Hfst 1 Klassiek erfgoed

Download Report

Transcript Hfst 1 Klassiek erfgoed

H.1 De Bespiegeling vwo
KLASSIEK ERFGOED
De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving
Klassiek erfgoed
De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving
Grieken: 880- ca.200 vC
Archaïsche periode: beginfase
Klassieke periode: ideaalbeelden
Hellenisme: verspreiding
Romeinen: 100 vC- ca.300
De Romeinen assimileren de Griekse cultuur,
en verspreiden zo deze mix over een groot
deel van West-Europa. Gaat over in:
Byzantijnse cultuur (oosten)
Vroeg-Christelijke Cultuur (westen)
Klassiek erfgoed
Epidaurus: In het gerestaureerde theater worden nu nog van verhalen uit de mythologie opgevoerd. Een
mythe gaat over goden en halfgoden die van alles meemaken. Er valt meestal iets te leren. Goden worden
beschouwd als onsterfelijke mensen met hun eigen geschiedenis.. Die geschiedenis wordt vaak verbonden met
de eigen actuele geschiedenis. De mythologie is inspiratiebron voor veel toneelschrijvers. Oorsprong Grieks
theater in godsdienstig gebruik. Tijdens driedaagse feesten ter ere van de wijngod Dionysus worden drie
tragedies ( treurspelen) en een komedie (blijspel) opgevoerd. De tragedies hebben een mythologische inhoud,
de komedies zijn actueler en bevatten cabaret-achtige
elementen.Volgens Aristoteles komt de tragedie voort
uit de ‘dithyrambe’, een gedanst koorlied gewijd aan
Dionysus.
Grieks theater:
Het Griekse theater stelt aan het publiek een voorbeeld.
Gespeeld verhaal of een mythe over
het (nood)lot, - waar niet tegen te strijden valt- met
commentaar van een verteller.
Spelers dragen maskers die de verschillende mannen
en vrouwenrollen voorstellen.
Overdreven en gestileerde gebaren.
Ondersteund door muziek.
De bewegingen van de spelers zijn overdreven en de
gebaren gestileerd omdat dit alles ook voor de mensen
op de achterste rijen zichtbaar moet zijn. Dans in het
theater is sterk beïnvloed door dit gebarenspel.
Klassiek erfgoed
Tragedie en komedie: Volgens Aristoteles is theater ‘een imitatie van een actie, en niet een echte actie.’
Met de tragedie en komedie begint de westerse theatergeschiedenis. Het Griekse theater stelt aan het publiek
een voorbeeld. De mens die het lot tart gaat ten onder. Strenge scheiding tussen tragedie- en komediespelers.
Stof en speelstijl van de komedie zijn realistisch. Groteske maskers en kostuums.
Wetten van Aristoteles: Eenheid van plaats, eenheid van tijd, eenheid van handeling.
Verdeling in 5 bedrijven: expositie, intrige, climax, catastrofe, peripetie ( vaak met een ‘deus ex machina).
Wat eerder of ergens anders is gebeurd wordt vertelt door boodschappers.
Één verhaallijn ( i.t.t. tot bv. huidige soaps die er meerdere hebben.)
Romeinse schrijvers volgen Grieks voorbeeld, vooral het volkstoneel handhaaft zich.
Pantomime is bij de Romeinen populair. Deze mimespelen hebben een dramatisch karakter,
oorspronkelijk alleen door mannen gespeeld.
Aristoteles
Theater Aspendos
(Turkije)
Orpheus
Apollinisch versus Dionysisch.
Liefde, schoonheid en noodlot: Apollo ( beschermer van de muziek en
dichtkunst) schenkt Orpheus de lier. Het spel van Orpheus is zo verheven dat hij niet
alleen mensen maar ook de dieren en de natuur in vervoering brengt. Orpheus trouwt
Eurydice die kort daarop sterft. Hij is ontroostbaar maar met zijn muziek krijgt hij de goden zo ver dat hij
haar uit het dodenrijk mag halen. Onder één voorwaarde: hij mag haar niet aankijken zolang ze de
onderwereld nog niet achter zich hebben gelaten. De twijfel slaat toe en hij kijkt haar toch aan zodat ze
voorgoed verdwijnt in de onderwereld.
Griekse goden en halfgoden hebben dan wel bijzondere gaven, maar bezitten verder
menselijke eigenschappen. Dankzij de Romeinse schrijver Vergilius worden deze mythes
uitgewerkt en blijven daardoor voortleven.
Kratzenstein, 1806
Orpheus en Eurydice
Orpheus
Orpheus
Apollinisch versus Dionysisch.
De lier en de aulos:
Apollo en Dionysus zijn tegenpolen:
Apollo, de aanvoerder van de muzen, staat voor orde, regelmaat, evenwicht, verstand.
Dionysus vertegenwoordigt de roes, extase, onvoorspelbare, gevoel.
De lier, een geschenk van Apollo aan Orpheus, vertegenwoordigt het appolinische, het is
een snaar- instrument dat dient als begeleiding bij de voordracht van het epos.
De aulos is een dionysisch blaasinstrument met een schrille en doordringende klank dat
wordt gebruikt als begeleiding bij het zingen van lofliederen voor Dionysus. De melodie en
ritme van de Griekse muziek wordt bepaalt door de tekst. Instrumentale muziek krijgt een
zelfstandige rol, er zijn zelfs wedstrijden voor virtuozen.
Apollo
Dionysus
Orpheus
Apollinisch versus Dionysisch.
Muziektheorie volgens getallen: Muziek groeit uit tot meer dan
ondersteuning van een godsdienstig ritueel en wordt is een onderdeel van de opvoeding.
Pythagoras bouwt de mathematische muziektheorie op: toonverhoudingen zijn weer te
geven als getalsverhoudingen die ook zijn terug te vinden in de kosmos. Wiskunde en
muziek zijn dus vergelijkbare wetenschappen.
Tooncombinaties die volgens hem mooi klinken noemt hij consonanten en schrille
samenklanken noemt hij dissonanten. Aristoxenos wijst dit af, hij schakelt de gevoelens
van het oor in en legt daarmee de basis voor de muziekesthetica.
De muziek van de Romeinen is gebaseerd op Griekse voorbeelden.
Was bij de Grieken muziek een zelfstandige kunst, bij de Romeinen dient muziek vooral
ter verhoging van de feestvreugde. De instrumenten van de Romeinen zijn dan ook veel
luidruchtiger.
Grieks koor en maskers.
Griekse Bouwkunst: stapelen
Parthenon: De tempel dient als onderdak voor het beeld van de
god aan wie hij is gewijd, godsdienstige ceremonies en offers vinden
Zuilen,kapitelen.
Architraafbouw (stapelbouw):
 Sober uiterlijk,
 Vaste maatvoering,
 Volledig marmer.
Dorische orde: zwaar, mannelijk.
Ionische orde: slanker, vrouwelijk.
Corintische orde: decoratief.
buiten plaats.
Parthenon Athene
Dorische orde
Kariatiden
Ionische orde
Griekse Bouwkunst:
Drie bouworden
1 fronton (gevelveld)
2 acroterium
3 sima of Cimaas (schuine kroonlijst)
4 geison (horizontale gootlijst)
5 mutulus
6 tandlijst
7 fries
8 triglief
9 metope
10 regula
11 guttae
12 taenia
13 architraaf
14 kapiteel
15 abacus of impost
16 echinus
17 zuilschacht
18 cannelure
19 stylobaat
20 volute
22 "mandje" (gestileerde acanthusbladeren)
23 zuilbasement
24 torus (bolle sierring) of scotia (holle sierring)
Dorische orde: zwaar, mannelijk. Ionische orde: slank, vrouwelijk. Corinthische orde: decoratief.
Romeinse Bouwkunst: metselen
Ingenieuze constructies:
Forum Rome
De Grieken stapelen, de Romeinen zijn
meer metselaars.Naar Grieks voorbeeld
maar ook innovatief:
Gebruik van baksteen en beton:
meer toepassingen mogelijk:
boogconstructie, gewelf, koepel.
Marmeren bekleding.
Veel utiliteitsbouw.
Pont du Gard
Vitruvius heeft de Romeinse architectuur
beschreven. Zijn werk werd in 1414
teruggevonden en werd een belangrijke
bron voor architecten en kunstenaars.
Maison Carrée
Pantheon
Romeinse Bouwkunst: metselen
Basilica Trier
Gebruik van baksteen en beton:
boogconstructie, gewelf, koepel.
Marmeren bekleding.
Veel utiliteitsbouw.
Pracht en praal
Export
Basilica:
grondvorm
voor de
latere
kerkbouw
Triomfboog van Constantijn
Beeldhouwkunst: houwen
700-480 b.C
Goden en keizers: Naast de
bouwkunst spreken ook de
beeldhouwkunst latere kunstenaars
aan.De beelden uit de Griekse
bloeiperiode zijn herkenbaar door hun
weloverwogen proporties, ingetogen
uitdrukkingskracht en volmaakte
vormgeving. De goden worden
afgebeeld als atletisch gebouwde
mensen, in bezit van de eeuwige
jeugd. De Griekse beeldhouwer
bestudeert het menselijk lichaam en
beeldt die uit met geïdealiseerde
verhoudingen. Het gezicht blijft
onpersoonlijk, want het is niet een
bestaand iemand, maar een volmaakt
ideaal. Veel van de Griekse beelden
zijn ons bekend door de Romeinse
kopieën. De Romeinen passen de
beelden wel aan hun eigen cultuur aan.
Op het beeld van een Griekse god
komt het hoofd van een keizer:
Augustus van Primaporta is een variant
van de Griekse speerdrager.
Speerdrager
Augustus van Primaporta
Griekse Beeldhouwkunst 1
Ontwikkeling:
Archaïsch: star,blokvorm
Klassiek: ideaalbeeld ( Canon)
Hellenisme: overdaad, week.
Van geen naar grote
beheersing van de anatomie.
Van statisch naar dynamisch.
Kore
Kouros
700-480 b.C
Griekse Beeldhouwkunst 2
480-400 b.C.
Klassieke fase:
CANON
Goden, halfgoden, atleten.
afgebeeld als volmaakte
mens.
Contraposto
Geïdealiseerde proporties
en verhoudingen.
Onpersoonlijk.
Phidias: Nike
Ca. 410 bC
Polyclitos: Speerdrager
CANONfiguur ca.450 b.C.
Grafstèle
Griekse Beeldhouwkunst 3
400-100 b.C.
Hellenisme:
‘Maniëristisch’
Dynamiek
Emoties
Laocoöngroep
Nike van Samotrache
Schraper
Venus van Milo
Griekse Beeldhouwkunst 4
Het altaar van Zeus (Pergamum)
Berlijn
Romeinse Beeldhouwkunst 1
Naar Griekse voorbeelden.
Veel kopieën.
Wel oorspronkelijk in:
portretten en
verhalende reliëfs
Nero
Portret beelden
Afrodite van Cyrene
Marcus Aurelius
Romeinse Beeldhouwkunst 2
Naar Griekse voorbeelden.
Veel kopieën.
Wel oorspronkelijk in:
portretten en
verhalende reliëfs
Nero
Reliëf Ara Pacis
Triomfboog van Titus
De Arena
Griekse en Romeinse theaters: Het Griekse theater was oorspronkelijk een rituele functie: een
offerplaats ter ere van de god Dionysus. De voorstelling speelde zich af op een verdiept speelvlak: de
orchestra. Rondom marmeren zitplaatsen tegen de helling van een heuvel. Het andere gedeelte van de
orchestra wordt afgesloten door de scaena: kleedruimte en bewaarplaats, maar dient later als achtergrond
voor het toneelstuk.
De Romeinse theaters zijn losstaande gebouwen. Achter de gehalveerde orchestra is een verhoogd podium,
waar de belangrijkste handelingen zich afspelen. De muur achter het podium heeft de functie van decor.Het
romeinse theater heeft geen rituele functie maar is bedoeld voor vermaak. De indeling van het publiek is
hiërarchisch. Vooraan de belangrijkste mensen.
Epidavros theater Grieks
Romeins theater Orange
De Arena
Naast het theater waarin toneel, dans en muziek worden
opgevoerd bouwen de Romeinen ook stadions of
amfitheaters.Het beroemdste amfitheater is het Colosseum in
Rome. Het biedt plaats aan duizenden bezoekers voor
sportspektakels en gladiatorenspelen.Aan de buitenkant ( de
marmeren beplating is verdwenen) zijn nog wel de pilasters en
halfzuilen te zien.Zij hebben een louter decoratieve functie.
Deze ‘nepzuilen’ verwijzen naar de drie bouworden. Het
combineren en stapelen van bouworden was voor de Grieken
ondenkbaar. Het speelvlak in amfitheater wordt arena
genoemd.
Colosseum Rome
Fragment Gladiator
Brood en spelen
Griekse Schilderkunst
Griekse schilderkunst
vooral bekend door de
vaasschilderkunst.
Oriëntaals
Zwartfigurig
Roodfigurig
Romeinse Schilderkunst
Bekend door:
Fresco
Mozaïk
Levendig
realisme
Pompeï
Illusionisme
Fayumportret
Invloeden
De cultuur van de Klassieke Oudheid is via de Romeinse verovering
over een groot deel van Europa verspreid. Invloeden zijn op veel
terreinen terug te vinden o.a.: bouwkunst, wetenschap, beeldende
kunst, rechtspraak, taal, sport, politiek, stadsplanning,
ingenieurswerken, krijgskunde, esthetica enz.enz.
Parijs, Marne la Vallee
Pantheon Parijs
Stadion Feyenoord
Brandenburger Tor Berlijn
Eerste Christenen
Eerste christenen: Onder de tribunes en arena ligt een ingewikkeld stelsel van gangen en ruimten voor de
leeuwen, gevangenen, gladiatoren en alles wat verder nodig was voor bloederige shows. Hier werden ook de
eerste christenen voor de leeuwen geworpen. Ondanks de vervolging verspreidt het christendom zich snel. In 313
krijgen zij geloofsvrijheid van Keizer Constantijn, de 1e Chr.keizer. Het einde van de klassieke periode.
Het Romeinse rijk is dan al in verval: Germanen, Hunnen en Vandalen die noch met de klassieke cultuur noch
met het christendom banden hebben, vallen het rijk binnen en voor Europa breken de donkere eeuwen aan. Veel
van wat bereikt is door de Grieken en Romeinen raakt in vergetelheid.
Sta.Constanza,
Rome
Chr. als ‘herder’,
Ravenna
Catacomben
Sarcofaag
Byzantijnse cultuur
Het Romeinse rijk viel uiteen
in een West-Romeins en een
Oost-Romeins rijk
De hoofdstad van het OostRom.rijk –Byzantium-werd
Constantinobel (Istanbul).
Hagia Sophia
Hagia Sophia
Byzantijnse cultuur
Beroemde voorbeelden van
Byzantijnse bouwkunst
San Marco Venetië
Basiliuskathedraal Moskou
Samenvatting
* Klassiek oudheid is de benaming voor de Griekse en Romeinse beschaving.
* Griekse beschaving van de vijfde tot de tweede eeuw voor Chr.
* Romeinse beschaving loopt door tot in de 4e eeuw.
* 313 einde vervolging van christenen, Romeinse rijk valt uiteen.
* Er volgt een periode van weinig belangstelling in het culturele erfgoed.
* Griekse bouwers en Romeinse constructeurs hebben veel invloed op latere westerse bouwkunst.
* Theaters, stadions, bruggen en kerken eeuwenlang gebaseerd op klassieke voorbeelden.
* Grieken hebben veel belangstelling voor muziektheorie en schoonheidsleer.
* Muziek en dans bij Grieken en Romeinen deel van de opvoeding.
* Krijgsdansen, wapendansen en worsteldansen zij training voor jonge mannen.
Westerse theatergeschiedenis begint bij de Grieken en Romeinen.
* Invloed van de Klassieke Oudheid ook op het gebied van: politiek, filosofie en wetenschap.
* Goed of slecht, mooi of lelijk zijn ook beïnvloed door de klassieken.