Onderzoek eigen regio en geografische werkwijzen

Download Report

Transcript Onderzoek eigen regio en geografische werkwijzen

Onderzoek eigen regio en
geografische werkwijzen
Kwaliteitsborging schoolexamens
23 april 2012
Han Noordink
Frederik Oorschot
Geografisch onderzoek
Subdomein A2: Geografisch onderzoek
2. De kandidaat kan een geografisch onderzoek
opzetten, uitvoeren, presenteren en evalueren:
• op basis van een geografische onderzoeksvraag
en een gestructureerd plan van aanpak;
• met gebruikmaking van de geografische
werkwijzen en primaire data;
• zo mogelijk aansluitend op onderdelen van het
examenprogramma, met name de domeinen B,
C en E.
Bron: examenprogramma aardrijkskunde havo en vwo (2012)
2
Onderzoek eigen regio
Subdomein E2: Regionale en lokale
vraagstukken
10. De kandidaat kan lokale en regionale
ruimtelijke vraagstukken beschrijven en
analyseren en zich daarover een
beargumenteerde mening vormen. Hij betrekt
daarbij het subdomein ‘Geografisch Onderzoek’
(A2)
Bron: handreiking schoolexamen havo/vwo (2007)
3
Geografische werkwijzen
• Geografische werkwijzen worden gebruikt
om geografische vragen te stellen en te
beantwoorden.
• Daarbij gaat het steeds om twee
denkvaardigheden: het maken van
onderscheid en het opsporen van
samenhangen.
4
1. Verschijnselen en gebieden
vergelijken in ruimte en tijd
1a Vergelijken in de ruimte
verschijnsel X
gebied A
vergelijken
verschijnsel X
gebied B
Gebied: verschillend
Werkwijze: beschrijf de
Verschijnsel: hetzelfde verschillen en/of de
Tijdstip: hetzelfde
overeenkomsten
5
1. Verschijnselen en gebieden
vergelijken in ruimte en tijd
1b Vergelijken in de tijd terug
verschijnsel X
gebied A toen
ontwikkeling
verschijnsel X
gebied A nu
Gebied: hetzelfde
Werkwijze: beschrijf de
Verschijnsel: hetzelfde verschillen en/of de
Tijdstip: verschillend
overeenkomsten
6
1. Verschijnselen en gebieden
vergelijken in ruimte en tijd
1c Vergelijken in de tijd vooruit
verschijnsel X
gebied A nu
ontwikkeling
- verwacht
- gewenst
verschijnsel X
gebied A later
Gebied: hetzelfde
Werkwijze: beschrijf de
Verschijnsel: hetzelfde verschillen en/of de
Tijdstip: verschillend
overeenkomsten
7
2. Relaties leggen binnen een gebied
en tussen gebieden
2a
verschijnsel X
invloed
verschijnsel Y
gebied A
Gebied: hetzelfde
Werkwijze: beschrijf
Verschijnsel: verschillend hoe verschijnsel X
Tijdstip: hetzelfde
leidt tot verschijnsel Y
en verklaar waarom 8
2. Relaties leggen binnen een gebied
en tussen gebieden
2b
verschijnsel X
gebied A
invloed
verschijnsel Y
gebied B
Gebied: verschillend
Werkwijze: verklaar
Verschijnsel: verschillend hoe verschijnsel X
Tijdstip: hetzelfde
leidt tot verschijnsel Y
9
3. Verschijnselen en gebieden vanuit
verschillende dimensies beschrijven
en analyseren
natuur
economie
verschijnsel X
politiek
cultuur
gebied A
Gebied: hetzelfde
Werkwijze: bepaal relevante
Verschijnsel: hetzelfde dimensies, beschrijf hun inTijdstip: hetzelfde
vloed en verklaar deze 10
4. Verschijnselen en gebieden in hun
geografische context plaatsen
4a. Indelen en toedelen van gebieden
indelen
toedelen
gebied A
criterium
gebied A
gebied B
G: ≠
V.: =
T.: =
Werkwijze: kies criterium en deel het
gebied in deelgebieden; ga na van
welk groter geheel het deel uitmaakt
11
4. Verschijnselen en gebieden in hun
geografische context plaatsen
4b. In- en toedelen van verschijnselen
toedelen
Categorie K
criterium
verschijnsel X
X¹
X² X³
verschijnsel Y
Y¹ Y²
Y³
indelen
G: nvt
V.: ≠
T.: =
Werkwijze: kies ordeningsprincipe en deel
verschijnsel in in deelverschijnselen; ga na
van welk groter geheel het deel uitmaakt
12
5. Verschijnselen en gebieden op
verschillende ruimtelijke schalen
beschrijven en analyseren
Gebied: omvang varieert
Verschijnsel: hetzelfde
Tijdstip: hetzelfde
Werkwijze: varieer de
schaal voor meer of
minder details
13
6. Verschijnselen en gebieden beschrijven
en analyseren door relaties te leggen tussen
het bijzondere en het algemene
6a. Specifieke situatie in een gebied
algemeen
verschijnsel X
bijzonder
gebied A
G: =
V.: =
T.: =
Werkwijze: verklaar voorkomen van verschijnsel
op die plek m.b.v. een algemene regel en leg uit
14
welke bijzondere invloeden meespelen
6. Verschijnselen en gebieden beschrijven
en analyseren door relaties te leggen tussen
het bijzondere en het algemene
6b. Bijzondere situatie op algemene regel
algemeen
verschijnsel X
bijzonder
gebied A
G: =
V.: =
T.: =
Werkwijze: verklaar voorkomen van verschijnsel
op die plek m.b.v. een algemene regel en leg uit
15
dat het hier anders is dan de algemene regel