Leidinggeven Leidinggeven Organisatie Verticale taakverdeling Meerdere mensen werken op leidinggevende meerdere niveaus in de organisatie. medewerker Door een verticale taakverdeling ontstaat er een hiërarchische organisatiecultuur. Horizontale taakverdeling verdeling van taken over verschillende medewerkers die.

Download Report

Transcript Leidinggeven Leidinggeven Organisatie Verticale taakverdeling Meerdere mensen werken op leidinggevende meerdere niveaus in de organisatie. medewerker Door een verticale taakverdeling ontstaat er een hiërarchische organisatiecultuur. Horizontale taakverdeling verdeling van taken over verschillende medewerkers die.

Leidinggeven
Leidinggeven
Organisatie
Verticale taakverdeling
Meerdere mensen
werken op
leidinggevende
meerdere niveaus in de organisatie.
medewerker
Door een verticale taakverdeling
ontstaat er een hiërarchische
organisatiecultuur.
Horizontale taakverdeling
verdeling van taken over verschillende
medewerkers die op hetzelfde niveau
werkzaam zijn
leidinggevende
tuincentrum
medewerker
tuinartikelen
medewerker
bestratingmaterialen
medewerker
buitenplanten
Organisatiestructuur
verdeling van
– taken
– bevoegdheden
– verantwoordelijkheden
tussen mensen en afdelingen en de
relatie daartussen
Organisatieschema
Directie
lijnfunctionaris
staffunctionaris
Personeelszaken
hoofd Inkoop
hoofd Verkoop
hoofd Distributie
Taakverdeling in organisatie
– F-indeling: taakverdeling naar functie
– P-indeling: taakverdeling naar
product
– G-indeling: taakverdeling naar
geografisch gebied
F-indeling
Directie
hoofd
Inkoop
hoofd
Distributie
hoofd
Administratie
P-indeling
Directie
hoofd
Tuinmeubilair
hoofd
Tuinplanten
hoofd
Tuinartikelen
G-indeling
Directie
vestiging
Amsterdam
vestiging
Utrecht
vestiging
Nijmegen
Organisatiecultuur
De organisatiecultuur wordt
gekenmerkt door:
– normen en waarden
– rituelen
– symbolen.
machocultuur
typen
organisatieculturen
procedurecultuur
hardwerkencultuur
Organisatieprincipes
– principe van doelstelling
instrument dat wordt gebruikt om een
– specialisatieprincipe
organisatie in te richten
– coördinatieprincipe
– gezags-of bevelsprincipe
– verantwoordelijkheidsprincipe
– formuleringsprincipe
– overeenstemmingsprincipe
– spanwijdteprincipe
– evenwichtsprincipe
– continuïteitsprincipe
Spanwijdte en
omspanningsvermogen
– spanwijdte
het aantal medewerkers aan wie de
leidinggevende direct leidinggeeft
– omspanningsvermogen
het aantal medewerkers aan wie de
leidinggevende leiding kan geven
Leidinggeven
Management en beleid
Management
het sturenKernactiviteit
en beheren
Managementniveau
van mensen en
middelen om bepaalde doelen te
ontwikkelen van een strategie: maken
topmanagementbereiken van beleid
middenmanagement
beheren van beleid: opdrachten geven
en problemen oplossen
lager management
uitvoeren van beleid: ervoor zorgen
dat de gestelde doelen worden gehaald
5. beleidsevaluatie
Beleid
1. beleidsvorming
bepalen van de doelen die bereikt
moeten worden
– langs welke wegen?
– met welke middelen?
4. beleidsuitvoering
2. beleidsformulering
3. beleidsoverdracht
Managementproces
bijstellen
doelen
plannen
uitvoeren
controle
bijsturen
Stellen van doelen
– Doel is iets wat je wilt bereiken.
– Om je doel te bereiken moet bijstellen
je
beslissingen nemen.
doelen
plannen
uitvoeren
huidige situatie
controle
wenselijke bijsturen
situatie
Doelen op drie niveaus:
– topmanagement: strategische doelen
– middenmanagement: organisatorische
doelen
strategische
topdoelen
– lager
management:
uitvoerende
doelen
management
middenmanagement
lager management
organisatorische
doelen
uitvoerende
doelen
SMART
De omschrijving van een doel moet aan
een aantal eisen voldoen:
– Specifiek
– Meetbaar
– Acceptabel
– Reëel
– Tijdgebonden
Management by objectives
(MBO)
Als
je MBO
wilt toepassen
– Het
realiseren
van doelenmoet
staater
in aan
de
een
aantal voorwaarden
onderneming
centraal. worden
voldaan:
– drie varianten:
– autoritaire
variantmet de medewerkers
– De
doelen moeten
worden
besproken.
– samenwerkingsvariant
– De
doelen variant
moeten uitdagend zijn.
– neutrale
– Er moet feedback plaatsvinden.
– Er moet een beloning tegenover staan.
Plannen
– Een planning is een voorbereiding die
aan het daadwerkelijke plannen
bijstellen
voorafgaat.
doelen
–plannen
Het brengt
voor
een
bepaalde
uitvoeren
controle
periode structuur aan in activiteiten
in de toekomst.
bijsturen
Soorten planning
planningen op basis van
van: bedrijfsdoelen:
top1.–strategische
planningstrategische planning
bedrijfsdoelen
management
2.–tactische
planning
tijdsindeling
3. instrumentele
planning
middenmanagement
lager management
tactische planning
instrumentele
planning
Soorten planning
planning op basis van tijdsindeling:
1. langetermijnplanning
2. middellangetermijnplanning
3. kortetermijnplanning
Beslissen
Beslissingen worden op verschillende
niveaus genomen.
– strategisch niveau
– organisatorisch niveau
– uitvoerend niveau
7. implementatie
beslissing
6. overdracht
beslissing
1. voorbereiding
beslissingsmodel
5. keuze voor de
beste oplossing
2. beeldvorming
3. definitieve
probleemstelling
4. oordeelsvorming
Wet van Maier
E = K xA
E = Effect
K = Kwaliteit
A = Acceptatie
Leidinggeven
Communiceren
Wat is communicatie?
– bewust of onbewust overbrengen en
uitwisselen van informatie tussen
twee of meer personen
– Communiceren kan met spraak,
schrift en lichaamstaal.
– Een zender geeft een boodschap af
en een ontvanger ontvangt die
boodschap.
Communicatieproces
– fase 1: zenden van de boodschap
boodschap
– fase 2: ontvangen, begrijpen en
accepteren van de boodschap
zender
ontvanger
– fase 3: terugkoppelen
feedback
(terugkoppelen)
Fase 1:
zenden van de boodschap
twee niveaus:
boodschap
– inhoudsniveau: de letterlijke boodschap
– betrekkingsniveau: de manier waarop de
zender
ontvanger
boodschap wordt overgedragen
feedback
(terugkoppelen)
Fase 2:ontvangen,
begrijpen en accepteren
– Zonder aandacht van de ontvanger
boodschapgeen zin.
heeft communicatie
– De ontvanger moet de boodschap
zender
ontvanger
kunnen begrijpen.
feedback
(terugkoppelen)
Fase 3:
terugkoppelen
op de ander te letten, zie je
– Door
verbaalgoed
of non-verbaal
boodschap
of hij de boodschap heeft begrepen.
– bewust of onbewust
– De reactie van de ontvanger noem je
zender of op verzoek
ontvanger
– spontaan
feedback.
– formeel of informeel.
feedback
– Feedback kan op
verschillende
(terugkoppelen)
manieren gegeven
worden:
intern en
extern
verbaal en
non-verbaal
communicatievormen
formeel en
informeel
een- en
tweezijdig
Mondelinge communicatie
Schriftelijke
voordelen
nadelen
voordelen
Verbale communicatie
Het
kost meer kan
tijd niet
om iets
op te
De informatie
worden
De ontvanger kan de informatie
schrijven,
dan om het mondeling
Het opnieuw
is snel enlezen.
makkelijk.
herhaald.
altijd
– mondelinge communicatie
over te dragen.
Je kunt meteen–een
toelichting communicatie
schriftelijke
De kans
dat de informatie
Jegeven,
kunt zelf
controleren
welke
Het
vergtbestaat
zeer nauwkeurige
dat werkt motiverend
snel weer wordt vergeten.
informatie
hebt
gegeven.
formuleringen.
en je kuntjesnel
vragen
stellen.
kuntde
beter
inspelenmakkelijk
op het
JeJekunt
informatie
referentiekader
van de ontvanger.
aan
meerdere ontvangers
geven.
Medewerkers
zich minder
De informatie voelen
kan verkeerd
of
betrokken
als
ze
alleen
schriftelijk
onvolledig overkomen.
informatie krijgen.
kunt meteen
controleren
JeJedwingt
jezelf om
eerst goedof de
informatie
is begrepen.
over
de informatie
na te denken.
Het
gevaar bestaat
dat niet
Afstemming
en controle
zijn
iedereen
moeilijk. de schriftelijke
informatie begrijpt.
Communicatielijnen
– verticale communicatielijnen
rayonmanager
– horizontale communicatielijnen
groothandel food
– medewerker
laterale communicatielijnen
medewerker
trimsalon
verkoper
winkel
bedrijfsleider
franchiser
winkel
supermarkt
medewerker
supermarkt
trimsalon
medewerker
hoofdkantoor
Communicatiemiddelen
middelen waarmee je informatie
overbrengt
– radio en televisie
– computer
– telefoon
– brieven en boeken
– kranten, tijdschriften en folders
Gesprek
– Het heeft een duidelijk doel.
– Er wordt een boodschap overgebracht.
– Het vereist een zorgvuldige voorbereiding.
– Er is voldoende tijd voor uitgetrokken.
– Het vindt plaats in een geschikte ruimte.
– Er is sprake van tweezijdige communicatie.
– Het is bewust en actief.
– Stilte maakt er een essentieel onderdeel
van uit.
Fasen in een gesprek
–
–
–
–
voorbereiding
organisatie
– Wat is het doel van het gesprek?
– Wat
wil ikhoud
bereiken
het gesprek?
Wanneer
ik hetmet
gesprek?
uitvoering
– Welke
punten
worden
de kern van het
Waar
houd
ik het
gesprek?
–
inleiding
nawerk
gesprek?
––
––
–
Hoeveel
tijd trek ik uit voor het gesprek?
kern
Welke
onderwerpen
laat ik buiten
Nodig
ik
de
ander
persoonlijk
of schriftelijk
afronding
beschouwing?
uit?
Gesprekstechnieken
–
–
–
–
een stilte laten vallen
vragen
stellen
vierseconderegel
feedback
geven
– open vragen
– gesloten vragen
samenvatten
– controleren en/of laten merken dat je
de boodschap hebt begrepen
– de ander stimuleren om door te praten
– ordenen van de informatie en het
gesprek
Leidinggeven
Conflicten hanteren
– conflictaanjagers
–
–
–
–
niet naar elkaar willen luisteren
de ander (verbaal) aanvallen
persoonlijk worden
eigenwijs op je eigen standpunt blijven
staan
– conflictremmers
–
–
–
–
goed naar de ander luisteren
vanuit jezelf praten
je beperken tot het onderwerp
innemen van een neutraal standpunt
verdelingsconflict
machtsconflict
soorten
conflicten
zakelijk
conflict
persoonlijk
conflict
4. manifeste
fase
1. eerste-tekenenfase
Verloop van
een conflict
3. emotionele
fase
2. onderkenningsfase
Conflicthanteringsstijlen
heel doelgericht
forceren
confronteren
compromis
weinig doelgericht
ontlopen
weinig
relatiegericht
toedekken
heel
relatiegericht
Ontlopen
Ontlopen is effectief als:
– het onderwerp niet belangrijk genoeg is
– je meer informatie wilt hebben voordat je
iets doet
– je de al aanwezige emoties wat wilt laten
bedaren
– je (nog) geen kans ziet om het conflict op
te lossen.
Toedekken
Toedekken is effectief als:
– bewaren van de goede sfeer erg
belangrijk is
– je niet per se je doel hoeft te bereiken en
je kunt toegeven dat je ongelijk hebt
– het onderwerp voor de ander
belangrijker is dan voor jou.
Forceren
Forceren kan effectief zijn als:
– er geen tijd is om veel aandacht te
besteden aan het conflict
– er vervelende maatregelen noodzakelijk
zijn om het bedrijf te ‘redden’
– je overtuigd bent van je gelijk en zeker
weet dat actie nodig is om vooruitgang te
boeken.
Confronteren
Confronteren is effectief als:
– de uitkomst van het conflict voor beide
partijen heel belangrijk is
– samenwerking nodig is
– de inzet en de medewerking van alle
betrokkenen groot zijn.
Compromis
Een compromis is alleen effectief als:
– de tijdsdruk groot is en de partijen
moeten blijven samenwerken
– er snel een tussenoplossing moet komen,
en er daarna verder wordt gezocht naar
een definitieve oplossing.
Leidinggeven
Werkoverleg
werkbespreking
personeelsbijeenkomst
overlegvormen
managementoverleg
werkoverleg
informatief
overleg
besluitvormend
overleg
instruerend
overleg
soorten
overleg
probleemoplossend
overleg
oriënterend
overleg
Deelnemers overleg
– voorzitter
– notulist
– overige deelnemers
Structuur en
verloop van overleg
– opening
– mededeling
– notulen van het vorige overleg
– binnengekomen post
– onderwerp(en)
– rondvraag
– afsluiting
BOB-structuur
– een veelgevolgde structuur voor een
overleg
– 3 fasen:
1. Beeldvorming
2. Oordeelvorming
3. Besluitvorming
Verstoringen van het overleg
– Het gesprek komt niet op gang.
– Er worden privégesprekken gevoerd.
– De deelnemers luisteren niet naar
elkaar en praten door elkaar heen.
– Er is te weinig tijd.
– De deelnemers hebben onderlinge
problemen.
Besluitvorming
1. voorbereiding
7. implementatie
beslissing
6. overdracht
beslissing
beslissingsmodel
5. keuze voor de
beste oplossing
2. beeldvorming
3. definitieve
probleemstelling
4. oordeelvorming
meerderheidsbesluit
autoritair besluit,
eenmansbesluit
delegatiebesluit
besluitvormingsmethoden
consensusbesluit
unaniem besluit
Leidinggeven
Leidinggeven en coachen
Taken leidinggevende
1. plannen
2. organiseren
vaststellen
3. coördineren
4. opdrachten geven
5. controleren
6. corrigeren
regelen
Kenmerken leiderschap
– daadkracht
– helikopterkwaliteit
– analytische kwaliteit
– realistische kwaliteit
– verbeeldingskracht
Stijlen van leidinggeven
– taakgerichte dimensie
– mensgerichte dimensie
– Welke stijl de leidinggevende kiest, hangt af
van zijn visie op medewerkers.
Theorie van McGregor
mensbeeld
– theorie X: negatief
taakgericht
leidinggeven
Medewerkers zijn lui, hebben een hekel
– theorie Y: mensgericht leidinggeven
aan werken en willen geen
verantwoordelijkheid maar juist geleid
worden.
– theorie Y: positief mensbeeld
Medewerkers werken graag en willen
verantwoordelijkheid dragen.
zeer
mensgericht
Leiderschapstijlen
Blake en Mouton
sociaal
leidinggeven
geïntegreerd
leidinggeven
balancerend
leidinggeven
weinig
mensgericht
laissez-faire
stijl
weinig
taakgericht
autoritair
leidinggeven
zeer
taakgericht
Situationeel leidinggeven
Je past je stijl van leidinggeven aan:
– aan de situatie
– aan de medewerker die je aanstuurt.
mensgericht
veel ondersteuning
weinig sturing
S3
veel ondersteuning
veel sturing
S2
participatiestijl
overtuigstijl
delegatiestijl
S4
weinig ondersteuning
weinig sturing
opdrachtstijl
S1
weinig ondersteuning
veel sturing
taakgericht
taakvolwassen
taakonvolwassen
Welke stijl kies je?
1. Hoeveel sturing is er in deze
situatie bij deze persoon nodig?
2. Hoeveel ondersteuning is er in
deze situatie bij deze persoon
nodig?
3. Wat is het niveau van
taakvolwassenheid van de groep of
van de medewerker?
geschikte stijl
mate van zelfstandigheid medewerker
opdrachtstijl
weinig zelfstandig, geen ervaring
overtuigstijl
minder zelfstandig, een beetje ervaring
ondersteunde stijl
vrij zelfstandig, redelijk veel ervaring
delegeerstijl
zelfstandig, veel ervaring
Opdrachtstijl
Als leidinggevende moet je:
– duidelijke opdrachten geven
– het werk controleren en waar nodig
bijsturen
– duidelijke regels hanteren.
Overtuigstijl
Als leidinggevende moet je:
– sterk blijven sturen
– meer ruimte bieden voor
tweerichtingsverkeer
– uitleggen waarom taken op een bepaalde
manier uitgevoerd moeten worden.
Ondersteunende stijl
– De medewerker krijgt zoveel mogelijk eigen
verantwoordelijkheid en hij werkt redelijk
zelfstandig.
– De leidinggevende en de medewerker lossen
samen problemen op.
– Beslissingen worden in overleg genomen.
– De leidinggevende luistert naar de medewerker
en toont begrip.
– De leidinggevende geeft geen ongevraagde
adviezen, maar laat de medewerker zelf nadenken
over oplossingen.
– De leidinggevende benadrukt niet continu regels,
taken en resultaten.
Delegeerstijl
De leidinggevende:
– vraagt de medewerker zelf
oplossingen aan te dragen
– helpt de medewerker bij het
verwoorden van problemen
– luistert naar de medewerker en
toont begrip voor zijn situatie.
Coachen
4. afspraken maken
en het gesprek
afronden
1. gesprek openen
en doelstellingen
formuleren
coachgesprek
3. medewerker
stimuleren oplossingen
te bedenken
2. oorzaken
van de problemen
achterhalen
Feedback
– Geef eerst positieve feedback, daarna pas
negatieve.
– Wees specifiek en duidelijk.
– Geef alleen feedback op zaken waarop de
medewerkers invloed uitoefenen.
– Moedig veranderingen aan.
– Controleer of de feedback wordt
begrepen en geaccepteerd.
Leidinggeven
Motiveren
Ongemotiveerdheid
tekenen van ongemotiveerdheid
– De medewerkers zijn regelmatig een korte
tijd ziek.
– Er is veel verloop onder de medewerkers.
– De huisregels worden niet serieus
genomen.
– Het werk wordt niet goed gedaan.
– Er is weinig bereidheid om iets voor elkaar
te doen.
Behoeftepiramide Maslow
zelfontplooiing
secundair
Motivatie komt voort uit de behoeften
die mensen
hebben.
waardering
sociale acceptatie
veiligheid, zekerheid,
orde en regelmaat
fysiologische behoeften
primair
Bevorderen van motivatie
Factoren die een rol spelen bij het
beïnvloeden van de motivatie:
– intrinsieke factoren
motief komt van binnenuit
– extrinsieke factoren.
motief komt van buitenaf
Vergroten motivatie
– door eigen optreden
– door de inhoud van de functie
– taakverrijking
– taakverbreding
– taakroulatie
Motiveren door
middel van strokes
– positieve aanmoediging
– tastbare
– geen
actie aanmoedigers
– sociale aanmoedigers
– kritiek of straf
– Probeer het tegenovergestelde van het
ongewenste gedrag aan te moedigen.
– Negeer het gedrag als dat voor de situatie
niet zo belangrijk is.
– Probeer de oorzaak van het ongewenste
gedrag uit te schakelen.
Oorzaken van gedrag
– verwachtingstheorie van Vroom
– motivatie-hygiëneconcept van
Herzberg
– emotionele bankrekening
Verwachtingstheorie Vroom
1. motivatie van de medewerker
2. functie of doel van de motivatie
3. verwachting van de gevolgen
4. waarde (positief of negatief) van de
gevolgen
Motivatie-hygiëneconcept
Herzberg
twee onderdelen:
– hygiënefactoren
– werkomstandigheden
– motivators
–
–
–
–
–
–
–
–
–
salaris
succes in het werk
relatie met de leidinggevende
uitdaging in het werk
wijze van leidinggeven op topniveau
aanzien van het werk
zekerheid van werk en inkomen
erkenning
mate van verantwoordelijkheid
Leidinggeven
Instrueren
Manieren van instrueren
soort
instructie
mondelinge
instructie
schriftelijke
instructie
voordelen
nadelen
– snel en eenvoudig – controle achteraf
is moeilijk
– moeilijk te
standardiseren
– controle achteraf
is eenvoudig
– medewerker kan
de instructie
nogmaals lezen
– het maken ervan
kost tijd
Fasen van instrueren
1. voorbereiding
2. instructiegesprek
3. uitvoering
Voorbereiding
Bij de voorbereiding richt je je op de:
–
–
–
medewerker
taak
– Wat kan/weet hij al?
kan/weet
hij nog niet?
– Wat
is
het doel?
tijd
en plaats
– Is
hij bereid
om te leren?
Welke
handelingen
moeten er worden
– Wat is een goed tijdstip?
verricht?
– Wat is een rustige plek?
– Welke middelen zijn daarbij nodig?
– Waar kan het misgaan?
– Wat moet het eindresultaat zijn?
– Hoe kan dat resultaat worden bereikt?
1.
op stap
zijn gemak.
7. Stel
Doededemedewerker
taak stap voor
voor.
Volgorde
instructiegesprek
2.
demedewerker
medewerkervervolgens
wat hij al over
de
8. Vraag
Laat de
zelf de
taak
taak weet.
uitvoeren.
3.
het belang
het ging.
doel van de taak
9. Geef
Benadruk
wat erengoed
aan.
10. Laat de medewerker de cruciale
4. Vertel
eerst iets
over
de hele
taak en dan
handelingen
in zijn
eigen
woorden
pas
over de verschillende onderdelen.
herhalen.
5.
de
11. Wek
Vraagdeofbelangstelling
er eventuele van
onduidelijkheden
medewerker
en moedig hem aan vragen
zijn.
te stellen.
12. Spreek af wie er bereikbaar is voor
6. Geef
stapsgewijs
hulp en
controle.aan wat er waar,
wanneer en hoe moet worden
uitgevoerd.
Uitvoering
Je– blijft,
Controleer
als leidinggevende,
met regelmatigetoezicht
tussenpozen
of de medewerker
de taak goed uitvoert.
houden
op de uitvoering.
– Controleer of de medewerker zich aan
de procedures houdt.
– Help de medewerker als hij de taak nog
niet probleemloos uitvoert.
– Verander het instrueren geleidelijk in
begeleiden.
Leidinggeven
Controleren
bijstellen
doelen
plannen
uitvoeren
controle
bijsturen
Voordelen controle
– Controle maakt bijsturing mogelijk.
– Door te controleren bied je zorg.
– Regelmatige controle maakt het
werken in het bedrijf veiliger.
Wijze van controleren
– controle op de uitvoering
– controle op het eindresultaat
– steekproefcontrole
Beheersen van processen
– Wat is de huidige situatie?
1. huidige situatie
2. gewenste situatie
– Wat is de gewenste situatie?
– Bestaat er een verschil tussen de
verschil tussen
huidige en1en
de 2gewenste situatie?
acties om verschil
op te lossen
Cirkel van
betrokkenheid
Cirkel
van invloed
Cirkel
van
controle
Leidinggeven
Delegeren
Delegeren
– Delegeren is overdragen van taken
aan één of meerdere werknemers.
– Je draagt ook de bijbehorende
bevoegdheden en verantwoordelijkheden over.
– Het is een middel om de motivatie van
de werknemer te verhogen.
– Je kunt een taak tijdelijk of permanent
overdragen.
– De leidinggevende heeft meer tijd voor
andere zaken.
– De medewerkers aan wie taken zijn
gedelegeerd voelen zich meer betrokken.
– De medewerkers krijgen de kans om zich
te ontwikkelen.
– De medewerkers krijgen meer ruimte en
kunnen zelfstandiger aan de slag.
– De medewerkers kunnen de
leidinggevende bij zijn afwezigheid
vervangen.
Vormen van delegeren
– taakdelegatie
De leidinggevende draagt individuele
taken over.
– situatiedelegatie
De leidinggevende draagt verschillende
taken over die tegelijkertijd in bepaalde
situaties voorkomen.
Hoe delegeer je?
3. uitvoering
1. voorbereiding
2. informeren van
de medewerker
Valkuilen
– Je delegeert wel de taak, maar niet de
bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
– Je delegeert steeds aan dezelfde persoon.
– Je neemt bij problemen meteen de taak
weer over.
– Je controleert stiekem het werk van de
medewerker.
Leidinggeven
Werkplanning
bijstellen
doelen
plannen
uitvoeren
controle
bijsturen
Termijnplanningen
– langetermijnplanning
doelstellingen voor vijf tot tien jaar
– middellangetermijnplanning
deelplannen voor één tot vijf jaar
– kortetermijnplanning
plannen voor maximaal één jaar
– algemeen plan
– specifiek werkplan
Eisen waaraan
een planning moet voldoen
Een planning moet:
– gebaseerd zijn op de juiste informatie
– flexibel zijn
– concreet zijn
– acceptabel zijn.
Werkplanning
– Een kortetermijnplanning waarin
staat wie wanneer wat uitvoert.
– De personeelsbezetting en de uit te
voeren taken moeten goed op elkaar
zijn afgestemd.
Inhoud van een werkplanning
Je geeft per taak precies aan:
– wat er gedaan moet worden
– wie de werkzaamheden moet uitvoeren
– wanneer de werkzaamheden moeten
worden uitgevoerd
– hoe lang een taak maximaal mag duren
– welke hulpmiddelen er moeten worden
ingezet
– welke resultaten er moeten worden
behaald.
Opstellen van
een werkplanning
3. opstellen van
de werkplanning
1. inventariseren
van taken
2. bepalen van de
beschikbaarheid
van medewerkers
Planbord
Een planbord moet een planning
inzichtelijk en duidelijk maken.
week 24
werkzaamheden
M
landelijke acties in de
showroom aanbrengen
K
geldtransport
klaarmaken
J
correspondentie
verzorgen
L
D
M
L
W
D
V
Z
K
L
L
K
J
M
J
J
L
magazijn schoonmaken
M
J
M
machines reinigen
L
M
J
L
J
M
M
J
J
L
K
K = Karel
L = Levi
J = Jan
M = Mo
Evalueren werkplanning
– Is de werkplanning gehaald?
– Waren er onvoorziene omstandigheden?
– Was de juiste hoeveelheid tijd
gereserveerd voor de werkzaamheden?
– Was het juiste aantal medewerkers
ingepland?
– Waren de taken aan de juiste
medewerkers toebedeeld?