Klinisch beeld van decompressieziekte

Download Report

Transcript Klinisch beeld van decompressieziekte

Klinisch beeld van
decompressieziekte
Nut van classificatie
vergemakkelijken diagnose
bepalen van behandelingsbeleid
optimalisatie van behandelingsbeleid dmv retrospectief
of prospectief onderzoek
epidemiologisch onderzoek
optimalisatie van decompressie-algoritmen op basis van
retrospectief onderzoek (preventieve strategieën)
inzicht in de fysiopathologie van decompressieaandoeningen
Moeilijkheden bij formele classificatie
eenvoudig vs gecompliceerd (= “bruikbaar” vs
“niet werkbaar”)
precieze codering noodzakelijk = “gesloten”
systeem
terugkoppeling naar fysiopathologisch
mechanisme niet steeds mogelijk
Eenvoudige classificatie (Golding, 1960)
Type I DCS: niet-systemisch, perifeer, minder
ernstig (vb. gewrichtspijn, botnecrose,
huidsymptomen, lymfe)
Type II DCS: systemisch, ernstig (vb. centraal
zenuwstelsel, longen, circulatoire shock)
AGE: luchtembolie door longoverdruk (>
cerebraal neurologische symptomen, cardiaal)
Beschrijvend (Francis, 1991)
DCS + AGE  “DCI” + beschrijving
Voordelen:
– Geen noodzaak formele indeling
– Geen onderscheid DCS – AGE
– Geen impliciet vaste relatie tussen symptomen en type
behandeling
Nadelen:
– Voor epidemiologische en cause-effect studies niet zo
bruikbaar
– Gecompliceerd (vb. acute pijn linker schouder + paresthesie
linker hand + algemene abnormale vermoeidheid 30 minuten
na duik naar 30msw gedurende 25min zonder
decompressiestop)
Andere classificaties mogelijk
DAN Europe Hotline: “serious” vs. “mild”
Gelocaliseerde of veralgemeende decompressiepathologie
Effecten van arteriële vs. veneuze bellen
DCI na saturatie of na korte duiken (effects of pressure)
…
Afhankelijk van wat men wil bestuderen !
Nut van zo volledig mogelijke gegevensverzameling,
om latere (her)classificatie mogelijk te maken
Diagnose van DCI
Aard van de voorafgaande duik (+ omstandigheden)
Tijdstip van optreden
Klinische symptomen
(Evolutie van de symptomen)
Mate van zekerheid van diagnose (wordt al te vaak
niet ge-evalueerd !) = statistieken-probleem
Symptoms of DCS
Osteo-articular & tendinous –
Slowly saturated tissues (low affinity, low vascularity)
Muscular – adipose – lymphatic –
Rapidly saturated tissues (affinity low, perfusion high –
or affinity high, perfusion low)
Neurological (spinal cord) –
Intermediate tissues (affinity high, perfusion high)
Vascularised bubble disease –
Venous / arterial / paradoxical gas emboli
Extravasculaire bellen
Weefsels met lange “periode”
– Na lange duiken, vaak niet extreem diep
– Evt. met toegenomen lokale doorbloeding
– Kan optreden tot 24 uur na de duik
Pijn thv. (belaste) gewrichten
–
–
–
–
Zeurende pijn, progressief erger
Geen verband met beweging / belasting vh.gewricht
Lokale druk verbetert de pijn
Gunstige invloed van NSAID
Dysbaric Osteonecrosis
1911 Bassoe : Caisson workers
Incidence (?) in amateur SCUBA divers (only 4
litterature reports)
Inadequate decompression = likely cause
Nitrogen emboli  coagulation cascade 
microthrombosis
Dysbare osteonecrose
Veneuze stase-bellen
Overbelasting veneuze capillaire netwerk
– Na diepere duiken (+ : naderen no-deco limiet)
– In weefsels die vrij snel verzadigen en mogelijk trager
desatureren (type-voorbeeld: lage ruggemerg)
– Meestal <2 uur na de duik
Neurologische uitval, > onderste lichaamshelft
–
–
–
–
Motorisch, sfincters, sensorisch, meerdere niveaus
Patchy beeld, pyramidaal beeld, incompl. Brown-Sequard
Progressief, gaat NIET spontaan beteren
Invloed van NSAID: NEEN, invloed van O2: JA
Spinal Cord DCS
Arterial blood supply
Spinal Cord DCS
Arterial blood supply
Venous return
Neurological symptoms in DCS
Lower spinal cord
• sensory disturbances :
– pain (D11-D12),
– paresthesia (L1-L5),
– bladder / bowel sensory dysfunction (S),
– thermo-algesia
• motor syndrome :
– uniplegia,
– paraplegia,
– paresis,
– proprioception
Arteriële bellen
Steeds na veneuze bellen (paradoxale embolisatie)
– Na diepere duiken (+ : naderen no-deco limiet)
– Uit weefsels die vrij snel verzadigen en desatureren (typevoorbeeld: spieren, splanchnisch systeem)
– Meestal <30min na de duik
Neurologische uitval, > high-spinal / cerebraal
–
–
–
–
Motorisch, sensorisch, meerdere niveaus, gekruist, hemibeeld
Visus, gehoor, evenwicht, bewustzijns-verandering (NB denial ?)
Progressief, gaat vaak spontaan beteren
Invloed van NSAID: NEEN, invloed van O2: JA
Cerebral DCS
Brain = “fast tissue”
Embolising bubbles : mechanics
– reuptake of nitrogen in brain tissue
– shrinkage of bubbles
DCS when massive bubble load shortly after
surfacing (right-to-left shunts)
Cerebral – high-spinal DCS
Altered consciousness (apathy, insolence, denial)
Deafness, vestibular deficit (vertigo, nausea)
Visual disturbances
Abnormal fatigue
Unilateral / Monomeric paresthesias / paralysis (DD
AGE, cervical spine lesion)
Pauci- / a-symptomatic
Vestibulaire DCS
Speciale gevallen
Lymfatische DCS
Cutane DCS
– Lokaal ?
– Cerebraal ?
AGE vs Cerebrale DCS:
– Rokers !
– Emphyseem
– Bullae
Relatieve incidentie
DAN USA Accidents Report 2004
Relatieve incidentie
CHBO DCS database 1994-2004 (n=157)
Perifeer neurologisch :
35%
Centraal neurologisch :
30%
Pain only (type I) :
20%
Skin bends :
5%
AGE :
7%
Clearly mixed :
3%
DAN USA Accidents Report 2004
Tijdstip van symptomen
Time frame of onset of DCS
ONSET WITHIN 1 HOUR IN 50% OF CASES
ONSET WITHIN 6 HOURS IN 90% OF CASES
ONSET WITHIN 24 HOURS IN 99% OF
CASES
BEYOND 24-36 HOURS, THE DIAGNOSIS OF DCS
BECOMES QUESTIONABLE