4GT Nask2 Hoofdstuk 5.5

Download Report

Transcript 4GT Nask2 Hoofdstuk 5.5

Een zout herkennen
4GT Nask2 Hoofdstuk 5.5
Stofeigenschap
• Stofeigenschappen: eigenschap waarmee
je een stof kunt herkennen
• Sommige ionen hebben in oplossing een
specifieke kleur.
– Cu2+- oplossing: altijd blauw
– Fe2+- oplossing: altijd lichtgroen
– Fe3+- oplossing: altijd geel/bruin
Stofeigenschap 2
• Je kunt de oplosbaarheid gebruiken om te
onderzoeken met welke stof je te maken
hebt.
• Je kunt aan de vlamkleuring een ion-soort
herkennen.
Vlamkleuringen
Na+-zout
Ba2+-zout
Fe3+-zout
Ca2+-zout
Cu2+-zout
Zouten herkennen door middel van
oplosbaarheid
Voorbeeld 1:
Je hebt een potje met calciumcarbonaat en
natriumcarbonaat. Je weet alleen niet welke stof in
welk potje zit.
Stap 1. Doe er water bij.
In buis 1 krijg je heldere oplossing.
In buis 2 wordt het troebel.
Stap 2. Kijk in oplosbaarheidstabel.
Welk zout lost wel op?
Conclusie: ………
Voorbeeld
Je hebt tinchloride en bariumchloride
• In welk ion zit verschil?
• Maak mini-oplosbaarheid met tabel 32.
• Zoek ion waarbij 1 ion WEL
en ander ion NIET oplost (bv. OH-)
• Zoek bij ion bij stap 3 een
ander ion zodat je een goed
oplosbaar zout krijgt. (bv. Na+)
• Voeg deze oplossing bij
de te onderzoeken (opgeloste)
stoffen. (natriumhydroxide opl)
• Kijk naar waarneming.
Conclusie…
• Waar een neerslag ontstaat, zat het
Ba2+ ion. Dus bariumchloride
• In het andere buisje zat dus: tinchloride
Cl-
OH-
Sn2+
G
G
Ba2+
G
S
Na+
G
Voorbeeld 2
• Je hebt: calciumnitraat, calciumcarbonaat en
natriumnitraat.
• Stap 1: kijk in tabel 32 of een zout oplosbaar is.
• Calciumcarbonaat is slecht oplosbaar.
• Handeling: Als je water toevoegt bij elk buisje
• Waarneming: in 1 buisje lost de stof niet op
• Conclusie:Dat is calciumcarbonaat.
– Houd je over: calciumnitraat en natriumnitraat
Je hebt natriumnitraat en calciumnitraat
• In welk ion zit verschil?
• Maak mini-oplosbaarheid met tabel 32.
• Zoek ion waarbij 1 ion WEL
en ander ion NIET oplost (bv. PO43-)
• Zoek bij ion bij stap 3 een
ander ion zodat je een goed
oplosbaar zout krijgt. (bv. K+)
• Voeg deze oplossing bij
de te onderzoeken (opgeloste)
stoffen. (kaliumfosfaat opl)
• Kijk naar waarneming.
Conclusie…
• Waar een neerslag ontstaat, zat het
Ca2+ ion. Dus calciumnitraat
• In het andere buisje zat dus:
natriumnitraat
NO3-
PO43-
Na+
G
G
Ca2+
G
S
K+
G