Feedback Sociologie deel 2

Download Report

Transcript Feedback Sociologie deel 2

VRAAG 10
• Een persbericht van een staalbedrijf over hun geboekte winsten
tijdens het voorlaatste kwartaal van 2004 lokte een reactie uit op het
forum van de website van debeurs.nl. Deze reactie luidde als volgt:
“Maar voor hoelang kan het zulke mooie cijfers regenen? En ook is
de vraag of China het wel zo kan volhouden. Ik denk dat er weer
een negatief nieuwtje komt en dan weer de hele staal sector in
waarde daalt.”
Dit is een duidelijke illustratie van:
A.
B.
C.
D.
fetisjisme aan goederen
een immaterieel sociaal feit
mechanische solidariteit
verpaupering
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
• Geen antwoord: 64.50%!
• 14 % correct
• A. fetisjisme aan goederen
– Hoofdstuk 9 – pg. 301
– Marx!
– Fetisjisme aan de goederen:
• Goederen : gebruikswaarde  ruilwaarde (kapitalisme)
• Door het marktmechanisme krijgen ze externe,
onafhankelijke, mystieke realiteit
• Mensen vergeten dat arbeid waarde geeft aan goederen en
de creatie van waarde wordt verkeerd toegekend aan de
markt waar relaties tussen dingen centraal staan
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
WAAR-VALS-VRAGEN
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 11
• Welke stelling is FOUT?
A. Bij symbolisch handelen is het handelen van de persoon gericht
op een betekenis, die niet inherent afhankelijk is van de fysische
materie van de drager van die betekenis; bij sociaal handelen is
het handelen van de persoon gericht op het handelen van
anderen
B. Als de hond van Pavlow begint te kwijlen bij het horen van de
bel, is dit omdat hij het associeert met eten – je zou dit in feite
een voorbeeld van een symbool kunnen noemen
C. Zonder coöperatie kunnen we niet spreken van conformiteit
D. Rijke mensen, die in een buurt leven waar veel mensen nog
rijker zijn dan henzelf, zijn vaak ongelukkiger dan arme mensen
die in een buurt leven waar veel mensen nog slechter af zijn dan
het arme gezin zelf. Dit is een voorbeeld van relatieve deprivatie
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


35 % correct
C. Zonder coöperatie kunnen we niet spreken van
conformiteit
– Hoofdstuk 1 – pg. 22
– Foute stelling: Eer er tot COÖPERATIE kan overgegaan worden,
dient men een minimum aan CONFORMITEIT mbt het navolgen van
de afspraken te verwachten. Comformiteit is een deelaspect van
samenwerking of coöperatie

Verwarring met stelling B. (35%)
– Als de hond van Pavlow begint te kwijlen bij het horen van de bel, is
dit omdat hij het associeert met eten – je zou dit in feite een
voorbeeld van een symbool kunnen noemen
• Juist, het symbool voegt betekenis toe aan de materiële
werkelijkheid.
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 12
• Welke stelling is FOUT?
A. In Duffel wordt er maandelijks een pittig en plezant dorpsfeest
georganiseerd. De ene maand is het kaas en wijn, de andere maand
worst en bier. Op basis van dit feit zouden we kunnen aannemen dat
in Duffel waarschijnlijk geen ideational culture heerst
B. Gebruiken zoals de neus in een zakdoek snuiten en het niet boeren
aan tafel zijn mogelijk ontstaan als gevolg van statusangst
C. De historiciteit van instituties duidt op de menselijke basis van het
ontstaan ervan
D. Bevolkingsdruk kan in verband gebracht worden met het ontstaan
van staten, maar niet met het ontstaan van klassenstratificatie
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


30,50 % correct
D. Bevolkingsdruk kan in verband gebracht worden met
het ontstaan van staten, maar niet met het ontstaan van
klassenstratificatie
– Hoofdstuk 7 – pg. 243
– Foute stelling: bevolkingdruk kan wel in verband gebracht worden
met het ontstaan van klassenstratificatie.
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 13
• Welke stelling is FOUT?
A. Zuilen organiseren mensen op horizontale basis: ze
blijven dus binnen de klassengrenzen
B. De samenhang tussen leeftijd en conservatisme is een
voorbeeld van covariantie
C. Uitspraken als “eerlijkheid duurt het langst“ zijn een
vorm van legitimatie
D. Zolang het hoger kader niet beseft dat ze eigenlijk
onderdrukt worden door hun personeel, vormen ze een
‘klasse an sich’
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


57,50 % correct
Zuilen organiseren mensen op horizontale basis: ze
blijven dus binnen de klassengrenzen
– Hoofdstuk 8 – pg. 284
– Foute stelling: zuilen organiseren mensen op
VERTICALE basis, dus over de sociale
stratificatiegrenzen heen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 14
• Welke stelling is FOUT?
A. De stelling dat “alle rijkdom in feite diefstal is”, is een
belangrijk onderdeel van de communistische utopie
B. Het socialisatieproces brengt de samenleving in de mens
C. De onderontwikkeling van Afrika verklaren op basis van
exploitatie van het Westen, steunt op de
modernisatietheorie
D. Het animisme en totemisme zijn religies waarbij er geen
onderscheid wordt gemaakt tussen het bovennatuurlijke en
het alledaagse leven
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
• 42 % correct
• De onderontwikkeling van Afrika verklaren op
basis van exploitatie van het Westen, steunt op
de modernisatietheorie.
– Hoofdstuk 6 – pg. 205
– Foute stelling: dependentietheorie (de tegenhanger
van de modernisatietheorie)
• Dependentietheorie: onderontwikkeling is het gevolg van
exploitatierelaties tussen ontwikkelde en onderontwikkelde
landen.
• Modernisatietheorie: samenlevingen kennen een parallelle
ontwikkeling. Verschillen in ontwikkeling zijn een verschil in
timing.
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 15
• Welke stelling is FOUT?
A. Volgens Inglehart valt de overgang van een industriële naar een
postindustriële samenleving samen met de overgang van een
materialistische naar een postmaterialistische cultuur
B. Anti-globalisatie aanhangers zijn een groep net omdat ze een
gemeenschappelijk belang hebben
C. Alle (boeren)families uit het 17de eeuwse boerendorpje Poelkapelle
menen dat de man het grootste stuk vlees moet krijgen, want hij moet
het hardste werk verzetten. Dit is een voorbeeld van mechanische
solidariteit (Durkheim)
D. Studenten die samen een groepstaakje maken, vormen volgens Elias
een figuratie
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
• 18 % correct
• B. Anti- globalisatie aanhangers zijn een groep net
omdat ze een gemeenschappelijk belang hebben.
– Hoofdstuk 3 – pg. 90
– Een gemeenschappelijk belang hebben is op zich niet voldoende
om een groep te vormen, er moet SOCIALE INTERACTIE zijn,
dat is cruciaal.
– Vaak verwarring met antwoord C. (25%) en D. (16%).
• C. Mechanische solidariteit: Komt voor in een niet –
gedifferentieerde sociale structuur. Ze vervullen min of meer
dezelfde functie met identieke maatschappelijke taken en
verantwoordelijkheden. In Poelkapelle zijn het allemaal boeren, die
hetzelfde over de verdeling van voedsel denken. Juiste stelling
• D. Figuratie: een groep mensen die samen een
afhankelijkheidsverband vormen  mensen die een groepstaakje
maken zijn van elkaar afhankelijk
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 16
• Welke stelling is JUIST?
A. Je zou kunnen stellen dat volgens de Marxistische theorie het
kapitalisme een noodzakelijke fase was die diende doorlopen te
worden alvorens een sociale revolutie en communistische
samenleving te bereiken
B. Ondanks de huidige seculariseringstrend, blijft Piet in volle
overtuiging wekelijks de eucharistieviering bijwonen. Volgens Webers
handelingstypologie is dit een voorbeeld van traditioneel handelen
C. Het atomium is een immaterieel cultuurelement in België omdat het
bepaalde Belgische waarden uitdraagt
D. De vooruitgang van het culturele wordt gekenmerkt door accumulatie,
terwijl de vooruitgang van het biologische gekenmerkt wordt door
evolutie. Bij accumulatie worden oude kenmerken ‘ingeruild’, terwijl bij
evolutie ‘voortgebouwd’ wordt op oude kenmerken
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


61.50 % correct
Je zou kunnen stellen dat volgens de Marxistische
theorie het kapitalisme een noodzakelijke fase was die
diende doorlopen te worden alvorens een sociale
revolutie en communistische samenleving te bereiken

Hoofdstuk 9 – pg. 300

Juiste stelling
B. bewust van de traditie  waarde rationeel handelen



C. het atomium is een cultureel artefact en dus een voorbeeld
van materiële cultuur.
D. evolutie (biologisch)  oude kenmerken inruilen 
aanpassing
accumulatie (cultureel)  voortbouwen op oude kenmerken
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 17
• Welke stelling is JUIST?
A. De economie wordt bepaald door de politiek, volgens de
theorie van Marx
B. De adel heeft een bepaalde leefstijl gemeenschappelijk.
Daarom meent Weber dat zij een klasse vormen
C. Een denominatie ziet het eigen geloof als de alomvattende
religieuze waarheid maar keert zich in tegenstelling tot een
sekte niet af van de wereld
D. De stelling “moeder is de baas in huis” onderschrijft juist de
normen van het patriarchaat omdat impliciet de economische
macht aan de man wordt toegewezen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


29% correct
D. De stelling “moeder is de baas in huis” onderschrijft juist
de normen van het patriarchaat omdat impliciet de
economische macht aan de man wordt toegewezen
–
–
–
–
–
Hoofdstuk 7 – pg. 260
Juiste stelling
Verwarring met antwoord B. (23%) en D. (14%)
A. Onderbouw (economie) bepaalt bovenbouw (religie, recht en staat)
B. de adel kan gezien worden als een statusgroep (sociale eer,
gemeenschappelijke levensstijl, sociale omgang binnen de groep). Klassen
hebben betrekking op de economische sfeer. Status gaat daar mee samen,
maar hun basis ligt niet in de economische marktsituatie.
– C. denominatie  geen allesomvattende religieuze waarheid + keert zich niet af
van de wereld
sekte  allesomvattende religieuze waarheid + afkeer van de wereld
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 18
• Welke stelling is JUIST?
A. Kristin verdient de kost als prostituee. Als ze de meester van haar
zoon Frankje in haar bed treft, blijft ze deze zien als meester van
haar zoon en kan ze de moederlijke gevoelens niet aan de kant
zetten. Hierdoor lukt het niet om haar werk naar behoren te
vervullen. Meester Marc wordt vriendelijk de deur gewezen. Dit is
een voorbeeld van een rollenconflict.
B. In een meritocratie zijn familiebedrijven de meest logische
organisatievormen
C. Ouderlijke aanmoediging blijkt weinig belang te hebben voor de
latere jobsituatie van de kinderen
D. In onze moderne overlegeconomie gaat de arbeidersbeweging uit
van een tegencultuur
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


83.50 % correct
A. Kristin verdient de kost als prostituee. Als ze de meester van haar
zien Frankje in haar bed treft, blijft ze deze zien als meester van haar
zoon en kan ze de moederlijke gevoelens niet aan de kant zetten.
Hierdoor lukt het niet om haar werk naar behoren te vervullen.
Meester Marc wordt vriendelijk de deur gewezen. Dit is een voorbeeld
van een rollenconflict.
– Hoofdstuk 3 – pg. 108
– B. meritocratie: gebaseerd op verdiensten (verworven status) en dus NIET op
familiebanden (toegeschreven status)
– C. ouderlijke aanmoediging is WEL een belangrijke variabele in het proces
van statusverwerving van kinderen. De wijze waarop ouders hun kinderen
aanmoedigen om te studeren is niet in alle sociale lagen hetzelfde.
– D. Een arbeidsbeweging is een ‘sociale beweging’ die ingaat tegen
machthebbenden om bepaalde aspecten van de samenleving te veranderen,
maar verwerpt het kapitalisme en de dominante waarden van de samenleving
niet.
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 19
• Welke stelling is JUIST?
A. Wanneer een groep de dominante klasse vormt zonder dat men hier bewust
van is, noemt Dahrendorf dit een belangengroep
B. Durkheim onderscheidt zowel materiële en immateriële sociale feiten.
Aansluitend toont hij aan dat het enkel de materiële zijn die een dwingend
karakter hebben
C. Gert geeft er de brui aan, verlaat zijn burgerlijke leventje en wordt dakloze in
Gent. Als Merton (anomietheorie) hem zou zien, zou hij hem bestempelen
als een ‘typisch geval van terugtrekking’
D. Op basis van de manier waarop mijn collega naar me kijkt, denk ik te weten
of ik mag babbelen, of beter mijn mond kan houden! Dit komt door mijn
looking-glass-self.
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen


60 % correct
C. Gert geeft er de brui aan, verlaat zijn burgerlijke leventje en wordt
dakloze in Gent. Als Merton (anomietheorie) hem zou zien, zou hij
hem bestempelen als een ‘typisch geval van terugtrekking’




Hoofdstuk 5 – pg. 178
A. Pas wanneer latente belangen die groepen (niet per se dominante
klassen) kenmerken, omgevormd worden tot manifeste belangen kunnen
we spreken over een belangengroep (bewust!). Wanneer men zich niet
bewust is, vormt men een quasi-groep volgens Dahrendorf.
B. Het zijn sociale feiten (zowel immateriële als materiële) die een extern
en dwingend karakter hebben
D. Looking-glass-self ontstaat uit interactie en omvat drie elementen. We
zien onszelf zoals anderen ons zien.



We stellen ons de wijze voor waarop wij denken dat anderen ons zien, waarnemen
en evalueren.
We interpreteren de reacties die anderen hebben
We ontwikkelen een zelfbeeld op basis van de evaluatie van de anderen.
 ontbreekt!
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
VRAAG 20
• Welke stelling is JUIST?
A. Elien heeft een buis voor wiskunde. Dit komt volgens
haar omdat de juf haar niet kan uitstaan. Elien hanteert
een interne controle locus
B. Betrokkenheid volgens Hirschi (sociale controletheorie)
heeft betrekking op de vrees die men heeft voor de
gevolgen van delinquent handelen
C. Normatief handelen vergroot in tijden van economische
crisis (Durkheim)
D. Mensen kunnen van een teken een symbool maken als
zij er een andere betekenis aan hechten dan de
betekenis die voortvloeit uit de fysische drager
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
• 43% correct
 D. Mensen kunnen van een teken een symbool maken als
zij er een andere betekenis aan hechten dan de betekenis
die voortvloeit uit de fysische drager
– Hoofdstuk 2 – pg. 56
– A. Elien hanteert EXTERNE controle locus  ze legt de oorzaak van
de gevolgen buiten haarzelf
– B. TOEGEWIJDHEID  vrees die men heeft voor de gevolgen van
deliquent handelen
Betrokkenheid  geen tijd op een deliquente levensstijl te
ontwikkelen
– C. ANOMIE versterkt eerder in tijden van economische crisis of
economische voorspoed (vernietigen van de normatieve regelingen)
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
ALGEMENE TIPS MCE




Vraag goed lezen (verschillende delen)!
Waar-vals-vragen  Vraagstelling (WAAR – FOUT)
Concepten herkennen in de opgave  antwoorden
Omgekeerd werken: vanuit de concepten in de antwoorden 
opgave
 Werken op basis van eliminatie kan helpen
 Niet te lang stilstaan bij moeilijke vragen in eerste leesbeurt
 tijd hebben voor alle eenvoudige vragen
 Netheid! Roze formulier.
 Stamnummer + permutatiecode
 Geen twee bolletjes kleuren  FOUT
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
GOKKEN??
 Gevaarlijk!
 Enkel wanneer je nog geen 20 juiste
antwoorden hebt
 Enkel wanneer je twijfelt tussen 2
antwoorden (50% kans)
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
Hoe sociologie aanpakken?
• De slides en notities zijn een perfecte aanvulling
bij het handboek, maar het handboek blijft het
beste uitgangspunt bij het studeren
• Kennis theorie + inzicht (toepassingen)
• Concepten!
– Concrete voorbeelden erbij zoeken
– termenlijst achteraan
• Tip: inleiding eerste les! (voor alle vakken!)
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
Doel vak SOCIOLOGIE
• Inzicht in theorieën en begrippen
• Manier van kijken naar de werkelijkheid
• Praktische toepassing
– Zie handboek
– Zie lessen
– Zie examen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
30
PRINCIPE
• INZICHT  TOEPASSING!
• Vragen bestrijken de ganse cursus
– Ook binnen elke vraag kunnen meerdere
hoofdstukken vertegenwoordigd zijn.
• DUS GEEN FOCUS OP:
– Namen, data, precieze memorisatie van
definities van begrippen
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
31
Wat te kennen?
• Namen  altijd opgenomen samen met begrip of theorie
– WEL:
• “welke uitspraak klopt volgens Pareto’s elitetheorie”
– NIET:
• “welke uitspraak klopt volgens Pareto”
– MAAR:
• wel de absolute groten Durkheim, Weber, Marx
• namen interessant om de leerstof er aan op te hangen…
• Kaders met voorbeelden
–  te kennen
–  ‘slim leren’: de concepten zijn belangrijk
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen
32
VEEL SUCCES!
Monitoraat Politieke en Sociale Wetenschappen