Het alleso ve rh ee rs ende gevoel van ve rbondenheid

Download Report

Transcript Het alleso ve rh ee rs ende gevoel van ve rbondenheid

14 Weekend Het Grote Interview
NRCWEEKEND
ZATERDAG 7 JUNI & ZONDAG 8 JUNI 2014
15
Het
allesoverheersende
gevoel van
verbondenheid
H
et huis, in de bossen bij
Maarn, is relatief bescheiden. De meubelen in de
studeerkamer zijn versleten. Herman Wijffels (72) –
Rabobank, SER, Wereldbank, informateur Balkenende IV, hoogleraar duurzaamheid en bekend om zijn gepassioneerde pleidooien voor harmonie
tussen mens en aarde – zit op de draaistoel
bij zijn bureau, Herma van der Weide (65)
– 44 jaar met hem getrouwd – neemt plaats
in de kleine fauteuil tegenover hem.
Een week eerder is Wijffels’ biografie
verschenen, De opdracht. En nu vertellen
ze hoe ze elkaar intellectueel en spiritueel
gevormd hebben, vanaf het moment dat ze
elkaar leerden kennen, in een officiersmess in Middelburg, 1968. Hij was 26 en
vervulde zijn dienstplicht, zij was 19 en
werkte op een driejarig contract bij de
Luchtmacht Vrouwenafdeling.
Hij: „Toen kwam dat marinefeest.”
Zij: „Ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van prinses Margriet. Wat was ze
nog jong…”
Hij: „Daar zijn we samen naartoe geweest.”
Zij: „Voor het eerst van mijn leven had ik
een lange jurk aan en mijn haar…”
Hij: „… had je omhoog.”
Zij: „Ik keek naar je en zag aan je ogen…”
Hij: „Ja, ja… Het was heel prettig om een
intelligente jonge meid te treffen in wie ik
de potentie zag in termen van eh… Ik bedoel: ik had het enorm van je te pakken.”
Wederzijdse herkenning was het. Zielsverwantschap. Hij lacht naar haar en zegt:
„We hadden het er vanochtend nog over,
hoe we onszelf als kind al de vraag stelden
hoe we hier zijn terechtgekomen, in deze
tijd, in deze familie, en waarom we er zijn.
Ik lag als jongetje van een jaar of acht in
het gras bij de kreek achter de boerderij en
luisterde naar de leeuweriken, en toen
kreeg ik de numineuze [bovennatuurlijke]
Je bent voor mij een voorbeeld
geweest, zeker toen je die
Jungiaanse opleiding deed
Herman Wijffels
Herman Wijffels: „Het criterium om iets wel of niet te doen is altijd geweest: word je er gelukkig van. Ik wilde mijn leven zo inrichten dat het een beetje aangenaam zou zijn.”
ervaring dat alles ergens vandaan komt en
zich ontwikkeld heeft en met elkaar verbonden is. Ik dacht: we zijn er om in dat
proces onze bijdrage te leveren. Een flits
was het. Hé, daar gaat het om.”
Zij: „Ik had als kind al sterk het gevoel
dat de werkelijkheid gelaagder was dan
hoe die door de mensen in mijn omgeving
werd ervaren. Ik was me bewust van het
Herman Wijffels en
Herma van der Weide
Onlangs verscheen de biografie
van econoom Herman Wijffels.
Een gesprek, samen met zijn
vrouw. Hij: „ Jij hebt ons in
intellectueel en spiritueel opzicht
naar een ander niveau getild.”
Tekst Jannetje Koelewijn, foto’s Merlijn Doomernik
verstrijken van de tijd, de diepte van de geschiedenis, de heiligheid van de natuur.”
Herma van der Weide was naar de
Luchtmacht gegaan omdat ze van haar ouders niet mocht studeren. Haar broers wel,
maar zij niet. Bij de Luchtmacht kreeg ze
het salaris van een man en daarmee betaalde ze haar opleiding: Nederlandse taal- en
letterkunde.
Herman Wijffels had economie gestudeerd in Tilburg en droeg sinds zijn
tweeëntwintigste de verantwoordelijkheid
voor zijn zeven jongere broers en zusjes.
Hun ouders waren overleden – hun vader
aan een hartinfarct, hun moeder aan borstkanker. De boerderij, in het gehucht Turkeye in Zeeuws-Vlaanderen, werd in bedrijf
gehouden door de broer die na hem kwam.
Een van de zusjes deed het huishouden.
Een serieuze katholieke jongen was u,
zwaar op de hand…
„… maar niet vroom. Ik pikte uit het geloof
wat ik essentieel vond, en nog steeds vind.
Mijn moeder leefde ons voor dat je goed
moest zijn voor de mensen uit de buurt-
schap die sociaal gezien in een andere
klasse zaten dan wij. Ze konden bij ons een
stukje grond voor een moestuin pachten,
ze haalden melk bij ons en als er telefoon
voor ze was – wij waren de eersten met
een telefoon – liepen we naar de andere
kant van Turkeye om ze te halen. Oudere
vrouwen reden met onze ouders mee in
de auto naar de kerk. Wat ik wil zeggen, is
dat in de katholieke sociale leer dienstbaarheid aan de gemeenschap belangrijk
is, maar belangrijker is het doel: menselijke waardigheid. Al het andere, ook de economie, is daaraan ondergeschikt.”
Zij: „Die vrouwen betaalden een gulden
als ze meereden.”
Hij: „Goed dat je het opmerkt. De gulden die ze anders aan de bus hadden uitgegeven, gaven ze aan mijn vader.”
Zij: „Ze behielden hun waardigheid. Jullie deden het ook zo toen jullie ouders
dood waren.”
Hij: „Mensen pamperen verhoudt zich
moeizaam met de aard van het leven. Ik
heb altijd moeite gehad met de verzorgingsstaat.”
Zij was minstens zo zwaar op de hand
als hij. In De opdracht – de biografie is ongeautoriseerd, maar Herman Wijffels
werkte er wel aan mee – staat een fragment uit een brief die ze aan Wijffels
schreef toen hij stage liep in Brussel, voor
hun trouwen: ‘Zoals altijd wanneer ik tijd
heb om te piekeren komen er allerlei gedachten op me af zoals: Mevrouw, deze
jurk kost twee levens. Als je dat geld van
een jurk immers zou geven aan Biafra zou
je twee levens kunnen redden.’
Ze lacht als het haar wordt voorgelezen.
Hij lacht ook. „Mij beviel dat wel, dat serieuze. Het ging tussen ons niet alleen
over trivialiteiten.”
Zij: „Ik las in die tijd verhandelingen
over Kierkegaard en ik deed vreselijk mijn
best om vernieuwende romans te begrijpen. Het boek Ik van Bert Schierbeek. Poëzie van Sybren Polet. Daarna werd het
Couperus en Hermans.”
En Wijffels, las hij romans?
Hij: „Niet veel.”
Zij: „Wel Paul Rodenko.”
Hij: „En Carmiggelt, in mijn studententijd. Ik heb geen bijzondere belangstelling
voor literatuur.” Tegen haar: „Jij bent mijn
bron op dat gebied.”
Zij: „Ik vertel het je wel.”
Hij ging na Brussel op het ministerie van
Landbouw in Den Haag werken, zij werd
lerares op het Adelbert College in Wassenaar, tot de kinderen kwamen.
Daarin was u dan wel weer traditioneel.
„Het liep bij ons een beetje anders dan we
hadden verwacht, want mijn eerste zwangerschap eindigde in een miskraam en het
kindje dat daarna kwam ging dood, en
toen kregen we onverwachts een tweeling. Ik deed in het ziekenhuis twee telefoontjes: naar de winkel waar ik de kinderwagen had besteld, dat het een grotere
moest worden, en naar school om mijn
ontslag in te dienen.”
Ik probeerde Derrida te
begrijpen. En jij praatte over
de bank, en dat vond ik saai
Herma van der Weide
Ze ging weer lesgeven toen hun jongste
twee was – tot Wijffels bij de Rabobank ging
werken en het gezin naar Maarn verhuisde. Ze rondde haar studie Nederlands af
aan de Universiteit Utrecht en begon aan filosofie. „Het kwam door de korte verhalen
van Vestdijk”, zegt ze. „Daar had ik mijn
scriptie over geschreven en er zat meer
»
in dan je zou denken. Vestdijk zocht
16 Weekend Het Grote Interview
NRCWEEKEND
ZATERDAG 7 JUNI & ZONDAG 8 JUNI 2014
HAAGSE INVLOEDEN
DE WERELD VAN WIJFFELS EN VAN DER WEIDE
» naar de bronnen van zijn schrijverschap. Waar komt creativiteit vandaan?
Hoe zijn we verbonden met het collectief
onbewuste? Die vragen, daar wilde ik mee
verder.”
Wijffels maakte intussen snel carrière.
„Als jonge ambtenaar werd ik in één keer
vijf rangen gepromoveerd”, zegt hij. „Op
mijn negenentwintigste was ik directeur.
Achteraf denk ik: dat ik zo jong verantwoordelijkheid voor mijn broers en zusters moest dragen heeft me geholpen. Ik
had een ander soort maturiteit dan leeftijdsgenoten. Maar die snelle promotie
verbaasde me wel. Ik keek naar de mensen
om me heen en dacht: zijn die minder
goed toegerust dan ik? Het nemen van verantwoordelijkheid, samen met een behoorlijke dosis intelligentie en het feit dat
ik me serieus in dingen verdiepte, dat leidde kennelijk tot…” Hij maakt zijn zin niet
af en zegt: „De notie leiderschap is lastig te
vatten. Het is iets dat mensen je toekennen. En hoe komt dat dan? Wat misschien
heeft meegespeeld is dat ik nooit bezig
ben geweest met vooruitkomen. Ik stelde
me geheel in dienst van wat er op dat moment moest gebeuren.”
Zij: „Je was altijd vol van waar je mee bezig was.”
Hij: „Toen ik net was afgestudeerd, heb
ik in de spiegel gekeken en tegen mezelf
gezegd: jongen, je gaat dingen doen waar
je plezier aan beleeft en die bij je passen.
Het criterium om iets wel of niet te doen is
altijd geweest: word je er gelukkig van.
Nooit prestige of wat ik ermee kon verdienen. Ik wilde mijn leven zo inrichten dat
het een beetje aangenaam zou zijn.”
In het boek vertelt uw vrouw dat u naar
uw werk ging terwijl zij een miskraam
kreeg.
„Dat zou ik nu anders doen. Dat strakke
verantwoordelijkheidsgevoel, dat is later
wel een paar slagen losser geworden.”
Zij: „Vanochtend fietste ik wat rond en
ik dacht: Herman is een man die me op
mezelf terugwerpt. Daar ben ik ook dankbaar voor. Als je op je eenentwintigste
trouwt, kun je gemakkelijk afhankelijk
worden, door de symbiose die dan ontstaat. Langs de confronterende weg heb ik
geleerd op eigen benen te staan.”
U was niet boos?
„Jawel, heel boos.” Tegen hem: „Maar onze verhouding was toen ook al zo dat je er
normaal gesproken bij zou zijn geweest.”
Hij: „Het was midden in de discussie
Topman en hoogleraar
Docent en Jungiaans filosoof
Herman Wijffels is op 13 maart 1942 geboren in het
gehucht Turkeye bij IJzendijke, Zeeuws-Vlaanderen.
Zijn ouders hadden een akkerbouwbedrijf. Na de
hbs studeert hij economie in Tilburg. Zijn eerste
baan is op het ministerie van Landbouw. Daarna
neemt zijn carrière een vlucht. In 1981 treedt hij toe
tot de directie van de Rabobank. Vijf jaar later wordt
hij er voorzitter van de hoofddirectie. Van 1999 tot
2006 is Wijffels voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) en van 2006 tot 2008 Nederlands bewindvoerder van
de Wereldbank in Washington. Sinds 2009 is Herman Wijffels hoogleraar
duurzaamheid en maatschappelijke verandering
aan de Universiteit Utrecht.
Wijffels is rooms-katholiek
en sinds 1977 lid van het
CDA. Hij heeft een dochter
en twee zoons.
Na haar opleiding Nederlands doceert Herma van der Weide
(1949, Den Bosch) op
diverse middelbare
scholen, onder meer in
Wassenaar en Den
Haag. In 1991 haalt ze
haar doctoraal Nederlands aan de Universiteit Utrecht, en ook
daarna blijft ze op verschillende opleidingen lesgeven. Zo is Van der Weide ook verbonden geweest aan de National Gallery
in Washington als docent Nederlands voor een
groep conservatoren die zich bezighoudt met Nederlandse kunst. In 2002 voltooit ze de opleiding
Jungiaans Filosofisch therapeut – aan dit Jungiaans
instituut in Nijmegen geeft ze nu tien jaar les. Sinds
2011 heeft Van der Weide een praktijk voor coaching
en Jungiaanse therapie.
over de toetreding van Engeland tot de Europese Gemeenschap en er zou een belangrijke
bijeenkomst zijn die ik had voorbereid. Ik kon
echt niet wegblijven.”
Zij: „Ik begreep het wel, maar ik accepteerde het niet.”
Dat losser worden, zoals Wijffels het noemt,
begon in de jaren tachtig, toen hij bij de Rabobank werkte, eerst als lid van de hoofddirectie, vanaf 1986 als voorzitter.
Hij: „Al zit je in een hoge positie, je ontwikkeling gaat door.” Tegen haar: „Ik zeg het niet
goed. Jij ontwikkelde je. Jij had een enorme
drive om je te ontwikkelen. Je bent voor mij
een voorbeeld geweest, zeker toen je die Jungiaanse opleiding deed en je je ging verdiepen
in onderliggende drijfveren van mensen.”
Carl Jung, grondlegger van de analytische psychologie, zei dat mensen goeddeels gevormd
worden door het zogenaamde collectief onbewuste, waarin onze oerdrijfveren zich uiten.
Zij: „Je kreeg je buikklachten. Je dacht dat je
allergisch was voor dennen. Je sloot je steeds
meer af voor je emoties. Je levensvreugde was
weg.”
Hij: „Ik ervoer limieten en vatte ze op als
signalen. En ik merkte dat ik effectiever werd
in wat ik deed naarmate ik meer van mezelf
liet zien, mijn diepere overtuigingen, mijn
strevingen.”
Zij: „Ik verdiepte me in het postmodernisme, en in Chomsky en zijn theorie over het
aangeboren taalvermogen. Ik probeerde Der-
Ik verlang
naar de
volgende
fase en ik
wil die
graag mede
vormgeven
Herman
Wijffels
rida te begrijpen en daar vertelde ik je dan ’s
avonds over. En jij praatte” – ze glimlacht naar
hem – „dan over de bank, en dat vond ik saai.
Beperkt.”
Hij: „Dat was het ook.”
Zij: „Ik probeer alles altijd in een grotere
context te plaatsen.”
Hij: „Jij hebt ons in intellectueel en spiritueel opzicht naar een ander niveau getild. In die
reflectieve sfeer vonden we elkaar.”
Wat leerde u van hem?
„Doelgerichtheid. Voor jezelf gaan staan. Meer
een houding dan inhoud.”
De Jungiaanse opleiding, in Nijmegen, deed
ze voor haar werk op een particuliere school
in Utrecht. „Er zaten kinderen op die waren
vastgelopen en meer nodig hadden dan gedrild worden. Mijn scriptie ging over faalangst
en adolescentie.”
Hij: „Later ben je een therapeutische praktijk begonnen.”
Zij: „Ik heb op dit moment een moeder in
therapie met een kind dat gepest wordt en dan
zeg ik: het systeem moet om. Met dat kind is
niets mis. De houding van mensen tegenover
elkaar en tegenover de aarde, die moet anders.”
Hij: „We zijn eraan toe. Het omslagpunt is
bijna bereikt. Ik zeg niet dat alles in hindsight
fout is in de wereld, maar we moeten nu wel
onderkennen dat het anders en beter kan. Ik
verlang naar de volgende fase en ik wil die
Advertentie
Curaçao
App. The Ritz3
Klantbeoordeling: 8,2
9 dagen, logies
v.a.
926∏
p.p.
Ervaar het nieuwe vliegen met meer
ruimte en comfort in de Dreamliner!
599∏
549∏
p.p.
v.a.
App. Lagoen Hillw
Klantbeoordeling: 7,5
9 dagen, logies
v.a.
1024∏
p.p.
649∏
599∏
p.p.
v.a.
Aruba
Htl. Perle d'Or2
Klantbeoordeling: 7,3
9 dagen, logies
v.a.
1005∏
p.p.
699∏
599∏
p.p.
v.a.
Arke.nl | 120 winkels | 0900 8847
€ 0,15
minuut
Genoemde prijzen zijn vanafprijzen per persoon en o.b.v. 2 personen met vertrek in de periode
12 juni t/m 31 december 2014. De prijzen zijn incl. vlucht Economy Class, luchthavenbelasting en
brandstoftoeslagen, excl. andere toeslagen. Voor de exacte prijzen en voorwaarden verwijzen wij u
naar één van de Arke winkels of naar Arke.nl. Prijswijzigingen, zet- en drukfouten voorbehouden.
Op wie moet je letten om Den Haag te begrijpen?
Deze week: Guido van Woerkom en de Haagse afkeer van tegenspraak.
Ofwel: hoe de samenspraak uit de politiek kon verdwijnen.
graag mede vormgeven.”
Rond 1995 liep u vast, staat in ‘De
opdracht’.
„Het was meer dat ik merkte dat het
op was, de rol die ik had bij de Rabobank. De mensen om me heen hadden
de neiging om bij alles eerst naar mij te
kijken: horen wat Herman ervan
vindt. Ik dacht: ik moet hier weg.”
U deed allerlei therapieën. U ging
vasten, mediteren…
„Dat doe je om aan jezelf te werken,
om steeds maar weer te proberen je
potentie naar boven te halen, je mogelijkheden te verkennen.”
Of was het verwerken van oud zeer?
„Sommige verdrietige gebeurtenissen
uit het verleden – de vroege dood van
mijn ouders, de dood van ons eerste
kindje – en het feit dat ik ze zolang in
de trommel had gestopt, dat speelde
wel een rol, ja.” Tegen haar: „Jij voelde
dat. En misschien is het nog steeds
niet helemaal weg.”
Zij: „Het is exemplarisch voor iedereen, ik zou bijna zeggen archetypisch,
om zo’n trommel te hebben. De opdracht in het leven is om die open te
maken en te kijken wat erin zit.”
Hij: „En het levert je wat op als je dat
doet. Je kunt je emotionele hinderpalen opruimen.”
Zij: „De financiële crisis is ontstaan
doordat mensen altijd maar doorgaan,
altijd maar bezig zijn om de emotionele bodemloze put te vullen. Dat is de
oorzaak. Kinderen, vooral jongens,
worden opgevoed met: als jij maar
goed presteert, dan hou ik van je. Die
drijver wordt geïnternaliseerd en dat
beïnvloedt al het handelen. Zo word je
een graaier.”
Hij: „In mijn geval, en dan bedoel ik
mijn drijver, is het leveren van een zinvolle bijdrage, maar dat heeft ook tot
overdrijving geleid.”
Zij: „Je zat op je achtste al op zo’n
groot Zeeuws paard om het land te bewerken, en daar kreeg je dan applaus
voor.”
Hij, stralend: „Het mooiste wat er
was.”
Zij: „Je dééd het niet voor het applaus.”
Hij: „Het zaad moest de grond in.”
Zij: „Het was pure arbeidsvreugde.”
Daar is toch niets verkeerd aan?
Zij: „Nee, nee. Het gaat om de grens
tussen bijdragen en doorslaan. Tussen
genieten en verslaving. Tussen lekker
eten en eten dat tot obesitas leidt. De
overgang is altijd tricky.”
In 2004 reisde Wijffels met een paar
andere mannen uit het zakenleven
naar de Afrikaanse savanne om zichzelf beter te leren kennen en bracht 36
uur door in eenzaamheid.
Waar dacht u toen aan?
Hij: „Het accent lag niet op denken. De
ervaringen die ik daar heb opgedaan
zitten in de categorie ‘zijn’. Ik voelde
me een zoogdier tussen de andere
zoogdieren. Ik heb de leeuwerik-ervaring opnieuw beleefd, het allesoverheersende gevoel van eenheid en verbondenheid. Het heeft ertoe geleid dat
ik me ben gaan richten op het bevorderen van de transitie naar een betere,
duurzamere wereld.”
Bonaire
17
Was het een religieuze ervaring?
„Eerder spiritueel. Ik heb een paar
keer in mijn leven meegemaakt dat
met grote kracht, als een blikseminslag, de eeuwige mens in mij geraakt
werd. Een zeer emotionele ervaring
die je tot een dieper inzicht brengt.”
Herman Wijffels en Jan Smit: De opdracht. Of de vele gezichten van Herman Wijffels. Uitgeverij Balans, 416 blz,
22,50 euro
Tekst Tom-Jan Meeus Illustratie Ruben L. Oppenheimer
Deskundigheid als gevaar – daar
is de democratie nu aanbeland
S
low politics, zo hadden ze het
avondje bij De Balie genoemd.
Slow politics, je weet wel: dat
trage gedoe van vroeger, toen
alle politiek nog internetloos
was.
Ik was op dat Slow Politics in Amsterdam
afgegaan, dinsdag, omdat we eerder die
dag in Den Haag de snelle politiek in al zijn
gebreken aan het werk zagen: de voordracht van lobbyist Guido van Woerkom,
ANWB-directeur, tot Nationale ombudsman.
De snelle politiek van eerst handelen, erna
denken, van intuïtie zonder zelfreflectie,
die veel energie losmaakt en weinig goeds
veroorzaakt: kandidaat beschadigd, instituut beschadigd, Kamer beschadigd.
Maar wat me nog het meest aan die hele
zaak opviel was dat de context ontbrak:
dat al die adviseurs, controleurs en toezichthouders van de regering in een steeds
bescheidener rol worden geduwd. Dat
hun kwaliteit, kritiek en deskundigheid er
domweg niet zo veel meer toe doen.
Gezaghebbende functionarissen als de Nationale ombudsman, president van de Rekenkamer, vicevoorzitter van de Raad van
State, directeur van het Centraal Planbureau, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, voorzitter van de WRR:
zij zijn stuk voor stuk in de marge van de
politiek beland. En wat meer is: de politiek
wil ze daar ook houden.
Er zijn vast mensen die nu al zeker weten
dat Guido van Woerkom een voortreffelijke ombudsman wordt. Wie zal het zeggen.
Maar feit is dat tien jaar terug niemand in
Den Haag op het idee zou zijn gekomen de
lobbyist van autorijdend Nederland voor
te dragen voor een leidinggevende functie
in een hoog college van staat.
En dat dit nu wel gebeurde, door een commissie waarin de Kamer van SP tot en met
VVD was vertegenwoordigd, onderstreept
een verschijnsel waarover je deze week
bijna niemand hoorde, maar dat het drama-Van Woerkom volledig verklaart: deze
generatie politici betwijfelt het belang van
al dat institutionele tegengeluid.
Ik zeg niet dat ze het instituut ombudsman
moedwillig verzwakten. Maar dat dit het
effect is wanneer je een oud-rechter (Brenninkmeijer) vervangt voor een lobbyist
(Van Woerkom) – dat vonden ze overduidelijk zo’n punt niet.
Dus de echte vraag van deze week leek
me: wat is hier aan de hand?
Bij dat Slow Politics hoorde ik prikkelende
dingen die me in de richting van het antwoord brachten.
De setting was klassiek, het decor donker.
Kees Vendrik (GroenLinks), die nu lid is
van de Algemene Rekenkamer, zat aan het
hoofd van een tafel en stelde vragen.
Rechts van hem Herman Tjeenk Willink,
de oud-vicevoorzitter van de Raad van State. Links Paul Kuypers, de intellectuele alleseter die Tjeenk Willink assisteerde toen
hij zich dertig jaar geleden boog over de
reorganisatie van de rijksdienst.
Zij bespraken de politiek op een manier
die ik helemaal was vergeten: vol theoretische ambities en abstracties, met ingehouden hartstocht, in een tempo en ritme
waaruit geen enkel tijdgebrek sprak. Wat
dat betreft waren deze mannen in de vorige eeuw blijven hangen: met wat kwaaie
wil kon je ook zeggen dat ze oeverloos zaten te ouwehoeren.
Maar wat het bijzonder maakte: de trends
waartegen zij begin jaren tachtig binnen
het Rijk voor waarschuwden, bleken zich
in veel gevallen te hebben voorgedaan.
Dus deze mannen mochten nu grijs en oud
en langzaam geworden zijn: in veel opzichten waren ze hun tijd pijnlijk ver vooruit geweest.
Z
o benoemden ze talrijke ontwikkelingen die perfect weergaven waarom het tegengeluid in Den Haag uit
de mode raakte. Politici zijn nooit heel
goed in zelfanalyse geweest, vertelde
Tjeenk Willink. Eerder doeners dan denkers.
Dus toen begin jaren tachtig internationaal de trend ontstond overheden in
te krimpen – starve the beast – deed
Nederland daar vanzelf aan mee. Inclusief de retoriek die erbij hoorde:
politici die zich als vijand van bureaucratie profileerden.
Een mooi misverstand, legde
Tjeenk Willink uit: bureaucratieën zijn nu eenmaal het product van politici. Maar dit tegengeluid, hoe Kuypers en hij het
ook lieten horen, kwam nooit in
de Kamer aan. Net zo min als
hun waarneming dat het Rijk,
als je een internationale vergelijking maakte, nogal klein was.
Dus de bezuinigingen gingen
door: diensten moesten bedrijfsmatiger werken – of werden op eigen benen gezet. Ook
dat wezen hij en Kuypers af, ook
die tegenspraak bleef zonder effect. Je kreeg overal quango’s –
quasi-autonomous non-gouvernemental organisations – die het eigen voortbestaan boven het belang
van de burger stelden.
Niet langer was de politie je beste
vriend. Als je de politie nodig had
moest je dokken alvorens je in de
wachtrij van de spraakcomputer werd
toegelaten: ‘Dit gesprek kost 2 komma 8
cent per minuut’. De hulpeloze burger kon
maar twee dingen doen: boos worden en
boos blijven.
En wat begin jaren tachtig begon, zei
Tjeenk Willink, werd gaandeweg de basis
voor een fundamentele verandering. Het
tegengeluid verloor betekenis in Den
Haag. „De samenspraak verdween uit de
Hij bracht de
stem van de
boze burger
naar de
Kamer. Maar
de politiek zei:
ophoepelen jij
politiek”, zei hij. „Zonder tegenspraak heb
je geen samenspraak meer.”
D
e paradox daarna was dat diezelfde controleurs en toezichthouders
eindeloos kritiek hadden op de gevolgen van deze trends. De Rekenkamer,
de Raad van State, de WRR, de ombudsman: ze produceerden sinds de jaren tachtig stapels rapporten over bestuurlijke
knopen en klachtenregens die de quango’s
veroorzaakten. Politiek was het allang
geen twist meer: VVD’ers en SP’ers kwamen vaak tot dezelfde analyse. Niet dat je
daar als burger wat aan had: terugschroeven kon je die quango’s nog zelden meer.
En van alle critici was uitgerekend Alex
Brenninkmeijer, de voorganger van Van
Woerkom, de scherpste. Maar waar de heftigheid van zijn tegenspraak toenam – inzake jeugdzorg, verkeersboetes, Q-koorts,
etc. – groeide in de politiek de weerzin tegen hem. Hij bracht de stem van de boze
burger naar het Binnenhof, en naarmate
hij langer doorpraatte zeiden die politici in
al hun machteloosheid: ophoepelen jij.
En zo geschiedde.
En het stond niet op zichzelf. Politici hadden nu allemaal een voorliefde voor brave
adviseurs en controleurs. Paul Schnabel,
de intellectuele reus die jarenlang het gezag van het SCP opstuwde, werd vervangen door de bestuurskundige Kim Putters.
Een PvdA’er die het kabinet meteen na zijn
benoeming een intellectuele onderbouwing voor de decentralisatie van de langdurige zorg verschafte: van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad. Gehoorzaamheid die geen voorbode hoeft te zijn –
maar het huidige klimaat perfect tekent.
Zoiets zag je vorig jaar ook met de vervanger van Coen Teulings bij het CPB. De contraire Teulings voerde graag ideeënstrijd
met feiten en analyses die de politiek totaal niet van pas kwamen. En zijn opvolger, oud-topambtenaar Laura van Geest,
houdt zich verre van dit soort risicogedrag. Van Geest ziet zichzelf puur als leverancier van data, zei ze in maart in de
Volkskrant: oproepen tot bezuinigen, of
juist niet, zal ze voor zich houden.
Dus wie dacht dat de kandidatuur van Guido van Woerkom uit de lucht kwam vallen,
heeft slecht opgelet. Deze politieke generatie, en dit geldt niet alleen voor de coalitie, heeft het nu wel gehad met alle tegenspraak die het politieke bestaan compliceert.
Daar kun je schamper overdoen – maar
onlogisch is het ook weer niet. Moderne
politici staan, anders dan hun voorgangers, veel meer en veel directer, bloot aan
tegenspraak van boze burgers en andere
belanghebbenden. De coalities waarin ze
werken vergen uitzonderlijk veel balanceerkunst: elke maatregel heeft de steun
van minimaal twee en bijna altijd drie oppositiepartijen nodig.
Om dan óók nog meer georganiseerde tegenspraak te dulden, plus tempovertraging, slow politics, om ruimte voor zelfreflectie te creëren: het is te veel gevraagd.
Dus Tjeenk Willinks ideaal van tegenspraak om samenspraak te bereiken – het
is, ben ik bang, over de uiterste houdbaarheidsdatum heen. Deskundige tegenspraak is een te groot risico voor de eigen
positie van de moderne politicus geworden – daar ongeveer, zo leerde deze week
de zaak-Van Woerkom, is de democratie
nu beland.