Transcript Kleuren

Kleuren
Kleuren
• Cel voor huid en vachtkleur: melanocyt
• In deze cel pigmentgranules ontwikkeling
– Kleurstoffen: Eumelanine (donkerder, zw, br, ch.br) en
Pheomelanine (lichter geel/rood, tan, rood, geel)
• Melanocyt begint in embryo (neurale lijst) samen
met div. zintuigcellen (oog en oor)
• Tyrosine  pigment (via enzymen)
• Uitbreiding en verdeling pigment door ongeveer
30 genen (op 11 loci): Onafhankelijk
Kleuren
• Vier kleuren
– Zwart
– Bruin
– Fawn / Zand
– Wit
• geen kleur ivm afwezigheid pigment
• Veel lucht (in harde vorm) in haar ipv korrel
Vachten
• Eén kleurige vacht (één pigment)
– Donker / lichter / ertussen in
– 3 types: donker / lichter / wit
• Gecombineerde vacht
– Twee pigmenten (donker / lichter, wit is absent)
– Fawn met masker / fawn met dek / fawn brindle /
zwart markings met tan en fawn met mantel
• Modified vacht (invloed van eerste twee)
– Grijze vacht / grijzige vacht / merle vachten (basis
kleur wat verbergend)
De kleurenloci
•
•
•
•
B Locus (Black)
B (eumelanine is zwart)
b (eumelanine is bruin of donker)
Modifiers (b.v. cch) zorgen voor interactie
A Locus
• A Locus (Agouti)
• Bepaalt hoeveelheid donker pigment in
haren.
• As (self) = dom. zwart / puur zwart / dom
over alle genen (soms ietsje glimp: Asay)
• Ag (gr / wolf grey) / wildkleur (Elandhond,
Schnauzer, Italiaantje)
A Locus
• A Locus
• ay (yellow) onderdrukt
delen van donker
pigment en geeft dan
heldere sable of tan
(basenji, ierse / welsh
terrier, zandkleur
fawn)
• ay domineert asa en at
• ay intermediair at en
ayat (fawn met zwart
dek met fawn markings)
A Locus
• asa (saddle controleert
fawn net mantel)
– Onvolkomen dom asa en at
– (airedale / welsh / bloed)
• at (tweekleurig tan)
– Black and tan
– Liver and tan
– Blue and tan
(Dob/dash/rott)
E Locus
•
•
•
•
E Locus (Extension)
Controleert spreiding eum en phea
Vergelijkbaar met as en C
E staat A toe zich te uiten
• e verhindert vorming van donker pigment
(helderrood / geel  ierse setter / golden /
dwergkees)
E Locus
• Em (mask) / eum op
voorhoofd / beetje op
toplijn en staartpunt
(fawn met masker)
• Em is hypostatisch
t.o.v. As
• ayEm geeft fawn met
donker en masker
• atEm geeft zwart met
tanafteken ogen
E Locus
• ebr (brindle) / niet volkomen
recessief tov E
• Eebr geeft beetje brindle
• Is hypostatisch tov As
• Alleen tot uiting bij A of ay
• Eebr x ayay of ayat is
gestroomd
• ebrebr x ayay of ayat is
gestroomd
C Locus
• C Locus (colourisation / Albino)
• C volledige pigmentatie
• Minstens 3 genen op dit locus
• C Komt zelf niet tot uiting maar laat
anderen toe op andere loci
• Dominant, maar soms niet cch (inc.dom)
C Locus
• c totaal albinisme / met rode ogen
(zeldzaam/peek)
• cb (in onderzoek)  bijna wit met blauwe
ogen) Dobermann  cb dom to c
C Locus
•
•
•
•
•
•
•
cch Chinchilla
Verdund fawn pigment tot “zand”
Minder korrels in haar
Bijna geen effect op zwart
AsAscchcch (kan zwarte hond zijn)
Kan wel bruin lichter maken
Donkerbruin is CC, lichter cchcch /
mogelijk interm. C+cch
C Locus
• ce (extreme dillution)
extreem bleke
pigmentering (B en b
types)
• cd (witte vacht en
donkere ogen /
reductie pigment /
cdcd is zeldzaam /
westie / wh
• cb (lichtere vacht met
lichtblauwe ogen)
D Locus
• D Locus (Dillution reeks)
• Staat andere loci toe
• D intensieve pigmentering (meeste honden)
• d (verdunning van de kleur). Vooral te zien bij korthaar.
Zwart tot blauw / bruin tot zilver / geel tot blauw ree kleur
(blauwe DD)
• Korrels meer compact bij elkaar
• Weimaraner dd (verbleking al bij geboorte)
• Als verdunning van eum en pheo (zie neus) dan is
sprake van d. Soms kan cch effect domineren
• cch geeft glans aan zandkleur / d geeft matte kleur) 
mate van verdunning bij d minder dan cch
G Locus
• G Locus (greying)
• Grijs als het resultaat van wit haar in een
gekleurde vacht
• G verbleking kleur bij ouderdom (niet d)
• G komt niet (helemaal) tot uitdrukking
• In combinatie met c en d een grote variatie aan
grijs/schaduw
• GG honden lichter dan Gg honden
• g intensieve pigmentering (meeste honden)
Kerry "blue" Terrier, genetical grey-factor without co-operation of the "d" Dilution gene for
Blue dilution
Standing in front -simply heterozygot
put up - grey-factor is missing =black
M Locus
• M Locus (Merle)
• M fors effect op donkere vacht
(licht of mixed de grondkleur /
oneven markings)
• M met As  blue merle
• M met at  blue merle met
fawn markings
• M met as  beige merle (met
fawn markings (Aussie)
M Locus
• MM witte vachtkleur /
slecht ontwikkeld /
steriel / doof)
• Mm grijswitte vlekken
in vachtkleur (blue
merle / sable merle)
• mm (normale kleur
door andere genen)
P Locus
• Pink eye Locus
• Verdund eum en vermindert oogpigment
(lijkt rood)
• P geen invloed op vachtkleur
• p zeldzaam (Pekingees)
• pp zeldzaam (pinkeyed diution)
• pp maakt zwart pig lichtblauw / lila
S Locus
• Self / solid
• Zeer grote variatie / modifiers
• S  volledig gekeurde vacht / geen wit of
vlekjes (self colour)
• si  Irish spotting (enkele huiddelen wit,
neusrug, wangen, voorhoofd, staartpunt, nek,
keel, borst, buik)
• Modifiers
• S met veel – genen kan zelfde zijn als si
S Locus
• sp Random/Piebald
 variatie van bijna
geen wit tot geheel
wit
S Locus
• sw  extreem bont
(geheel wit met
gekleurde ogen
(werking ca) soms
deel lichaam, oor,
huid rond oog, stuk
staart in
oorspronkelijke kleur
S locus
• SS  weinig spotting
• swsw  kunnen helemaal wit zijn
• Verschil met cchcch of cece vaak donkere
vlekken
T Locus
• Ticking Locus
• T  kleine vlekken op
witte ondergrond. Dus
afhankelijk van S.
(Dalmaat/pointer/Eng
else setter)
• t non ticking  geen
vlekken op huid bij
aanwezigheid witte
huiddelen
R Locus
• Roan Locus
• Sterk omstreden (wel bij paarden)
• Dieren met bepaalde grondkleur geboren en
langzaam tot schimmel verbeken
• R  voorkomen van witte haren
• r  toestaan witte haren
K Locus
• BlacK reeks
• K  staat donker
pigment toe zich te
uiten
• kbr  brindle /
gestroomd
• k  maakt uiting
kleurpatroon volgens
A Locus
Kleurvererving
Oog
Kleurvererving
Neus