Een blik op de cel

Download Report

Transcript Een blik op de cel

De Cel
Een blik op de cel
Cellulaire Organisatie
• Cel
• Weefsel – Een groep cellen met
dezelfde vorm en functie
• Orgaan – Een groep van
verschillende soorten weefsels die
samen functioneren
• Orgaan Stelsel – Een groep
samenwerkende organen (bv
verteringsstelsel
De geschiedenis van de Cel
• De cel
–De basis eenheid van een
organisme
–De cel hebben we ontdekt
door de uitvinding van de
microscoop
Microscoop en Cellen
• 1600
–Anton van
Leeuwenhoek
was de eerste
die levende
cellen beschreef
die hij had
gezien door een
microscoop
Microscoop en Cellen
–1665
•Robert Hooke was de eerste
die plantencellen bestudeerde.
•Introduceerde de
term cel nadat hij
kurkweefsel door de
microscoop had
bekeken.
Microscoop en Cellen
• 1830.
–Mathias Schleiden zag dat
bladeren opgebouwd waren
uit meerdere losse cellen.
Thomas Schwann
trok dezelfde
conclussie voor dieren.
-
Cel Theorie:
• Alle organismen zijn
opgebouwd uit 1 of meerdere
cellen.
• De cel is de kleinste eenheid
waaruit ieder organisme of
levend wezen is opgebouwd en
die alle genetische informatie
van dat organisme bevat.
2 hoofdtype cellen
1) Prokaryoot
–Zeer eenvoudig van bouw
–Bezit geen echte kern.
–Meestal eencellige
–Bevat DNA, maar niet
afgescheiden door een
membraan.
–Voorbeeld: bacterie
2 hoofdtype cellen
2) Eukaryoot
–Heeft verschillende interne
structuren (organellen).
–Heeft celkern.
–Zowel eencellig als
meercellig.
voorbeeld eencellig: gist
voorbeeld meercellig: planten en dieren
Grootte
Grootte van cellen is variabel
- Kleinste dierlijke cel ongeveer
4 µm
- Grootste enige centimeters
(een ei)
- Het menselijk lichaam bevat
triljoenen cellen.
Bouw dierlijke cel
• Celmembraan
• Cytoplasma
• Kern
– Kernmembraan
– Kernplasma
Wangslijmvlies cellen
Nucleus
Plasma
Membrane
Cytoplasm
Opbouw van de cel
• Ontwikkeling van een organisme begint met 1
cel.
• DNA in deze cel bevat alle informatie om een
volwassen individu te doen ontstaan met bij
behorende eigenschappen.
• Door celdeling groeit de eerste cel uit tot een
compleet organisme.
• Tijdens de ontwikkeling van het embryo
specialiseren de cellen zich voor verschillende
taken in het lichaam. Zo komen steeds meer
erfelijke eigenschappen van het organimse tot
uiting.
Opbouw van de cel
• Cellen zijn de bouwstenen van weefsels en
organen.
• Ons lichaam bestaat uit verschillende typen cellen,
maar toch vinden we in elke cel steeds dezelfde
onderdelen.
• De basisbouw van de cel is dus hetzelfde.
• Elke cel heeft steeds dezelfde onderdelen,
ongeacht zijn functie of vorm. Deze onderdelen
noem je organellen.
• Elk organel heeft een eigen specifieke functie
• In een cel werken alle organellen samen bij het
uitvoeren van een proces.
• De organellen zijn allerlei moleculaire machines
Organellen
• Elk organel heeft een specifieke
functie.
• Samenwerking van organellen
zorgt dat de cel als een geheel kan
functioneren.
• Bij de uitvoering van verschillende
processen in de cel werken
organellen in wisselend
teamverband samen.
Celkern
Het regelcentrum van de cel
• DNA – bevat het bouwplan voor de
aanmaak van alle eiwitten.
• Voor elke functie binnen de cel is
een bepaalde eiwitstructuur nodig
• Fouten in het DNA leiden tot
verkeerde instructies voor het
produceren van eiwitten.
• Onderhoud van het DNA in de
celkern is dus van levensbelang.
Celkern
• Bolletje met een membraan dat uit
twee lagen bestaat.
– De binnenste laag omvat de kern en
loopt over in het buitenmembraan dat
op zijn beurt is versmolten met het
endoplasmatisch reticulum.
– In beide kernmembranen zitten poriën
waar stoffen doorheen kunnen.
• Functie van de celkern is het veilige
bewaren van het DNA
Celmembraan
–Beschermend omhulsel van de cel
• Belangrijk want als de cel niet goed is
afgesloten van zijn omgeving, kunnen
invloeden van buitenaf de werking van de
cel verstoren.
–Het celmembraan is een
dun vliesje
• Laat selectief wel stoffen door.
• nuttige stoffen kunnen de cel in en
schadelijke stoffen moeten naar buiten.
Cytoplasma
• Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen
•Ideaal oplosmiddel voor stoffen die de
cel nodig heeft om zijn werking te
kunnen uitvoeren.
•Het cytoplasma is een vloeibaar
medium waarin stoffen kunnen
oplossen en niet worden afgebroken.
Hierdoor zijn de stoffen in ruime mate
beschikbaar op het moment dat
bepaalde chemische reacties nodig zijn
voor processen in de cel.
Endoplasmatisch
reticulum (ER)
• Netwerk van buizen en platte holtes dat
bestaat uit een ruw en glad deel.
• Serie kanalen die de celkern met het
cytoplasma verbind.
– Ruw ER
• ribosomen liggen in het netwerk.
• gaat over in het gladde ER
– Glad ER
• bevat weinig tot geen ribosomen.
Endoplasmatisch reticulum (ER)
• ER is een werkplaats waar eiwitten worden
gemaakt.
– ER maakt losse aminozuren
– In de ribosomen op het ruw ER worden de
aminozuren aan elkaar gemaakt tot
eiwitten.
• Glad ER bevat transportblaasje die
celproducten van cytoplasma naar organel
vervoeren of van organel naar organel of
van organel naar celmembraan.
Golgi apparaat
• Het eiwit wordt in het ER opgeslagen
en daarna naar het golgi-apparaat
getransporteerd.
• Ontdekt door de Italiaanse onderzoeker
Camillo Golgi.
• Bevindt zich in de buurt van het ER.
• Verpakt enzymen en hormonen voor de
export naar andere organellen of
locaties buiten de cel.
• Maakt een transport blaasje daarvoor
aan.
Lysosomen
• Speciale blaasjes die door het golgiapparaat worden gevormd.
• Bevatten verterende enzymen die
producten die schadelijk voor de cel zijn
kunnen afbreken.
• Verwijderen dode organellen.
• Recyclen de materialen voor de cel.
Mitochondrien
• Levert de energie voor alle processen die in
de cel plaats vinden.
– ovaal van vorm en bestaat uit een buitenen binnen-membraan.
– Tussen de instulpingen van het binnenmembraan bevindt zich de matrix - de
vloeistof waarin de brandstoffen worden
afgebroken.
Mitochondrien
• Een stapsgewijze
afbraak van de
brandstof glucose door
eiwitten in de matrix
van het mitochondrion,
levert een maximale
energieopbrengst voor
de cel.
Centriolen
Zowel te vinden in eukaryoten
als in prokaryoten.
Spelen een rol bij de celdeling.
De cel als fabriek
• Portier = celmembraan
– Grens tussen binnen en buiten
– Laat selectief stoffen door naar
binnen en naar buiten
– Kost energie
• Fabrieksvloer = cytoplasma
– Sap waarin organellen (machines)
rondzweven
– Sap waarin grondstoffen in opgelosd
zijn (voorraad)
De cel als fabriek
• Energiecentrale = mitochondrien
– Energie nodig voor onderhoud en
productie
• Lopende band
– ER en ribosomen – maken eiwitten
– Golgi-aparaat – verpakken en
verzenden
• Kantoor
– Celkern met DNA die alle processen
coordineert.