maaiveldsdalingen-in-gebied-hn-te

Download Report

Transcript maaiveldsdalingen-in-gebied-hn-te

i
~ijksdlenstvoor de ijsselmeerpolders
ministerie van verkeer en waterstaat
Maaiveldsdalingen in gebied
HN-80 te Hoorn
door
J. Pessink en
M.A. Viergever
september
1984-161 Cdw
postbus 6 0 0
8200 AP lelysted
I
-
smedlnahuls
zuiderwagenplein2
tel. (03200) 00111
telex 40115
INHOUD
1. INLEIDING.
2. LIGGING EN BODEMOPBOUW VAN HET TERREIN.
3. GEMETEN MAAIVELDHOOGTE
4. GEMETEN GEBOUWZAKKINGEN
5. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
BIJLAGEN :
1. Hoorn.
2. Dikte opgebrachte grond.
3 en 4 Sonderingen.
1. INLEIDING
Bij de aanleg van de Markerwaard zal een verlaging optreden van de
stijghoogte van het diepe grondwater in de kuststreek rondom het huidige
Markermeer. Als gevolg daarvan zal er zettlng optreden in het bovenliggende pakket klei- en veenlagen. Volgens berekeningen die zijn uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat zal daardoor niet alleen het
maaiveld zakken maar zal ook een deel van de gebouwen aan zetting
onderhevig zijn. Hierdoor kan schade aan de bouwwerken ontstaan. De
totale geraamde schade in het gebied bedraagt f 560 miljoen, ofwel circa
10% van de technische waarde van de bebouwing.
Voor een bijstelling of onderbouwing van deze raming zijn zoveel mogelijk
gegevens uit het gebied nodig om de raming te kunnen toetsen. Tevens
is het van belang de processen uit het verleden die van invloed kunnen
zijn op de grootte en omvang van maaiveldsdalingen, gebouwzettingen
en schade te-kennen. In dit rapport zijn de gegevens van het gebied
HN-80 te Hoorn verzameld en voor zover mogelijk getoetst aan de eerder
in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerde berekeningen.
De gegevensuithet verleden zijn aangevuld met enkele recente waterpassingen en een recente sondering. De ligging van het gebied is aangegeven in bijlage 1.
2. LIGGING EN BODEMOPBOUW VAN HET TERREIN
Het industrieterrein HN-80 is aangelegd in 3 fasen. De eerste fase werd
aangelegd in juni 1965, de tweede fase tussen februari en april 1975
en de derde fase tussen juni en September 1978. Het terrein voor de
eerste fase werd in 1962 verkend door het laboratorium voor Grondmechnica'te Delft en voor de tweede fase in 1974 door adviesbureau
Tjaden. De ondergrond is tamelijk gelijkmatig van opbouw. Tot een
diepte van circa 3 m beneden het oorspronkelijke maaiveld wordt klei
aangetroffen. De bovenste 0,50 tot 1.00 m is goed draagkrachtig.
Daaronder komt een veenlaag van 0,80m of komen twee veenlagen van
0,20 tot 0,50 m gescheiden door een kleilaag voor. Tot ruim 10 m bene-.
den maaiveld worden klei en zavellagen aangetroffen. Daaronder kpmen
de sterk zandige wadafzettingen voor met op 16 B 17 m beneden maaiveld
een dun laagje basisveen en het pleistocene zand.
Het polderpeil bedroeg voor het bouwrijp maken N.A.P. -1,85 m, na het
bouwrijp maken werd een zomerpeil van N.A.P. -1,95 m en een winterpeil
van N.A.P. -2,lO m ingesteld. In de toekomst zal het peil verder worden
verlaagd tot N.A.P. -2,20 m.
Tijdens het bouwrijp maken van het terrein zijn alle kavelsloten gedempt en is het maaiveld bij de fasen I en I1 afgewerkt'op een
hoogte van N.A.P*. -0,90 m. Fase I11 is afgewerkt'op
een hoogte van
N.A.P. -1,OO m.
Aan de hand van waterpassingen uit 1952 is daarmee uit het verschil
ten opzichte van N.A.P. -0,90 m en N.A.P. -1,OO m de dikte van de laag
opgebrachte grond berekend en weergegeven in bijlage 2. Daarbij bleek
dat plaatselijk zelfs grond moest worden afgegraven om de gewenste
hoogte te verkrijgen. De in de rapportage van Rijkswaterstaat aangegeven ophoogdikte van 0,90m werd slechts incidenteel bereikt. Daarbij
is eveneens aangegeven waar de vroegere kavelsloten de wegen kruisen.
Op die plaatsen is dus een grote aanvulling aangebracht. Als ophoogmateriaal is de elders uit het gebied en uit de wegcunetten vrijkomende
grond gebruikt. De cunetten voor de wegen in fase I en I1 zijn ontgraven tot N.A.P. -1,84 m en daarna in de eerste en tweede fase aangevuld met 0,60 m zand, 0.20 m hoogovenstukken en 0,14 m grondasfaltbeton. In de derde fase zijn de wegcunetten ontgraven tot N.A.P.
-1,60 m en is gekozen voor een aanvulling met 0,50 rn schuimslakken en
0,10 m hoogovenslakken en 0,14 m grind en asfaltbeton. De uiteindelijke .weghoogte
werd in dat geval N.A.P. - 0,86 m.
.
3. GEMETEN MAAIVELDHOOGTES
In april 1984 is een waterpassing in het gebied uitgevoerd. Gemeten is
de hoogteligging van de wegen en op een aantal plaatsen van het rnaaiveld. Uit het verschil van de huidige hoogte2igging en de afwerkhoogte
bij aanleg kan bij benadering de zetting worden afgeleid. Uit de rnetingen
blijkt echter dat de huidige hoogteligging over nagenoeg het gehele
terrein hoger is dan de ontwerp afwerkhoogte bij aanleg van het terrein.
Daaruit kan worden afgeleid dat het terrein bij aanleg of naderhand vermoedelijkop een hoger niveau is afgewerkt. De informatie over het
niveau waarop het terrein uiteindelijk is afgewerkt ontbreekt zodat de
opgetreden zettingen niet kunnen worden bepaald.
,
4. GEMETEN GEBOUWZAKKINGEN.
In het gebied zijn een tweetal vaste punten geplaatst en ingemeten
door de gemeente Hoorn. Het eerste punt was bevestigd aan een bedrijfsgebouw aan deElectronwegnr. 11. Het betreffende gebouw is in 1978
uitgebreid en de muur waarin het vaste meetpunt was bevestigd is toen
gesloopt. De metingen die werden uitgevoerd gaven de onderstaande
resultaten:
1969 0.426 m beneden N.A.F.
1977 0.451 m beneden N.A.P. - zetting van 25 mm.
Het tweede punt is bevestigd aan het Trafogebouw van de P.E.N. aan de
Electronweg. Het gebouwtje is gebouwd in 1966. De metingen van het
vaste punt zijn als volgt:
1967 0.339 m beneden N.A.P.
1977 0.368 m beneden N.A.P. - zetting van 29 mm.
1980 0.372 m beneden N.A.P. - zetting van 33 mm.
De sonderingen van de beide punten zijn bijgevoegd in bijlage 3 en 4.
Aan deze sonderingen kunnen de volgende getallen worden ontleend:
Ophoging volgens bijlage 2
Funderingsniveau
Paaltype
Paalafmetingen
Nuttige belasting
Negatieve kleef
.
.
Bezwijkbelasting
Pmax/Pbezwijk
Bedrijfsgebouw
P.E.N. huisje
0,50 - 0,70 m
17.50 m - m.v.
Hout
0 0,33/0.14?
100 kN?
26 kN
300 kN
0,42?
0,40 - 0,50 m
18 m - N.A.P.
Hout
0 0,33/0,14?
100 kN?
26.5 kN
240 kN
0,53?
,
Opmerkelijk is dat beide bouwwerken aan zetting onderhevig zijn terwijl de paalfunderingen volgens bovenstaande gegevens meer dan voldoende draagvermogen bezitten. Van enige zetting zal in het algemeen
pas sprake zijn als Pmax/Pbezwijk = 0,7 21 0,8of groter (LGM-mededeling
XXII nr. 3 - 1984). Mogelijk dat de hier aangenomen paalafmetingen niet
zijn gebruikt maar dat van aanzienlijk slankere palen is uitgegaan.
,Een andere verklaring is niet voorhanden.
5..SAMENVATTING EN CONCLUSIES
'
In verband met het onderzoek naar de gevolgen van de aanleg van de
Markerwaard is onderzoek naar reeds in het gebied opgetreden processen
van belang. In het industriegebied HN-80 zijn recentelijk uitgevoerde
waterpassingen vergeleken met de ontwerphoogte van wegen en terreinen.
Daaruit bleek de huidige ligging van het terrein hoger te zijn dan
het ontwerppeil. Het bleek daarom niet mogelijk de opgetreden zettingen
terug te rekenen en te koppelen aan de opgebrachte laag ophoogmateriaal
en de bodemopbouw.
Van een tweetal vaste punten in gebouwen in dit gebied was de zetting
door de gemeente Hoorn gemeten. Door het ontbreken van gegevens over
de zetting van het maaiveld kon ook geen relatie worden gelegd tussen
maaiveldsdaling en gebouwzakking. Op grond van gegevens over de fundering en de bijbehorende sondering blijkt een zetting van de gebouwen
niet de verwachten. Een mogelijke verklaring is dat de aanname over
paalafmetingen niet juist is.
De voorgaande gegevens zijn zeer summier en leiden niet tot conclusies
die op enigerlei wijze een bijdrage kunnen leveren aan de studie naar
de gevolgen van de aanleg van de Markerwaard.