PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University

Download Report

Transcript PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University
Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link.
http://hdl.handle.net/2066/22859
Please be advised that this information was generated on 2015-01-23 and may be subject to
change.
Commentaren
Recombinant follikelstimulerend hormoon (FSH); hoe lang nog
‘grootmoeders’ voor moeders?
J.M.W.M.MERKUS
D e geboorte van de eerste in-vitrofertilisatie (IV F)-baby
in 1978 vond plaats n ad at punctie was verricht in een on­
gestim uleerde cyclus. L ater werd snel duidelijk dat de
kans o p zwangerschap aanzienlijk k o n w orden verhoogd
door rijping van m eerd ere eicellen (ovariële hyperstimulatie) te bewerkstelligen. Sinds die tijd zijn er vele kunstm atige voortplantingstechnieken die gebruikm aken van
ovariële hyperstimulatie. D it gebeurt vooral bij vrouw en
bij wie de ovulatie niet gestoord is. W ereldwijd heeft dit
geleid tot een zeer aanzienlijke to e n a m e van het gebruik
van ovulatie-inducerende m iddelen, w aardoor re ce n te ­
lijk e e n tekort aan gonadotropinen ontstond. D a t geldt
in h et bijzonder voor de krachtiger ovulatie-inducerende
m iddelen, de gonadotrope h o rm o n e n (gonadotropinen:
follikelstim ulerend horm oon (FSH ) en luteïniserend
h o rm o o n (LH )). In 1992 gaven Schoot et al. een over­
zicht over gonadotrope stoffen in dit tijdschrift .1
Gonadotropinen% D e gon ad o tro p in en FSH en L H
b e h o ren , evenals h et thyreoïd-stim ulerend horm oon
(T S H ) en het placentaire h o rm o o n choriongonadolropine (hC G ), tot de groep van glycoproteïnehorm onen.
D eze horm onen hebben alle 2 eiwitketens, een a - en een
ß-keten. D e ß-keten is uniek en bep aalt de specifieke
horm oonw erking, mits g eb o n d en aan de a-keten. D e
productie van F S H en L H vindt plaats in de gonadotrope
cellen van de hypofysevoorkwab. D e productie van de
beide sub-units a en ß vindt gescheiden van elkaar
plaats.
A a n de eiwitketens zijn k oolhydraatgroepen gebon­
den. D o o r de verschillende koolhydraatsam enstelling
b estaan er FSH - en L H -isohorm onen m et verschillende
plasm ahalfw aardetijd en d aard o o r verschillende biologi­
sche effectiviteit. F S H m oet dus beschouw d w orden als
een groep van nagenoeg identieke horm onen.
In 1927 beschreven Aschheim en Z ondeck als eersten
dat h e t ovarium afhankelijk is van gonadotropinen, ge­
p ro d u ceerd in de hypofyse .2 In 1930 w erden g o n ad o tro ­
pinen, geïsoleerd uit serum van zwangere paarden, ge­
b ru ik t om de ovulatie bij de m ens te in d u ceren .3 O m d a t
deze gon ad o tro p in en als antigeen bleken te w erken, ver­
dw een het klinisch gebruik spoedig. In 1958 m a ak te n
G em zell et al. melding van de succesvolle inductie van
de ovulatie m et g o n ad o tro p in en geëxtraheerd uit m e n ­
selijke hypofysen .4 Gezien de grote hoeveelheid hypofy-
seweefsel die v o o r geringe h o e v e e lh e d e n gonadotropi­
nen nodig was (1 hypofyse levert 30 IE F S H en 3 IE LH
per mg hypofyse) en de geringe b e sc h ik b a a rh e id van hypofyseweefsel is e e n dergelijk p r e p a r a a t n o o it commer­
cieel beschikbaar gekom en.
‘(G ro o tm o ed e rs voor moederx\ U rin e van zwangere
vrouwen bevat veel h C G . D e z e urine w o rd t al jaren ver­
zameld voor de p ro d u ctie van e en p r e p a r a a t dat hCG
bevat en de biologische w erking van L H bezit. Hiermee
kan de ovulatie n a stim ulatie van de follikelrijping geïn­
duceerd w o rd en ('m o e d e rs voor m o e d e rs'). F S H wordt
in h et lichaam eveneens g ro ten d eels uitgescheiden in de
urine. V ooral de urine van v ro u w en in de postmenopauze bevat grote h o e v e e lh e d e n FSH . D it h e e ft erto e geleid
dat voor de productie van F S H -b e v a tte n d e medicam en­
ten urine van vrouw en n a de o v erg an g w erd gebruikt
(‘grootm oeders voor m o e d e rs'). In 1962 beschreef Lunenfeld de eerste zw angerschap v e rk re g e n n a ovulatieinductie m et uit u rin e g e ë x tra h e e rd e g o n a d o tro p in en .5
Bij de isolatie van FSH uit urine van postm enopauzale
vrouwen w o rd en o o k LFI en a n d e re h u m a n e eiwitten
verkregen, leidend tot p ro d u c te n m e t geringe zuiver­
heid, Inmiddels w o rd en zowel F S H -p re p a ra te n uit urine
ontwikkeld die in gelijke h o e v e e lh e d e n F S H en L H be­
vatten als p re p a ra te n die n a g en o e g geen L H bevatten.
D e sinds de introductie van IV F sterk to e g e n o m e n vraag
n aar gon ad o tro p in en (figuur) b e te k e n t e en zw are belas­
ting voor de organisatie van h et verkrijgen van urine­
m onsters, waarbij controle o n tb r e e k t op de herkomst
van deze urinem onsters. E r is dan o o k veel energie ge­
stoken in h et ontw ikkelen van alleen FSH -bevattende
prep araten , w aarbij h et F S H via e en recom binante
D N A -tech n iek is g ep roduceerd.
800
e 600
-
-
3C
l
E
ca 400
ca
d«3
mk
-
PI
W
■■'éM
m
%
: r*
%-rcO S
SÉ:<\s « t
r'.?>'/*
0 æ w &
Ét
Mi yXi
fei
m
mI
fa
®
s i W$. ■/^fï 'm 'IÊ& m
r r w
t
y y'-r-i
200
F * } ? * 11
■
» ' *'
'
. 'n
^ •v v
*// y Af
TW
0
.■
<
* I *• V*
,}<■
„■6-
s»'ï<
1981
e
K rA J <
:
1983
1985
1987
1989
1991
1993
1995
jaren
Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Postbus 910T,
6500 H B Nijmegen.
Prof. drJ.M .W .M . Merk us, gynaecoloog.
1976
Ned Tijdschr Geneeskd 1996 5 oktober;i 4o(4o)
Aantal ampullen humane menopauzegonadotrofine dat in Ne­
derland is gebruikt in 1981-1995.
Recom binant F S H . D e m et b eh u lp van recom binante
D N A -te c h n ie k e n vervaardigde p rep araten vorm en een
nieuw e klasse van geneesm iddelen, w aarvan de eigen­
schappen n a g en o e g gelijk zijn aan die van de onder n a ­
tuurlijke o m stan d ig h ed en in h e t lichaam geproduceerde
stoffen. D e eerste d o o r m iddel van recom binante D N A techniek g e p ro d u c e e rd e geneesm iddelen zijn groeihor­
m oon en pro-insuline.
Enige ja r e n geleden w e rd e n door de recom binante
D N A -te c h n ie k e n 2 nagenoeg identieke F S H -preparaten
ontw ikkeld (follitropine alfa en follitropine beta) door
2 verschillende geneesm iddelenconcerns (A res-Serono
en O rg an o n ). H ie rto e w erd de specifieke genetische in­
form atie van h et m enselijk F S H geïdentificeerd en in
vitro o v erg eb rach t in een g ekw eekte ovariumcellijn van
de C hinese ham ster, die h iern a tot productie van FSH
in staat was. O p deze wijze is h e t gelukt p re p araten te
ontw ikkelen die aanzienlijk zuiverder zijn dan de p re p a ­
raten uit u rin e verkregen. O o k hierbij w orden verschil­
lende is o h o rm o n e n geproduceerd. D e beide recom bi­
n a n te F S H -p re p a ra te n (follitropine) zijn iets m eer b a ­
sisch dan de p re p a ra te n uit urine verkregen (urofollitropine).
In 1992 w erd en de eerste zw angerschappen gemeld na
gebruik van follitropine voor een IV F-behandeling. In­
m iddels zijn beide p ro d u c e n te n ook in N ederland op de
m a rk t g e k o m e n m et een follitropinepreparaat: A res-Se­
ro n o m e t G o n a l F en O rg a n o n m et P urego n (verkrijg­
b aar respectievelijk v anaf sep tem b er en waarschijnlijk
vanaf d e c e m b e r 1996).
In een g eran d o m ise erd m ulticenter-IV F -onderzoek
o n d er 1000 p a tië n te n w aarin follitropine beta werd ver­
geleken m e t urofollitropine, bleek de opbrengst aan
oöcyten p e r follikelpunctie significant ho g er in de follitro p in e -b etag ro ep dan in de urofollitropinegroep ( 8,5
versus 6 ,8).fi T ev ens bleek dat de vrouw en die m et folli­
tro p in e b e ta w aren b e h a n d e ld m in d er am pullen van ge­
lijke e e n h e d e n FSH toegediend h a d d e n gekregen dan
vrouw en die m e t urofollitropine w aren behandeld ( 28,5
versus 31,8 am pullen).
H e t p ercen tag e d o o rg a a n d e zw angerschappen was
significant h o g er in de follitropine-beta- dan in de u ro ­
follitropinegroep ( 25,6 versus 204 % ) indien rekening
w erd g e h o u d e n m et de zw angerschappen die waren ont­
staan na la tere im p lan tatie van ingevroren em bryo’s.
(D eze w erd en wel in één behandelingscyclus verkregen,
m a a r n iet g eïm p lan teerd o m d a t er m e e r em b ry o ’s waren
dan v o o r e e n transfer in dezelfde cyclus verantw oord
w erd geacht.) D e m ogelijkheid b estaat dat h et hier gaat
om een ste rk e r w erk zaam FSH . Bij die veronderstelling
past o o k h e t iets ho g er p ercen tag e gevallen waarin spra­
ke is van h e t ovariële-hyperstim ulatiesyndroom .
D a t dit ev en een s geldt voo r follitropine alfa kan niet
zo n d er m e e r w o rd en geconcludeerd; daarvoor is m eer
o n d e rzo e k nodig.
VOORLOPIGE CONCLUSIES
N a a r aanleiding van de introductie van follitropineprep a ra te n k u n n e n wij de volgende conclusies trekken:
- M et follitropine alfa en m e t follitropine b e ta blijkt het
goed mogelijk ovulaties en superovulaties to t stand te
brengen.
- O p dit m om ent kan nog niet gesteld w o rd en dat m et
follitropine betere resultaten w orden verkregen dan m et
urofollitropine. H et is namelijk mogelijk dat in het hier
verm elde onderzoek een sterker w erkzaam F S H (fol­
litropine beta) vergeleken is m et een m in d er sterk
w erkend FSH (urofollitropine) en dat dezelfde resu lta­
ten met urofollitropine kunnen w orden verkregen door
dit in een hogere dosis toe te dienen. D a n zou e r sprake
zijn van een statistisch significant, m a a r niet klinisch r e ­
levant v erschil N ad er onderzoek m oet hierover uitsluit­
sel geven.
- T e r w ijl van de m en o p au zeg o n ad o tro fin ep rep araten
uit urine verkregen, die in gelijke hoeveelheden F S H en
L H bevatten, gesteld kan w orden dat ze identiek aan el­
k aar en dus even sterk w erkzaam zijn, kan dit van de follitropinepreparaten (nog) niet w orden gezegd.
- V ooralsnog ziet h et er n a a r uit dat de follitropineprep a ra te n aanzienlijk d u u rd er w orden dan urofollitropine.
H e t valt te hopen, m aar niet te verwachten, d at de p r o ­
ducenten de levering van urofollitropine pas d a n zullen
staken indien de follitropinepreparaten g ep ro d u ceerd
kunnen w orden voor een prijs die in verhouding staat tot
de prijs en de w erkzaam heid van de p re p ara ten die uit
urine w orden verkregen. In sommige landen zijn die p r e ­
p araten al in overleg m et of op verzoek van de overheid
uit de m ark t genomen.
VOORUITZICHTEN
V an de gebruikte gonadotropinen in N ed erlan d dient
90% ( 600.000 ampullen) voor ovariële hyperstim ulatie;
ongeveer de helft in het kader van intra-uteriene insemi­
natie en de andere helft in het k ad er van IV F -behandeling. Slechts geringe hoeveelheden worden gebruikt voor
ovulatie-inductie (circa 60.000 ampullen). H e t gebruik
bij mannelijk hypogonadotroop hypogonadism e is inci­
denteel.
D e beschikbaarheid van m eerd ere rijpe oöcyten teg e­
lijk heeft de kans op succes bij IV F-behandelingen v er­
hoogd en ertoe geleid d at er vrijwel geen centra m e e r
zijn die deze behandeling toepassen in de sp o n tan e cy­
clus. H e t is echter mogelijk dat in de toekom st volstaan
k an w orden m et punctie van onrijpe follikels e n m aturatie van eicellen in vitro k an plaatsvinden. D a t zou een
d o o rb raa k zijn bij de IV F-behandelingen en leiden tot
een afnam e van de behoefte aan gonadotropinen; de
aanzienlijke stijging in h et gebruik van deze stoffen zou
dan slechts tijdelijk zijn. G o n ad o tro p in en zullen echter
nodig blijven. D e door recom binante D N A -te ch n ie k en
geproduceerde geneesm iddelen vorm en een d o o rb ra a k
en de hierm ee geproduceerde follitropinepreparaten
zijn een belangrijke aanwinst.
LITERATUUR
1 Schoot BCh, Vemer HM, Fauser BC.IM. Gonadolrofinen en induc­
tie van (super)ovi)]atie. Ned Tijdschr Geneeskd 1992;136:217-20 .
2 Zondeck B, Aschheim S. Das Hormon des Hypofysenvorderlappens. Klin Wochenschr I927 ;6 :248 .
Ned Tijdschr Geneeskd 1996 5 oktober; 140(40)
1977
3 Hamblen EC, Davis CD, Treatm ent of hypo-ovarian ism by the
sequential and cyclic administration uf equine and chorionic gon­
adotropins. Am J Obstet Gynaecol 1945;50 : 137-9 .
4 Gemzell CA, Diczfalusy E, Tillinger KG. Clinical effect of human
pituitary follicle stimulating hormone. J Clin Endocrinol Metab
1958; 18: 1333-6 .
5 Lunenfeld B. Treatm ent of anovulation by human gondotropins. J
Int F ert Gynaecol Obstet 1962; 1:153-5 .
6 Out HJ, M annaerls BMJL, Driessen SG A J, Coelingh Bennink HJT.
A prospective, random ized, assessor-blind, multicentre study com­
paring recom binant and urinary follicle stimulating horm one (Puregon versus M etrodin) in in-vitro fertilization. H um R eprod 1995: 10:
2534-40.
A anvaard op 12 augustus 1996
Capita selecta
De rol van monocyten en macrofagen bij de afweer tegen maligne tumoren
B . S C H U U R M A N , S . M E Y E R EN R . H . J . B E E L E N
In 1892 werd door M etchnikoff m et de term ‘grote e te rs ’
een eerste beschrijving van m acrofagen gegeven. A a n ­
vankelijk w erden deze gerekend tot h et reticulo-endotheliale systeem vanwege hun nauw e relatie m et fibroblasten en endotheelceilen in verscheidene organen.
T egenw oordig w orden ze gerekend to t het m ononucléai­
re fagocytensysteem (MPS) en is m en h e t erover eens
dat ze uit m onocytaire ‘precursors' afkom stig uit het
b een m e rg sta m m en .1T ot dit systeem b e h o ren de m o n o ­
blast en de prom onocyt in het been m erg , de m onocyt in
h et bloed en de m acrofaag in de weefsels. H e t grootste
deel van de n o rm aal v o o rk o m en d e lichaam sm acrofagen
bev indt zich in de lever ( 80%), de Kupffer-cellen (K C ).2
V e rd e r kom en ze voor in longen (alveolaire m acrofaag),
milt, lymfklieren (‘in terdigi terende’ cel), beenmerg, pleura,
peritoneum , been (osteoclasten), zenuwweefsel (m icro­
glia), huid (cel van Langerhans), synovia et cetera. T e ­
vens kom en accumulaties van m acrofagen voor in kleine
lym foïde orgaantjes in het o m en tu m , de ‘milky spotsV
H e t MPS v erto o n t een h etero g een spectrum van func­
ties, bijvoorbeeld fago- en pinocytose van micro-organism en, débris en w eefselafbraakproducten; ook k u n n en
m acrofagen cytotoxisch zijn voor m icro-organism en, vi­
raal geïnfecteerde cellen of tu m o rc ellen .4 H iertoe secern e re n ze cytokinen, zoals tu m o rn ecro sisfacto r-a (TN Fa ), interleukine-i (IL-i) en IL- 6 , en p ro d u ceren ze reactieve zuurstof- en stikstofm etabolieten. H et M PS speelt
een sleutelrol bij de regulatie van ontstekingsprocessen,
zoals in de buikholte w aar m acrofagen op directe en in­
directe wijze de influx van granulocyten dirigeren. O ok
bij w ondgenezing spelen ze een cruciale rol d o o r bij­
voorbeeld de productie van ‘transform ing grow th factor'
(T G F )ß , dat fibroblasten tot collageensynthese aanzet.
M acrofagen zijn tevens van belang voor de h em ato poëse, doordat ze zelf groeifactoren p ro d u c eren en
Academisch Ziekenhuis Vrije Universileit, afd. Chirurgische Oncolo­
gie, Amsterdam.
Dr.B.Schuurman, assiste nt-geneeskundige (thans: Mariaziekenhuis,
afd. Interne Geneeskunde, Dr. DeeJenlaan 5 , 5042 AD Tilburg); prof.dr.
S.Meyer, chirurg.
Vrije Universiteit, vakgroep Celbiologie en Immunologie, Amsterdam.
Dr.R.H.J.Beelen, immunoloog.
Correspondentie-adres: dr.B.Schuurman.
1978
Ned Tijdschr Geneeskd 1996 5 oktober; 140(40)
d o o rd a t ze een rol spelen bij dc e ry tro p o ë tin e p ro d u c tie .
T enslotte zijn ze b e tro k k e n bij de regulatie van de imm u u n resp o n s, d o o r h u n a n tig e e n p re s e n te re n d v e r m ö ­
gen (van belang bij de expressie van klasse II-m oleculen
aan T-lym focyten en ook bij de a n titu m o rre s p o n s -d o o r
cytotoxische T-lym focyten (C T L )), d o o r p ro d u ctie van
cytokinen bij de h u m o ra le im m uun respons (IL -i en
IL- 6 ) en d o o r h et re m m e n van de im m u u n re sp o n s (m et
n am e van T- of B -celproliferatie e n a n lig e e n p re se n la tie
d o o r dendritische cellen).
M o n o cy ten en m acrofagen spelen een belangrijke rol
bij de regulatie van de groei van m aligne tu m o re n . De
zo g en aam d e ‘tum or-associated m a c ro p h a g e s ’ (T A M )
hebben p le io tro p e functies ten aanzien van tu m o rg ro ei
en -sterfte. A a n de ene kant k u n n en T A M lokale angiogene factoren en g roeifactoren p ro d u c e re n , die de groeisnelheid, vascukirisatie en invasiviteit van tu m o re n k u n ­
nen b ev o rd eren ; aan de an d ere kant beschikken g eacti­
veerde T A M o v er e en arsenaal aan cytolytische signalen
gericht tegen tum orcellen en -v asculatuur.s D a a rn a a s t
p ro d u ceren tu m o rcellen zelf factoren die de infiltratie
van m onocytaire precurso rs in tu m o re n reg u leren , zoals
h e t 'm on ocyte c h e m o a ttra c ta n t p r o l e i n - f . T e v e n s geven
ze signaalstolïen af die de activiteit van m acro fag en k u n ­
nen beïnvloeden, zoals T G F ß , d at de m acro faag kan
d eactiv eren /' D c som van deze com plexe interacties tus­
sen T A M en tu m orcel bepaalt waarschijnlijk in w elke
richting de balans uitslaat: progressie of v erh in d erin g
van tum orgroei.
Bij e x p erim e n teel geïn d u ceerd e lev erm etastaso n ,
d o o r middel van tum orinjectie via de V. p o rta e bij ra t­
ten, bleek d at nieuw ‘g e re c ru te e rd e ' m acro fag en als e e r ­
ste celtype de tu m o rh a a rd e n om geven (dag 1-3 na tu ­
m o rin jectie ).7 T evens trad een to e n a m e op van rijpe
w eefselm acrofagen. Pas 7 dagen na de tu m o rin jectie trad
een stijging op van a n tig e e n p re se n te re n d e cellen, T -ly m ­
focyten en kleine aantallen B-lymfocyten, D eze g e g e ­
vens to n en aan d at m acrofagen een eerste v erd ed ig in g s­
linie vorm en tegen uitzaaiende co lo n tu m o rcellen . S elec­
tieve elim inatie van K C uit het lev erp aren ch y m d o o r
injectie van in liposom e 11 ingebouw de bifosformten
(‘m acro p h ag e suicide te c h n iq u e ’) re su lte e rd e in h etz elf­
de dierm odel in een explosieve uitgroei van leverm eta-