waren om beheersbaar te houden,
waren er verschillende klachten over de incompatibiliteit met
andere toepassingen, rezen er problemen met het printen of
lezen van tekstbestanden en raakten ambtenaren die andere
interface maar niet gewoon met een productiviteitsdeficit tot
gevolg. Het besluit van het doorlichtingsrapport bleek niet verrassend te opteren voor een volledige omschakeling naar een
nieuwe Microsoft-omgeving. Onder de noemer PC@Work zouden zo’n 14.500 computers worden uitgerust met de bekende
Windows en Office-software. Een kostenplaatje van om en bij
de 7,5 miljoen euro. Gezien de legendarische snelheid waarmee Justitie informatiseert, raakte in 2013 bekend dat de ‘eerste stappen’ gezet werden en de omschakeling eind 2014 zou
afgerond worden.
Open source is bijna net zo oud als de popularisering van de
informatica, maar net als bij archieven begon het concept bij
overheidsdiensten pas in het voorbije decennium door te dringen. Hoewel het in eerste instantie bij lippendienst en goede
intenties bleef, wisselden steeds meer overheidsdiensten hun
propriëtaire desktopsoftware in voor open source alternatieven.
In 2006 volgde de Belgische Federale Overheidsdienst (FOD)
Justitie het voorbeeld van de Franse belastingsdienst. Het pakte
stevig uit met het nieuws dat meer dan 4000 medewerkers
gebruik zouden maken van OpenOffice in plaats van het meer
In de eerste plaats exemplarisch voor de rampzalige informatisering bij Justitie, zorgde de terugkeer van de FOD naar een volledige Microsoft-omgeving voor aardig wat koren op de molen
van opensourcesceptici. Justitie werd in de plaats van lichtend
voorbeeld één van de vaakst aangehaalde voorbeelden waarom
opensourcesoftware niet werkt voor kritieke omgevingen zoals
overheden en bedrijven. De dooddoeners die in die discussies
door voor- en tegenstanders de wereld worden ingestuurd, bleven gedurende al die jaren opmerkelijk identiek.
Het Amerikaanse Archivists’ Toolkit was één van de eerste
opensourcetoepassingen in de archiefsector, maar wordt voor
zover bekend niet gebruikt in Vlaanderen. Succesvoller is Access
to Memory of (ICA-)AtoM, dat in het voorbije jaar bij meerdere
lokale en regionale archieven (bijv. Archiefbank Kempen) werd
uitgerold. Ook CollectiveAccess en Omeka wonnen in de voorbije jaren aan populariteit, vooral dan bij erfgoedorganisaties.
Open source krijgt met andere woorden langzaam voet aan de
grond in het Vlaamse archiefland. Toch blijven mythes en misverstanden hardnekkig overleven, en voor we die fileren, wil
ik even uitwijken naar de sage van opensourcesoftware bij de
Belgische overheid.
3
2 | META 2014 | 3
essay
Mythe 1: OSS is vrij beschikbare software.
Laten we beginnen met het basisprincipe van open source. Net
als archivarissen belang hechten aan het correct gebruik van
termen voor een goed informatiebeheer, is een juist begrip van
de definitie van open source essentieel bij de argumentatie pro
en contra.
De meest eenvoudige definitie stelt dat opensourcesoftware, in
tegenstelling tot klassieke propriëtaire programma’s, software
is waarvan de broncode publiek beschikbaar is voor aanpassing en verbetering. Open source is dus vooral een ontwikkelingsmethode, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen
de broncode van de software (source code) en de software die
klaar is voor gebruik (binary version). Zo kan een ontwikkelaar
er voor kiezen de broncode vrij te geven, zonder een gecompileerde (lees: kant-en-klaar te gebruiken) versie van de software
beschikbaar te stellen. Die versie kan bijvoorbeeld voorbehouden worden voor commerciële klanten. De essentie van open
source is in de eerste plaats dat andere ontwikkelaars met de
beschikbaar gestelde code aan de slag kan.
Het is daarbij goed om weten dat iedere ontwikkelaar een eigen
licentie kan koppelen aan die code. Het Open Source Initiative
(OSI), een organisatie ter promotie van open source, promoot
in haar definitie een zeer open interpretatie van het vrij beschikbaar stellen. Nogal wat professionele ontwikkelaars opteren echter voor eigen licentievarianten, waardoor er bij het gebruik en
doorontwikkelen van opensourcesoftware af en toe rekening
moet gehouden worden met subtiele addertjes onder het gras.
kan het (her)gebruik van de code of de software beperkt zijn
door licenties.
Mythe 2: OSS is gratis
Het kostenplaatje is zonder twijfel het bekendste argument dat
gebruikt wordt in het debat rond opensourcesoftware. Waar
de voorstanders aanhalen dat de software in aanschaf goedkoper is dan klassieke commerciële en propriëtaire software,
werpen tegenstanders op dat de bijkomende kosten het initieel financieel voordeel helemaal tenietdoen. De verwijzing naar
die bijkomende kosten is niet onterecht, en hoewel dit evenzeer
geldt voor commerciële software, moet er bij open source rekening gehouden worden met de Total Cost of Ownership (TCO).
FOSS4LIB, een initiatief van het Amerikaanse bibliotheeknetwerk Lyrasis, ontwikkelde een hulpmiddel om die kosten in te
schatten. COSST of Costs of Open Source Software Tool levert
een sjabloon aan om een overzicht te krijgen van de mogelijke
eenmalige en recurrente kosten die gepaard kunnen gaan met
het gebruik van opensourcesoftware.
De aanschafkost van licenties is zonder twijfel de kostenpost
waar het grootste financiële voordeel kan geboekt worden. Al
mag niet uit het oog verloren worden dat er mogelijk ook hardwareaanpassingen moeten gebeuren of eventuele ondersteunde
software aangekocht moet worden. Al zal die software veelal
ook als open source beschikbaar zijn. Een tweede type van
kost is de implementatiekost. Dit omvat onder meer planning,
installatie, migratie, integratie, customisatie en documentatie.
Vooral customisatie en integratie met bestaande toepassingen
“Bij de keuze voor elke vorm van onbekende of niet beproefde
software is het sowieso aan te raden je te informeren over de
ontwikkelingsachtergrond ervan. We weten toch ook graag van
welk dier het vlees komt dat we eten?”
Het DMS Alfresco, o.m. gebruikt door het Vlaams Parlement,
hanteert bijvoorbeeld verschillende licenties voor haar software. De Alfresco-software is beschikbaar in een community
edition en een enterprise edition, waarbij de tweede, commerciële, versie meer schaalbaar is. Daarenboven hanteert Alfresco
een eigen beperkt licentiemodel voor gebruik en aanpassingen aan de code. Archivesspace, de opvolger van Archivists’
Toolkit en Archon, stelt dan weer de broncode en de software
vrij beschikbaar, maar wie wil bijdragen aan de code moet lid
worden.
Open source betekent dus vooral dat de code vrij beschikbaar
is en hoewel het niet binnen de pure opensourcefilosofie past,
kunnen een onverwacht hoge kost opleveren. Een kost die nog
vaker verwaarloosd wordt is de personeelskost. Het gebruik
van nieuwe software vergt namelijk opleiding en ondersteuning van de medewerkers. Het gebrek aan goede training betekent vaak ook het falen van een nieuwe software implementatie.
Een laatste kostenpost waar je aandacht voor moet hebben is
de uitstapkost. Hoeveel kost het je organisatie om je data in
een hanteerbaar formaat uit het systeem te krijgen. Gezien het
belang dat binnen de opensourcegemeenschap gehecht wordt
aan open standaarden kan hier een onzichtbare en onderschatte
winst gemaakt worden tegenover systemen met een vendor
lock-in (afhankelijkheid van leverancier op last van hoge uitstapkosten).
META 2014 | 3 |
33
essay
De TCO is dus een populair argument bij voor- en tegenstanders en allebei kunnen ze genuanceerd worden. Veel pilootprojecten stranden dan ook helaas op het argument dat op korte
termijn de kosten groter zijn dan verwacht. Op langere termijn
zijn er echter voorbeelden bekend waar de TCO met 40 procent gedrukt wordt. De bekendste succesvolle voorbeelden van
besparing door het gebruik van open source zijn de Franse gendarmerie en de stad München.
Mythe 3: OSS is onbetrouwbaar hobbywerk
Opensourceprojecten zoals Drupal gaan er vaak prat op dat
hun software mee tot stand is gekomen door een grote community van ontwikkelaars. Dit positieve verhaal creëert echter
de foute beeldvorming dat opensourcesoftware hoofdzakelijk
het werk is van mensen die voor hun hobby meehelpen aan het
schrijven van programma’s. Het grootste deel van de software
die als open source ter beschikking staat, wordt ontwikkeld
door bedrijven of organisaties die net zo professioneel zijn als
de ontwikkelaars van propriëtaire software. Meer dan de helft
van de particuliere bijdragen aan opensourcesoftware zijn overigens afkomstig van professionele programmeurs. Bij de keuze
voor elke vorm van onbekende of niet beproefde software is het
sowieso aan te raden je te informeren over de ontwikkelingsachtergrond ervan. We weten toch ook graag van welk dier het
vlees komt dat we eten?
Op het vlak van betrouwbaarheid halen de voorstanders graag
aan dat door de openheid van de code er uitgebreidere reviewen testingprocedures gebruikt kunnen worden waardoor fouten
sneller opvallen. In de praktijk blijkt dit verschil echter verwaarloosbaar. Een aspect dat recent meer aan bod komt is privacy.
Zeker toen uitlekte dat gegevens vanuit programma’s en games
doorgesluisd werden naar de Amerikaanse veiligheidsdiensten.
Door het open karakter van opensourcesoftware kunnen dergelijke hacks sneller aan het licht komen of zelfs helemaal vermeden worden.
Mythe 4: OSS biedt amper support
Support is een relatief begrip, zeker als je klant bent van één
van de Belgische telecombedrijven. Het misverstand dat open­
sourcesoftware geen support levert, wordt vaak ingefluisterd
door ervaringen met programma’s die niet of nauwelijks onderhouden worden. In die gevallen is er geen verschil met propriëtaire software. Door de verschillende types van support durf ik
zelfs stellen dat in een aantal gevallen open source een betere
ondersteuning kan bieden. Er bestaan namelijk verschillende
niveaus van dienstverlening.
De bekendste vorm van support zijn de communities die via
online fora, al dan niet verbonden aan de productwebsite,
gebruikers proberen te helpen bij hun problemen. Communities
zijn samengesteld uit een mix van ontwikkelaars en gebruikers
(peers). Hun bijdrage, en dan vooral van de tweede groep, is
vaak afhankelijk van goodwill en ondanks hun enthousiasme
niet altijd even snel. Een indicatie van de kwaliteit van de support krijg je vaak al door een blik te werpen op de beschikbare
documentatie. Hoe breder de software verspreid is, hoe groter
de community er rond en hoe beter de kwaliteit van de support
én de documentatie zal zijn.
Open source biedt echter de opportuniteit om nog andere vormen van support aan te bieden. Commerciële en contractueel
gebonden ondersteuning hoeft niet enkel bij de ontwikkelaar
zelf te berusten. Het open ontwikkelingsmodel biedt net de
mogelijkheid aan andere bedrijven om diensten te leveren op
3
4 | META 2014 | 3
basis van een opensourcepakket. Zo sloot het Vlaams Parlement
een overeenkomst met Amplexor voor het onderhoud en de
ondersteuning van het open source DMS Alfresco.
Het ontstaan van consultancy rond opensourcesoftware biedt
meteen een antwoord op een ander probleem. De markt voor
opensourcesoftware in de archiefsector staat namelijk nog in
haar kinderschoenen. Het vrij beperkte aanbod van software
betekent dan ook dat nog niet aan alle eisen en behoeften van
archivarissen tegemoet is gekomen. Archivarissen die graag aan
de slag willen met bijvoorbeeld (ICA-)AtoM merkten bij hun eerste ervaringen op dat het systeem geen volwaardige depotmodule heeft en de importfunctie te wensen overliet. Het bedrijf
Inzake ging met die opmerkingen aan de slag en ontwikkelde
een eigen importtool Atomis en een module voor nadere toegangen en onderzoekt momenteel de mogelijkheden om een
volwaardige depotmodule te bouwen.
Mythe 5: OSS is niet duurzaam
Duurzaamheid en software is hoe dan ook een complex verhaal.
In het geval van opensourcesoftware halen tegenstanders aan
dat er geen garantie bestaat dat bugs zullen opgelost worden
of dat er updates zullen verschijnen of dat de ontwikkelaar er
plots de brui aan geeft. Veel projecten starten inderdaad vaak
uit idealisme waarbij het onzeker is of de ontwikkeling niet plots
kan stopgezet worden of de eventuele financiering opdroogt.
Dit zijn echter risico’s die evengoed verbonden zijn aan gewone
softwareleveranciers.
Faillissementen, herstructureringen of overnames kunnen er
eveneens voor zorgen dat software niet voortgezet wordt en je
data gevangen zit in een gesloten systeem. Het opensourcemodel zorgt daarentegen wel voor mogelijkheden om de software
voort te zetten. Op basis van de open filosofie is de opensourcegemeenschap door de band geneigd om aandacht te hebben
voor (open) standaarden die de data export naar een ander
systeem eenvoudiger kunnen maken. Anderzijds kan de code,
afhankelijk van de licentie, opgepikt worden door een andere
ontwikkelaar die vervolgens een eigen fork van de software
opstart.
Iedereen open source?
Zijn er nu meer nadelen of meer voordelen aan opensourcesoftware? Het antwoord daarop is individueel, maar als ik iets heb
willen aantonen is dat opensourcesoftware in het algemeen
zeker niet slechter, maar niet noodzakelijk beter is dan propriëtaire software. Opensourcesoftware biedt daarentegen wel de
mogelijkheid om, al dan niet met behulp van een externe ontwikkelaar, het programma te wijzigen naar je wensen.
Bij de implementaties van alle types software geldt de gouden regel dat een goede voorbereiding de helft van het werk
is. Laat je bij de keuze van software dus niet leiden door idealisme of verkoopspraatjes, maar win informatie in bij collega’s
die ervaring hebben met het systeem, probeer de software zelf
uit, weeg alle kosten zorgvuldig af tegen het budget, onderzoek
de achtergrond (ontwikkeling, community, financiering) van de
software, bekijk de exportmogelijkheden en het gebruik van
standaarden, zoek naar eventuele ICT-partners voor ontwikkeling en ondersteuning en probeer samen te werken met andere
archiefdiensten.
Vorm dus vooral je eigen mening, maar als je ‘t mij vraagt… dan
ga ik voor open source.
COLUMN
Superhelden
Margot Collet
“Of we nog kartonnen dozen hebben?,”
riep ze van de balie naar haar collega’s.
Consternatie en gegiechel alom, mits een
kleine interventie kreeg de klant waar hij
om had gevraagd, maar het was wel tekenend voor de tijd. Een overtallig personeelslid in het gemeentehuis werd ondergebracht in de bibliotheek, daar konden
ze nog wel iemand gebruiken.
Of toen het lokale boefje automecanicien wilde worden en een eindwerk moest
schrijven, op een computer! Maanden
heeft hij erop gezwoegd onder deskundige begeleiding van de baliemedewerkers. En toen Windows 8 werd geïnstalleerd was het voor iedereen zoeken, maar
hij heeft het gehaald, in drievoud afgedrukt én de illustraties in kleur.
Omdat ik al een tijdje verstoken ben van
literatuur, werd ik gisteren lid van de
lokale buurtbib. En ook al wist ik het allemaal wel, ik heb me de service laten welgevallen, het inschrijven, de uitleg over
de collectie, waar, wanneer en hoe ik de
materialen mocht terugbrengen...
Dat van die dozen is eerlijk gezegd al lang
geleden. Sindsdien is er veel veranderd.
De (verplichte) opleiding van bibliotheekmedewerkers, studiedagen, bijscholingen,
blogs, discussiefora en intervisiegroepen, de kennis van het personeel is vandaag onontbeerlijk in de bib. En maakten de medewerkers inhoudelijk een grote
sprong, dat is nog niets vergeleken bij de
technologische professionalisering. De
digitale revolutie raasde de voorbije jaren
ook langs balies en internetpc’s, geen ontkomen aan, iedereen moest mee.
Maar de fijnste evolutie is die van de
klantvriendelijkheid! Het was ontroerend
mooi om aan de andere kant van de balie
te zien hoe professionaliteit, klantvriendelijkheid en zorgzaamheid samen kunnen gaan.
Maar echte superhelden hoor of zie je niet,
die voel je. Zij zijn het die de regeltjes
buigen naar wat de bedeesde schooljongen nodig heeft, zij zijn het die inspringen en collega’s ondersteunen. Zij zijn het
die ’s nachts het alarm komen afzetten
omdat er een vogel door het open raam
naar binnen is gevlogen. De liefde voor
het vak, betrokkenheid en engagement...
Het personeel is de bibliotheek. Hulde
aan alle superhelden. Een diepe buiging
Margot Collet is bibliothecaris in
de openbare bibliotheek van Niel.
Daarvoor werkte ze een aantal jaar
bij de VVBAD als stafmedewerker
waar ze actief de sectie Openbare
Bibliotheken ondersteunde. Nu neemt
ze een even actieve rol op in de Raad
van Bestuur van het CC Berchem en
in de algemene vergadering en Raad
van Bestuur van Vlabin-VBC.
voor de Lea’s, Patricia’s, Peggy’s, Nadinen
en Liesbet-Annen van de bibliotheken!
Oh ja, Tom Lanoye kan na al die jaren op
beide oren slapen, Kartonnen Dozen staat
nog in het rek, waar het hoort. En als je
hulp nodig hebt om het te vinden, vraag
het even aan de balie/telefoon/mail/FB,
of we leggen het voor je klaar.
citaat
“De bibliothecaris evolueert
van bewaarder van bedrukt papier
naar makelaar in informatie.”
Roland Rosseel
META 2014 | 3 |
35
DE VRAAG
Hoe selecteer je een boek- of
archiefrestaurator?
Marijn de Valk, zelfstandig boekconservator-restaurator
Een succesvolle restauratie staat of valt met betrokkenheid van zowel de restaurator als de
opdrachtgever. Het beroep van restaurator is vrij en er is in Vlaanderen geen algemeen geldend kwaliteitsmerk. Hoe beoordeel je welk conserveringswerk je welke restaurator in handen
geeft? En welke garanties kun je als instelling, of ook als particulier, inbouwen om teleurstellingen te voorkomen?
Natuurlijk is de invoering van een kwaliteitskeurmerk nodig.
Maar dit geeft alleen de garantie dat het restauratieatelier de
beschikking heeft over de juiste voorzieningen en materialen
en deze correct toepast, op basis van ervaring. Kortom, enkel
een garantie op succes in het verleden. Maar of bij toekomstige
opdrachten ook de juiste materialen en technieken gebruikt
worden, hangt vooral af van een goede samenwerking met de
opdrachtgever. Een goede restauratie is niet een kwestie van de
beste materialen inzetten tegen een zo laag mogelijke prijs. En
een restaurator kan nog zoveel ervaring en succesvolle opdrachten volbracht hebben, als niet duidelijk is wat in de gegeven
omstandigheden het gewenste resultaat moet zijn, kan ook de
keuze van een ervaren restaurator geen garantie zijn. En mutatis mutandis geldt dit natuurlijk ook voor de opdrachtgever. Als
een opdrachtgever drie offertes opvraagt en alleen de kosten
het selectiecriterium zijn, dan loopt de behandeling een risico.
Bij een aanbesteding kunnen echter meerdere selectiecriteria
gehanteerd worden.
“Een bezoek aan het
restauratieatelier zou
bijvoorbeeld een onderdeel
kunnen zijn van de selectie.”
Een bezoek aan het restauratieatelier zou bijvoorbeeld een
onderdeel kunnen zijn van de selectie. Een restaurator die zijn
werk serieus neemt, is permanent bezig met de beveiliging en
de klimatisering van de werkruimte, de inrichting, zijn apparatuur en de documentatie van de werkzaamheden. Dit kost tijd
en geld, wat een opdrachtgever terug ziet in de geoffreerde
bedragen. Maar wanneer het atelier nooit bezocht wordt, kan
een restaurator besluiten op deze posten te bezuinigen.
Ik kan mij levendig voorstellen dat het voor een bibliothecaris of
archivaris niet gemakkelijk is werk te bekijken en te bespreken
3
6 | META 2014 | 3
dat misschien niet tot zijn directe expertise behoort. En om de
juiste vragen te stellen en kritisch te zijn. Wanneer dit echter
niet gebeurt is dit niet alleen demotiverend, maar kan het ook
laksheid in de hand werken. Daarnaast biedt een goede begeleiding nieuwe restauratoren de kans te groeien in het werk.
Vanzelfsprekend werkt een restaurator ‘reversibel’. En gebruikt
hij ‘de beste materialen’. Maar welke zijn dat? Vaak zijn er verschillende mogelijkheden. Doorvragen scherpt de geesten en
komt iedereen en vooral de boeken ten goede!
Ook dient een opdrachtgever te letten op het lidmaatschap van
vakverenigingen en beroepsgerelateerde organisaties. Natuurlijk
heeft de restaurator de ethische code van de European
Confederation of Conservators-Restorers’ Organisations (ECCO)
ondertekend, die de opdrachtgever garanties geeft voor de
manier van werken en houvast geeft bij een eventueel verschil
van mening in de loop van het conserveringsproces. En hopelijk
draagt de restaurator in kwestie bij aan de professionalisering
van het vak en is hij communicatief over zijn werk, waarbij te
denken valt aan zaken als het bieden van stageplaatsen in het
atelier, publiceren over uitgevoerd werk of onderzoek en het
geven van workshops.
Op dit moment zijn er twee opleidingen voor restauratie in
Vlaanderen: de universitaire opleiding tot papierrestaurator aan
de Universiteit Antwerpen en de opleiding restauratievakman
van boeken, archief en papier in Brugge. Conservatie is echter
een vak in ontwikkeling. Daarom zou naast een opleiding ook
permanente educatie een evidentie moeten zijn en een belangrijk aandachtspunt voor opdrachtgevers. Voor elk niveau en voor
elke werksoort kan een passende restaurator gezocht worden.
Conclusie
Restauratie en conserveringswerkzaamheden zijn altijd maatwerk en door het feit dat er weinig erkende kwaliteitsmerken
zijn, vraagt het aanbesteden van dit werk een grote betrokkenheid en veel begeleiding door de klant. Dit kost aandacht en tijd.
Goed werk is mede afhankelijk van een goede opdrachtgever.
Het cijfer / Het plan
81
“De bibliotheek is niet meer van deze tijd.”
Dat was maandag 10 maart jongstleden
de Stelling van de Dag in de Nederlandse
krant De Telegraaf.
Ruim driekwart van de deelnemers, of
81 procent, was het niet eens met de
bewering dat het fenomeen bibliotheek
niet meer van deze tijd is. Want “lezen is
goed voor je ontwikkeling en de bibliotheek maakt dat voor iedereen toegankelijk.”
In iedere gemeente minstens één bibliotheek is een ideaal. Maar wel een ideaal
dat in veel Nederlandse gemeenten onder
druk komt te staan. Door bezuinigingen
zien ze zich genoodzaakt de bibliotheek
te sluiten. Uit de poll blijkt dat dertig
procent van de respondenten hier toch
begrip voor heeft en eigenlijk ook van
mening is dat een bibliotheek in dit digitale tijdperk niet meer nodig is. Toch is
71 procent van mening dat de overheid de
gemeenten mag verplichten om minstens
één bibliotheekfiliaal open te houden.
Iemand stelt voor: “Een grote bibliotheek
met een ruim assortiment voor een aantal
gemeenten is beter dan elke gemeente
verplichten een klein filiaal open te houden met een beperkte keuze.”
Voor bijna de helft van de deelnemers is
de bibliotheek toch een belangrijke plek
waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten: “Het is een kennisbank en een
sociale ontmoetingsplaats.” “Het is verweven met de samenleving en bovendien laagdrempelig. Je komt er mensen
uit alle lagen van de maatschappij tegen.
Dit mag nooit verloren gaan.” Een ander
zegt: “Een bibliotheek is meer dan boeken. Het is ook een plek om te studeren,
mensen te ontmoeten. Een plek om tot
rust te komen.”(JH)
> De Telegraaf, 10 maart 2014.
KU Leuven plant
nieuwe campusbibliotheek
Biomedische Wetenschappen
Iedereen die wel eens op
Gasthuisberg komt, merkt
dat er permanent bouwkranen aanwezig zijn. Al deze
werkzaamheden hebben tot
doel het masterplan voor de
campus en het ziekenhuis
uit te voeren. In dit masterplan werd ook in de opbouw
van een duidelijke onderwijs-as voorzien. Omdat de huidige
campusbibliotheek zich echter midden op deze as bevindt en
we vastgesteld hebben dat de aanpassingen aan de nieuwe leersituatie van de studenten in de huidige locatie zijn limiet bereikt
heeft, werd gestart met het ontwerp van een nieuw gebouw.
Ook het Alma-studentenrestaurant dat zich op de campus
bevindt, bleek sterk verouderd en veel te klein behuisd. Beide
projecten werden gecombineerd en in een latere fase werd ook
nog een zogenaamde onderwijstoren van drie verdiepingen toegevoegd om het plaatstekort op de campus te verlichten en
meteen mogelijkheden te creëren voor nieuwe lesvormen door
middel van collaborative workspaces. Het project werd via een
wedstrijd toegekend aan 360Architecten en wordt schitterend
begeleid door Wendy Vandenberk van Technische diensten KU
Leuven.
Het gebouw heeft drie grote bouwlagen (genummerd volgens
Gasthuisbergprinicpe): niveau 2 en 3 zijn voor Alma dat hiermee een volledig nieuwe versie van haar studentenrestaurant
kan uitbouwen, niveau 4 wordt voorbehouden voor het leercentrum met bibliotheekfuncties en sluit hierdoor volledig aan
bij het onderwijsniveau met de lesruimtes. Hierboven komt een
kleinere toren waarin zich de educatieve ruimtes zullen bevinden. Het leercentrum is ontworpen als een grote, lichte ruimte
met flexibele zones voor groepswerk, stille ruimtes en afgesloten groepswerkruimtes. Twee grote terrassen zullen de studenten letterlijk frisse lucht bezorgen. De bureauruimtes worden
gegroepeerd en zullen zich nabij de balie bevinden. Momenteel
bekijken we, samen met onder meer de studenten, de concrete
invulling van de verschillende functies in het leercentrum/bibliotheek, de faciliteiten, het meubilair, de akoestiek en dergelijke.
Resultaat van het hele proces moet een ruimte worden waar
studenten graag vertoeven en zich kunnen concentreren op hun
leertaken met bekwaam bibliotheekpersoneel in hun nabijheid
en een vlotte toegang tot de uitgebreide elektronische collectie van de Campusbibliotheek Biomedische wetenschappen. De
nabijheid van het studentenrestaurant met ook op niet-spitsuren geopende koffiecorners en eetmogelijkheden zal toelaten dat studenten ook op deze campus een leef- en leerruimte
ter beschikking hebben. In het voorjaar 2014 wordt bovendien
ook het landschapsontwerp voor de onmiddellijke omgeving
ingediend zodat het gebouw midden in een groene oase zal
ingeplant worden.
Hilde Van Kiel
META 2014 | 3 |
37
kroniek
30 jaar IBW:
Trends en veranderingen in de
bibliotheekomgeving: nieuwe rollen voor de
bibliotheek
Antwerpen – 25 februari 2014
De presentatie van Daniël van
Spanje (OCLC) viel uiteen in
twee delen. In het eerste deel
kwam de veranderde rol van
de catalogus aan bod. In het
tweede deel stelde de spreker
de organisatie en het werkterrein van OCLC voor.
De rol van de catalogus is de
laatste jaren enorm veranderd, en dus evolueert ook het
werk van de catalograaf. Een
halve eeuw geleden was het
nog zo dat de catalograaf de
catalogus bouwde, eerst op
fiches en later in de computer.
Ondertussen is de kloof tussen front office en back office
groter geworden. De catalograaf is geëvolueerd naar een
metadatabeheerder, die zorgt
dat de knowledge base in orde
blijft, waarop IT’ers een interface bouwen.
Ook de manier van zoeken is
veranderd. Daniël van Spanje
onderscheidt drie stappen: bij
de catalogus stond het item of
werk centraal. Met de komst
van de online bibliotheek werd
de connectie, de toegang tot,
belangrijker dan de collectie en stond de content centraal. Met de komst van discovery systemen zoals SmartCat
(OCLC) gebeurt de discovery
buiten de bibliotheek. Deze
discovery systemen ontsluiten zowel boeken en tijdschriften als artikels en referenties
die buiten de bibliotheek zijn
gemaakt. Vanuit zoekresultaten kan je navigeren en linken
naar andere items en zo verschuift de klemtoon van content naar context. Uiteindelijk
komen gebruikers (soms) nog
wel bij de bibliotheek terecht,
maar de volgorde is andersom
en de catalogus gaat op in de
discovery systemen.
Deze nieuwe evoluties geven
aan dat de bibliotheken het
web op moeten. Om dat succesvol te doen moeten onze
metadata aangepast worden
3
8 | META 2014 | 3
aan de aard van het web. We
moeten ‘gesloten’ systemen
zoals MARC openbreken naar
een webaanpak. Het Bibframe
model (Library of Congres)
poogt bibliografische referenties om te zetten naar
beschrijvingen van entiteiten
(personen, plaatsen, werk …)
en daar links tussen te leggen.
OCLC werkt mee aan andere
projecten op dat vlak zoals
VIAF of schema.org.
Deze evoluties stellen uitdagingen aan bibliotheken.
De spreker noemt: een verschuiving naar het ontsluiten ven beschrijven van wat
we zelf hebben: special collections, MOOC’s, data sets.
Ten tweede de evolutie naar
entity management in plaats
van record management. En
ten slotte komt de focus nog
meer te liggen op de eindgebruiker.
In het tweede deel stelde
Daniël van Spanje OCLC voor.
OCLC is een ledenorganisatie die wereldwijd diensten
verleent aan bibliotheken en
onderzoek doet om de toegang tot informatie te verbeteren. Bibliotheken die
diensten afnemen van OCLC
worden lid en kunnen participeren in de bestuursstructuur
van OCLC. Naast het leveren
van software en diensten wil
OCLC het belang van bibliotheken onder de aandacht
brengen en de samenwerking tussen bibliotheken (en
andere partners) stimuleren.
Meer informatie is beschikbaar op de website van OCLC
(www.oclc.org).
Els Schaerlaekens
Inform@uurlijk:
De Franstalige
bibliotheken in
Wallonië en Brussel
VSPW Gent - 27 februari 2014
We kennen ze niet, de Waalse
bibliotheken. Hoe zien ze
eruit? Onder welk decreet
werken ze? Is er een opleiding in Wallonië? Veel vragen
waar weinigen de antwoorden
op kennen. Doorgaans kennen
we de Nederlandse situatie
beter dan de bib-sector over
de taalgrens.
Natacha Wallez, o.a. praktijkleerkracht aan de Franstalige
bibliotheekschool in Brussel
gaf ons op 27 februari een
inkijk in het Waalse bibliotheekwezen op een lezing
‘Inform@uurlijk’ georganiseerd
door de bibliotheekschool van
Gent.
Wees gerust: ook Wallonië
en Brussel kent een diversiteit aan bibliotheken: grote,
kleine, aan de oubollige kant
en moderne instellingen. Sinds
het nieuwe decreet van 2009
(met uitvoeringsbesluit 2011)
zijn er sluitingen merkbaar.
Het decreet schrijft nl. voor
dat de helft van de collectie
niet ouder dan 10 jaar mag
zijn. Filialen met voornamelijk
oude collecties draaiend op
vrijwilligers sluiten daardoor
de deuren. Professionalisering
is nu meer aan de orde.
Het decreet bracht veel
andere veranderingen in het
bibliotheeklandschap: de
focus werd verlegd van leenverkeer en de grootte van de
collectie als basis voor overheidserkenning naar leesbevordering en het organiseren
van educatieve en ontspannende activiteiten. In tegenstelling tot vroeger, geeft
dit decreet heel veel vrijheid.
Bibliotheken worden gestimuleerd om samen te werken met
lokale partners zoals Lire et
écrire, jeugdhuizen, culturele
centra, sportcentra enz. Dit
decreet werd in overleg met
bibliothecarissen opgesteld,
houdt rekening met technologische ontwikkelingen en
kroniek
stemt nu meer overeen met de
verwachtingen van gebruikers
én bibliothecarissen.
gewerkt, hoe internettoegang
voorzien en deze al dan niet
beveiligen …
In 1978 werd er met het
Vlaamse bibliotheekdecreet
gekozen om niet enkel boeken
uit te lenen. In Wallonië kwam
muziek en film op dat moment
terecht in een netwerk van
mediatheken. Volgens Wallez
was dit niet de goede richting. Meer en meer fusioneren
mediatheken met bibliotheken.
Hoewel ze wel nog vaak hun
eigen uitleensystemen gebruiken.
Niet alleen de inhoud, ook
de structuur veranderde met
dit nieuwe decreet: officieel
(lees: naar de overheid toe)
wordt er niet meer gesproken
over bibliotheken, maar over
directoperatoren en steunpunten. Waar er voorheen
een piramidale structuur was
met centrale bibliotheken,
hoofdbibliotheken en lokale
of speciale bibliotheken, is er
nu een stervormige structuur.
Je hoeft je niet meer direct te
richten tot de bovenliggende
structuur. Er is het Steunpunt
Centrum voor leesbevordering dat vormingen en coaching organiseert voor bibliotheken. Zo helpt dit steunpunt
bibliotheken bij het opmaken
Nog meer dan bij ons leven er
technische vragen: overkoepelend zoeken in verschillende
catalogi is niet mogelijk, er is
geen centrale catalogus zoals
de Open Vlacc, rond e-books
wordt nog niet structureel
van hun beleidsplan en projectmanagement. De centrale
bibliotheken werden regionale
steunpunten die o.a. instaan
voor multiplicering en encyclopedische verzamelingen. Er
zijn verschillende directoperatoren zoals speciale bibliotheek (brailleliga), bibliobus,
plaatselijke bibliotheken of
een netwerk van bibliotheken. Elke operator moet een
beleidsplan maken waarin volgende aspecten opgenomen
zijn: een analyse van het werkingsgebied, doelstellingen,
partnerschappen en activiteiten, indicatoren en evaluatie.
De beleidsplannen moeten
jaarlijks bijgesteld worden. De
Franse gemeenschap subsidieert een deel van de wedden
en geeft projectsubsidies i.v.m
leesbevordering.
Qua opleiding is er een
opmerkelijk verschil: Er is in
Wallonië en Brussel zowel
een bachelor- als een masteropleiding voor bibliothecarissen / documentalisten.
Je kan in drie hogescholen
gedurende drie jaar een voltijdse bacheloropleiding volgen waarbij je verplicht een
taalstage hebt in een instelling in bijv. Gent, Canada,
Ierland … Doorstroom naar
de master in Luik, Louvain-laNeuve of Brussel is mogelijk.
De studenten worden ondergedompeld in aspecten als
informatiebeheerssystemen,
projectbeheer en kwaliteitsmanagement. Alle studenten
vinden binnen de zes maanden na afstuderen werk in de
ruime BDI-sector.
Patrick Pede
toepassing
Televisiekijken in zakformaat
Ilse Depré, De Bib Leuven
Uit onderzoek blijkt dat een tablet vaak binnenshuis gebruikt wordt, in de woonkamer, tijdens het televisie kijken. Maar kan het kleinood
ook je tv vervangen? Wij vinden van wel.
Er zijn talrijke apps te vinden die het programma-overzicht van de lokale zenders op
een rijtje zetten. Onze voorkeur gaat uit naar
HUMO’s TV-gids waarbij je je eigen keuze van
programma’s kunt bijhouden in een gepersonaliseerd schema. Kun je niet kiezen tussen twee
films, of wil je meer weten over die nieuwe
HBO-reeks, dan is IMDB een must. Je vindt er
info over de inhoud en de acteurs, commentaren van gebruikers en andere nuttige weetjes.
Heb je je favoriete programma toch gemist,
dan kan je het herbekijken. De Yelo-app laat
Telenetklanten niet alleen toe om live tv te volgen op een tablet, maar ook om programma’s
van de laatste twee maanden opnieuw te bekijken. Stievie werkt dan weer onafhankelijk van
je kabelabonnement, maar kost je maandelijks
9,99 euro. Hiervoor kan je naar tien zenders kijken, al bleek tijdens onze test dat vooral buitenlandse tv-reeksen niet altijd uitgesteld bekeken
kunnen worden.
Onze favoriet is echter BBC iPlayer. Via
deze app krijg je voor een zacht prijsje
toegang tot honderden films, reeksen
en reportages van over het kanaal.
Het aanbod varieert van land tot land,
maar ik zal me de volgende maanden
niet vervelen dankzij honderden kookprogramma’s, reportages over kunst
en geschiedenis, bejubelde reeksen
zoals Spooks en Sherlock, de tientallen verfilmingen van Jane Austens boeken, en ja, waarom ook niet, nog eens de hele
Blackadder-reeks!
> Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com
META 2014 | 3 |
39
kroniek
De bib sprong ook op de kar
en werkt sindsdien regelmatig
samen met het centrum.
Jaarlijks worden op de verwendag ook de vluchtelingen
in de watten gelegd en in de
Week van de Smaak wordt er
samen gekookt. In het kader
van de Jeugdboekenweek
organiseerde Comeet (Cul­
tuur­overleg Meetjesland) een
spaaractiespel waarbij de
opbrengst gebruikt werd voor
de aankoop van kinder- en
jeugdboeken voor de kinderen
in het opvangcentrum. Nietbegeleide minderjarigen van
het centrum krijgen een rondleiding in de bib en gebruiken
gratis internet. Al deze acties
maken dat de vluchtelingen
de weg naar de bib makkelijker vinden. Zo komen de jongeren er graag en gaan ze veel
naar de bib om er te lezen of
te ontspannen.
Brugs
Jeugdboekenfeest,
ook in het
opvangcentrum
Jeugdboekenweek
15-30 maart 2014
Tijdens de afgelopen editie
van de Jeugdboekenweek
draaide alles rond gevaar. Het
thema dat Stichting Lezen dit
jaar naar voor schoof. Voor
bibliotheken een uitgelezen
kans om zich als veilige thuishaven te profileren. De bibliotheken zetten samen met
Vluchtelingenwerk Vlaanderen
in op gastvrijheid. Want als
er gevaar dreigt, sla je op
de vlucht. De bib als gastvrij
huis, ook voor vluchtelingen
en asielzoekers, staat nog tot
het najaar centraal.
Nutteloze Zaken die de bib
sluit wegens “te gevaarlijk”,
haakte ook in op het vluchtelingenthema. Het filmpje
met het 12-puntenplan van de
inspectrice werd een echte
hit in de bib. Heel wat bibliotheken hielden in de plaats
van een slotfeest, een heropeningsfeest. Want overal
was er hevig verzet tegen de
beslissing van de inspectrice.
Kinderen kwamen in opstand
met spandoeken en filmpjes. Er werden zelfs vragen
gesteld in de gemeenteraad.
LOCUS en curator Vluchte­
lingenwerk inspireren op www.
gevaarindebib.be bibliotheken
om aan de slag te gaan met
het thema. Een inspiratiegids
vol boekentips en vluchtelingenverhalen, workshops
met vluchteling-kunstenaars,
films, muziek … helpen de bib
hierbij. Een spel met een prettig gestoorde Inspectrice van
Ondefinieerbaar Punctueel
De bib van Eeklo kende al
een nauwe samenwerking
met het opvangcentrum voor
vluchtelingen en asielzoekers
en deelde graag hun ervaring tijdens een extra inspiratiedag voor de bibliotheken. Toen het Rode Kruis een
opvangcentrum voor asielzoekers opende in Eeklo nam het
gemeentebestuur onmiddellijk
het initiatief tot samenwerking.
40 | META 2014 | 3
De bib in Brugge en het
opvangcentrum van het Rode
Kruis werken samen rond
heel wat activiteiten. Tijdens
Gedichtendag genieten bibgebruikers en bewoners
van het centrum samen van
een literaire avond. Tijdens
de Jeugdboekenweek staat
het jaarlijkse Groot Brugs
Jeugdboekenfeest garant voor
een dag vol verrassingen voor
het hele gezin. Al vier jaar is
er ook een voorstelling in het
opvangcentrum en volgen
de kinderen van het centrum
er crea-workshops. Ook tijdens de vakanties organiseert
de bib vakantieopvang met
crea-ateliers en voorleessessies voor vluchtelingenkinderen en kinderen uit kansarme
gezinnen. Hiervoor werken ze
samen met het OCMW. En in
het kader van Uitwijken, een
stadsfestival om cultuur naar
de Brugse wijken te brengen, is de Boekenwagen van
de bib opgesteld aan het
centrum. Verder zijn er ook
rondleidingen voor scholen
en OKAN-klassen om vluchtelingenkinderen en nieuwkomers wegwijs te maken in de
bib. Rond Erfgoeddag wordt
de voorstelling Neeland van
Nic Balthazar vertoond in het
opvangcentrum. De goede
samenwerking is verankerd in
de werking sinds de directeur
van het opvangcentrum lid is
van de beheersorganen van
de bib.
Een eigen blik
op gevaar in
animatiefilmpjes
Roman Klochkov ging in een
aantal bibiotheken samen met
de kinderen creatief aan de
slag in een workshop animatiefilm. De tekeningen of plasticine figuurtjes tot leven brengen, dat is waar het in deze
workshop om draait. Er werd
getekend, geknipt of geboetseerd en beeld per beeld (foto
per foto) opgenomen. Roman
vertelt ook over hoe het is om
weg te vluchten uit je land.
Hij komt uit Kazachstan en op
17-jarige leeftijd vluchtte hij
met zijn ouders. Sinds 1999
woont hij in België. Roman
volgde zijn hogere studies aan
KASK Hogeschool Gent. Zijn
animatiefilms Administrators
en Natasha zijn al meermaals
geselecteerd door allerlei
internationale filmfestivals en
vielen ook af en toe in de prijzen. Je kan de filmpjes van de
kinderen bekijken op www.
gevaarindebib.be.
Kinderen ontmoeten
vluchtelingen
Hamid, die als vluchteling zeven jaar geleden uit
Afghanistan in België aankwam, vertelde in de bib van
Blankenberge over zijn leven
als vluchteling. Kinderen van
de 6e klassen gingen er met
hem in gesprek. Hamid heeft
in Afghanistan nog voor de
VN gewerkt, maar toen zijn
vader vermist werd, had hij
24 uur om het land te verlaten. Ook zijn leven en dat van
zijn familie was in gevaar. Hij
ontvluchtte zijn land en kwam
kroniek
na een lange en moeilijke
tocht aan in België. Hamid
werkt nu als cultuurbemiddelaar bij het CAW (Centrum
Algemeen welzijnswerk) in
Oostende. Hij werkt er met de
transit-illegalen en weet heel
goed wat ze meemaken. Hij
ondernam dezelfde tocht als
diegenen die hier nu aankomen. Ook al is het pijnlijk om
zijn vluchtverhaal te vertellen,
toch doet Hamid dit met veel
gedrevenheid omdat hij het
net belangrijk vindt dat kinderen de echte verhalen horen
die gepaard gaan met mensen
op de vlucht. Het was muisstil
in de aula van de bib. Achteraf
vertelt Lisa (11 jaar): “Ik word
eigenlijk droevig van dit verhaal. Zelf zou ik het helemaal
niet leuk vinden om weg te
vluchten van mijn thuis. Ik zou
ook mijn familie en vrienden
erg missen. Door die lange reis
spreekt Hamid wel tien talen.
Heel knap.” Ook in de bibliotheek van Geel en Sint-Niklaas
luisterden kinderen naar de
verhalen van vluchtelingen. In
Geel kon je filmpjes bekijken
en in de exporuimte hingen
getuigenissen van vluchtelingen, verhalen van kinderen en
volwassenen, in samenwerking met het Lokaal Opvang
Initiatief Vosselaar en Geel.
Kinderen konden er meedoen
aan een workshop met Sam
van Afghanistan en vliegeraar
worden voor één dag. In SintNiklaas maakten de mensen
van het VLOS (Vluchtelingen
Ondersteuning Sint-Niklaas)
met de kinderen een bladwijzer met hun naam in een exotisch schrift.
Elk bib kan haar gastvrij initiatief nog tot 30 september
indienen op www.gastvrijegemeente.be en maakt daarmee
kans op een prijs van 1000
euro.
Met dank aan: Viviane Cauwels,
Valerie Logghe, Inge De Sutter,
Hamid Hisari, Ann Bellen, Griet
Geerinckx Anneleen Schelstraete,
Roman Klochkov en Stichting
Lezen.
> Meer info over Jeugdboekenweek in
de bib: LOCUS vzw, Herlinde De Vos,
[email protected].
> Zie ook p. 38
In een aantal bibliotheken konden kinderen hun eigen animatiefilmpjes maken.
META 2014 | 3 |
41
recensies
The discipline of
organizing
Het voorwoord bij het boek
wekt al onmiddellijk hoge
verwachtingen, zelfs vanaf
de eerste zin: “This wonderful book arrives at the right
time.” En even verder lezen
we nog dat “years have been
wasted and careers damaged by not understanding
the principles of this book”
(p. xiv). Aandachtige lectuur
van de 500 volgende bladzijden dichtbedrukte tekst is dus
meteen sterk aangeraden.
Het hele boek is een uitwerking van de centrale vragen:
Wat wordt georganiseerd?
Waarom is het georganiseerd?
Hoezeer is het georganiseerd?
Wanneer is het georganiseerd?
Hoe en door wie is het georganiseerd? Dit leidt noodgedwongen tot een hele resem
definities, onderscheidingen,
afbakeningen enz. De auteur
heeft daarbij wel een voorkeur
voor erg alledaagse dingen:
de ordening van je sokken, je
hemden, je dassen, je broeken, je schoenen in je kleerkast, de rangschikking van je
potten en pannen in je keuken,
je spullen op je werktafel en
noem maar op. Zo wordt op p.
392 bijvoorbeeld het verschil
tussen ‘recall’ en ‘precision’
uitgelegd aan de hand van…
nog maar eens je sokkenlade.
Homer, Marge, Bart en de rest
van de familie Simpson blijken
ook al een onuitputtelijke bron
van voorbeelden op te leveren. De onderscheidingen en
opdelingen die gemaakt worden, zijn meestal zo vanzelfsprekend dat je je afvraagt wat
de relevantie ervan is. Je zou
ook van alles kunnen zeggen
dat het een vorm, een kleur,
een gewicht, een omvang, een
geur enz. heeft. Een ‘resource’
kan veel of weinig gebruikers
hebben, groot of juist klein
zijn en dat kan je dan haarfijn uitleggen en het zal dan
allemaal ook wel heel erg juist
zijn, maar het levert nog niet
zo direct nieuwe inzichten op.
Een zeldzame keer stoot je
daarbij wel op een verrassend
nieuw onderscheid of begrip.
Zo schuift de auteur op p. 304
het begrip ‘taskonomy’ naar
voor. Die term heeft hij niet
uitgevonden; hij komt uit de
antropologie, maar hij is zeker
verhelderend in het kader van
classificaties.
In feite is dit boek het resultaat
van een cursus die de auteur
doceerde aan de University of
California, Berkeley’s School
of Information. Gaandeweg
kwam hij tot wat hij zelf noemt
een nieuwe discipline (p.2),
die vier types van organiseren
samenbrengt, nl. het organiseren van dingen, van informatie over dingen, van digitale
dingen en van informatie
over digitale dingen. Ook dit
is weer niet zo spectaculair
en ik betwijfel of we hier nu
genoeg hebben om echt van
een nieuwe discipline te spreken.
Tijdens de lectuur van deze
dikke turf besloop mij dan
ook voortdurend het onbehaaglijke gevoel dat het misschien allemaal vreselijk goed
is, maar dat ik het niet snap
(met alle noodlottige gevolgen voor carrière en levensloop dus), of dat het anders
gewoon veel woorden zijn om
iets triviaals uit te leggen. Ik
moet eerlijk bekennen dat ik er
nog steeds niet uit ben; ik wil
de auteur(s) graag het voordeel van de twijfel gunnen.
De (hoofd)auteur en zijn 17
mede-auteurs hebben immers
aanzienlijke titels en uiteenlopende expertise en de literatuurlijst en de noten zijn best
wel indrukwekkend, wat ongetwijfeld allemaal pleit voor de
eerste mogelijkheid, maar
toch. De bijbehorende website levert hier ook al geen
uitsluitsel, want ongeveer alle
potentieel interessante delen
ervan zijn door paswoorden
afgeschermd.
terloops of expliciet. Er is zelfs
een heel hoofdstuk gewijd aan
classificaties, hoewel dit niet
dieper gaat dan wat je in een
gemiddelde inleidend boekje
kunt lezen. Soms wandelt
men over een aantal dingen
ook een beetje vlug heen. Zo
zijn er maar een paar bladzijden die systematisch tagging
of thesauri of ontologieën
behandelen, hoewel die doorheen de tekst voortdurend
terugkomen. Blijkbaar heeft
het werk van Elaine Svenonius,
een van de grote auteurs uit
ons vakgebied, een nogal blijvende indruk gemaakt op de
hoofdauteur. Hij eert ze niet
alleen in de lof die hij ze expliciet toezwaait, maar ook in het
feit dat hij elk stukje uit het
eerste hoofdstuk begint met
een citaat uit haar werk.
Is dit een boek dat je — in ons
vakgebied — écht moet gelezen hebben? Ik weet het niet.
Ik kan er anderzijds wel enkele
opsommen die een gelijkaardig of verwant onderwerp
behandelen en waarvan ik
zeker weet dat je ze gelezen
zou moeten hebben: The accidental taxonomist van Heather
Hedden (2011), Sorting things
out: classification and its consequences van Geoffrey C.
Bowker en Susan Leigh Star
(1999), en vooral Everything
is miscellaneous: the power of
the new digital disorder van
David Weinberger (2007), en
niet te vergeten nog steeds het
werk van S.R. Ranganathan,
zoals het verfrissende boekje
The philosophy of library classification, al is dit meer dan 60
jaar oud.
Rechtzetting
In de recensie van het boek
van Ludo Simons Het boek in
Vlaanderen sinds 1800: een
cultuurgeschiedenis (META
Piet De Keyser
2014/2 p. 42) werd een fout
gepubliceerd. De zin “Door
>The discipline of organizing / Robert
het decreet van 1978 op de
J. Glushko. – Cambridge : MIT Press,
openbare bibliotheken werd
cop. 2013. – 540 p. – ISBN 978-0-
zelfs de lectuurvoorziening in
26251-850-5
het bibliotheekwezen grotendeels ideologisch ingekleurd.”
Het aantrekkelijke van het
boek bestaat er in principe in
dat het een synthese wil zijn
van computerdisciplines en
bibliotheekwetenschap. Heel
wat aspecten van bibliotheekwetenschap komen er dan
ook voortdurend in aan bod,
moet het tegenovergestelde
zijn: “Tot het decreet 1978
op de openbare bibliotheken
werd zelfs de lectuurvoorziening in het bibliotheekwezen
grotendeels ideologisch ingekleurd.”
META 2014 | 3 |
43
Personalia
Op 18 februari jongstleden overleed Martin Kellens (°1956)
onverwacht in het ziekenhuis. Martin is niet weg te denken uit
de geschiedenis van de bibliotheek in de gemeente HouthalenHelchteren. Martin was oud-voorzitter van de sectie Openbare
Bibliotheken van de VVBAD en hij zat ook enkele jaren in de
Raad van Bestuur van de vereniging.
Toen je kinderen klein waren maar ook in de bib, las je zeker veel
voor. In meerdere verhalen waren de dieren in het bos soms ook
eens heel verdrietig: hun grote vriend was dood. Vervolgens was
er een bijeenkomst in het dierenbos. Er werden herinneringen
opgehaald. Er werd troost geput. Alle dieren vertelden wat ze
van hun vriend geleerd hadden. Hij kon …, hij kon … Het was een
vreugdevol gesprek. Ze hadden zoveel geleerd van hun vriend.
Velen van ons hebben Martin persoonlijk aan het werk gezien, of
in de Houthalense bib of in de Genkse bibliotheekoplei­dingen.
We hebben direct en indirect veel van je geleerd. Je bezat zonder veel woorden de kracht van overdracht. We ervoeren als
je collega’s en medewerkers uit het ruime bibliotheekveld, als
je collega’s en de cursisten in het volwassenenonderwijs dat je
een begenadigd verteller was. Steeds kaderend in een ruimer
geheel én ervaringsgericht. En daarenboven altijd gericht op
een goede relatie met eenieder. Je inspireerde, innoveerde op
je eigen stille maar doordachte manier.
Ons troffen ook de woorden van je echtgenote waarin ze jullie
vijf kinderen beschreef als vijf geschenken en waarin ze in ieder
van hen zo veel bijzondere eigenschappen van je ziet bovendrijven. Op hun beurt schetsten ook zij allen hun ‘bijzondere’ papa.
Wij willen danken dat we tijdens de uitvaartplechtigheid ook
deelgenoot mochten worden van dit deel van je, Martin.
De draad met het leven is veel te vroeg gebroken. Het belangrijkste wat jij ons leerde is te investeren in goede relaties. Dit
laatste straalde je in alle rust uit.
Veel medewerkers en ook onze cursisten heb je zowel veel
vaardigheden bijgebracht maar ook veel inhouden. Het grote
verschil tussen het leren van een vaardigheid en het leren van
bewustzijnsinhouden is groot. Vaardigheden kan je soms kwijt
geraken. Bewustzijn niet. Zó leef jij Martin voort in ons. Altijd.
Het ga je goed!
Bibliotheekveld Limburg & Bibliotheekopleidingen Genk
44 | META 2014 | 3
zogelezen
Gustaaf Janssens:
“Nu ik met pensioen ben, is er meer
‘leestijd’”
Welk boek ligt er nu op je nachtkastje?
Ik las zopas Les âmes grises van Philippe
Claudel: prachtig!
Welk boek mag er altijd in je nachtkastje
blijven liggen?
Ik hou heel erg van de teksten en de liederen van de Nederlandse dichter en essayist Huub Oosterhuis. Hij toetst in zijn werk
Huub Oosterhuis.
het joods-christelijke visioen van gerechtigheid aan intermenselijke solidariteit en
aan inzicht in het eigen bestaan. Zijn teksten zijn geschreven in een poëtische taal
die probeert te verwoorden wat eigenlijk onzegbaar is. In 1967 was zijn Bid
om vrede voor mij een ontdekking. Eind
2013 verscheen Vriend voor het leven, een
zowel qua vorm als qua inhoud prachtig
boek dat ik binnen handbereik hou.
Welk boek ligt er al een tijdje op je te
wachten en waarom ben je er nog niet
aan begonnen?
Nogal wat boeken liggen te wachten:
Oorlogsdagboeken 1914-1918 van Virginie
Loveling; Het gevecht met Leviathan.
Een verhaal over de
politieke ordening
in Europa, 1815-1965
van Emile Lamberts;
Compartimenten van
vernietiging. Over
genocidale regimes
en hun daders van
Abram de Swaan; Los
misterios de Madrid
van Antonio Muñoz
Molina en Sangre y
honor, een historische roman over de
hertog van Alva door
Juan Carlos Losada. Altijd kwam er een
ander boek ‘voorkruipen’.
Welk boek ben je begonnen maar onmiddellijk gestopt en waarom?
Ik ben, denk ik, nog nooit met de lectuur
van een boek onmiddellijk gestopt. Wat
ik na enkele hoofdstukken heb weggelegd, is Slaapwandelaars, Hoe Europa in
1914 ten oorlog trok van Christopher Clark.
Boeiende, maar taaie lectuur. Misschien
was ik toen erg moe. Het boek krijgt zeker
nog een tweede kans.
Wat zijn je leesgewoontes? Lees je ook
digitaal? Hoe en waar lees je?
Ik lees eigenlijk overal waar en wanneer
het maar kan. ‘s Avonds vooral, ik werk nu
niet meer elke dag tot ’s avonds laat, maar
ook wanneer ik ergens moet wachten en
natuurlijk in de trein. Uiteraard lees ik veel
historische studies, met een lichte voorkeur voor biografieën. Een en ander
hangt samen met mijn onderzoeks­
terrein als historicus: politiek en
religie in de Nederlanden in de 16e
eeuw en monarchie en politiek in
België van 1831 tot 1958. Litteratuur
is lange tijd iets voor in de vakantie
geweest. Nu ik als archivaris met
pensioen ben, is er meer ‘leestijd’
gekomen. Ik hou van de romans
van Hella Haasse, Cees Nooteboom,
José Saramago, Rosetta Loy, Mario
Vargas Llosa, Carlos Ruiz Zafón en
Chaim Potok. Literaire herinneringen zoals die van Konstantin
Paustovski boeien mij. Memoires van
politici of van andere bekende personen lees ik zeer graag. Ten slotte zijn er
de gedichten van Pablo Neruda en van
Federico Garcia Lorca. Thuis heb ik altijd
ten minste één boek ‘in lezing’ en in mijn
boekentas zit er altijd iets voor onderweg. Ik heb geen ‘elektronische leesplank’
(tablet) en ik voel mij niet aangetrokken
tot digitaal lezen. Natuurlijk raadpleeg ik
digitaal beschikbare publicaties en bronnen, maar dat is dan om er mee te werken.
Een boek lezen of een tekst bestuderen
doe ik ‘op papier’. Ik wil een boek in handen kunnen nemen, er in kunnen bladeren,
er aan kunnen ruiken. De inhoud is uiteraard belangrijk, maar ik ben erg gevoelig
voor het boek als object, voor de presentatie van de tekst en voor de typografie.
Gustaaf Janssens
Prof. dr. Gustaaf Janssens is sedert 1 december 2013 met pensioen als afdelingshoofd bij het Algemeen Rijksarchief (Afdeling
‘Archief van het Koninklijk Paleis’). Tot eind september 2014 is hij
hoogleraar Archivistiek aan de KU Leuven en ManaMa Archivistiek:
Erfgoedbeheer en Hedendaags Documentbeheer (VUB, KU Leuven,
UGent en UAntwerpen). Bij de VVBAD is hij onder meer voorzitter
geweest van de sectie Archief, zat hij in de redactie van Bibliotheek& archiefgids en in de Raad van Bestuur.
META 2014 | 3 |
45
TERUGBLIK
“Is er één ambt dat in zijn wezen meer
berekend is op vrede?”
Julie Hendrickx
Hoe vergaat het De Bibliotheekgids tijdens de jaren veertig? De oorlogsjaren zijn moeilijk te
negeren. Overleven was de boodschap! Alle uitgevers moesten hun nieuwe publicaties voor
verspreiding voorleggen aan de Duitse Propagandastaffel.
In 1942 werd De Bibliotheek­
gids gestaakt. De bezetter
doekte, zogezegd uit papiernood, verschillende literaire tijdschriften op. En dus
ook een bibliografisch tijdschrift als De Boekengids. Als
technisch tijdschrift waren
er geen bezwaren voor De
Bibliotheekgids maar uit solidariteit met De Boekengids
werd het verschijnen van het
verenigingstijdschrift stopgezet. De censuur dreigde trouwens, aldus voorzitter Lode
Baeckelmans, onduldbare vormen aan te nemen.
Vrijwel onmiddellijk na het
stopzetten van de vijandelijkheden in Europa besloot het
dagelijks bestuur van de toenmalige Vlaamse Vereniging
van Bibliothecarissen en
Bibliotheekbeambten (VVBB)
al een algemene bestuursvergadering te beleggen. Het
verenigingsleven moest zo
snel mogelijk terug voorzien worden van de nodige
daadkracht. Een eerste vergadering vond plaats op 28
juni 1945. Daar werd besloten
het verenigingsblad opnieuw
uit te geven zodra de papiertoestand genormaliseerd was.
Want “We moeten door ons
orgaan de wereld tonen dat in
het Vlaams Bibliotheekwezen
weer nieuw leven is gevaren en dat op de vooravond
van betere dagen de jongere
generatie bereid staat, in idealisme en offervaardigheid,
de taak over te nemen van de
oude garde om met eenzelfde
volharding de Vereniging naar
een andere jubileum te voeren.”
In de zomer van 1946 verscheen er dan ook een nieuwe
editie van De Bibliotheekgids.
Vol goede moed want de vereniging vierde ook zijn 25e
jubileum: “ Hier zijn we weer!
Inderdaad in voortreffelijke
conditie. Verjongd, versterkt,
gestaald. Er is in de voorbije jaren heel wat gebeurd.
Tijdens de tweede naoorlogse bestuursvergadering in
Antwerpen op 9 februari 1946 werd het programma vastgelegd voor de Algemene Ledenvergadering. Die zou plaatsvinden op zaterdag 3 maart, ook in Antwerpen. Naar eigen zeggen
beloofde de opkomst schitterend te zijn.
“Maar de mens wikt, en het weer beschikt!” De avond voor de
Algemene Ledenvergadering trok er een hevige sneeuwstorm
over het land die het verkeer ontregelde en de leden verhinderde om samen te komen in Antwerpen. Voor het bestuur
zat er niets anders op dan de vergadering af te gelasten. Alle
middelen werden daartoe in het werk gesteld: telefoon, telegraaf en de radio.
Klinkt bekend in de oren?
Ontzettende dingen, die een
oprecht bibliothecarisgemoed
dient te verafschuwen, want is
er één ambt, dat in zijn wezen
meer berekend is op de vrede
en van de vrede leeft? Van de
vrede en van ’s mensen goodwill.”
vakbelangen. Het Nederlandse
Bibliotheekleven was het voorbeeld. De Bibliotheekgids
moest vooral de library spirit
aanwakkeren!
Een nummer later gaf Ger
Schmook een overzicht van
alle getroffen bibliotheken en
van het cultureel bezit dat verloren was. In 1940 gingen de
universiteitsbibliotheek van
Leuven, de stadsbibliotheek
en het archief van Oostende
en de bibliotheek van Doornik
kort na elkaar verloren. Alle
drie in één slag. In afwachting
van meer specifieke gegevens
van alle bibliotheken afzonderlijk zouden er in Vlaanderen
196 bibliotheken zwaar getroffen zijn. Naar schatting gingen er 55.570 boeken ver- Een advertentie in De Bibliotheekgids
loren. Gebouwen en boeken 1941 nr. 6 (december).
ondergingen brand, wateren slijkschade, plunderingen,
bominslagen, ontruimingen, …
collecties geraakten her en der Bibliografie:
verspreid door uittochten en • Frans Heymans (red), “Nu van
boeken werden gebruikt als
hooger hand…” Vijfenzeventig
borstwering. Collecties werjaar Vlaamse Vereniging voor
den ‘gezuiverd’. In Wallonië
Bibliotheek-, Archief- en
lagen de cijfers hoger met
Documentatiewezen, Antwerpen,
298 geteisterde bibliotheken
VVBAD, 1996, p-138-149.
en 130.738 vernietigde boeken. • Ger Schmook, Hier zijn we weer!, in:
De Bibliotheekgids, 1946/1-2, p 1-2.
De goede moed van 1946 • Ger Schmook, De oorlog en onze
werd ook doorgetrokken
bibliotheken, in: De Bibliotheekgids,
naar een bescheiden inhou1946/3-4, p46-47.
delijke vernieuwing van De • V. Van Den Berghe, Algemene
Bibliotheekgids. Ger Schmook
Ledenvergadering te Antwerpen, in:
sprak op de eerste pagina
De Bibliotheekgids, 1946/1-2, p3-12.
van nieuwste editie van De
Bibliotheekgids de nood aan
een vaktijdschrift uit, dat zich
vrijwel uitsluitend zou wijden
aan technische problemen en
> Zie ook p. 48
46 | META 2014 | 3
Activiteiten
Studienamiddag voor Leeszaalmedewerkers
15 mei - Brussel
Studiedagen voor archivarissen zijn er genoeg. Maar wanneer krijgen de medewerkers
die dag in, dag uit de leeszaal bemannen of bevrouwen, eens instrumenten aangereikt
om hun werk naar behoren te doen? Wanneer kunnen zij eens overleggen met collega’s
over de juiste strategie? Deze studienamiddag is expliciet NIET bedoeld voor archivarissen maar wel voor mensen die in een leeszaal klanten zo goed mogelijk proberen
verder te helpen. Na deze studiedag heeft u niet alleen de nodige kennis opgedaan,
u vertrekt ook met een aantal telefoonnummers en adresgegevens van collega’s op
zak, altijd handig om op terug te vallen voor overleg.
Privacy, auteursrechten, openbaarheid van bestuur, … Het aantal regels dat het gebruik
van archiefdocumenten regelt, lijkt almaar te stijgen. Marie Juliette Marinus geeft u
een praktijkgericht overzicht van wat mag en niet mag in de leeszaal. U krijgt een
aantal beslissingsmodellen mee die in elk archief toepasbaar zijn.
De meerwaarde van de leeszaal. Waar het samenkomen van organisatie, archivalia en
gebruiker voorheen exclusief in de leeszaal gebeurde, biedt de ontwikkeling van de
informatie- en communicatietechnologie nu ook andere mogelijkheden. Het archiefgebruik is daarmee de voorbije jaren grondig veranderd. Michel Vermote reflecteert
in zijn bijdrage over de impact van deze evolutie.
Een groot deel van onze klanten is geboeid door genealogie. De basisbeginselen voor
het opstellen van een stamboom kennen we allemaal maar wat als de klant vastzit?
Luc De Backer en Johan Roelstraete leren u welke vragen u moet stellen om ook deze
klanten verder te helpen.
Een leeszaal is meer dan een zaal met wat tafels en stoelen. Sylvain Gevaert van
Topburo toont u hoe de inrichting van een leeszaal niet alleen de verschillende functies van de ruimte kan benadrukken maar ook kan tegemoet komen aan de eisen van
je verschillende doelgroepen. Voor deze workshop breng je best enkele foto’s van je
leeszaal mee, afgeprint op A4-formaat. Zo krijg je meteen nuttige tips.
Omgaan met
onderzoeksdata: Beheer
van onderzoeksdata in uw
instelling
13 mei – Antwerpen
Informatieprofessionals worden dus
meer en meer geconfronteerd met
data. Er rijzen dan automatisch enkele
vragen. Wat met de ethiek en in het
bijzonder de privacy van data die persoonlijke gegevens kunnen bevatten?
Wat met standaarden voor formattering en opslag? Wat met de programmatuur die misschien nodig is om de
data te interpreteren? Wat met de ontsluiting van data om ze beter vindbaar
te maken? wat met de bibliografische
beschrijving en citeerbaarheid van
data?
Deze vragen doen misschien verlangen naar heldere, korte antwoorden.
Maar dat is waarschijnlijk uit den boze.
VVBAD wil een studiedag organiseren waar alleszins al een aantal vragen
gesteld worden, onder het motto: een
duidelijke vraag is al een half antwoord.
PRAKTISCH
Datum
Plaats:
13 mei 2014
Universiteit Antwerpen,
Stadscampus
Meer informatie volgt.
We sluiten af met een netwerkmoment waarin u samen met de andere deelnemers
contactgegevens en tips kunt uitwisselen.
PRAKTISCH
Datum
15 mei 2014, van 14.00 u. tot 17.00 u.
PlaatsFARO, Vergaderzalen B, C en D, Priemstraat 51, 1000 Brussel
Prijs
30 euro (leden) / 50 euro (niet-leden)
Inschrijven www.vvbad.be/activiteiten
Activiteitenkalender
Ken je klant!
Een studiedag over gebruikersonderzoek en communicatie.
27 mei - Genk
23.04
Vijfde publieksmoment
Cultuurforum 2020
25.04
Sabam en het auteursrecht:
Cultuurforum 2020
perspectieven, opportunitei-
Elke dag opnieuw halen we allemaal het onderste uit de kan voor onze klanten. We
veronderstellen soms (vaak?) dat we wel min of meer hun noden en wensen kennen.
We leggen wel ons oor te luisteren bij onze bezoekers, luisteren naar hun feedback,
vragen hun mening in een enquête of zijn dat tenminste van plan. Maar bereiken we
hiermee wel al onze mogelijke gebruikers? Kan iedereen zijn zegje doen? Met andere
woorden: kennen we de klant wel echt? En hoe bereiken we nieuwe klanten? Op deze
studiedag over gebruikersonderzoek en communicatie gaan we daar dieper op in.
Meer info vind je op www.vvbad.be/activiteit/ken-je-klant
ten, uitdagingen (Christophe
Depreter, Sabam)
UA - IBW
25.04
META-fuif
VVBAD
27.04
14de Kunstboekenbeurs
Stad Gent
PRAKTISCH
Uw activiteit in deze kalender?
Datum
Plaats
Prijs
Inschrijven
Meld ze aan via onze website
27 mei 2014, van 09.30 u. tot 16.00 u.
MAD-faculty, campus C-Mine – C-Mine 5, 3600 Genk
70 euro (leden)/ 100 euro (niet-leden)
www.vvbad.be/activiteiten
http://www.vvbad.be/activiteiten
META 2014 | 3 |
47
uitzicht
Brandschade aan de Univeristeitsbibliotheek van de KU Leuven tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Foto: KU Leuven / Nu van Hoogerhand…
> Zie ook p. 46
48 | META 2014 | 3