Religie in de 21ste eeuw.

Download Report

Transcript Religie in de 21ste eeuw.

FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW:
INTELLECTUELE HELDEN &
CRUCIALE KWESTIES
COLLEGES
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
In de schaduw van de Verlichting.
Sporen zoeken.
Pragmatisme en solidariteit.
Het publiek gebruik van de rede.
Tragedies en emoties.
Religie in de 21ste eeuw.
VI. RELIGIE IN DE 21ste EEUW
1. HISTORISCHE HERMENEUTIEK
Welk type filosofie biedt de mogelijkheid om
de malaise van de moderniteit adequaat te
analyseren?
2. MODERNITEIT EN ROMANTIEK
Hoe kan recht worden gedaan aan het verlangen
naar authenticiteit?
3. SECULARISME
Is er in een moderne samenleving plaats voor
religie?
1. HISTORISCHE HERMENEUTIEK
CHARLES TAYLOR
 5 november 1931 > geboren te Montreal.
 1952: bachelordiploma geschiedenis aan de
McGill University te Montreal.
 1955: bachelordiploma filosofie, politicologie
en economie aan de Oxford University.
 1956: huwelijk met Alba Romer.
 1961: hoogleraar filosofie aan de McGill
University te Montreal.
 1976-1981: hoogleraar sociale en politieke
filosofie aan het All Souls College van Oxford
University.
 1995: huwelijk met Aube Billard.
 1998: emeritaat.
BELANGRIJKE WERKEN












The Explanation of Behavior (1964).
Hegel (1975).
Hegel and Modern Society (1979).
Philosophical Papers (1985).
Sources of the Self: The Making of Modern Identity (1989).
The Malaise of Modernity (1992) [in de Verenigde Staten
verschenen als The Ethics of Authenticity].
The Politics of Recognition (1992).
Philosophical Arguments (1995).
A Catholic Modernity? (1999).
Varieties of Religion Today (2002).
Modern Social Imaginaries (2004).
A Secular Age (2007).
HERMENEUTIEK
 Taylor vertolkt een filosofie die in de traditie staat van de
hermeneutiek (Dilthey, Gadamer, etc.).
 Hermeneutiek > de leer van het interpreteren van teksten.
 De hermeneutiek biedt zicht op de wijze waarop mensen
zichzelf en anderen duiden.
 De wijze waarop zij dat doen verandert door de tijd,
verschilt van tijdperk tot tijdperk.
 Filosofie kan bijdragen aan een beter zelfbegrip van
mensen.
 Taylor maakt zich sterk voor een historische hermeneutiek
> wat mensen in hun rugzakje hebben om de wereld om
zich heen te duiden is de uitkomst van een historisch
proces dat moet worden bestudeerd.
CONTRA HET BEHAVIORISME
 Vanuit de hermeneutiek kan Taylor kritiek
uitoefenen op een naturalistische kijk op de mens,
zoals die zich binnen bijvoorbeeld het
behaviorisme manifesteert.
 Het behaviorisme bekijkt de mens vanuit het
buitenperspectief van de derde persoon als zijnde
een door stimuli voortbewogen machine.
 Daardoor wordt het binnenperspectief van de
eerste persoon – de wijze waarop de mens zichzelf
ziet – veronachtzaamd.
 Het is juist van groot belang ook rekenschap te
geven aan de wijze waarop de mens zichzelf
interpreteert.
GESITUEERDE VRIJHEID
 Zowel het binnen- als buitenperspectief zijn van node
om de vrijheid van de mens vast te stellen.
 De vrijheid van het individu wordt bepaald door de
lotsgemeenschap waar het van deel uitmaakt en zich
kenmerkt door specifieke interpretatiekaders die de
kijk op de wereld sturen.
 Het individu is altijd gesitueerd in een groter geheel
dat het deelt met anderen, en dat alleen ontsloten kan
worden vanuit beide perspectieven.
 De vrijheid van een individu is onlosmakelijk
verbonden met de wijze waarop het zich identificeert
met de lotsgemeenschap waar ook anderen deel van
uitmaken.
FILOSOFIE EN RELGIE
 Net als het werk van veel andere filosofen geeft dat van
Taylor blijk van een van de hernieuwde belangstelling
voor religie.
 Bij Taylor gaat het niet (zoals bij bijvoorbeeld Gianni
Vattimo) om een postmoderne kritiek op de moderniteit.
 Modernistische veronderstellingen:
- Scheiding tussen kerk en staat.
- Religie is een privé-aangelegenheid.
- Secularisering zet zich door.
 Het plaatsen van vraagtekens bij deze vooronderstellingen,
betekent het opnieuw conceptualiseren van de moderniteit.
 Taylor doet dat vanuit zijn historische hermeneutiek.
NA DE DOOD VAN GOD
 Naast Heidegger, speelt Nietzsche een belangrijke rol bij de
kritiek op het modernisme.
 Door god dood te verklaren, heeft Nietzsche een bom
gelegd onder allerlei normatieve vooronderstellingen die in
de Westerse cultuur een centrale plaats innemen.
 God bood lange tijd het fundament voor de belangrijkste
normatieve vooronderstellingen in het Westen; normen
waren immers door god gegeven.
 Door god dood te verklaren, zadelde Nietzsche mensen op
met de vraag: hoe kunnen normen tegenwoordig nog
worden gefundeerd?
 De zoektocht naar een antwoord op deze vraag leidt volgens
veel denkers tot nihilisme.
HET VERGEEFS ZOEKEN NAAR EEN
FUNDAMENT
 Nihilisme (van het Latijnse nihil: niets) > het verwerpen van
een objectieve basis voor de kennis en de moraal.
 In abstracte woorden betekent nihilisme bij Nietzsche: een
beweging waarbij de mens wegtrekt uit een centrum naar
een onbekende plek x zonder de verwachting x ooit te
bereiken.
 Meer concreet kritiseert Nietzsche het religieus nihilisme
omdat ze een moraal verdedigt die deze wereld verafschuwt
en een wereld die nog komen moet (het hemelrijk) zeer
waardeert; dit leidt tot een devitalisering van de cultuur.
 Zelf verdedigt Nietzsche de actieve variant van een radicaal
nihilisme > de totale verwerping van alle waarden
(Umwertung aller Werte) om uiteindelijk aan gene zijde van
goed en kwaad (Jenseits von Gut und Böse) het nihilisme te
overwinnen (de idee van de eeuwige terugkeer).
TWEE PADEN
Taylor is te nuchter (of houdt te zeer vast aan de
traditie) om met Nietzsche’s radicale ‘Umwertung
aller Werte’ mee te gaan.
Hij bewandelt twee wegen om het onbehagen van
de moderniteit te onderzoeken:
1. Een onderzoek naar de identiteit van de
moderne mens > wat zijn de bronnen van het
zelf?
2. Een onderzoek naar de impact van religie >
welke betekenis kan aan het geloof worden
toegekend?
2. MODERNITEIT EN ROMANTIEK
HET DEBAT TUSSEN LIBERALEN
EN COMMUNITARISTEN
 Taylor wordt samen met Michael Walzer en Alasdair
McIntyre tot de zogenaamde communitaristen gerekend.
 Communitaristen verzetten zich tegen liberalen (Rawls,
etc.), die de wijze waarop het individu ingebed is in een
gemeenschap veronachtzamen.
 De kritiek op het liberalisme > atomisme.
 Atomisme > de idee dat individuen gelijk atomen binnen
een gemeenschap een los verband kunnen en moeten
aangaan.
 Vertrekpunt van de liberalen > ‘unencumbered self’, d.w.z.
een van de historische en culturele context losgeslagen
individu.
KENMERKEN VAN DE
MODERNITEIT
 Volgens Taylor zijn drie zaken kenmerkend voor de
moderniteit:
1. Individualisme > ontkoppeling van het individu van
allerlei verbanden.
2. Liberalisme > politiek raamwerk dat naar een geringe
bemoeienis van de staat verlangt.
3. Technische rede > toenemende betekenis die gehecht
wordt aan efficiëntie en effectiviteit.
 Deze aspecten zijn een verdienste (contra het
postmodernisme) zolang ze niet doorslaan (in de lijn van het
modernisme).
DOORGESNEDEN VERBANDEN
 De kritiek van Taylor richt zich op het rigoureus
doorsnijden van de banden die het individu heeft met het
geheel waar het deel van uitmaakt.
 Het gaat erom de destructieve krachten van het
individualisme, het liberalisme en de technische rede te
bestrijden.
 Symptoom > narcistisch egocentrisme > het individu
wiens handelen geen zinvol perspectief heeft.
 Taylor zoekt een weg voorbij het hedonisme, narcisme en
relativisme.
 De technologie zegt niets over de na te streven doelen.
AUTHENTICITEIT
 Het normatieve ideaal dat Taylor voorstaat is een
authentiek leven.
 Daarvoor is – en dat is een paradox – het van node dat
het individu zich identificeert met een zingevend
perspectief op het leven.
 Dit betekent een band met en loyaliteit tegenover kaders
die het individu overstijgen.
 Authenticiteit is altijd een zich verhouden tot datgene
waaraan het individu zich committeert.
 Romantiek betekent voor Taylor dat het individu
tegelijkertijd gericht is op een uniek beleven van de
wereld om hem heen en het gevoel opgenomen te zijn in
een groter geheel.
3. SECULARISME
RECHTEN EN ZORG
 Taylor verzet zich tegen het formalisme dat hoogtij
viert in de ethische reflecties op het leven.
 Het is goed dat mensen formele rechten hebben,
maar deze krijgen pas inhoud binnen een bepaalde
gemeenschap.
 Het formalisme moet vervangen worden door een
substantiële kijk op ethische dilemma’s.
 Alleen in dat geval kan recht worden gedaan aan de
zorg voor het leven.
SUBSTANTIËLE ETHIEK
Vragen die van belang zijn bij een substantiële
ethiek:
1. Wat is in het leven de moeite waard?
2. Hoe kan ik – tegen de achtergrond van het
antwoord op de vorige vraag - aan het leven
het beste vorm geven?
Van oudsher hebben religies op deze vragen
een antwoord gegeven.
STERKE EVALUATIES
 Religies vertolken sterke evaluaties (strong
evaluations).
 Dit begrip gaat terug op een reflectie op het werk van
Harry Frankfurt > Freedom of the Will and the
Concept of the Person (1971).
 Tweede orde verlangens > “Ik wil niet dat een
bepaald verlangen mijn handelen leidt.”
 Taylor stelt dat voor dit tweede orde verlangen
waarden van belang zijn die uitmaken of een
verlangen de moeite waard is of dat het verwerpelijk
is.
 Het zijn onder meer religies die deze waarden
vertolken.
IRREVERSEBELE LEERPROCESSEN
Religies zijn een soort transportbanden van
waarden die richting geven aan het leven.
Maar ook deze transportbanden zijn onderhevig
aan veranderingen.
Religies kenmerken zich door irreversibele
leerprocessen.
De vraag is hoe men zich daartoe dient te
verhouden.
VOORBIJ EEN NEUTRALE
HOUDING
 Secularisme > de veronderstelling dat een neutrale
houding ten opzichte van religie mogelijk is,
waardoor het aanboren van religieuze bronnen een
optie is.
 Taylor bestrijdt dit ten strengste > mensen kunnen
niet over de schaduw van hun eigen (nooit neutrale)
interpretatiekaders heen springen.
 Het secularisme heeft ook tal van politieke
implicaties > zie onder andere de debatten over
hoofddoekjes.
LAÏCISME
 Als vorm van secularisme claimt het laïcisme
(strikte scheiding tussen kerk en staat) een
afdoend antwoord te hebben op een drietal
vraagstukken:
1. Religieuze vrijheid > niemand mag
gedwongen worden om een bepaalde
levensbeschouwing te aanvaarden.
2. Gelijke rechten > alle levensbeschouwingen
moeten gelijk behandeld worden; geen enkele
levensbeschouwing mag een voorrecht
genieten.
3. Stem > alle levensbeschouwingen moeten
gehoor vinden als er binnen een politieke
gemeenschap besluiten worden genomen die
hun lot bepalen.
EEN SPANNENDE POLITIKE
KWESTIE
 Het laïcisme > de gedachte dat er transculturele en
transhistorische principes zijn die het mogelijk maken
om aan deze drie vraagstukken tegemoet te komen.
 Volgens Taylor bestaan zulke principes niet.
 Universeel geldige principes zullen te allen tijde
concreet vertaald moeten worden, waardoor de
neutraliteit nooit gewaarborgd kan worden.
 Dit maakt van religie een spannende politieke kwestie
> hoe recht te doen aan voornoemde drie vraagstukken
zonder de illusie van neutraliteit te koesteren?