Transcript B - Oliveo

D en C jeugd
26 maart 2011
 De
keeper staat buiten de cirkel, in het veld.
Als hij de bal van een medespeler ontvangt
stapt hij met één voet achteruit de cirkel in.
 Wat
 A:
doet de scheidsrechter nu?
twee minuten straf voor de keeper
 B: niks, dit mag
 C: vrije bal voor de tegenstander
 D: 7m worp, penalty, voor de tegenstander
 Wie
 A:
moet het beste de tijd bijhouden?
de spelers
 B: de coach
 C: de tijdwaarnemer
 D: de scheidsrechter
 De
bal gaat over de zijlijn.
Hoe gaat het spel nu verder?
 A:
met een inworp
 B: met een middenbal
 C: met een uitworp
 D: met een beginbal
 Hoe
 A:
lang is een handbalveld?
20 meter
 B: 30 meter
 C: 40 meter
 D: 50 meter
 Hoeveel
spelers(zonder de keeper) mogen er
van een team op het veld staan?
 A:
5
 B: 6
 C: 7
 D: 8
 Je
mag bij een tegenstander niet
vasthouden, slaan, duwen, je been
uitsteken, schoppen, botsen.
Maar wat mag eigenlijk wel?
 A:
een tegenstander uitschelden
 B: een tegenstander spugen
 C: met je romp een tegenstander
tegenhouden
 Hoe
 A:
ver ligt de cirkel van het doel vandaan?
5 meter
 B: 6 meter
 C: 7 meter
 D: 8 meter
 Hoeveel
passen mag je eigenlijk lopen met
de bal in je handen?
 A:
2 passen
 B: 3 passen
 C: 4 passen
 D: dat mag helemaal niet
 Wie
mag er eigenlijk tegen een
scheidsrechter praten tijdens de wedstrijd?
 A:
de aanvoerder
 B: de coach
 C: de keeper
 D: iedereen
 Hoe
 A:
breed is doel?
2 meter
 B: 3 meter
 C: 4 meter
 D: 5 meter
 De
bal is over de zijlijn gegaan. Hoe moet je
nu de inworp nemen?
 A:
met 1 voet in het veld en met 1 voet
buiten het veld
 B: met minimaal 1 voet op de zijlijn
 C: met twee voeten achter de zijlijn
 D: dit maakt helemaal niks uit
 Vallen
 A:
naar de bal. Mag dat?
Ja, dat mag altijd
 B: Nee, dat is te gevaarlijk
 C: Ja, dat mag als het geen gevaar oplevert
voor anderen
 Je
ziet dat de keeper van de tegenstander
oorbellen in heeft. Mag dat??
 A:
Nee
 B: Ja, maar alleen de keeper
 C: Ja, iedereen mag dat
 Je
mag met heel veel van je lichaam de bal
aanraken, maar met wat eigenlijk niet?
 A:
Hoofd
 B: Arm
 C: Knie
 D: Rug
 E: Elleboog
 F: Voet

Jan loop achter Piet aan, is sneller, maar botst
tegen Piet. Wat nu?
A: Vrije bal voor Jan, moet Piet maar doorlopen
 B: Niks aan de hand, doorspelen dus
 C: Vrije bal voor Piet, Jan mag niet botsen
 D: Gele kaart voor Piet, je moet altijd snel lopen
met handbal

 De
aanvaller wordt door twee verdedigers
verdedigd, ze maken geen overtreding. Mag
dat?
 A:
Ja tuurlijk, niks aan de hand
 B: Nee, dat is niet eerlijk
 C: Ja, twee mag, maar drie niet meer

Op het plaatje noemen ze dit stuk van het veld
het keepersdomein, hoe heet het in de echte
spelregels?
A: Halve maan
 B: Cirkel
 C: Doelgebied
 D: Doelverdedigerslijn

 Mag
 A:
je een tegenstander vasthouden?
nee, dat mag nooit
 B: Ja, dat mag altijd
 C: Ja, dat mag alleen als hij de bal heeft
 Als
de tegenstander een vrije bal krijgt, waar
moeten jullie dan staan?
 A:
Je mag overal staan
 B: Bij de cirkel
 C: Op minstens 3 meter afstand
 D: Bij de coach
 Je
weet niet zo goed waar je de bal moet
heen spelen.
Hoelang mag je eigenlijk de bal vasthouden?
 A:
2 seconden
 B: 3 seconden
 C: 5 seconden
 D: Zo lang als je zelf wilt
 De
keeper heeft de bal gepakt na een schot
op doel, maar als hij uit wilt gooien, rolt de
bal achteruit z`n eigen doel in.
Wat doet de scheidsrechter nu?
 A:
Doelpunt voor de tegenstander
 B: Opnieuw laten nemen
 C: Vrije bal voor de tegenstander
 D: Gele kaart voor de keeper
 Als
je een 7m worp gaat nemen, hoe moet je
dan klaar staan?
 A:
met twee voeten op de streep
 B: een voet voor de streep en een voet
achter de streep
 C: met een voet op de streep
 D: Achter de streep
 Wat
doet de scheidsrechter als je de bal uit
iemand anders z`n hand tikt zonder dat je
z`n hand raakt?
 A:
Vrije bal voor de andere speler
 B: Vrije bal en een gele kaart voor jou
 C: Vrije bal en een rode kaart voor jou
 D: niks,dit mag gewoon
 Je
maakt met de bal in je handen 3 passen,
je gaat stuiteren, maar als je stopt en de bal
vast pakt zie je niemand vrij staan. Je doet
weer 3 passen en kan dan wel iemand
aanspelen. Is dit goed??
 A:
Ja hoor, dat mag
 B: Nee, je krijgt nu een gele kaart
 C: Nee, de tegenstander krijgt een doelpunt
 Je
hebt in de eerste helft gekeept, maar in
de tweede helft speel je gewoon. Als de
tegenstander schiet doe je per ongeluk, uit
reflex snel je voet omhoog om de bal te
stoppen.
Wat doet de scheidsrechter?
 A:
Je krijgt gelijk een gele kaart
 B: je krijgt gelijk twee minuten straf
 C: niks, dit mag namelijk als je eerst gekeept
hebt
 D: de tegenstander krijgt een vrije bal
 Je
hebt de bal in je handen en wilt over een
grote tegenstander heen gooien. Je springt
met de bal in je handen omhoog, maar er
staat niemand vrij, dus je houdt de bal vast
en komt op twee voeten weer neer.
Hoeveel passen heb ik nu gemaakt?
 A:
0, springen telt namelijk niet als pas
 B: 1, want je komt in een keer neer
 C: 2, want elke voet telt voor een pas
 D: 4, want springen telt dubbel
 Waar
mag de keeper allemaal lopen in het
veld?
 A:
Alleen in zijn eigen doelgebied
 B: Alleen op zijn eigen helft
 C: Overal in het veld, maar niet in de cirkel
van de andere keeper
 D: de keeper mag overal komen
 Als
de wedstrijd is afgelopen denken jullie
dat je met een punt verschil gewonnen hebt.
De scheidsrechter is een doelpunt vergeten
en heeft op zijn kaartje gelijkspel staan.
Wat is nu de uitslag?
 A:
jullie winnen toch, want jullie weten het
beter
 B: toch gelijkspel, want de scheidsrechter is
de baas
 C: jullie verliezen, want jullie hebben het
verkeerd bijgehouden
 Je
hebt de bal in je handen, maar kan
niemand de bal aanspelen. De keeper is slim,
loopt uit de cirkel en jij speelt hem de bal
aan.
Wat doet de scheidsrechter?
 A:
niks, dit mag namelijk
 B: vrije bal voor de tegenstander
 C: doelpunt voor de tegenstander
 D: gele kaart voor de keeper, want hij mag
niet uit de cirkel lopen
 De
keeper gaat even bij de coach wat vragen
als zijn team in de aanval is.
Ineens onderschept de tegenstander de bal
en komt snel naar het doel toe. De keeper
ziet dat nog niet en de tegenstander scoort.
Wat doet de scheidsrechter?
 A:
Gele kaart voor de speler die scoort, dit
mag niet, dat is niet eerlijk.
 B: Hij fluit, als de keeper in het doel staat
mag de tegenstander weer verder
 C: Niks, het is een doelpunt, de keeper moet
gewoon opletten
 Was
 Was
 Of
het leuk?
het moeilijk?
vonden jullie het makkelijk?