Vwo 2 hoofdstuk 6.1

Download Report

Transcript Vwo 2 hoofdstuk 6.1

Periode tot 1848

Begin 19 de eeuw Nieuwe/vroeg moderne geschiedenis → Nieuwste/moderne geschiedenis Door -Franse revolutie (grote pol. verandering) -Industriële revolutie (grote ec.

verandering) Door die revoluties ook grote sociale veranderingen Standenmaatschappij → klassenmaatschap pij

Na val van Napoleon vond het Congres van Wenen plaats 1-Restauratie -oude vorstenhuizen terug op de troon -herstel Ancien regime (absolutisme, standenstaat) 2-Frankrijk omringen met sterke staten Conservatieven (weer) aan de macht tot 1848

Liberalen streven naar zoveel mogelijk vrijheid voor het individu Zij waren progressief Theorie Als de mens zo vrij mogelijk is zal hij zo goed mogelijk voor zichzelf zorgen Gaat het met elk individu goed dan gaat het met de samenleving goed Praktijk Recht van de sterkste geldt → kloof arm-rijk wordt groter

Nachtwakersstaat → overheid zorgt alleen -voor orde en rust -voor veiligheid -voor goede infrastructuur Verder moet de overheid zich niet met de economie bemoeien (laissez faire pol.) -vrije concurrentie -vrijhandel -markt zijn gang laten gaan (wet van vraag en aanbod)

Adam Smith grondlegger van dit economisch liberalisme Iedere burger moet voor zichzelf zorgen → overheid moet alleen de allerergste armoede lenigen (Armenwetten) Politiek liberalen willen -een met censuskiesrecht gekozen parlement -grondwet met grondrechten -scheiding van kerk en staat

De rijk geworden burgerij wil ook politieke invloed In 1830 liberale revolutiegolf over Europa -begint in Frankrijk (koning afgezet) -mislukt bijna overal behalve in België In 1848 2 bliek) de revolutiegolf over Europa -begint weer in Frankrijk (wordt een repu -lukt overal wel → liberalen aan de macht Samensmelting liberalen en conservatieven

geestelijkheid adel 3

de

stand

Gegoede burgerij (bourgeoisie) Middenklasse Kleine burgerij Arbeiders/armen

Brand in het paleis van Wenen 1848