2014 Toelichting

Download Report

Transcript 2014 Toelichting

Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

Algemene toelichting bij de rapportage-formats psychiatrische, psychologische en triple rapportages Pro Justitia volwassenen

versie 2014 I.

OVER DE RAPPORTAGEFORMATS Inleiding

De rapportageformats zijn ontwikkeld om te dienen als hulpmiddel voor deskundigen die pro justitia onderzoek doen naar de persoon van een verdachte. Daarnaast maken ze deel uit van het kader dat het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psy chologie (NIFP) gebruikt en onderhoudt voor de kwaliteitstoets van de rapportages die via de NIFP-bemiddeling worden opgedragen aan deskundigen.

Vast- en bijstelling van rapportageformats

Rapportageformats worden vastgesteld door de Commissie Rapportage van het NIFP. Dit gebeurt cyclisch, dat wil zeggen dat de verschillende formats periodiek worden geagen deerd, bijgesteld en besproken. Suggesties zijn altijd welkom bij de Commissie Rappor tage en zullen bij de bijstellingsbesprekingen altijd aan de orde komen. De bedoeling is immers dat de formats zoveel mogelijk evidence based zijn en de state-of-the-art weer spiegelen. In dit verband zij verwezen naar de

Concept Best Practice Ambulant Foren sisch Psychologisch onderzoek in het strafrecht voor volwassenen 2007

en de

Richtlijn forensisch psychiatrisch onderzoek

van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

1

Status van rapportageformats

Rapportageformats kunnen worden gezien als een richtlijn conform de definitie van het Kwaliteitsinstituut van de Gezondheidszorg namelijk: “Een richtlijn is een document met aanbevelingen, adviezen en handelingsinstruc ties ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering in de Nederlandse ge zondheidszorg, berustend op resultaten van wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde discussie en aansluitende meningsvorming, gericht op het ex pliciteren van goed medisch handelen”. Deze keuze is in overeenstemming met het gegeven dat het onderzoek pro Justitia valt onder de werking van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) en dat de deskundigen, die pro Justitia onderzoek doen, geacht worden geregistreerd te zijn onder de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). De rapportageformats hebben daarmee de status van aanbevelingen, niet van voorschrif ten. De deskundige doet zijn onderzoek vanuit een onafhankelijke positie en is niet ver plicht om de formats te gebruiken. Wel is van belang dat de deskundige zich ervan be wust is dat de formats een onderdeel zijn van het Kwaliteitskader Rapportage van het NIFP en worden gebruikt als hulpmiddel bij het geven van feedback op de rapportage. Uit 1 Een update van de Best Practice psychologisch onderzoek is aanstaande

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE jurisprudentie blijkt dat ze in het geval van klachtprocedures gehanteerd worden als refe rentiekader voor de beoordeling van klachten en van het verweer daartegen.

Beschikbaarheid van de rapportageformats

De rapportageformats zijn vrij te gebruiken door de deskundigen. Ze kunnen worden aangevraagd bij het NIFP. Ze kunnen ook worden gedownload vanaf de website van het NIFP (www.nifp.nl). In 2014 beschikbare formats:

strafrecht volwassenen

2014 Format straf volw psychiater SCHRIJFWIJZER.doc 2014 Format straf volw psychiater schrijfversie.doc 2014 Format straf volw psycholoog SCHRIJFWIJZER.doc 2014 Format straf volw psycholoog schrijfversie.doc 2014 Format straf triple volw geïntegreerd SCHRIJFWIJZER.doc 2014 Format straf triple volw geïntegreerd schrijfversie.doc 2014 Format straf triple volw nietjesvariant SCHRIJFWIJZER.doc 2014 Format straf triple volw nietjesvariant schrijfversie.doc -

jeugdrecht

Format Civiel Kind psychiater 2006 SCHRIJFWIJZER.doc Format Civiel Kind psychiater 2006 schrijfversie.doc Format Civiel Kind psycholoog 2006 SCHRIJFWIJZER.doc Format Civiel Kind psycholoog 2006 schrijfversie.doc Format Civiel Ouders psychiater 2006 SCHRIJFWIJZER.doc Format Civiel Ouders psychiater 2006 schrijfversie.doc Format Civiel Ouders psycholoog 2006 SCHRIJFWIJZER.doc Format Civiel Ouders psycholoog 2006 schrijfversie.doc Format Straf Jeugd psychiater 2010a SCHRIJFWIJZER.doc Format Straf Jeugd psychiater 2010a schrijfversie.doc Format Straf Jeugd psycholoog 2010a SCHRIJFWIJZER.doc Format Straf Jeugd psycholoog 2010a schrijfversie.doc

Tenuitvoerlegging

Format tbs 6-jaars psychiater 2010a SCHRIJFWIJZER.doc Format tbs 6-jaars psychiater 2010a schrijfversie.doc Format tbs 6-jaars psycholoog 2010a SCHRIJFWIJZER.doc Format tbs 6-jaars psycholoog 2010a schrijfversie.doc Bij de versie 2006 is besloten om de formats in twee vormgevingen uit te voeren: 1.

als ‘schrijf

wijzer

’, dat wil zeggen voorzien van (korte) toelichtende teksten bij de diverse hoofdstukken en paragrafen; 2.

als ‘schrijf

versie

kunnen gaan leiden. ’, dat wil zeggen zoveel mogelijk kaal en meteen te gebruiken door de deskundige. De reden voor deze dubbele vormgeving is dat in de ‘schrijfversie’ allerlei opmaakken merken (lettertype, puntgrootte, vet, cursief etc.) zo weinig mogelijk een eigen leven

Versiebeheer en verwachte ontwikkelingen

De meest recente versies zijn de psychiatrische en psychologische formats in het straf recht voor volwassenen. Ten opzichte van de voorafgaande versie 2010a zijn de volgen de wijzigingen doorgevoerd: de vraagstelling is aangevuld met een vraag naar de toepassing van het jeugdstraf recht bij onderzochten die ten tijde van het plegen van het feit ouder dan 18, maar nog geen 23 jaar waren. de aanbevelingen met betrekking tot het advies over het toerekenen zijn aangepast aan het door de DR NIFP in maart 2014 vastgestelde standpunt

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 2 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE er is een kleine aanpassingen doorgevoerd die verband houden met de komst van het NRGD, te weten de verklaring van de niet-NRGD-geregistreerde deskundige, te weten dat deze niet werd afgewezen voor opname in het register In de huidige versies wordt voor de classificatie nog gebruik verwezen naar de DSM-IV TR. Besloten is om DSM-5 pas te gebruiken als dit in de AGGZ gemeengoed is geworden. er werden twee nieuwe formats toegevoegd die betrekking hebben op het triple onderzoek.

Enige algemene uitgangspunten bij het rapporteren Pro Justitia

Gebruik formats

nooit

als formulier, formats moeten niet worden ingevuld, maar ge ven richting aan het denken en ordenen. Denk altijd eerst goed na over de kernen van het onderzoek: waar gaat het in dit geval om, wat wil de opdrachtgever weten, wat heb ik gevonden en wat daarvan kan ik onderbouwd verantwoorden. Rapporteer vanuit het bewustzijn van de eigen positie als onafhankelijk deskundige. Blijf binnen de grenzen van de eigen deskundigheid. Blijf binnen de grenzen van de vraagstelling. Wees alert op antwoorddwang; vragen zijn niet altijd te beantwoorden. Respecteer de door de onderzochte ingenomen procespositie en psychopathologoseer deze niet. Houd de lezer in het oog: vermijd vakjargon en leg bevindingen uit. Wees bewust van het eigen 'rapport' (tegenoverdracht) op de onderzochte/het delict en de mogelijke doorwerking daarvan in de interpretatie van bevindingen. Bewaar het onderscheid tussen gegevens met de betrokkene als bron (subjectieve gegevens) en de gegevens uit eigen onderzoek (objectieve gegevens). Bewaar het onderscheid tussen waarnemingsgegevens en de interpretatie daarvan. Bewaar het onderscheid tussen de status praesens en (reconstructief) de status ten tijde van de delictpleging. Zorg voor een opbouw waarbij de gegeven antwoorden volgen uit de gepresenteerde bevindingen. Houdt altijd rekening met de mogelijkheid van bijstellingen onder invloed van nieuwe gegevens. Wees bewust van de gevaren van attributie van stoornissen. Wees bewust van co-morbiditeit, in het bijzonder via de lijn van middelengebruik. Leid het bestaan van stoornissen niet af uit het delict. Verwar de DSM-classificatie niet met diagnostiek. Schets op basis van onderzoeks- en (hetero)anamnestische gegevens een beeld van wat er aan de hand kan zijn en bear gumenteer vervolgens wat er aan de hand is: de diagnose. Classificatie volgt pas daarna.

Onderzoeks- en rapportagevarianten

De hier beschreven formats hebben betrekking op de ambulante onderzoeksvarianten. Hierbij resulteren de enkelvoudige onderzoeksvarianten in de meest uitgebreide formats. Het is de opvatting van de Commissie Rapportage dat multidisciplinair

onderzoek

(dub bel, triple en ook klinisch GGZ) vorm moet krijgen in minstens één afzonderlijk onder zoekscontact van de deskundigen met de onderzochte en dat eventuele gezamenlijke contacten de vorming van een eigen onafhankelijke deskundigenoordeel niet in de weg mogen staan. De intersubjectieve validering van de bevindingen behoort in multidiscipli nair onderzoek een slotstuk te zijn dat kan leiden tot een bepaalde mate van consensus én dissensus.

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 3 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE Voor wat betreft de

rapportage

geldt voor de triple rapportage dat twee vormgeving mo gelijk zijn: 1.

één geïntegreerd rapport van de drie deskundigen en ook door hen ondertekend: de zogenaamde geïntegreerde variant; 2.

drie afzonderlijke rapporten met een gezamenlijk voorblad en een doorlopende nummering: de zogenaamde nietjesvariant. Voor beide varianten geldt dat het gevaar van overlap en verdubbelingen goot is en dat het van belang is om in de paragraaf ‘

onderzoeksopzet

’ de werkwijze en onderlinge taak verdeling goed toe te lichten.

II.

Toelichting bij de PJ-formats Volwassenen versie 2014 04

Redactioneel

De formats hebben betrekking op het strafrecht voor volwassenen. Ze bieden een kap stok voor zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoek. Teksten tussen vier kante haken […] bevatten ofwel een keuzeoptie [parket/rechtbank/hof], dan wel een na der in te vullen onderwerp [parketnummer]. De volgorde van de paragrafen kan verschillen, dit geldt in het bijzonder voor paragrafen betreffende de biografische anamnese, de houding ten opzichte van het ten laste gelegde (speciële anamnese) en het psychiatrisch c.q. psychologisch onderzoek in engere zin. De gehanteerde volgorde hangt samen met de voorkeur en opvatting van de deskundige. Drie gebruikelijke volgorden zijn:

1.

speciële anamnese - biografische anamnese - onderzoek in engere zin

De redenering hierachter is dat de aanleiding tot het onderzoek eerst besproken moet worden (naar analogie van de klachtgecentreerde benadering uit de praktijk van de gezondheidszorg), vervolgens kunnen voor de beantwoording van de vra gen relevante gegevens uit de levensgeschiedenis worden gepresenteerd. Na deze meer informatieve paragrafen neemt de deskundige het woord in het specialistisch onderzoek in engere zin. In de forensische analyse volgt de integratie.

2.

3.

biografische anamnese - speciële anamnese - onderzoek in engere zin

De redenering is hier dat het van belang is om eerst de meer algemene gegevens uit de levensgeschiedenis te presenteren om vervolgens de delictbespreking te plaatsen tegen de achtergrond van deze gegevens. Na deze meer informatieve paragrafen volgt de paragraaf waarin de deskundige meer aan woord komt via het onderzoek in engere zin. In de forensische analyse volgt dan de integratie van de gegevens.

biografische anamnese - onderzoek in engere zin - speciële anamnese

In deze volgorde is de opvatting dat eerst de voor de diagnostiek en het begrip van de persoon relevante gegevens worden gepresenteerd, waardoor er een beeld ontstaat. Pas tegen de achtergrond van dat beeld komt de voorgrond van delict- en delictbeleving aan de orde. Meteen daarop aansluitend volgt dan de forensi sche analyse. Een laatste redactionele opmerking is dat de onderzoeksvolgorde niet verward moet wor den met de in het rapportageformat gehanteerde volgorde. Wel is aan te bevelen dat de onderzoeker een eigen volgorde ontwikkelt. Het belang daarvan is dat een afwijken van de gebruikelijke onderzoeksvolgorde op belangrijke diagnostische gegevens kan wijzen.

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 4 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE

Schutblad

Het pro Justitia rapport gaat deel uitmaken van de strafstukken en van het persoondos siers dat over een justitiabele wordt aangelegd. Dergelijke dossiers kunnen in sommigen gevallen tientallen jaren van belang blijven. Een pro Justitia rapport is dus gediend met herkenbaarheid. Door een voorblad met een prominent ‘Pro Justitia’ kan dat worden be reikt, terwijl meteen ook gezien kan worden om wat voor type onderzoek het gaat, wie het heeft gemaakt en wanneer het rapport tot stand is gekomen.

Eerste blad

Het eerste blad herhaalt de relevante gegevens van het schutblad en geeft de overige formele gegevens tegen welke achtergrond onderzoek en rapportage werd gedaan: het strafbare feit, de vraagstelling, de gegevens die de onderzoeker ter beschikking werden gesteld ten behoeve van het onderzoek, en de vermelding van andere bronnen. Vermel ding van deze gegevens is van belang, omdat het de lezer duidelijk maakt tegen welke achtergrond het onderzoek werd gedaan.

1. Onderzoeksopzet

(psychiatrie, psychologie en triple)

Deze paragraaf is van belang om duidelijk te maken welke de onderzoekscontext is ge weest. Dit biedt de gelegenheid om eventuele bijzonderheden aan de orde te stellen met hun gevolgen voor de onderzoekbaarheid. Een beschrijving van de onderzoekscontext is ook waardevol bij een eventuele latere toelichting op het onderzoek, bijvoorbeeld als een procespartij het onderzoek wil devalueren door te wijzen op de beperktheid ervan.

2. Relevante informatie uit de gerechtelijke stukken

(psychiatrie, psychologie en tripel)

Deze paragraaf biedt de gelegenheid om kort en zakelijk (!) verslag te doen van de on derzoekscontext zoals blijkt uit de beschikbaar gestelde stukken. In deze paragraaf pas sen dus geen interpretaties of waarderingen.

3. Medewerking aan het onderzoek

doen en rapport uit te brengen. onderzochte.

(psychiatrie en psychologie)

Nu onderzoekscontext (actueel en dossier) beschreven zijn, kan ingegaan worden op de medewerking van de betrokkene aan het onderzoek. Ook hier gaat het nog om constate ringen. In geval van een onderzoeksweigering moet daar echter verder op in worden ge gaan. De onderzoeker moet namelijk zijn standpunt bepalen ten opzichte van de weige ring. In beginsel geldt daarbij de afweging of de weigering om onderzocht te worden de mogelijkheid van het doen van onderzoek of de betrouwbaarheid van de bevindingen zozeer aantast dat dit feitelijk zinloos is geworden. Zo kan de weigering die voortkomt vanuit een paranoïde waan feitelijk al zoveel informatie opleveren dat besloten kan wor den om onderzoek te doen en rapport uit te brengen. Het kan ook zijn dat met betrek king tot de weigeraar en het door hem gepleegde delict zoveel betrouwbare informatie bestaat dat het verantwoord is om buiten medewerking van de onderzochte onderzoek te Men kan ook de opvatting hebben dat een onderzoeksweigering altijd gehonoreerd moet worden vanuit ethische gronden dan wel vanuit de opvatting dat onderzoeksbevindingen per definitie onvoldoende betrouwbaar zijn als ze niet besproken kunnen worden met de Bij een gehonoreerde weigering geldt wel de vraag aan de onderzoeker of deze een aan beveling kan doen voor een onderzoeksvorm die wel tot een rapportage zal kunnen lei-

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 5 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE den. Deze vraag komt voort uit artikel 37 lid 3 Sr. De regel is dat de onderzoeker daar over overlegt met de lokale NIFP-vestiging.

4. Houding ten opzichte van het ten laste gelegde

(psychiatrie en psychologie)

Het gaat hierbij om betrokkene’s verhaal/weergave over de aanloop tot, de tot standko ming van en het verdere beloop rond het delict. Het doel van dit onderdeel is niet de waarheidsvinding in juridische zin, maar het verzamelen en beschrijven van de elemen ten die van belang zijn voor de in de forensische analyse te bespreken doorwerking van de combinatie van persoon en omstandigheden in het delict. Denk bij de vormgeving van deze paragraaf aan een volgorde in de zin van: 1.

wat vertelt de onderzochte over de feitelijke gebeurtenissen, 2.

welke redengevingen heeft de onderzochte voor het delict, 3.

wat vertelt hij over zijn voelen, denken en handelen ten tijde van het plegen van het delict, 4.

5.

hoe ‘verklaart’ hij verschuivingen/afwijkingen van het huidige verhaal met zijn verklaringen in de processen-verbaal, hoe ‘verklaart’ hij afwijkingen van zijn verhaal met die van het slachtoffer of be langrijke getuigen, 6.

hoe zijn de uitingen van schaamte, spijt, morele schuld, en verantwoordelijkheid, 7.

hoe is de opvatting van betrokkene over herhalingskansen. Van groot belang is hierbij wel de weergave van de bespreking van gedragskundig rele vante dossierinformatie over het ten laste gelegde. Wat is er door betrokkene eerder verklaard (citaten uit de stukken), hoe verhoudt zich dat tot betrokkenes huidige houding ten opzichte van het ten laste gelegde? Hoe reageerde betrokkene op confrontatie daar mee? Wijs ook op relevante elementen die betrokkene achterwege laat. Uit de tekst moet blijken of en hoe op het delictgedrag is doorgevraagd.

5. Onderzoek naar de levensgeschiedenis

(psychiatrie, psychologie en triple)

Zie voor de onderwerpen het format. Maak onderscheid tussen de informatie van de on derzochte en die van derden. Blijf zakelijk en verhalend, verlevendig de tekst eventueel met relevante citaten. Kom als onderzoeker niet zelf aan het woord, tenzij van belang. Laat dit dan wel duidelijk uitkomen: bijvoorbeeld (Zie ook het psychiatrisch rapport, waaruit blijkt dat betrokkene daar precies het tegenovergestelde beweerde; rapp.). Bedenk dat het van groot belang kan zijn om op diverse onderdelen waar niets over te melden valt, juist dat gegeven vermeldenswaard kan zijn, bijvoorbeeld het ontbreken van een justitiële voorgeschiedenis. Bij een triple is sprake van een forensisch milieuon derzoek (FMO). Beperk je dan als psycholoog/psychiater tot wat relevant is voor het ei gen onderzoek. Verwijs verder zoveel mogelijk naar het FMO.

6. Gezondheids- en verslavingsanamnese

(psychiatrie en psychologie)

Voor (latere) gebruikers van de pj-rapportage is het van belang dat anamnestische ge gevens betreffende de gezondheid bij elkaar staan. Ook als opstap naar het verslag van de eigen onderzoeksbevindingen is het goed om na te gaan en te vermelden of er bijzon derheden zijn betreffende de somatiek (aandoeningen, behandelingen, gebreken, handi caps). De verslavingsanamnese mag niet onvermeld blijven, ook als er

geen

problemen op vlak te melden zijn. Het is voor de prognose een onmisbaar item. Psychologen kunnen onder dit hoofdstuk ook melding maken van de anamnese op het vlak van de geestelijke gezondheid; zij kunnen dit hoofdstuk ook vormgeven als para-

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 6 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE graaf bij het hoofdstuk over de levensgeschiedenis (bijvoorbeeld in zaken waarin sprake is van een multidisciplinair onderzoek). In het psychiatrisch format is voor de anamnese betreffende de geestelijke gezondheid een apart hoofdstuk gereserveerd.

7. Speciële psychiatrische anamnese

(psychiatrie)

Dit is de opmaat voor het psychiatrisch onderzoek in engere zin, waarbij de psychiater uitvoerig ingaat op de anamnese van psychische klachten en de voorgeschiedenis van eventuele opnames, (farmacotherapeutische) behandelingen en de mate van drang en dwang daarin.

8. Psychiatrisch onderzoek in engere zin

(psychiatrie)

Zie het format.

7. Klinisch-psychologisch onderzoek

(psychologie)

Zie het format.

8. Testpsychologisch onderzoek

(psychologie)

Zie het format.

9. Differentiaal diagnostische beschouwing

lijke stukken).

(psychiatrie en psychologie)

Beschrijving van de diagnostische bevindingen van het psychiatrisch onderzoek als ge heel (uit eigen observaties en gesprekken, bevindingen milieuonderzoek, en strafrechte Aan welke problematiek of stoornissen lijdt betrokkene (indien van toepassing)? En voor al: wat zijn de kenmerkende aspecten van die stoornissen (of problematiek) bij deze on derzochte. Welke (forensisch relevante) beperkingen hangen hiermee samen? Denk aan aspecten als agressieregulatie, impulscontrole, krenkbaarheid, gewetensfuncties, psy chopathie etc. Indien van toepassing: culturele aspecten en forensische relevantie be noemen. Het gaat vooral om geïndividualiseerde diagnostiek. De onderbouwing van de diagnostische conclusies moet voor de lezer inzichtelijk – en overtuigend – worden weergegeven. Wanneer er twijfel is over (delen van) de diagnos tiek moet ook dit worden besproken (bijvoorbeeld wanneer testdiagnostiek een ander beeld laat zien dan uit de overige informatie naar voren komt). Etiologische aspecten van de stoornis worden besproken (biopsychosociaal model). Hier bij zijn van belang predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren op zowel psy chologisch, neuropsychologisch als neurologisch gebied. De beschrijvende diagnose wordt hier kort beschreven in algemeen gangbare en voor de leek begrijpelijke termen. Hierbij wordt - waar mogelijk - gebruikt gemaakt van DSM terminologie, maar dient het niveau van classificatie te overstijgen: een beschrijvende diagnose is immers veel breder dan het DSM-IV-concept. De diagnose dient meer in di mensionele termen worden beschreven. Waar er verschil is tussen de beschrijvende dia gnose en de classificerende diagnose wordt dit toegelicht. De forensische doorwerking in het ten laste gelegde hoort niet onder dit kopje thuis. Wel – indien aan de orde – verschillen tussen rapporteurs aangeven en onderbouwen.

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 7 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE DSM-IV-TR classificatie 2 Geef in een voetnoot een classificatie volgens DSM-IV-TR, doe dat als de gegevens het toelaten op alle vijf de assen. Een overgang naar DSM-V volgt pas als dit in de AGGZ gemeengoed is geworden.

10. Forensisch [psychiatrische/psychologische] beschouwing (of analyse)

Volg de in het format aangegeven volgorde. Begin dus met de onderzoekbaarheid van de betrokkene en de invloed van een eventueel beperkte onderzoekbaarheid op de be schouwing en de beantwoording van de vragen. Denk daarbij niet alleen in termen van wat niet onderzocht kon worden (bijvoorbeeld het delictgedrag bij een volledig ontken nende verdachte), maar ook aan de betrouwbaarheid van de wel verkregen gegevens. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek van betrokkenen uit een geheel andere cultuur, het gebruik van een tolk. Denk ook aan de betrouwbaarheid van de door de onderzochte ver strekte gegevens.

Verband diagnose en tenlastegelegde

Analyseer de samenhang tussen diagnose, context en het tenlastegelegde. Hoe staat de eventueel aangetroffen problematiek/pathologie in verband met het ten laste ge legde. Diverse verbanden zijn mogelijk: gelijktijdigheidsverband, dit is vereist wil de stoornis strafrechtelijk ‘meetellen’, betekenisverbanden, hierbij is de invalshoek veelal meer fenomenologisch en psy chodynamisch van aard, functionele verbanden, hierbij wordt het gedrag geanalyseerd en verklaard vanuit gebrekkige en/of gestoorde functies (bijvoorbeeld kritiek- en oordeelsstoornissen) contextuele verbanden, bij deze invalshoek spelen interacties met omgevingsfacto ren een belangrijke verklarende rol Nota bene: meerdere invalshoeken kunnen in de analyse worden betrokken. rechtstreeks oorzakelijk verband, hierbij is de stoornis overweldigend aanwezig (zoals bij imperatieve hallucinaties) Analyseer het verband zo mogelijk in termen van gebeurtenis, gevoel, gedachten, ge drag en gevolg. Die benadering helpt ordening aan te brengen. Besteed veel aandacht aan de uitleg en geef tot slot beredeneerd aan of het verband tussen stoornis en delict zodanig was dat de gedragskeuzemogelijkheden daardoor volledig, gedeeltelijk of niet werden bepaald. Op basis daarvan zal de rechter moeten kunnen uitmaken of hij het delict volledig, niet of in een verminderde mate toerekent.

Risicoanalyse

Leg uit wat de kans op herhaling van het tenlastegelegde is bij het voortbestaan van de aangetroffen stoornis(sen). Benoem daarbij diagnosespecifieke factoren en andere individuspecifieke factoren. Benoem eventuele andere risicofactoren (bij voorkeur en waar mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist: HKT-30, HCR-20, SVR-20, Static-99). 2 As 1: (klinische stoornissen of reden van zorg) …… As 2: (persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke handicaps) ……. As 3: (somatische aandoeningen) ……. As 4: (psychosociale en omgevingsproblemen) ……. As 5: (hoogste niveau van functioneren op een schaal van 0 tot 100) huidig: ……

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 8 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE Laat evidente kansen op herhaling van delictgedrag, dat geen verband houdt met aangetroffen stoornissen, niet onvermeld en evenmin evidente kansen op de herhaling van niet soortgelijke delicten. Benoem eventuele evidente beschermende factoren (zo mogelijk met behulp van een geaccepteerde checklist: SAPROF). Leg, bij gebruik daarvan, de waarde/betekenis van checklists uit en vermijd schijnze kerheden, die al te gemakkelijk kunnen ontstaan door het gebruik van scores.

Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden

Benoem de gedragsdeskundige aanknopingspunten die er zijn voor interventie en wat daarvan te verwachten valt met betrekking tot het voorkomen van herhaling van soortgelijke delicten. Redeneer daarbij vanuit de stoornis(sen), de aangetroffen ver banden en de risicoprognose. Geef aan hoe de beïnvloedingsmogelijkheden zijn, geredeneerd vanuit de onderzoch te. Besteed daarbij aandacht aan: veranderingscapaciteiten (intelligentie, zelfinzicht, gedragscontrolemogelijkheden, sociale vaardigheden etc.) veranderingsmotivatie (probleembesef, lijdensdruk e.d.) persoonsgebonden interferenties die beïnvloeding en verandering kunnen door kruisen (frustratietolerantie, impulsiviteit, agressieregulatie, middelenafhankelijk heid e.d.) neem hierin - indien van toepassing - relevante kenmerken uit de wegingslijst ado lescentenstrafrecht mee contextuele pro’s en contra’s (resources en sociale/relationele interferenties). -

Interventieadvies en -condities

Benoem en beargumenteer op welke wijze de gedragsdeskundige aanknopingspunten vorm kunnen krijgen. Houd daarbij de volgende voor de Indicatiestelling Forensische Zorg dimensies in het achterhoofd: 1.

de aard van de interventie in termen van: 2.

begeleiding: het methodisch beïnvloeden van een persoon in zijn situatie ge richt op opvang, herstel of verbetering in het sociaal functioneren nadere behandelingsdiagnostiek behandeling: het herstellen of voorkomen van verergering van de vastgestelde stoornis de intensiteit van de interventie in termen van: een ambulant vorm te geven interventie verblijf in een vorm van begeleid wonen met structuur en toezicht bij de hand (bijv. RIBW) een gemiddeld verblijfsniveau van individuele en groepsgerichte begeleiding met ondersteuning voor leren, werken en vrije tijd (bijv. FPA of FPK) een intensief verblijfsniveau met een sterk geïndividualiseerde aanpak (bijv. FPC of PPI). 3.

4.

eventuele interventies binnen categorale zorgvoorzieningen, zoals verslavingszorg of het circuit voor Sterk Gedragsgestooorden Licht Verstandelijk Gehandicapten (SGLVG) 3 het wenselijke/noodzakelijke veiligheidsniveau 3 geen bijzondere voorzieningen op dat vlak nodig (Nota Bene: zorg bij een advies voor het SGLVG-circuit voor een recente heldere en betrouwbare objectivering van het intelligentieniveau onder vermelding van de gebruikte test(s)

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 9 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE 5.

6.

een open setting met toezicht- en controlemogelijkheden (bijvoorbeeld op af spraken en middelengebruik) een besloten setting met verlofmogelijkheden en vrijheden (bijvoorbeeld een FPA of FPK) een gesloten setting met materiële en programmatische veiligheidsvoorzienin gen (bijvoorbeeld TBS-kliniek of Penitentiaire Inrichting) een gesloten afdeling met cameratoezicht en bewegingsbeperkingen Probeer aan te geven welke tijd naar verwachting gemoeid is met de voorgestelde interventies, geef ook aan als een dergelijke prognose nog niet te geven is. leg – indien van toepassing – een link met specifieke voorzieningen die toepassing van het jeugdstrafrecht biedt Doe suggesties met betrekking tot de strafrechtelijke kader(s) die wenselijk, nodig of onmisbaar zijn om voorgestelde interventies, zowel op het gebied van behandeling als op het gebied van beveiliging, de grootst mogelijke kans van slagen te geven. Neem hierin, als dat van toepassing is, de afweging voor toepassing van het jeugdstrafrecht mee (We gingslijst Adolescentenstrafrecht www.nifpnet.nl). Adviseer over een eventueel op te leggen maatregel en leg uit waarom bij betrokkene het risicogevaar niet valt te verminderen met een minder zware maatregel (indien van toepassing). Hier worden ook de opmerkingen gemaakt over de haalbaarheid van de ge adviseerde (voorwaardelijke) maatregel, o.a. gebaseerd op het overleg met de Reclasse ring – indien van toepassing - en de reactie van betrokkene op het advies.

11. Beantwoording van de vraagstelling

(psychiatrie en psychologie)

Als de vraagstelling afwijkt van de in het format opgenomen vragenstelling, beantwoord dan de door de opdrachtgever gestelde vragen. De antwoorden bevatten geen nieuwe gegevens, maar vloeien voort uit het voorafgaande. 0.

indien betrokkene weigert onderzocht te worden, tot welke overwegingen van de onderzoekers geeft die weigering aanleiding? 1.

is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?

Beschrijf hier (samengevat en in voor de leek begrijpelijke termen) de uitkomsten van de diagnostiek en beantwoord daarmee of er wel/niet sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.

2.

hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?

Geef hier aan of de eventuele stoornis ook bestond ten tijde van het plegen van get delict.

3.

beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)?

Geef hier aan of er wel of geen invloed was op het plegen van het delict

4.

zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven: a.

op welke manier dat geschiedde b.

in welke mate het geschiedde c.

welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is.

Beschrijf samenvattend op inzichtelijke wijze de doorwerking van de hierboven be schreven stoornis(sen) in het ten laste gelegde (indien bewezen); de aanwezigheid

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 10 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE

van een stoornis verklaart op zichzelf niet waarom iemand tot dit delictgedrag komt. Voor verder details kan verwezen worden naar de beschouwing. Geef een advies met betrekking tot de (vermindering van de) toerekeningsvatbaar heid:

-

besef als deskundige dat je met het advies over toerekeningsvatbaarheid en toere kenen het juridisch domein betreedt en een handreiking doet voor het strafrechte lijk wegen van je onderzoeksbevindingen;

-

laat de handreiking volgen op een zo concreet mogelijke analyse over het verband tussen stoornis en delict(context) zoals voorgesteld in de toelichting bij het rappor tageformat; geef deze handreiking vorm in een adviesformule waarbij de categorieën worden gehanteerd: geen advies mogelijk, geen reden om verminderd toe te rekenen, in een verminderde mate toerekenen en niet toerekenen;

-

licht je handreiking nader toe als je in de onderzochte casus reden vindt voor na dere nuanceringen, respectievelijk je te onthouden van een advies in termen van toerekenen of toerekeningsvatbaarheid.

5.

a. welke factoren voortkomend uit de stoornis van betrokkene kunnen van belang zijn voor de kans op recidive? b. welke andere factoren en condities dienen hierbij in ogenschouw genomen te wor den? c. is iets te zeggen over eventueel onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities?

Beschrijf hier kort onder verwijzing naar de subparagraaf ‘risicoanalyse’ wanneer en onder welke omstandigheden de kans op recidive groter wordt. Noem hier ook ‘bijk o mende factoren’ die van invloed kunnen zijn op recidieven en hoe deze samenhangen met aangetroffen stoornissen en contextuele gegevens.

6.

Welke aanbevelingen van gedragskundige en van andere aard zijn te doen voor inter venties op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?

Beschrijf kort samengevat nogmaals welke interventies noodzakelijk zijn om het reci diverisico te verminderen. Doe suggesties met betrekking tot de strafrechtelijke ka der(s).

7.

Zijn er argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen?

jaar nog niet had bereikt) ( www.nifpnet.nl

) (Geldt alleen indien de betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde de leeftijd van 23 Gebruik voor de beantwoording van vraag 7 de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht

12. Overleg met mederapporteur(s) 13. Overleg reclassering

(psychiatrie, psychologie en triple) (psychiatrie en psychologie)

Vermeld zakelijk de hoofdpunten uit het overleg. Melding van consensus. Leg in het geval van dissensus helder uit wat de verschillen van visie zijn, of daar in de strafrechtelijke beoordeling ook verschillende consequenties aan vast zitten en wat deze zijn.

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 11 van 12

NEDERLANDS INSTITUUT VOOR FORENSISCHE PSYCHIATRIE EN PSYCHOLOGIE Vermeld kort en zakelijk het overleg met de reclassering. Vermeld de overeenstemming of (onderbouwd) het gebrek daaraan. Maak melding van de haalbaarheid van adviezen en eventuele werkafspraken die met de reclassering zijn gemaakt.

14. Bespreking met de betrokkene Ondertekening

(psychiatrie en psychologie)

Meldt het gebruik van het inzage- en correctierecht door de betrokkene. Maak melding van de wijze waarop rapport c.q. conclusies en advies werden besproken. Ook als dat eventueel niet is gebeurd. Meld de reactie van de betrokkene. Met de inwerkingtreding van de Wet deskundige in het strafrecht wordt van de rappor teur verwacht dat deze verklaart de gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in acht te hebben genomen en het verslag naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te heb ben opgemaakt. Als een deskundige (nog) niet is opgenomen in het register verklaart deze ook dat hij/zij de gedragscode in acht heeft genomen. Deze deskundige verklaart bovendien dat hij/zij niet afgewezen is voor opname in het deskundigenregister. Deze verklaringen zijn toegevoegd aan het format.

III.

Tot slot

De Commissie Rapportage hecht een groot belang aan de opvattingen en suggesties van de deskundigen. Ze kunnen bijdragen aan verbetering van dit hulpmiddel en daarmee aan de kwaliteit van het forensisch psychiatrisch en psychologisch onderzoek. Aanbevelingen zijn welkom bij de Commissie via het contactformulier van de website van het NIFP ( www.nifp.nl

) of via de lokale NIFP. Commissie Rapportage NIFP maart 2014

Commissie Rapportage PJ-formats volwassenen 2014 Pagina 12 van 12