Transcript Lesideeën.
Lesideeën Inhoud Lesideeën................................................................................................................................................. 3 1. Instap ........................................................................................................................................... 3 i. Cartoon .................................................................................................................................... 3 ii. Film .......................................................................................................................................... 4 iii. Brainstorm ............................................................................................................................... 5 iv. Spindiagram ............................................................................................................................. 5 2. 3. De theorie omzetten naar praktijk. ............................................................................................. 6 v. Schrijfronde ............................................................................................................................. 6 vi. analyse van een debat. ............................................................................................................ 6 vii. Oefenen van debating en voorbereiding . .......................................................................... 6 viii. Oefenen op overtuigend te spreken ................................................................................... 7 ix. Leren snel reageren op de tegenstander. ............................................................................... 7 x. Bewust worden van het woord ‘eehm’ ................................................................................... 7 xi. Focus op de opening van een betoog. .................................................................................... 8 xii. Je uit een lastige situatie leren praten. ............................................................................... 8 xiii. Leren om argumenten te onderbouwen. ............................................................................ 8 xiv. Drogredenen herkennen ..................................................................................................... 9 Voorbeeldstellingen .................................................................................................................... 9 Lesideeën. In dit onderdeel krijgt de leerkracht lesideeën aangereikt aan de hand van verschillende activerende werkvormen. Aangezien elke klas uniek is, zowel qua samenstelling als beginsituatie, geven we een aantal ideeën om een leuke, actieve les in elkaar te steken rond debating. 1. Instap i. Cartoon Om meteen de aandacht van de leerlingen te trekken, kan gebruik worden gemaakt van een (grappige) cartoon rond debating. Door samen met de leerlingen de cartoon te analyseren (wat zie je op de cartoon? Wat denk je dat de cartoon wil hekelen?), ga je met je leerlingen al meteen dieper in op debating en de verschillende vormen ervan. De beginsituatie van de leerlingen wordt ook meteen duidelijk. Hieronder staan een aantal voorbeelden. ii. Film De les start met een voorbeeld van een debat. * Een hevig, reëel debat tussen twee partijen. *Een voorbeeld van een jongerendebat (bijvoorbeeld jongeren Lagerhuis Nederland) http://www.youtube.com/watch?v=791KUqYouHs http://www.youtube.com/watch?v=i7_m0u3uhss http://www.youtube.com/watch?v=_aQJsiK8RQA * Een ludiek debat (bijvoorbeeld uit ‘de ideale wereld’) * http://movietube.in/de/video/zlaATUvxgR0/Schuur-debat-Lieven-Scheire-Jonas-Geirnaert-DeIdeale-Wereld-Vier *http://kw.knack.be/west-vlaanderen/kw-secties/kwblogs/teeveekeuring/de-ideale-wereld-heeftoplossing-voor-hoer-probleem-van-wendy-en-franske/article-4000407141785.htm# iii. Brainstorm De klas wordt verdeeld in een aantal groepjes. Per groepje zal men een bepaalde tijdsduur brainstormen over het begrip ‘debating’. De associaties worden in kernwoorden op een groot vel papier geschreven. Nadien worden alle gevonden kernwoorden via overleg in groep gestructureerd tot een overzichtelijk geheel. De woordvoerder van elk team presenteert het product van de brainstorm. iv. Spindiagram Poneer het begrip debating in het midden van het bord. Laat de leerlingen aangeven welke elementen zij onder het begrip verstaan. Structureer nadien met de leerlingen alle gevonden associaties en maak een samenvatting van wat debating allemaal inhoudt. 2. De theorie omzetten naar praktijk. v. Schrijfronde Nadat de theorie werd besproken, kunnen de leerlingen geïntroduceerd worden in debating via een schrijfronde. Deze werkvorm kan als opwarmertje dienen voor het echte werk. Het voordeel is dat leerlingen gestimuleerd worden om even na te denken over hun argumenten en dat ook mondeling minder begaafde leerlingen aan bod komen. De leerlingen worden verdeeld in groepjes. Elke leerling krijgt een blad met een verschillende stelling. De leerlingen krijgen 5 minuten om de stelling te lezen en een pro of contra-argument te noteren. Na 5 minuten wordt het stellingenblad doorgeschoven. De leerlingen lezen de nieuwe stelling + het argument van de medeleerling en formuleren een pro of contra reactie. De stellingen worden doorgeschoven totdat elke leerling zijn oorspronkelijke stelling opnieuw in het bezit heeft. Nadien brengt elke leerling verslag uit van de pro en contra – argumenten op zijn stelling. De leerkracht kan ook eventueel een stelling uitpikken en het debat daarover verder voeren. vi. analyse van een debat. Via een videofragment van een debat reëel of ludiek, zie punt a.2) kan de theorie getoetst worden aan de praktijk. (eventueel in groep). a. Het fragment wordt getoond in de klas. b. De leerlingen krijgen eventueel een uitgeschreven versie + opdrachten: - vii. Zoek 3 voorbeelden van een drogreden en leg uit waarom het volgens jou een drogreden is. Zoek een betere repliek dan de repliek van persoon X. Wat mist de repliek van persoon X op het argument van persoon Y? Analyseer de houdingen en het taalgebruik van de debaters. Wat valt er op? Wie presenteert zich het best? Wie heeft volgens jou het debat gewonnen? Waarom? Oefenen van debating en voorbereiding . 1. Zoek per 2 een goede stelling 2. verdeel pro en contra. 3. Noteer elk apart de argumenten en maak een argumentatiestructuur met de sterkste stellingen bovenaan en de zwakste argumenten onderaan in je structuur. 4. Bespreek per twee elkaars structuur. Wat kan beter? Waar zitten de gaten? Hoe kan je elkaars structuur/ argumenten sterker maken? viii. Oefenen op overtuigend te spreken De groep kiest een willekeurig voorwerp. Eventueel iets dat meteen voorhanden ligt: een stift, pen, televisie,… Daarna duidt de groep een aantal ‘topverkopers’ aan. Elke verkoper krijgt 1 à 2 minuten om zijn product aan de rest van de klas te ‘verkopen’. De verkopers krijgen 3 minuten de tijd om hun betoog voor te bereiden, en om eventueel een aantal argumenten op papier te zetten. De klas kiest nadien wie het product het best kon verkopen. Ze argumenteren waarom de winnaar het meest kon overtuigen. Nadien kunnen er opnieuw topverkopers worden aangesteld. ix. Leren snel reageren op de tegenstander. De klas wordt verdeeld in groepen van 8. Iedere groep krijgt een stelling en elke leerling krijgt een nummer van 1 t.e.m. 8. Leerlingen met even nummer zijn voorstanders, met een oneven nummer zijn tegenstanders. De leerlingen krijgen 5 minuten de tijd om zich voor te bereiden op de stelling. Daarna staat leerling nummer 1 op en verdedigt zijn stelling gedurende 2 minuten o.b.v. 1 argument. Vervolgens staat nummer 2 op, hij/zij valt het argument van de voorstander aan en brengt een nieuw argument. Nu staat nummer 3 op. Deze leerling valt het argument van nummer 2 aan en brengt ook een nieuw argument aan. Zo gaat de oefening verder totdat iedereen aan de beurt is geweest. Wanneer de ene groep aan de beurt is, jureren de andere groepen. Er wordt nadien gezamenlijk besproken welke spreker het meest duidelijk en overtuigend heeft gereageerd op het argument van de voorganger en wie het beste argument heeft ingebracht. x. Bewust worden van het woord ‘eehm’ De klas wordt verdeeld in twee teams (A en B) die zich zich tegenover elkaar plaatsen. Leerling 1 van groep A krijgt een woord (bijvoorbeeld sport, uitgaan, facebook,...). Het spel kan beginnen met evidente woorden, waarover de jongeren vlot kunnen spreken. Daarna kunnen wat minder evidente woorden worden geselecteerd (vrijzinnigheid, debating, een begrip uit de actualiteit,…) Leerling 1 dient 1 minuut vol te praten over het woord. Maar als de leerling ‘eehm’ gebruikt, gaat de beurt naar het andere team. Zij mogen de resterende tijd van de minuut volpraten over hetzelfde woord. De leerkracht is de jury wanneer er twijfel bestaat of er wel effectief ‘ehm’ werd gezegd. Ook bij buitensporige opsommingen en informatie die helemaal niet ter zake doet, gaat de beurt naar het andere team. xi. Focus op de opening van een betoog. De jongeren krijgen een stelling en een positie (voor of tegen) en 10 minuten voorbereidingstijd. Er hoeft geen volledig betoog te worden voorbereid, maar enkel een opening: een emotionele introductie, een uiteenzetting van het probleem, een opsomming van de structuur, een anekdote of een schokkend feit, een beetje humor. Het doel is een goede eerste indruk te maken en het publiek meteen mee te krijgen voor de rest van het betoog. xii. Je uit een lastige situatie leren praten. De jongere krijgt een situatie voorgelegd. Vervolgens krijgt hij/zij 15 minuten om een speech van 3 minuten voor te bereiden en na te denken over zijn strategie. Het doel van de speech is om zich uit een erg lastige situatie te redden. Voorbeeldsituaties xiii. Je bent de directeur van een bedrijf. Door de economische omstandigheden moet je de helft van de werknemers ontslaan. Er gaan al wat geruchten rond dat er mensen de laan uit worden gestuurd. Het is aan de directeur om zijn werknemers duidelijkheid te geven. Je wordt betrapt in een winkel op stelen. De winkelbediende heeft je gevat en dreigt de politie te bellen. Je moet haar proberen overtuigen dat niet te doen. Als Minister van Defensie heb jij een miljard euro uitgegeven aan nieuwe vliegtuigen, terwijl er dringend geld nodig is voor de hervorming van het onderwijs. Overtuig het volk dat je de juiste beslissing hebt genomen. Leren om argumenten te onderbouwen. In deze opdracht leren jongeren waarom het belangrijk is om een argument te onderbouwen. De sterkte van het argument zit vaak in het benoemen van elementen die voor de spreker vanzelfsprekend zijn, maar niet voor de toehoorders. Elke leerling krijgt een stelling. De jongere heeft de taak om de stelling zo goed mogelijk te verdedigen of onderuit te halen. Als hij/zij iets zegt dat onvoldoende onderbouwd is, mag een klasgenoot “Stop! Waarom?” roepen, waardoor de debater gedwongen wordt om zijn argument verder te onderbouwen. xiv. Drogredenen herkennen Leerlingen krijgen een stelling en bereiden een debat voor. Elke leerling krijgt ook een kaartje met daarop een drogreden, eventueel met uitleg. De taak ik om een betoog te houden waarin hij die drogreden op een erg subtiele manier verwerkt. Na afloop van het debat moet het publiek raden welke drogreden de spreker heeft gebruikt. Het zal meermaals voorkomen dat de leerlingen onbewust meerdere drogreden in het betoog steken. Het is dus een goede oefening als medeleerlingen en leerkracht expliciet op zoek gaan naar de drogredenen die de spreker aanwendt. 3. Voorbeeldstellingen Hieronder volgen een aantal stellingen die kunnen gebruikt worden in de oefeningen of tijdens een klasdebat. Beleidsstellingen 1. Ochtendgymnastiek moet worden ingevoerd op elk werk 2. Ouders moeten het geslacht van hun baby kunnen bepalen. 3. Elke student moet verplicht naar het buitenland op stage 4. Salarissen van topmanagers moeten aan banden worden gelegd 5. Genetisch gemanipuleerd voedsel moet verboden worden 6. Nederland en Vlaanderen moeten 1 natie worden 7. België moet gesplitst worden. 8. Europa moet een officiële voertaal krijgen 9. Turkije mag niet tot de EU worden toegelaten 10. In een bedrijf moeten evenveel vrouwen als mannen worden tewerkgesteld Waardenstellingen 1. Economische groei is belangrijker dan het milieu 2. Een monarchie is beter dan een republiek 3. Een huis bezitten is belangrijker dan een job hebben