Voorlopig verslag - De Raad van de Vlaamse

Download Report

Transcript Voorlopig verslag - De Raad van de Vlaamse

VLAAMSE
GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
DE RAAD
ZITTING 2016-2017
Nr. 9
INTEGRAAL VERSLAG
Vergadering van vrijdag 24 februari 2017
Ochtendvergadering
INHOUD
BERICHTEN VAN VERHINDERING ............................................................................................
MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O., art.63) ..........................................................................
Motie van aanbeveling van de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Annemie Maes en de heer
Bruno De Lille tot besluit van de op 1 februari 2017 in de Commissie voor Welzijn,
Gezondheid en Gezin gehouden interpellatie van de heer Arnaud Verstraete tot mevrouw
Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen,
betreffende de stopzetting van de subsidies voor het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg – Stuk
658 (2016- 2017) - Nr.1
Bespreking ...............................................................................................................................
Sprekers: Arnaud Verstraete – Annemie Maes – Bruno De Lille – Khadija Zamouri – Liesbet
Dhaene – Hannelore Goeman
Stemming ................................................................................................................................
2
INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) ............................................................................................
van mevrouw Cieltje Van Achter tot de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur,
Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, met betrekking tot het Investeringsplan 2016-2020 en de
uitvoering ervan
Sprekers: Cieltje Van Achter – Annemie Maes – Paul Delva – Pascal Smet, collegelid
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ....................................................................................
van mevrouw Cieltje Van Achter aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur,
Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, over de renovatiewerken en de nieuwe concessie van het café
De Markten
Sprekers: Cieltje Van Achter – Annemie Maes – Pascal Smet, collegelid
mevrouw Khadija Zamouri aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd,
Sport en Stedelijk beleid betreffende “taalbeleid BX Brussels”
Sprekers: Khadija Zamouri – Pascal Smet, collegelid
van de heer Paul Delva aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd,
Sport en Stedelijk beleid, over de inspiratienota over de bibliotheek van de toekomst
Sprekers: Paul Delva – Annemie Maes – René Coppens – Cieltje Van Achter – Pascal Smet,
collegelid
van mevrouw Brigitte Grouwels aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de onderbemanning in de
zorgsector
Sprekers: Brigitte Grouwels – Bianca Debaets, collegelid
van mevrouw Annemie Maes aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor welzijn,
Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de personeelssituatie van de VGC
Sprekers: Annemie Maes – Jef Van Damme – Khadija Zamouri – Bianca Debaets, collegelid
van mevrouw Hannelore Goeman aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de ‘buurtgerichte zorgnetwerken’
Sprekers: Hannelore Goeman – Paul Delva – Bianca Debaets,collegelid
van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de stijgende werkdruk in de
woonzorgcentra
Sprekers: Arnaud Verstraete – Hannelore Goeman – Bianca Debaets, collegelid
van mevrouw Hannelore Goeman aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende het overleg met de Vlaamse
minister betreffende het armoedebeleid
Sprekers: Hannelore Goeman – Liesbet Dhaene – Bianca Debaets, collegelid
van mevrouw Khadija Zamouri aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor
Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende “dementiezorg bij ouderen met
een migratie-achtergrond”
Sprekers: Khadija Zamouri – Bianca Debaets, collegelid
3
van de heer de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd
voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het immersieonderwijs in de
Nederlandstalige Brusselse scholen
Sprekers: Bruno De Lille – Liesbet Dhaene – Khadija Zamouri – Jef Van Damme – Paul
Delva – Guy Vanhengel, collegevoorzitter
ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art.61,5) ................................................................................
van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor
Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over de inschrijvingsprocedure voor het
basis- en middelbaar onderwijs
van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor
Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende het inschrijvingssysteem
middelbaar onderwijs
Sprekers: Bruno De Lille – Jef Van Damme – Khadija Zamouri – Liesbet Dhaene – Paul
Delva – Guy Vanhengel, collegevoorzitter
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61) ..................................................................................
van de heer Fouad Ahidar aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor
Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende pesten in Brusselse scholen
BIJLAGEN ................................................................................................................................
TREFWOORDENREGISTER .......................................................................................................
4
9de vergadering
Vergadering van vrijdag 24 februari 2017
OCHTENDVERGADERING
De vergadering wordt om 9.42 uur geopend.
Voorzitter: mevrouw Brigitte Grouwels
___________________________________________________________________________
BERICHTEN VAN VERHINDERING
De voorzitter: Mevrouw Carla Dejonghe is verontschuldigd voor deze vergadering wegens
ambtsverplichtingen in het buitenland.
MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O. art.63)
De stopzetting van de subsidies voor het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg
Bespreking
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Namens Groen en de mensen van het Centrum voor
Geestelijke Gezondheidszorg en het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg wil ik een beroep doen
op jullie verantwoordelijkheidszin. De Raad is geen verlengstuk van het College. Het is onze
taak - zowel van de oppositie als van de meerderheid - om toe te zien op het werk van het
College. Indien nodig moeten we aanbevelingen geven, zodat bepaalde beleidskeuzes kunnen
worden bijgestuurd. Dat is vandaag aan de orde. Waarover gaat het?
Eind november 2016 deelde een kabinetsmedewerker van collegelid Bianca Debaets mee –
tijdens een gesprek van een goede 5 minuten - dat er geen subsidies meer zouden zijn in 2017.
Dat is nauwelijks 1 maand voor het einde van het jaar. Met andere woorden: de steun voor
anderhalve voltijds equivalent valt plots weg. De kosten van die beslissing - de opzegtermijn
van 2 jaar loon - vallen ten laste van het Steunpunt. Daarom dient Groen hier vandaag een
motie van aanbeveling in waarin we het College vragen om die beslissing te herzien.
Ik denk dat het goed is om even stil te staan bij het waarom van cultuursensitieve zorg. Wat
doet dat Steunpunt Cultuursensitieve Zorg eigenlijk? Waarom is de extra ondersteuning van
de VGC nodig?
In de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin was er consensus over het belang van
de aandacht voor culturele achtergronden in het hedendaagse Brussel en over het belang van
investeringen op dat vlak. Op een relatief korte periode is de samenleving enorm geëvolueerd:
het is een hyperdiverse samenleving geworden. Niet alleen telt de samenleving meer mensen
met een migratieachtergrond, er is ook een grotere verscheidenheid qua herkomst. Het is
belangrijk te onthouden dat personen met een migratieachtergrond geen homogene groep
vormen. Net zoals er veel verschillende migrantengroepen bestaan, bestaan er binnen deze
groepen oneindig veel verschillen. Deze complexe samenlevingsstructuur daagt de welzijns-
5
en gezondheidszorgsector uit en zet een zware druk op de hulpverleningsorganisaties. Zij
worden niet alleen geconfronteerd met taalbarrières, maar ook met culturele verschillen, met
mensen die zware trauma’s hebben opgelopen, enzovoort.
Structurele maatregelen die de welzijnswerkers ondersteunen om hiermee om te gaan, zijn
geen overbodige luxe. Daarover gaat vandaag. Het gaat over een welzijnsaanbod dat effectief
toegankelijk is voor alle Brusselaars en niet voor een beperkte, homogene doelgroep. Als we
een Brussels zorgaanbod willen dat toegankelijk is voor alle Brusselaars, dan kunnen we niet
zonder een cultuursensitieve insteek.
Toch kwam plots de beslissing van collegelid Bianca Debaets om die subsidies stop te zetten,
zonder overleg met de betrokken organisatie en zonder overleg met Vlaams minister Jo
Vandeurzen, die dat bevestigd heeft in het Vlaams Parlement.
Toen in de commissie gevraagd werd naar het waarom, bleken de argumenten van het
collegelid opvallend mager. Het belangrijkste argument was dat de werking te weinig
specifiek op Brussel gericht was. Dat is vreemd, want het gaat over een Brussels steunpunt
dat heel goed samenwerkt met heel veel Brusselse organisaties. Ik denk dat alle collega’s hier
de steunbetuigingen van verschillende organisaties hebben ontvangen.
In de VGC wordt altijd gewerkt met overeenkomsten waarin verwachte resultaten worden
afgesproken, en met indicatoren waarmee die resultaten gemeten worden. Alle resultaten zijn
behaald. Het is opmerkelijk en onbegrijpelijk dat het collegelid dat als argument gebruikt om
een subsidie stop te zetten.
Het tweede argument was dat ze deze werking vervangen heeft door iets anders: het project
Rails, waar gefocust wordt op schoolverlatende jongeren met geestelijke
gezondheidsproblemen. Dat is belangrijk. Het is trouwens een project van dezelfde
organisatie, het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Brussel.
Het is merkwaardig dat het collegelid beslist - zonder enig overleg met de betrokken
organisatie - om iets stop te zetten dat al jarenlang succesvol werkt en met die middelen iets
nieuws helpt lanceren. Het is opvallend dat de directie van het CGGZ Brussel daar niet over
geconsulteerd werd. Mochten de directieleden om hun mening gevraagd zijn dan hadden ze
die beslissing niet gesteund omdat het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg te belangrijk en te
succesvol is.
Dan is er een laatste element dat het collegelid aanhaalde: deze organisatie zou al lang
geweten hebben dat de subsidies stopgezet zouden worden. In 2015 zou ze daar al op
aangestuurd hebben. Dat is heel kras, want alle leden en alle directieleden van de betrokken
organisatie zeggen dat er geen enkel signaal was in die richting. Integendeel, er werd gemeld
dat dit niet aan de orde was.
Ik wil even stilstaan bij de manier waarop de VGC omgaat met partnerorganisaties. We
mogen toch een minimum aan respect verwachten voor partnerorganisaties die zich alle dagen
inzetten om een beter Brussel te bouwen.
Mogen we alstublieft rekenen op een beetje respect daarvoor? Bijvoorbeeld op echt overleg,
op echte betrokkenheid?
6
Kunnen die betrokken organisaties erop rekenen dat ook moeilijke beslissingen op tijd
worden aangekondigd en besproken? Dat is toch partnerschap!
Wat we de afgelopen weken hebben gezien was beneden alle peil. Was er nu overleg tussen
Vlaams minister Jo Vandeurzen en collegelid Bianca Debaets, of niet?
Vlaams minister Jo Vandeurzen zegt in het Vlaams Parlement dat hij niet op de hoogte was en
dat er geen overleg geweest is. Hij beweert dat hij niet geïnformeerd werd. Het collegelid laat
uitschijnen dat dat wel gebeurd is.
Werd er nu overlegd met de betrokken organisatie of niet? De organisatie zegt van niet. Er is
geen enkel formeel spoor. Het collegelid beweert van wel.
Dit niveau moeten we kunnen overstijgen. Dit soort toestanden is bijzonder kwalijk voor de
uitstraling van de VGC. Ik wil graag horen van de collega’s - ongeacht hoe ze straks over de
motie zullen stemmen - of ze die vraag naar meer respect in de omgang met
partnerorganisaties steunen. Dat is een belangrijk signaal.
De feiten zijn dat er afspraken waren over verwachte resultaten en meetindicatoren. De
resultaten zijn allemaal behaald. Vanuit de Vlaamse Gemeenschap bestaat een kans om een
toekomst te geven aan cultuursensitieve zorg in Brussel. Vlaams minister Jo Vandeurzen wil
een steunpunt oprichten voor geestelijke gezondheidszorg, waar inspanningen voor
cultuursensitieve zorg in opgenomen worden. Dat moet uitgevoerd worden binnen de 2 jaar.
Het Brusselse Steunpunt Cultuursensitieve Zorg zou daar perfect in kunnen verankerd
worden. Dit is een oproep aan het collegelid om haar beslissing te herzien en op zijn minst in
2017 nog een normale werking toe te laten.
Ik ben benieuwd naar de reacties van de collega’s. Dat is eveneens belangrijk voor de mensen
op de publieksplaatsen.
Vinden jullie – net als Groen - dat cultuursensitieve zorg belangrijk is?
Vinden jullie dat partnerorganisaties respect verdienen en tijdig en volwaardig betrokken
moeten worden bij belangrijke beslissingen in verband met de subsidies?
Vinden jullie dat deze beslissing herzien moet worden, en dat cultuursensitieve zorg wel nog
de steun van de VGC verdient in 2017?
Vinden jullie dat het op zijn minst de moeite is om de dialoog aan te gaan met de collega’s in
de Vlaamse Regering om te bekijken hoe die cultuursensitieve zorg structureel verankerd kan
worden in het steunpunt dat Vlaanderen zal oprichten in de komende 2 jaar?
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Er is hier een grote afwezige: collegelid Bianca Debaets.
Ik vind het zeer jammer dat ze niet aanwezig is om te luisteren naar wat de motie van
aanbeveling inhoudt en naar de argumenten van de Raad.
Ik wil een paar van de getuigenissen uit de sector - die we allemaal ontvangen hebben en die
toch zeer relevant zijn – voorlezen.
7
Uit het Kenniscentrum Welzijn, Woonzorg en Zorg komt de volgende getuigenis. “De
worsteling met diversiteit, cultuursensitiviteit en inclusie blijft in onze samenleving en in de
zorgsector aan de orde. Dat is geen verwijt, het is een vaststelling. We kunnen dit alleen
oplossen door meer in alliantie met elkaar samen te werken en meer te vertrekken vanuit
competenties en krachten aanwezig bij mensen op het terrein, zowel bij de burger als bij
organisaties. Het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg is een waardevolle speler in dit geheel.
Het is het punt waar wij onze 'inhoudelijke' mosterd halen. Met een stevige autoriteit kunnen
de medewerkers van het Steunpunt op overlegvergadering en in het begeleiden van projecten
mensen aanzetten tot reflectie over het eigen handelen, tot het zien van de eigen cultuur en
eigen valkuilen. Ze houden ze een spiegel voor en doen de ogen openen. Ze bevoorraden onze
rugzakken met inzichten uit de antropologie en psychologie en maken ons vertrouwd met
concepten als cultuur, cultural brokerage, dwelling, de 'cultureel andere' enzovoort. Ze doen
dit op een manier waarop ruimte wordt gecreëerd voor reflectie in een sterk actie en resultaat
gedreven sector. Ze doen dit bovendien niet los van de praktijk, gezien ze zelf praktijkwerkers
zijn. Het wegvallen van de unieke expertise van het Steunpunt zou een erg groot verlies
betekenen voor de sector. Er kan uiteraard nagedacht worden over een betere
invulling/profilering van de opdrachten in de toekomst.”
Een andere getuigenis komt vanuit het Huis voor Gezondheid. “Brussel heeft nood aan een
steunpunt of referentiecentrum rond cultuursensitieve zorg, waar zorgverleners te rade
kunnen. Een steunpunt of centrum, dat kan ondersteunen bij de noodzakelijke
cultuursensitieve aanpak van een aantal problemen bij de Brusselse bevolking, in het
bijzonder in verband met de geestelijke gezondheidszorg en dat relevante input kan geven aan
het consortium cultuursensitieve zorg.”
Namens de artsen en paramedici van een wijkgezondheidscentrum in Anderlecht vernemen
we het volgende. “Sinds meerdere jaren hebben wij en vooral onze patiënten het geluk te
kunnen genieten van de aanwezigheid van 3 psychologen van het Centrum Geestelijke
Gezondheid Brussel.
“Zij komen elk een halve dag per week en zijn de voorlopers van het ELP project (Eerste Lijn
Psycholoog). Wat hen specifiek maakt, is dat zij een cultuurspecifieke aanpak voorstaan, die
bij onze patiënten van het WGC (Wijkgezondheidscentrum) Medikuregem een vertrouwen
installeert in de psycholoog als onmisbare schakel in de begeleiding van frequente psychosociale problemen waarvan de oorzaak enkel via een interdisciplinaire aanpak kan
verminderd of weggenomen worden. Dat dit geen evidentie is, blijkt uit de lage scores die
deze patiënten met een migratieachtergrond over het algemeen vertonen op het gebied van
het beroep doen op psychologische hulp.”
Ik citeer nog een getuigenis van een leerkracht uit het Centrum Volwassenenonderwijs
Brussel. Het gaat hier wel degelijk om een reeks van organisaties die hier steun komen
betuigen. Ik hoop dan ook dat alle raadsleden hier goed naar luisteren.
“Onze cursisten zorgkunde komen in het Brusselse in contact met een zeer divers publiek, dit
zowel in thuiszorg als in de Woonzorgcentra. Door het voorstellen van jullie documentaire en
bijhorende begeleiding, komen onze cursisten meer te weten over de culturele achtergrond en
hun diepere gevoelens met betrekking tot het land waar zij in terecht gekomen zijn. Nu ze
ouder worden en gespecialiseerde zorg zullen nodig hebben, is het dan ook van grote waarde
dat zij hierbij leren stilstaan. De documentaire brengt hen begrip hiervoor bij, de begeleiding
8
geeft de bijkomende uitleg waar nodig, roept vragen op en geeft stof ter reflectie. Het zou
jammer zijn mochten wij hierop geen beroep meer kunnen doen.”
De rest van het betoog laat ik over aan raadslid Bruno De Lille. Ik wil er ten zeerste op
aandringen dat jullie deze motie van aanbeveling ernstig nemen en goedkeuren. Ik neem er
het reglement bij. Daar staat “in een motie van aanbeveling worden aan het College ten
opzichte van algemene of bijzondere beleidspunten aanbeveling verstrekt”. Dit gebeurt omdat
het beleid van een lid van het College of van het College in zijn geheel wordt afgekeurd.
Ik hoop dat de Raad een zeer sterk signaal geeft en dat alle raadsleden zo moedig zijn om
deze motie van aanbeveling te steunen. (Applaus bij Groen)
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik ga verder met het voorlezen van een aantal
getuigenissen. Dit is de beste manier om aan te tonen op welke brede steun de
cultuursensitieve zorg (CSZ) in Brussel kan rekenen, al denkt collegelid Bianca Debaets daar
misschien iets anders over.
Ik citeer een getuigenis vanuit de dienst klinische psychologie van de Vrije Universiteit
Brussel. “Vanuit de VUB hebben wij, binnen het vak 'Seminaries Klinische Stages', altijd
graag beroep gedaan op het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg van het Centrum Geestelijke
Gezondheidszorg (CGGZ)Brussel. Jaarlijks verzorgen zij interactieve workshops die door de
VUB studenten zeer boeiend en leerzaam ervaren worden. In het kader van de steeds grotere
multiculturele samenleving beschouwen wij het als een absolute noodzaak en een
meerwaarde dat onze studenten een vorming krijgen over hoe men binnen het beroepsveld
van de klinisch psycholoog en orthopsycholoog zorg kan verlenen waarbij rekening gehouden
wordt met de context van verschillende culturen. Van hieruit prijzen wij deze dienst binnen
het CGGZ ten zeerste en hopen hier verder jaarlijks beroep op te kunnen doen!”
De wijze waarop de zaken hier verwoord worden, toont duidelijk aan dat het niet louter uit
sympathie is dat men deze getuigenis aflegt. Het gaat wel degelijk om een mooie en
diepgaande samenwerking.
Ik breng een getuigenis van GAMS vzw, een organisatie die zich inzet tegen vrouwelijke
genitale verminking en andere vormen van gendergerelateerd geweld: “Zoals u vermoedt,
werken wij intensief samen met leden van gemeenschappen waar vrouwelijke genitale
verminking (VGV) voorkomt. Zij behoren tot de etnisch-culturele minderheidsgroepen in
België. Onze samenwerking met CSZ Brussel is dan ook niet uit de lucht gegrepen. Jammer
genoeg horen de medewerkers en medewerksters van GAMS vzw nog steeds vrouwen getuigen
over een gebrek aan een cultuursensitieve aanpak binnen de medische begeleiding die zij
kregen via verschillende diensten en medische diensten in Brussel. Wat GAMS vzw betreft, is
de werking en sensibilisering van CSZ Brussel onontbeerlijk! Verder nog steunt de werking
van GAMS vzw op de diensten die CSZ Brussel aanbiedt. Naast intervisiemomenten,
georganiseerd door een medewerker van CSZ Brussel binnen ons team, kan GAMS vzw ook
steeds rekenen op vormingsmomenten en biedt CSZ Brussel een platform voor een intensere
en meer coherente samenwerking tussen de verschillende hulporganisaties die Brussel rijk is.
Het is een initiatief dat alleen maar aangemoedigd kan worden. GAMS vzw hoopt in de
toekomst hierop te kunnen rekenen!”
Een getuigenis van OTA Brussel-Vilvoorde: “Steunpunt CSZ verruimt je blik waardoor je op
een andere manier kan kijken naar je casus en weer aan de slag kan. Door het licht te laten
9
schijnen op elementen die je zelf niet zag, zie je weer helder. De zorg in het Steunpunt CSZ is
er voor de cliënt maar evenveel voor de hulpverlener. Door samen op zoek te gaan naar
alternatieven voor de aanpak, wordt een hulpverlener zich weer bewust van zijn eigen
kunnen. De expertise van het Steunpunt is een noodzakelijkheid om antwoorden te vinden op
vragen die voortkomen uit een superdiverse samenleving. Het Steunpunt CSZ heeft kennis én
visie. Ze hebben een fundament gelegd waarop de hulpverlening antwoorden kan bouwen op
de uitdagingen van vandaag en morgen.”
Ten slotte wens ik nog de getuigenis te brengen van vzw PAG-ASA, een organisatie die
werkzaam is op het terrein van opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel
en/of van mensensmokkel onder verzwarende omstandigheden. “Onze doelgroep is per
definitie multicultureel. Velen van hen zijn mentaal gekwetst als gevolg van de jarenlange
uitbuiting. Het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg is in ons begeleidingswerk steeds een erg
waardevolle partner, als ondersteuning van moeilijke begeleidingen tijdens de intervisie- en
supervisiemomenten en via door CSZ georganiseerde vormingsmomenten. Hierdoor kan
PAG-ASA het specifieke cultuursensitieve aspect van de zorg opnemen in haar
begeleidingsaanpak.”
Ik denk dat we niet veel aanvullingen moeten geven bij deze getuigenissen. Ze spreken voor
zich. Ik zou zelfs meer zeggen: mocht het CSZ niet bestaan dan zou ik zeggen dat het in
Brussel moet worden opgericht. Brussel heeft een dergelijk centrum nodig. Dit blijkt elke dag
opnieuw uit het werk dat al deze verenigingen verzetten. Het is voor ons een zeer foute optie
om dit centrum droog te leggen, deze goede werking op te geven en te hopen dat misschien
iemand anders dit initiatief zal overnemen. Alle expertise waar we vandaag een beroep op
kunnen doen, gaat op die manier gewoonweg verloren. We vragen om deze beslissing te
heroverwegen en deze motie van aanbeveling te steunen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik wil benadrukken dat het niet over een
eenvoudig onderwerp gaat. CSZ is een ingewikkelde materie die me bijzonder interesseert.
De Open Vld-fractie vindt het van essentieel belang dat er cultuursensitief wordt gewerkt.
Binnen de zorgsector trekken er heel wat verenigingen en experts al jarenlang aan de alarmbel
om cultuursensitieve tools te ontwikkelen. Heel specifiek denk ik hierbij aan mevrouw Saloua
Bardai. Twee weken geleden ontving ik deze onderzoekster op mijn kantoor. Zij is werkzaam
bij Divers Elderly Care. Deze instelling voert onderzoek naar ouder wordende mensen met
dementie. Men probeert er na te gaan hoe men kan helpen wanneer deze mensen terugvallen
op hun thuistaal. Hiervoor probeert men instrumenten te ontwikkelen zodat er aandoeningen
kunnen worden gediagnosticeerd. Wat blijkt? Ook Saloua Bardai heeft weinig zicht op de
Brusselse situatie. De organisatie, die vanuit de VUB onderzoek uitvoert, weet zeer goed wat
er in Vlaanderen gebeurt. Over wat in Brussel plaatsheeft, blijft men in het ongewisse. Dit is
verontrustend.
Verder ben ik van mening dat het onderwerp CSZ verder gaat dan de Nederlandstaligen. We
moeten nagaan wat de Franstaligen in het Brussels hoofdstedelijk gewest doen en we moeten
hen de hand reiken om samen aan de kar te trekken en oplossingen te zoeken. Alleen op die
manier kunnen we cultuursensitieve tools ontwikkelen voor diverse sectoren.
Ik was niet aanwezig in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin toen de
interpellatie werd besproken. Uit het verslag heb ik onthouden dat collegelid Bianca Debaets
heeft aangegeven dat ze sinds 2015 gesprekken voert om de specifieke Brusselse werking te
10
heroriënteren en dat de taken die het Steunpunt opneemt minder specifiek op Brussel gericht
zijn. Los van de vragen die raadslid Arnaud Verstraete stelde, zijn dit heel gevoelige
aandachtspunten. Collega Arnaud Verstraete stelde zich de vraag of we de dialoog met de
cultuursensitieve zorgsector verder willen aangaan. Uiteraard wil de Open Vld-fractie dit
doen.
Heeft de cultuursensitieve zorgsector een groot belang? Ik beantwoord deze vraag met een
volmondig ja! Ik wens te benadrukken dat collegelid Bianca Debaets heeft aangegeven dat zij
haar steun heeft verminderd omdat de beoogde doelstellingen naar de specifiek Brusselse
situatie niet werden verwezenlijkt. Misschien gaat het over een wake up call om nadien te
kunnen zeggen dat het wel belangrijk is.
De heer Bruno De Lille (Groen): Wij hebben hier 8 getuigenissen voorgelezen van zeer
Brusselse organisaties die met het Steunpunt werken. Het is vreemd wat mevrouw Khadija
Zamouri verkondigt...
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik baseer me op wat collegelid Bianca Debaets en
op wat de organisatie die werkt rond dementie bij ouder wordende allochtone bejaarden
hebben verkondigd. De organisatie stelt dat men in Brussel totaal niet weet waar men staat.
Het Steunpunt zou hier kunnen helpen. Het Steunpunt CSZ is blijkbaar te veel gericht op
Vlaanderen en te weinig op Brussel.
We moeten dit onderwerp, samen met het collegelid, in de Commissie voor Welzijn,
Gezondheid en Gezin verder bespreken.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik vind dit een heel moeilijk onderwerp. De N-VA is
voorstander van een inclusief zorgaanbod waarin aandacht is voor de uitdagingen die
culturele verschillen met zich meebrengen. Als ik de opdrachten van het Steunpunt CSZ
bekijk - het ondersteunen van hulpverleners in hun omgang met hulpvragers van een andere
culturele achtergrond en het toeleiden van die hulpvragers naar het zorgaanbod - lijkt het
project op zich wel te kaderen in onze visie op zorg.
Maar het is niet omdat de doelstellingen van een project waardevol zijn dat er automatisch
subsidies worden gegeven. Men moet nagaan wat de doelen zijn en in welke mate deze
worden bereikt. Een dergelijke evaluatie kan men maar maken met kennis van alle elementen
in het dossier. En daarover blijf ik toch wat op mijn honger zitten.
Ik heb de argumenten van collegelid Bianca Debaets gehoord. Het al dan niet toekennen van
een subsidie kan een bepaald beleid van het desbetreffende collegelid kaderen. Vergeet niet
dat er heel wat waardevolle projecten bestaan.
De beschikbare middelen zijn schaars. Wanneer beslist wordt om de beschikbare middelen
aan dit project toe te kennen, betekent dat niet dat ze naar een ander project kunnen gaan. Dit
is een heel moeilijke beslissing.
Lijkt dit een waardevol project? Absoluut! Moet er respectvol worden omgegaan met
dergelijke partnerorganisaties? Absoluut! Vind ik het jammer dat collegelid Debaets hier niet
aanwezig is? Zeker!
Groen vraagt zich echter af of zij een verkeerde beslissing heeft genomen.
11
Heel eerlijk: ik weet het niet. Ik beschik over te weinig elementen om op deze vraag te
kunnen antwoorden. Het gaat hier om een concreet dossier dat gelinkt is aan projecten die nu
wel worden gesubsidieerd.
Groen heeft zijn opinie, collegelid Bianca Debaets heeft de hare.
Wie heeft er gelijk? Het kadert binnen haar beleid, binnen haar bevoegdheden en binnen de
middelen waarover ze beschikt. Kon het project al dan niet beter? Daar kan ik niet op
antwoorden. Is het andere project al dan niet beter? Ik weet het niet.
Daarom zal de N-VA zich onthouden.
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Het Steunpunt CSZ is in het Nederlandstalige
werkveld een begrip geworden.
Uit het jaarverslag blijkt dat ze elk jaar een stijgend aantal hulpverleners begeleiden. We zien
dat hun blog een stijgend aantal bezoekers kent. Begin 2016 zaten ze al aan 11.589 bezoekers.
Dat Steunpunt is een unicum in Brussel. Het is nodig in een stad die steeds diverser wordt.
Organisaties als Solentra, OTA, CAW, dienstencentra, verenigingen waar armen het woord
nemen, enzovoort maken gebruik van de ondersteuning van het Steunpunt.
Dat collegelid Bianca Debaets de subsidies intrekt vinden wij een bijzonder jammere zaak. Zij
heeft in de commissie haar beslissing gerechtvaardigd door te zeggen dat de werking van het
Steunpunt al viel onder de opdracht van Vlaanderen en dat er geen extra Brusselse
doelstellingen werden bereikt. In de plaats daarvan gaan de middelen naar het project Rails
dat jongeren viseert die dreigen af te haken op school.
Ik heb daarbij 2 bedenkingen. Ten eerste, het gebrek aan middelen in de welzijnssector toont
hier zijn pervers effect. Er moet worden gekozen tussen 2 nuttige projecten en tussen 2
doelgroepen. Wij vinden het heel spijtig dat zulke keuzes moeten worden gemaakt.
Ten tweede is er de realiteit dat het Steunpunt zijn opdracht rond cultuursensitieve zorg nu
moet uitvoeren met een halftijdse medewerker, in de plaats van met een 1,5 fulltime
equivalent. De vraag is of het Steunpunt op die manier zijn opdrachten zal kunnen blijven
uitvoeren. Het lijkt me niet evident om aan hetzelfde tempo als vroeger de werking voort te
zetten. We spreken dan nog niet over het dreigend verlies van expertise en knowhow
opgebouwd in het laboratorium dat Brussel toch is.
Colleglid Debaets beweert dat het kan. Wij staan daar heel afwachtend tegenover. We zijn
benieuwd of de Vlaamse middelen zullen volstaan in de toekomst en vragen een evaluatie.
Wij willen weten of in de toekomst de broodnodige cultuursensitieve zorg kan worden
gegarandeerd. We staan in elk geval achter het idee om vanuit de VGC de dialoog aan te gaan
met Vlaanderen over het waarborgen van cultuursensitieve zorg op maat van Brussel.
Voor de sp.a is het te vroeg om steun te geven aan voorliggende motie. Wij willen ze zeker
verder bespreken in de commissie. Wij hopen dat het collegelid er niet voor zal zorgen dat
Brusselse organisaties aan hun lot worden overgelaten als ze cultuursensitieve zorg zoeken.
Het gaat om een kwestie van respect.
12
De heer Paul Delva (CD&V): De CGGZ, of Centra Geestelijke Gezondheidszorg, worden
in de steden Gent, Antwerpen en Brussel ondersteund vanuit de Vlaamse overheid, domein
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Ze ontvangen subsidies om de cultuursensitiviteit van de
zorgverlening te bevorderen.
Iedereen in de Raad zal er mee akkoord gaan dat cultuursensitiviteit van de zorg belangrijk is.
Het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg heeft in Brussel als opdracht om het CGGZ en het CAW
cultuursensitief te maken.
De VGC kent sinds 2010 een aanvullende subsidie toe om de cultuursensitiviteit van andere
Brusselse welzijns- en gezondheidsorganisaties te bevorderen. Het College heeft de subsidies
voor het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg verminderd, waardoor de anderhalve voltijdse
equivalent wordt vervangen door een halve equivalent. Het Steunpunt wordt dus niet
afgeschaft. Het blijft verder bestaan. Een deel van de vroegere middelen wordt wel
geheroriënteerd. Zo komen we bij de kern van het politieke debat: hoe met steeds schaarse
middelen de doelstellingen te bereiken?
Ik weet dat veel organisaties werken rond het thema cultuursensitieve zorg: Solentra, OTA ,
Elmer, enzovoort. Ik begrijp dat de VGC haar prioriteiten wil verleggen naar een andere
doelgroep: jongeren voor wie de cultuursensitieve gezondheidszorg acuut is. Het project Rails
van het CGGZ wordt nu betoelaagd vanuit de VGC.
Het is moeilijk om keuzes te maken. Vandaag wordt er een keuze gemaakt. Het bestaande
steunpunt wordt niet helemaal afgeschaft. Dat is een goede zaak. Laten we niet uit het oog
verliezen dat de politieke context vandaag moeilijk ligt.
Is er overleg geweest? Is er vanuit het beleid respect getoond voor de verschillende
organisaties? Ik hoor tegenstrijdige echo’s. Het is woord tegen woord. Ik wil ter zake geen
positie innemen. Ik ga er vanuit dat wat in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin
gezegd is, klopt.
De kern van het beleid is dat als de middelen schaarser worden, het nog moeilijker wordt om
keuzes te maken. Met wat voorligt, zien we een heroriëntering van de middelen naar een
andere doelgroep waarvan men vandaag vindt dat die meer prioritair is.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik stel vast dat sp.a en Open Vld alleen maar
vrijblijvende steun geven aan de organisaties. Daar zijn die niets mee.
De voorzitter: Het debat is gesloten.
De heer Fouad Ahidar (sp.a): Sommigen willen alleen maar een show opvoeren.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het gaat erom de daad bij het woord te voegen.
Mevrouw Annemie Maes (Groen) : Ik betreur dat we niet mogen repliceren. Het is jammer
dat collegelid Bianca Debaets hier niet aanwezig is.
Stemming
13
De motie van aanbeveling van de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Annemie Maes en de
heer Bruno De Lille tot besluit van de op 1 februari 2017 in de Commissie voor Welzijn,
Gezondheid en Gezin gehouden interpellatie van de heer Arnaud Verstraete tot mevrouw
Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen
betreffende de stopzetting van de subsidies voor het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg wordt
niet aangenomen met 10 stemmen tegen, 3 stemmen voor en 3 onthoudingen.
Hebben ja gestemd: Bruno De Lille, Annemie Maes, Arnaud Verstraete
Hebben neen gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Stefan Cornelis, Paul Delva,
Hannelore Goeman, Dominiek Lootens-Stael, Jef Van Damme, Khadija Zamouri en Brigitte
Grouwels
Hebben zich onthouden: Liesbet Dhaene, Cieltje Van Achter, Johan Van den Driessche
INTERPELLATIE (R.v.O., art 62)
Investeringsplan 2016-2020 en de uitvoering ervan
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): In april vorig jaar keurde het College het
Investeringsplan 2016-2020 goed. Zoals in vele beleidsteksten werd aangestipt dat de
“Brusselse cityboom” een andere aanpak vroeg qua ruimte. Hierdoor heeft dit
investeringsplan infrastructuur zich vooral gericht op nieuwe voorzieningen met “gedeelde,
slimme en multifunctionele ruimte” en met “aanpasbare infrastructuur”. Wij kunnen ons
daarin vinden omdat het nodig is.
Ik wou graag een stand van zaken hebben over de infrastructuurwerken, vooral met
betrekking tot Cultuur, Jeugd en Sport.
Wat betreft de gemeenschapscentra laat het Investeringsplan weten dat in een aantal
gemeenten een aantal grote werven worden opgestart. In Laken starten de werken in 2019. In
Etterbeek en Vorst zouden studies van start gaan voor de vernieuwbouwprojecten, waaronder
ook De Vaartkapoen. Verder is er in het plan voorzien om het drievoudige te investeren in
onderhoudswerken van de gemeenschapscentra om de achterstand weg te werken en het
bestaande patrimonium conform te stellen aan de vigerende wetgeving en normen. Het bericht
dat sommige centra niet voldoen aan de elektriciteitsnormen verontrust ons. Graag meer
toelichting daarover.
Op vlak van sportinfrastructuur wil de VGC gaan naar een optimalisering en het openstellen
van de schoolsportinfrastructuur. Ik denk aan het zwembad van de VUB, de bouw van de
sporthal in de Verheydenstraat, de afbraak en nieuwbouw van de eigen sporthal op de site van
de voormalige HUB aan Simonis, een bovenlokale multifunctionele sportinfrastructuur op de
Coovi-campus enzovoort. Voor de Brusselse jongeren en studenten wil het plan inzetten op
nieuwe plekken voor een aantal bestaande organisaties – vanavond opent Ratatouille - een
nieuw jeugdhuis en een nieuwe fuifzaal, mogelijk geïntegreerd in een Urban Youth Center,
waar mevrouw Maes het geregeld over heeft.
Ik zal vandaag niet uitgebreid terugkomen op het investeringsplan en al de data die daarvoor
zijn opgegeven. Het belangrijkste is te weten waar we staan.
Hoever staat het met de uitrol van het investeringsplan op vlak van de Culturele, Sport-, en
Jeugdinvesteringen?
14
Welke studies zijn momenteel lopende?
Hoe staat het met de onderhoudswerken van de verschillende gemeenschapscentra? Het
collegelid zou een lijst opmaken van al de werken die nodig zijn en ons die bezorgen. Ik heb
die nog niet ontvangen. Concreet zou ik wat meer willen weten over de elektriciteitswerken.
Elektriciteit moet echt conform de wet zijn. We mogen geen risico’s lopen. In april 2016 heeft
het collegelid laten weten dat de entiteitsverantwoordelijke een analyse zou maken van de
toegangswegen naar de gemeenschapscentra. Die zijn niet altijd optimaal. Is die analyse al
gemaakt?
Hoe staat het met de timing van de werken voor de gemeenschapscentra, en meer specifiek
voor de verschillende projecten? Welke projecten zullen sneller of later worden opgeleverd?
Kan het collegelid verduidelijking geven in verband met de sportinfrastructuurplannen?
Hoever staat het met het nieuwe jeugdhuis en de nieuwe fuifzaal?
Hoe ver het staat met het Investeringsplan? Werd het al eens aangepast of is het
oorspronkelijke plan nog steeds van toepassing? Naar aanleiding van de bespreking van het
Investeringsplan beloofde het collegelid dat er een jaarlijks overzicht zou gemaakt worden.
Bij de begrotingsbesprekingen vroeg ik naar dat overzicht, maar het collegelid was toen
wegens ziekte verhinderd. Er werd mij toen wel geantwoord dat het College “bezig was” om
een overzicht te maken en dat dit nog aan de Raad bezorgd zou worden. Dat is echter nog niet
gebeurd. Kan het collegelid mij dat overzicht alsnog bezorgen?
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Cieltje Van
Achter. Zij vroeg vooral naar een stand van zaken in de beleidsdomeinen Jeugd, Sport en
Cultuur. Het zou natuurlijk interessant zijn om ook de informatie te krijgen over de andere
beleidsdomeinen. Het Investeringsplan gaat immers niet alleen over Jeugd, Sport en Cultuur.
In de bevoegde commissie merkten wij al op dat er problemen zijn met de openingsuren van
sommige gemeenschapscentra. Ze zijn bijvoorbeeld niet altijd open op de momenten waarop
jongeren ernaartoe willen gaan. En gisteren had ik een vergadering in een
gemeenschapscentrum en op een bepaald uur moesten we abrupt stoppen omdat men wilde
sluiten. Zoiets is niet echt bevorderlijk voor het lokale verenigingsleven.
Collegelid Pascal Smet: Hoe laat was dat?
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Om 21.30 uur kwamen ze ons zeggen dat we moesten
afronden, terwijl vergaderingen toch geregeld tot 22.00 uur of zelfs tot 22.30 uur kunnen
duren.
Collegelid Pascal Smet: Ik stel voor dat u mij alle concrete informatie geeft, zodat ik dit kan
laten bekijken.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Het collegelid heeft gezegd dat er een bevraging en een
analyse zouden komen over de toegankelijkheid, omdat dit een van de speerpunten is van zijn
Investeringsplan. Zijn die bevraging en analyse ondertussen al afgerond?
15
In de commissie zei het collegelid dat hij niet wilde werken met een zeer gedetailleerd
overzicht van middelen en bestemmingen over de totale periode, omdat het plan dan anders
veel te vaak gewijzigd zou moeten worden. Hij zei dat hij een voorkeur had voor een plan met
alleen bestemmingen, om dan jaarlijks in de begroting de exacte bestemming van de middelen
te bepalen. Als we echter de bestemmingen die gekozen werden voor 2017, vergelijken met
de begroting, dan merken we heel wat verschillen tussen de bedragen. Kunnen wij een zo
recent mogelijk overzicht krijgen van de vertaling van het Investeringsplan in de begroting
2017?
De heer Paul Delva (CD&V): Ik heb een vraag over investeringen in diverse
beleidsdomeinen. Het totale budget is alleszins een stap vooruit voor alle beleidsdomeinen,
want de geplande investeringen in bijvoorbeeld gemeenschapscentra, onderwijsinstellingen of
kinderdagverblijven zijn absoluut nodig.
Het is nog te vroeg om vandaag al een grote evaluatie te kunnen maken, maar het is logisch
dat de vraag gesteld wordt.
Het collegelid heeft gezegd dat er voor het onderhoud en voor functionele verbeteringen van
de gemeenschapscentra jaarlijks 1,3 miljoen euro wordt uitgetrokken. Welke aanpassingen
gebeurden er in het eerste jaar? Welke werken werden hiermee aangepakt?
Verder ben ik benieuwd naar de lokale bibliotheken. Op een bepaald moment hebben we
gediscussieerd over investeringen in de komende jaren. Bij de bespreking zei het collegelid
dat, indien er opportuniteiten zouden zijn of bepaalde vragen zouden komen, deze dan zeker
konden bekeken of ingepast worden. Zijn er dergelijke opportuniteiten geweest? Zijn er
bepaalde vragen gekomen? Wat is de huidige stand van zaken omtrent de lokale bibliotheken?
Collegelid Pascal Smet: Ik zal mijn antwoorden bundelen volgens de logica van het
Investeringsplan. Op vlak van Cultuur, Jeugd en Sport zitten er 3 grote lijnen in het
Investeringsplan 2016-2020. Er zijn investeringen voor een broodnodige inhaalbeweging op
het vlak van het onderhoud en de veiligheid van het patrimonium. Er zijn tevens investeringen
voor studies over en de uitvoering van een aantal grotere renovatie- en nieuwbouwprojecten.
Dat moet natuurlijk ruim op voorhand gebeuren. Ten slotte kennen we subsidies toe aan
organisaties op het terrein met infrastructurele noden.
Er werden vragen gesteld over het onderhoud en de veiligheid van de gemeenschapscentra.
De 22 gemeenschapscentra werden onderverdeeld in 4 categorieën om systematisch te kunnen
werken.
De 1ste categorie zijn centra waar een groter bouwproject een antwoord biedt op technische en
functionele tekortkomingen. Hieronder rekenen we De Rinck, Candelaershuys, Lendrik, De
Vaartkapoen en - in een latere fase - De Maalbeek en Nekkersdal.
De 2de categorie zijn centra waar een inhaalbeweging qua onderhoud dringend nodig is, zoals
Elzenhof, de Pianofabriek, WaBo en Ten Weyngaert.
De 3de categorie zijn centra waar een en ander wat minder dringend is, maar waar dat
onderhoud evengoed via enkele kleinere deelprojecten en gebruikelijke onderhoudswerken
wordt aangepakt. Ik denk hierbij aan Essegem, Everna, Kontakt, De Markten, Ten Noey, OpWeule en De Zeyp.
16
De 4de categorie zijn centra waar recent een nieuwbouwproject werd opgeleverd of waar
gebruikelijke onderhoudswerken worden uitgevoerd. In deze categorie zitten De Kriekelaar,
De Platoo, De Linde, De Kroon en Den Dam.
De structureel verhoogde aandacht in onderhoud en werken kwam al in de begroting tot
uiting. We investeren niet alleen in grote ‘showprojecten’, maar doen ook minder tot de
verbeelding sprekende investeringen in onderhoud en werken. Een bedrag van 1,3 miljoen
euro is niet weinig. Dat heeft in 2016 al tot heel wat concrete resultaten geleid.
Ik zal de gedetailleerde lijst van werken aan de raadsleden bezorgen.
Wat overkoepelende onderhoudswerken in de centra betreft, werden de volgende zaken
uitgevoerd: het vernieuwen van databekabeling, elektriciteitswerken na risicoanalyses,
werken aan liftinstallaties na risicoanalyses, werken aan gasinstallaties na keuringen en een
reeks toegankelijkheidswerken, zoals aanpassingen aan bestaande sanitaire ruimtes,
meldknoppen aan toegangsdeuren en in de loop van 2017 het plaatsen van drempels aan de
buitenruimtes.
Wat de concrete werken betreft in de centra, werd in Nekkersdal het café ingericht, in De
Maalbeek waren er
afwerkingswerken aan het sanitair, in Elzenhof waren er
opfrissingswerken van de trappenhallen, in Ten Weyngaert werd de tribune vernieuwd, in
Watermael-Bosvoorde werd de stookketel vernieuwd, in Kontakt werd de
elektriciteitsinstallatie vernieuwd en werden er afwerkingswerken uitgevoerd, in de Zeyp
werden er theatertechnieken vernieuwd, in De Pianofabriek waren er aanpassingswerken aan
de stookplaats en de liftinstallaties en waren er ook afwerkingswerken en in Op-Weule
werden de waterinstallaties en stookplaats vernieuwd.
De planning voor 2017 wordt voortdurend bijgewerkt, maar volgende werken staan in diverse
gemeenschapscentra alvast op de agenda: werken aan verwarmingsinstallaties, vernieuwen
van telefoniecentrales, optimalisaties in het kader van duurzaamheid en toegankelijkheidsveiligheids- en opfrissingswerken. Er werden ook personeelsingrepen gedaan, om ervoor te
zorgen dat de dienst Patrimonium en Onderhoud en de andere betrokken diensten over
voldoende mensen beschikken om dat allemaal uit te kunnen voeren.
Dan is er de kwestie van de studies over en de uitvoering van grotere nieuwbouw– en
vernieuwbouwprojecten.
Momenteel wordt de vooropgestelde timing maximaal gehandhaafd. Bij werken zijn er altijd
ontwerpers, ingenieurs en aannemers nodig, moeten er vergunningen worden afgeleverd en
zijn er altijd onvoorziene omstandigheden. Er is echter wel een strakke opvolging van de
respectieve dossiers.
Wat de afwerking van de grote projecten betreft, blijft de timing die vorig jaar voorgesteld
werd, in het algemeen overeind. Zo moet De Rinck in 2019 afgewerkt zijn. We zijn eindelijk
gestart met de werken en ik nodig iedereen uit ter plaatse een blik te gaan werpen. Het is
werkelijk een gigantische site. We hebben dat dossier nieuw leven ingeblazen, heel wat
problemen opgelost en het dossier zit nu echt op de rails. Er komt een grandioze opening in
2019.
17
Het Candelaershuys moet tegen begin 2018 afgewerkt zijn. Collega Stefan Cornelis kan
ongetwijfeld bevestigen dat de werken de goede richting opgaan. De Vaartkapoen zou tegen
2019-2020 afgewerkt moeten zijn. Daar werkt men volop aan de plannen. Lendrik zal dit jaar
open gaan. Tussen haakjes: ik blijf het jammer vinden dat dit huis niet naar Vik Anciaux is
genoemd, zodat we iemand eer konden betuigen die in het verleden heel veel gedaan heeft
voor de gemeenschapscentra in Brussel. De lokale mensen hebben voor Lendrik gekozen en
dat hebben we dan maar aanvaard. Fase 2 van de werken aan Nieuwland wordt dit jaar
afgewerkt.
Er is ook een aantal studies dat nu loopt. Voor De Maalbeek zit die studie in een eindfase.
Afhankelijk van de resultaten kan hieruit een mooi nieuw project groeien. In Nekkersdal loopt
een studie over de renovatie en de nieuwbouw. De effectieve werken worden gepland voor
2019. Voor Ten Weyngaert wordt de studie over de renovatie verwacht in de periode 20172018. Ten Weyngaert zal trouwens grondig gerenoveerd worden. Het volgende College zal
daarmee volop aan de slag kunnen gaan.
Daarnaast loopt er op dit moment een studie over de infrastructuur van D’Broej en wordt op
korte termijn een studie gepland over de staat van het houtwerk en het dakgebinte van de
jeugd- en gezinsboerderij Het Neerhof. In het Investeringsplan wordt bovendien in middelen
voorzien voor het landschapsbeheersplan in Het Neerhof. Daarmee ging de VGC reeds in
2016 van start.
De VGC zet sterk in op bouwprojecten waarbij meerdere gemeenschapsvoorzieningen
worden gecombineerd. Het College heeft beslist om zo maximaal mogelijk integraal te werk
te gaan. De infrastructuur die we bouwen, moet voor meerdere beleidsdomeinen gebruikt
kunnen worden. Als we in een stad als Brussel willen inspelen op de vraag van jongere en
oudere Brusselaars, met al hun diverse verzuchtingen en noden, kunnen we best de zaken
bundelen.
Zo is er bijvoorbeeld de Koekelbergsite waar een secundaire en een basisschool
gecombineerd worden met een crèche, een gemeenschapshuis, een sportzaal, lokalen voor de
Chiro, een bibliotheek en polyvalente ruimtes voor verenigingen, cursussen en voorstellingen.
Hier mogen we dan ook spreken van een écht gemeenschapscentrum.
We doen hetzelfde voor de renovatie van de Nieuwlandsite. De voorbereidingen voor de
Gallaitsite in Schaarbeek zijn volop aan de gang, daar komt een gemeenschappelijk
onderwijs- welzijns- en cultuurproject. Dezelfde werkwijze wordt gebruikt bij de bouw van
de Lendrik in Neder-Over-Heembeek en het Candelaershuys in Ukkel, waar telkens het
gemeenschapscentrum en het lokaal dienstencentrum onder eenzelfde dak huizen.
Er worden de nodige inspanningen gedaan om bepaalde ruimten beter te benutten. Zo wordt
een proefproject rond flexibele toegang via badges opgezet in Aximax. We zullen dit
eventueel gebruiken als inspiratie voor andere gemeenschapscentra.
In 2016 werden er investeringssubsidies toegekend aan de volgende instellingen: Chiro
Jijippeke voor de bouw van een leidingslokaal op de terreinen van dienstencentrum Randstad,
DKO Anderlecht voor het creëren van een multifunctionele ontmoetingsruimte in het kader
van de tijdelijke huisvesting van De Rinck, vzw Jes voor de vernieuwing van hun
ingangspoort, vzw Rat Records voor de werken aan haar werkplaats Walter in Kuregem, vzw
Damaged Goods voor de inrichting en uitrusting van een mobiel atelier.
18
Daarnaast hebben wij de bouw van jeugdhuis De Branding en de renovatie van jeugdhuis
Alleman gerealiseerd. Voor het jaar 2017 werd er een investeringssubsidie toegekend aan de
Nederlandstalige bibliotheek in Ganshoren voor de verbouwing en de inrichting van
gemeenschapscentrum De Zeyp.
Eind 2015 werd een subsidie toegekend voor een voorstudie inzake de renovatie van de
Nederlandstalige bibliotheek in Anderlecht. Deze studie werd in 2016 gerealiseerd aan de
hand van een concrete samenwerking. De effectieve renovatie plant de gemeente voor 2018.
Dan zijn er nog de subsidies voor sportinfrastructuur.
De voorzitter: Mijnheer het collegelid, uw reglementaire spreektijd van 10 minuten is nu al
overschreden. Aangezien het gaat om een belangrijk dossier stel ik voor dat u uw antwoord nu
verderzet, maar met de bede om niet meer al te zeer uit te weiden. Ik neem aan dat de Raad
hiermee instemt? (Instemming)
Collegelid Pascal Smet: Alle begrip daarvoor, voorzitter, maar we hebben in dit dossier al zo
veel gedaan, dat ik uiteraard veel tijd nodig heb om alles uiteen te kunnen zetten. Ik wijs erop
dat ik in mijn antwoord dan nog een selectie maak. Ik zal de Raad een gedetailleerde lijst
bezorgen.
De werf voor de bouw van het zwembad van de VUB werd opgestart in september 2016.
De plannen voor de bouw van een sporthal op de Koekelbergsite zitten vervat in de globale
planning voor betrokken site. Het dossier voor de bouw van de sporthal in de Verheydenstraat
ligt momenteel ter goedkeuring bij Agion. Na goedkeuring kan de bouw opgestart worden. De
VGC-subsidies voor dit project werden reeds vastgelegd via een collegebesluit. De bouw van
sportinfrastructuur op de COOVI-campus zit momenteel in een voorbereidende fase. Er is nog
geen concrete timing.
Na de toekenning van een investeringssubsidie sloot de VGC-Sportdienst een
samenwerkingsakkoord af met het Meertalig Atheneum Woluwe, dat op 1 september 2016
inging. Sindsdien maken een aantal clubs en de VGC-Sportdienst na de schooluren gebruik
van de sportzaal. Met de basisscholen De Muziekladder en Papageno zullen in de loop van
2017 samenwerkingsakkoorden over het naschools gebruik van hun sportinfrastructuur
besproken worden. Voor deze scholen werd er in 2016 een investeringssubsidie vastgelegd
voor de uitrusting van hun sportzaal. Het hetzelfde geldt voor het Koninklijk Atheneum E.
Hiel. Daar werd in 2016 ook een investeringssubsidie toegekend voor de heraanleg van de
buitensportvelden achter de sporthal.
In de loop van 2015 en 2016 werden diverse locaties onderzocht voor het nieuwe jeugdhuis
en de nieuwe fuifzaal. Dit is echter geen sinecure, aangezien we bepaalde kwaliteitseisen
stellen: een zichtbare en laagdrempelige jeugdhuisruimte, een goede ligging, een grote
polyvalente zaal en voldoende ruimtes voor vergaderingen en workshops. Meerdere pistes
worden gevolgd en nader bestudeerd. Ik zal de Raad onmiddellijk op de hoogte brengen
wanneer er hierover meer duidelijkheid heerst. (Mevrouw Maes deelt documenten uit)
Mevrouw Maes, dit moet u toch interesseren. U roept mij ook altijd tot de orde. Nu u mij de
kans geeft, doe ik natuurlijk hetzelfde. (Gelach)
19
Mevrouw Annemie Maes (Groen): U beweert toch altijd dat het mogelijk is 2 dingen
tegelijk te doen. Ik zet dat in praktijk om. (Glimlachjes)
Collegelid Pascal Smet: Zolang onze plannen inzake de jeugd- en fuifzaal nog niet helemaal
concreet zijn, kan ik daarover vandaag niet meer zeggen. Wij hangen soms af van de
privésector die in het kader van het huidige investeringsklimaat wel eens zou durven afhaken.
Het Investeringsplan is formeel gezien door het College nog niet helemaal aangepast. Dit
neemt natuurlijk niet weg dat qua timing bepaalde dingen nog kunnen verschuiven, iets wat
bij een Investeringsplan in functie van externe factoren altijd moet mogelijk zijn.
Inzake de openingsuren moet de knoop nog doorgehakt worden.
Er beweegt overduidelijk heel veel op dit vlak. De werkdruk bij de administratie ligt dan ook
zeer hoog. Ik moet er dan ook op letten dat ik hen niet naar een burn-out drijf. Op dit moment
heb ik er nog steeds alle vertrouwen in dat het College in 2019 een mooi bilan, althans wat de
investeringen betreft, zal kunnen voorleggen.
Collegelid Cieltje Van Achter (N-VA): Ik zou het collegelid willen oproepen om bij het
plannen van bijvoorbeeld de elektriciteitswerken de grootst mogelijke voorzichtigheid aan de
dag te leggen en een en ander volledig conform de wettelijke normen te laten verlopen.
Kunnen de centra tijdens die werken veilig verder actief zijn? Zijn alle noodzakelijke werken
vandaag of al uitgevoerd of nog gepland?
Hoe wordt er gereageerd door het College op de, door het collegelid zelf aangegeven,
verhoogde werkdruk op zijn administratie? Wordt er bij grote dossiers, zoals renovatie- en
nieuwbouwdossiers, altijd een projectgroep aangesteld? Zo ja, hoeveel mensen van de VGCadministratie zijn daar dan bij betrokken?
Heeft het collegelid weet van Brusselse dossiers die zouden ingetekend hebben op de
subsidies van de Vlaamse ministers Muyters en Crevits om de sportinfrastructuur in scholen
op te waarderen?
Collegelid Pascal Smet: Ik heb uitdrukkelijk gevraagd aan de baas van de administratie om
de nodige werken op die manier uit te voeren dat de gemeenschapscentra op een veilige
manier kunnen blijven draaien. De vraag hieromtrent werd nu opnieuw gesteld, het antwoord
zal later bezorgd worden.
Wij stellen voor elk groot dossier inderdaad een projectgroep samen. In zo’n groep komen de
diensten van de VGC, de gemeenschapscentra en externe architecterenbureaus samen om
projectdefinities op te stellen. Ik kan u vandaag niet precies meedelen hoeveel mensen van de
VGC daarbij betrokken zijn. Ik zal het navragen.
Wij hebben al eerder gesprekken gehad met de Vlaamse Regering over het feit dat het dossier
waarover mevrouw Cieltje Van Achter het heeft, eigenlijk niet op maat van Brussel gemaakt
is. Ik laat hier nog verder onderzoek naar doen.
-
Het incident is gesloten.
20
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60)
De voorzitter: Aangezien mevrouw Khadija Zamouri even niet aanwezig is in de zaal, stel ik
voor om eerst de vraag om uitleg van mevrouw Cieltje Van Achter aan bod te laten komen.
De renovatiewerken en de nieuwe concessie van het café De Markten
Mevrouw Cieltje Van Achter(N-VA): Het eetcafé De Markten moest plots vroeger sluiten
omwille van het overlijden van de zaakvoerder van bvba Kisco Projets die de horecazaak
uitbaatte, net zoals het café van Muntpunt. Inmiddels heeft AUB-SVP het overgenomen voor
Muntpunt. Voor het eetcafé van De Markten was er tot 15 februari 2017 tijd om een dossier in
te dienen als eventuele nieuwe uitbater. Op de website van De Markten vernemen we dat een
nieuwe concessie zal worden afgesloten. Zo lezen we op de website : “Aandachtspunten bij
de keuze van een nieuwe concessionaris zijn zorg voor kwaliteit, duurzaamheid, een gezond
personeelsbeleid, respect voor het Nederlandstalig karakter in een meertalige context. Tevens
wordt veel belang gehecht aan de visie op de relatie van de horecazaak tot het
gemeenschapscentrum. De jury zal de dossiers aftoetsen aan deze criteria.” Het lijkt mij
inderdaad uitermate belangrijk dat het Nederlandstalig karakter van het eetcafé gerespecteerd
wordt.
Uit de parlementaire bespreking met Vlaams minister Sven Gatz over de uitbating van
MuntPunt en De Markten, blijkt dat de stopzetting van het eetcafé De Markten vooral te
wijten was aan dringende herstel- en renovatiewerken aan het sanitaire blok en de keuken. Die
werken zouden uitgevoerd worden tussen begin maart en eind april 2017. Mijn vraag hierbij
is wat er zo dringend was aan deze renovatiewerken en of dit los stond van het zoeken naar
een nieuwe uitbater?
Deze renovatiewerken en de zoektocht naar een nieuwe concessiehouder zijn belangrijke
beslissingen waarover de VGC mee beslist, vandaar mijn volgende vragen:
Waarom werd er besloten om de concessie van het café De Markten, waar er nochtans
renovatiewerken gepland zijn, stop te zetten? Aan welke normen voldeden het sanitaire blok
en de keuken niet langer? Welke werken worden er concreet uitgevoerd? Door wie zullen ze
worden uitgevoerd, wat is de kostprijs en wie zal dit betalen?
He gebeurt de aanduiding van de nieuwe uitbater? Wie maakt deel uit van de jury? Wanneer
zal de beslissing vallen?
Hoe ziet de domeinconcessie eruit? In hoeverre zijn de voorwaarden, beschreven op de
website van De Markten, in deze concessie en het lastenboek opgenomen? Worden bepaalde
elementen uit de vorige concessie aangepast? Wat is de duurtijd van de overeenkomst? Wat is
de financiële impact van de stopzetting van de vorige concessie?
Ik wil erop hameren dat dit café absoluut een Nederlandstalig café moet blijven, want het gaat
om een echte hub van de Vlaamse gemeenschap in het centrum van Brussel. Ik hoop dat het
College hieraan de nodige aandacht besteedt.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Bij het afgelasten van het nieuwjaarsfeest van het
gemeenschapscentrum De Markten werd de sluiting van het café als reden aangehaald. In het
bericht dat De Markten zelf verspreidde, lees ik echter het volgende: “Het spijt ons zeer. Er is
21
een mooi programma, veel goesting en een groot enthousiasme. Daarnaast is er echter ook één
droevige oorzaak, namelijk een tekort aan personeel. Voor het eerst in 39 jaar zal er dus, op
de laatste vrijdag van januari, geen vrolijkheid zijn op de Oude Graanmarkt. Als alles goed
verloopt, hernemen we het voorziene feest bij het begin van de zomer, tegelijk met de
heropening van café De Markten.”
Ik herinner mij echter niet meer wie dit argument heeft aangehaald. Het is toch wel een
vreemde zaak. Wat is nu de échte reden van de afgelasting? Klopt het dat er
personeelsproblemen zijn bij het gemeenschapscentrum De Markten? Of had dit toch eerder
te maken met de sluiting en latere heropening van het café?
Collegelid Pascal Smet: De concessieovereenkomst met Kiso Projects werd in werking
gesteld op 1 mei 2008 en werd aangegaan voor een periode van 9 jaar. Op 30 april 2017 zou
deze overeenkomst dan ook eindigen. Ik heb de procedure toen geobjectiveerd en besloten om
café De Markten op termijn uit te besteden.
Op 21 december 2016 heeft de zaakvoerder ons laten weten dat café De Markten definitief
zou sluiten op 25 december 2016 wegens een faillissement en een persoonlijk drama waarbij
een uitbater op jonge leeftijd aan ziekte is overleden. Wij wisten al op voorhand dat er diverse
herstel- en renovatiewerken moesten worden uitgevoerd. De keuken is niet in orde met de
regelgeving en er is een probleem met de luchtverversing. Vandaar dat wij de sluiting
aanvaard hebben, met het oog op een versnelde uitvoering van de werken en een heropening
aan het begin van de volgende zomer.
Door het open karakter van het gemeenschapscentrum worden de toiletten niet alleen door
bezoekers van het café en van het gemeenschapscentrum gebruikt, maar ook door derden. Dat
laatste is dan nog een eufemistische omschrijving. Zowel de uitbater als het bestuur en de staf
van het gemeenschapscentrum willen daarom een betere visuele controle op het sanitaire blok.
Met de werken willen we een aantal knelpunten aanpakken die door het Federaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) werden aangehaald. De plannen worden ook
aan het FAVV voorgelegd. Het gaat onder meer om het organiseren van een dubbele flow
(scheiding van propere en vuile circulatie), het installeren van een kraan zonder
handbediening, ingrepen voor ongediertebestrijding, het gieten van polybeton in de kelder,
herstelwerken aan de keukenvloer, het betegelen van de keukenmuren en een aanpassing of
vervanging van keukentoestellen. Uiteraard is er na 9 jaar ook een aantal opfrissings- en
herinrichtingswerken nodig.
Voor deze werken wordt een aanbestedingsdossier opgesteld waarbij de markt bevraagd zal
worden. De gunningscriteria bepalen de keuze van de aannemer. Momenteel wordt de
kostprijs van de werken geraamd op 127.000 euro, exclusief btw, erelonen en onvoorziene
meerwerken. Deze kosten worden betaald door de VGC.
Gisteren heb ik een bijeenkomst samengeroepen met de architect, aangesteld door De
Markten zelf, de Entiteit Gemeenschapscentrum van de VGC en de mensen van het betrokken
gemeenschapscentrum. We hebben alle ideeën samengelegd en een concept afgesproken. De
architect zal de plannen nu afwerken. Ik ga ervan uit dat de renovatieplannen ook met de
nieuwe uitbater moeten worden bekeken.
22
Voor die nieuwe concessionaris werd begin januari een open oproep gelanceerd via diverse
kanalen: Bruzz, de website van Cultuurcentrum Brussel, de website van de VGC, de website
van GC De Markten, de sociale media, de nieuwsbrief van Horeca Partners met 12.000
geadresseerden, de website van Horeca Partners, websites van de andere gemeenschapscentra
en LinkedIn. Meer open kunnen we bijna niet zijn.
Op 16 januari 2017 vond er een infovergadering plaats in gemeenschapscentrum De Markten
met een rondleiding doorheen het gemeenschapscentrum en het café. De deadline voor de
inschrijvingen was 15 februari 2017. De kandidaten werden op 23 februari 2017
geïnterviewd. Eind deze maand zal ik de geselecteerde kandidaat, na validering door het
College, bekendmaken.
De jury, die op een objectieve en transparante manier heeft geoordeeld, was samengesteld uit
een vertegenwoordiger van gemeenschapscentrum De Markten, een vertegenwoordiger van
de raad van bestuur van De Markten, een vertegenwoordiger van de Entiteit
Gemeenschapscentra, een zakelijk deskundige van de Entiteit Gemeenschapscentra en een
extern jurylid van Horeca Partners. De dienst Financiën heeft de solvabiliteit van de indieners
onderzocht.
De nieuwe kaderconcessie verschilt weinig van de vorige. De duurtijd van deze concessie is 6
jaar, maar kan stilzwijgend met 3 jaar worden verlengd. Het lastenboek is een publiek
document dat we de Raad kunnen bezorgen. De overeenkomst bevat de mogelijkheid voor de
VGC om de overeenkomst eenzijdig, zonder motivatie en zonder schadevergoeding, op te
zeggen.
Er is nog een openstaande schuld aan concessievergoedingen van de vorige uitbater van
ongeveer 23.500 euro waarvoor een schuldvordering bezorgd werd aan de aangestelde
curator.
Voor de toekomstige concessie zal de kandidaat-concessionaris een voorstel doen voor een
concessievergoeding.
Deze
concessievergoeding
wordt
betaald
aan
het
gemeenschapscentrum. Naast deze concessievergoeding betaalt de concessionaris een
forfaitaire verbruiksvergoeding van 200 euro per maand aan de VGC, met een jaarlijkse
definitieve reële afrekening.
We hebben dit heel snel en via een zo open mogelijke procedure aangepakt. Het concept van
het nieuw plan werd vastgelegd. Nog deze maand zal de uitbater worden aangesteld. Hopelijk
kan er dan snel een aannemer van start gaan zodat het café tegen de zomer kan heropenen.
Ik was zelf ook niet blij met de annulering van de nieuwjaarsreceptie. Ik heb dat overigens
ook maar vernomen toen ik ziek in bed lag. Het had te maken met personeelsproblemen die te
delicaat zijn om in deze openbare zitting mee te delen. Ik betreur die beslissing van het
gemeenschapscentrum. Ik vind dat ze niet nodig was en te snel en te impulsief werd genomen.
Het had echter niets te maken met het café. Het is natuurlijk ook niet het einde van de wereld.
Misschien zal het net deugd doen om elkaar nog eens in de zomer te treffen in plaats van op
de zoveelste nieuwjaarsreceptie in januari.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Wanneer heeft het FAVV die knelpunten
gesignaleerd? Gaat het om grote problemen?
23
Collegelid Pascal Smet: Dat weet ik niet. Ik laat dat navragen. De verantwoordelijkheid voor
de uitbating ligt bij de concessiehouder. De VGC heeft wel haar verantwoordelijk genomen
toen op het einde van de concessie bleek dat er problemen waren. Het was altijd al de
bedoeling om renovatiewerken te doen, maar het is nu allemaal in een stroomversnelling
geraakt door het faillissement van de vorige concessiehouder. Het toont anderzijds wel aan
hoe flexibel de VGC en haar ambtenaren dit hebben aangepakt.
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Zijn er meerdere kandidaten voor de uitbating?
Collegelid Pascal Smet: Ja. Als we het juryverslag ontvangen hebben, zal het College een
beslissing nemen. Dan kan trouwens ook elektronisch. Tegen het einde van deze maand zal ik
het bekend maken.
-
Het incident is gesloten.
Taalbeleid BX Brussels
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): De voetbalploeg BX Brussels, opgericht door
Vincent Kompany, besloot vorig jaar om resoluut de kaart te trekken van de meertaligheid.
Samen met het Huis van het Nederlands werkte ze een stevig taalbeleid uit, met als
uitgangspunt de uitbreiding van de talenkennis van de jongeren. Er wordt intensief geijverd
om de visie van BX Brussels op meertaligheid te vertalen naar het voetbalveld.
De bedoeling is om op termijn te realiseren dat alle jeugdvoetballers – nu al meer dan 900 –
na hun voetbalcarrière bij BX Brussels uitstromen met een zekere kennis van het Frans en het
Nederlands.
Voor de kinderen uit het Nederlandstalig onderwijs wil BX Brussels een factor zijn die hun
kennis van het Nederlands in hun vrije tijd versterkt. Voor de kinderen uit het Franstalig
onderwijs wil BX Brussels dan weer een factor zijn die Nederlands aanbiedt en hen indirect
kan helpen met hun Nederlands op hun Franstalige school.
Het taalbeleid van BX Brussels richt zich trouwens niet louter tot de jonge voetballers. Er
wordt onder ook voorzien in taalcoaching voor de trainers en zelfs in oefenmomenten
Nederlands voor de ouders.
Wat is de stand van zaken van dit taalproject? Is dit taalbeleid reeds van kracht? Ondersteunt
de VGC dit project en, zo ja, op welke wijze?
Ik vernam dat de ploeg FC Ritterklub binnenkort een deeltijdse jeugdcoördinator zal
aanstellen. Hoe kan deze jeugdcoördinator eventueel een rol spelen in het implementeren van
een vergelijkbaar taalbeleid?
Collegelid Pascal Smet: Ik zal later nog een volledige en gedetailleerde stand van zaken van
dit taalproject aan de Raad bezorgen. Ik schets nu de grote lijnen.
Van oktober 2015 tot augustus 2016 werd het project voorbereid. Van september 2016 werd
effectief van start gegaan met het proefproject, dat van januari tot juni 2017 verdergezet
wordt. Vanaf seizoen 2017-2018 gaat het taaltraject effectief van start. Dit taalproject is
grotendeels gebaseerd op de methodiek die eerder binnen het project ‘Kort op de Bal’ van
JES bij FC Ritterklub gehanteerd werd.
24
Vanuit de VGC-bevoegdheid Sport wordt BX Brussels niet financieel ondersteund. De 3
voetbalclubs die BX Brussels omvat - BX Brussels, FC Forest en FC Black Star - zijn
aangesloten bij de Franstalige vleugel van de KBVB en kunnen daardoor niet door ons als
sportvereniging gesubsidieerd worden. Wel wordt er allerlei informatie uitgewisseld en ook
via andere organisaties samengewerkt. Zo heeft de VGC onder meer een convenant afgesloten
met de Belgian Homeless-cup voor de Brusselwerking, dat op zijn beurt
samenwerkingsverbanden heeft met BX Brussels. BX Brussels kreeg wel al projectsubsidies
van de VGC voor de organisatie van tornooien. In 2016 was dat 1.000 euro.
Op korte termijn ligt de focus van de jeugdsportcoördinator, momenteel aangesteld in
halftijdse tewerkstelling, en van de jeugdvoorzitter op het verhogen van de kwaliteit van de
trainers en trainingen, op het opvolgen van trainingen, op het geven van feedback aan
jeugdtrainers en op het uitwerken van een jeugdbeleidsplan. Een tweede focus is om zoveel
mogelijk doelgroepen te bereiken, om zoveel mogelijk ouders te betrekken bij de werking van
de club en om het aantal vrijwilligers te verhogen en te omkaderen. Op iets langere termijn zal
er ingezet worden op een verdere omkadering, waaronder ook de taalprojecten.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Dit antwoord ging toch echt iets te snel voor mij.
In juni 2017 zou het taalproject blijkbaar van start kunnen gaan?
Collegelid Pascal Smet: Ik zal u een gedetailleerd antwoord laten bezorgen.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): En u gaat de focus leggen op de jeugdcoördinator
van FC Ritterklub?
Collegelid Pascal Smet: Neen, zij leggen daar zelf de focus op. De informatie die ik hier
geef, komt van de club zelf.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Zal de VGC die deeltijdse jeugdcoördinator
partieel mee subsidiëren?
Collegelid Pascal Smet: Op dit moment niet. U weet dat wij FC Ritterklub heel sterk
ondersteunen. Wat betreft de deeltijdse jeugdcoördinator mogen zij zelf beslissen.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Trekt de VGC daarvoor middelen uit?
Collegelid Pascal Smet: We geven 20.000 euro aan de Ritterklub voor die coördinator.
-
Het incident is gesloten.
De inspiratienota over de bibliotheek van de toekomst
De heer Paul Delva (CD&V): In de Beleidsnota ‘Verbinden’ deelt het collegelid ons zijn
voornemen mee om een visienota op te stellen over de bibliotheek van de toekomst. Dit is
inderdaad een van de belangrijke werven van deze en ook van de komende legislaturen. Waar
willen we naartoe met onze lokale bibliotheken? Hoe zal de rol van die bibliotheken zich
verhouden ten aanzien van de rol van Muntpunt? Hoe zien we de lokale bibliotheken in het
Nederlandstalige netwerk van de 19 gemeenten? Wat is de rol van die bibliotheken ten
opzichte van scholen en gemeenschapscentra?
25
We beschikken in elk van de 19 gemeenten over een driehoek, samengesteld uit het
gemeenschapscentrum, de lokale bibliotheek en de Nederlandstalige school of scholen, die
buitengewoon efficiënt kan werken. Hoe zal het beleid zich in de toekomst verhouden tot
dergelijke driehoeken?
In april 2016 maakte het collegelid nog gewag van een inspiratietekst, die zou worden
opgesteld door de denktank en het netwerk van de Brusselse bibliotheken. Bij een volgend
debat in oktober van vorig jaar gaf het collegelid aan dat de tekst daarvan eind december
2016, begin januari 2017 klaar zou zijn en nadien zou voorgelegd worden aan de Raad en aan
bepaalde doelgroepen. Op basis van de feedback zou er dan een beleidstekst worden
opgesteld. Is de inspiratietekst ondertussen klaar? Wanneer zullen we die in de Raad kunnen
bespreken?
Er was een waslijst van organisaties en bibliotheken die zou meewerken aan de
totstandkoming van de nota. Ik veronderstel dat zij zonder uitzondering die taak hebben
opgenomen. Is dat het geval?
Hoe ziet de verdere behandeling van de inspiratietekst eruit? Welke doelgroepen worden
betrokken bij het vervolg van het overleg en bij de omzetting van de inspiratietekst in een
politieke beleidstekst? Hoe ziet de verdere timing voor de politieke beleidstekst eruit?
De beleidsnota spreekt ook over een nieuwe naam voor het Streekgericht Bibliotheekbeleid.
Deze zou meer ‘stedelijk’ moeten worden. Kan het collegelid daarover al meer kwijt?
Ik ben vooral benieuwd naar de rol die in die inspiratietekst door de lokale bibliotheek wordt
opgenomen, onder andere in verhouding tot de Vlaamse actoren zoals de gemeenschapscentra
en de Vlaamse scholen. Die bereiken andere doelgroepen en -publieken. De bibliotheek is
eigenlijk een plek waar de diverse doelpublieken van gemeenschapscentra en scholen elkaar
kunnen ontmoeten, met een vruchtbare kruisbestuiving tot gevolg.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik sluit mij volledig aan bij de vragen van de heer Paul
Delva. Ik verwijs tevens naar de interpellatie die ik hierover in de bevoegde commissie heb
gehouden. Daar is toen een debat over dit thema gevoerd. Ik had van het collegelid graag een
stand van zaken gekregen van al wat hij hierover in het verleden heeft aangekondigd.
Het Investeringsplan voorziet in geld voor 3 bibliotheken: De Zeyp, Nekkersdal en
Pieter&Pauwel. Zitten er voor andere bibliotheken nog projecten in de pipeline? Komen er
vragen vanuit de bibliotheken zelf? Ik verwijs bij wijze van illustratie naar de bibliotheek van
Jette, die een zeer geslaagde patio heeft aangelegd tussen de Franstalige en de
Nederlandstalige bibliotheek. Dat is een heel toffe ontmoetingsplek geworden, waar je samen
kan zitten lezen. Het gaat om een goed geslaagd project, gerealiseerd met zeer weinig
middelen maar vooral met veel goede wil. Staan er in andere bibliotheken soortgelijke
initiatieven op stapel?
De heer René Coppens (Open Vld): Het verheugt mij dat het Nederlandstalige
bibliotheeklandschap in Brussel vandaag nog eens op de agenda van de plenaire vergadering
staat. Zoals bij ongetwijfeld velen onder u, ligt het bibliotheekbeleid ook mij na aan het hart.
26
Binnen het netwerk van Brusselse bibliotheken is er sinds vorig jaar een denktank actief, met
als opdracht het debat over de rol van de hedendaagse bibliotheek voor te bereiden. En dit met
de nadruk op de maatschappelijke relevantie van het bibliotheekwezen.
Het is positief dat de partners die deelnemen aan deze denkoefening, teruggaan tot de
essentie. Wat zijn de prioritaire doelstellingen van een bibliotheek? En hoe moet de
bibliotheek van de 21e eeuw, rekening houdend met de Brusselse context van meertaligheid
en multiculturaliteit, er precies uitzien?
Zoals de heer Delva al zei, zou de inspiratietekst begin januari 2017 klaar zijn en worden
voorgelegd aan de Raad. Kan het collegelid vandaag al de krachtlijnen en de hoofdpunten van
die inspiratietekst aangeven? (Collegelid Smet schudt ontkennend het hoofd)
Worden er aanbevelingen geformuleerd door de bibliothecarissen? Het spreekt vanzelf dat we
het debat alleen op een grondige manier kunnen voeren als de raadsleden beschikken over de
nodige teksten.
Ik wil nog niet te veel op de zaken vooruitlopen, maar heeft het collegelid al enigszins in
gedachten hoe zijn politieke visietekst, die zich zal baseren op de inspiratietekst van de
bibliothecarissen, er zal uitzien? Waarop zullen de klemtonen liggen?
In verband met het collectiebeleid van onze bibliotheken zei het collegelid enkele maanden
geleden al dat de 20 bibliotheken een collectieschema hebben uitgetekend. Er is daarop echter
toen niet dieper ingegaan. Hoe ziet dat collectieschema er in grote lijnen uit?
Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Ook ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Delva.
Iedereen in de Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport zit eigenlijk een beetje op zijn honger
en zou willen weten waar het College naartoe wil met onze bibliotheken. Bibliotheken zijn
heel erg belangrijk voor ons Vlaamse netwerk in Brussel. Zij bereiken scholen, kinderen én
volwassenen. Het zijn echte ontmoetingsplaatsen.
Er zijn hierover al veel vragen gesteld, maar we zijn alsnog niet tot de essentie gekomen. Ik
kijk uit naar die visienota die ons duidelijk moet maken hoe de bibliotheken zelf hun rol in
ons gewest zien. Ik hoop dat wij daarover spoedig een groot debat kunnen houden.
Desgevallend kunnen wij in de commissie een hoorzitting organiseren met de mensen van
Streekgericht Bibliotheekbeleid.
Collegelid Pascal Smet: Ik zal dit antwoord noodgedwongen kort houden omdat de
denkgroep die 3 jaar geleden is gestart met een traject over de maatschappelijke relevantie,
pas deze maand haar werkzaamheden zal afronden en dan nog alleen maar voor intern
gebruik. Haar teksten zullen op hun beurt dienen als inspiratie voor de tekst van de
administratie. Niet alleen de raadsleden, maar ook ikzelf zit op mijn honger. We hangen in
deze af van het engagement van vrijwilligers of van mensen die ook nog andere taken hebben.
Ik wil zeker geen kritiek spuien. Het gaat bovendien om een dossier dat niet zo superdringend
is, hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat het niet belangrijk is. Kortom, ik wil die mensen niet
opjagen. Het komt niet op een paar maanden meer of minder om dit nu te bespreken. Dat is de
reden waarom ik daar nu niet met de zweep achteraan zit.
27
We hebben aan de administratie gevraagd om de nota af te ronden voor het paasreces. Ik hoop
dat ze daarin zal slagen. Dan zal ik, zoals beloofd, met de nota voor een eerste lezing naar hier
komen.
We hebben al subsidies gegeven aan Anderlecht en in 2015 aan Elsene. Natuurlijk krijgen we
nu al de projecten van De Rinck, De Zeyp, Nekkersdal en Koekelberg. Niets belet andere
bibliotheken om nog met voorstellen te komen. Anderlecht is met een vraag gekomen, we
hebben die vraag geanalyseerd en daaraan tegemoetgekomen. We moeten de mensen blijven
aanmoedigen om met vragen en voorstellen naar ons te komen.
De heer Paul Delva (CD&V): Als de tekst niet beschikbaar is, kunnen we er moeilijk over
discussiëren. Ik begrijp dat er een paar weken of maanden vertraging worden opgelopen, die
dingen gebeuren nu eenmaal. Het laatste wat ik wil is een collegelid, die de moed heeft zich
over een timing uit te spreken en deze timing omwille van externe omstandigheden niet haalt,
daarop aan te pakken. We stellen de discussie een paar maanden uit, dat is geen probleem.
Ik hoop dat de administratie werk zal maken van het verzamelen van de ideeën die vanuit de
werkgroep binnenkomen en zelf een tekst zal voorstellen en ruimte maakt om daarin de
driehoek op te nemen die ik in mijn vraag heb aangekaart en die in elke gemeente in Brussel
tussen onze scholen, het gemeenschapscentrum en de Vlaamse bibliotheek bestaat.
Het zou al te beperkend zijn om het daarin enkel over de Vlaamse bibliotheek te hebben, hoe
belangrijk die ook is. We weten dat scholen met gemeenschapscentra samenwerken in het
kader van de Brede School. We weten dat er meer en meer projecten door de bibliotheek en
de gemeenschapscentra samen worden uitgevoerd.
Ik hoop dat we een allesomvattende visie zullen krijgen over de rol van de bibliotheek in het
Nederlandstalige weefsel van de gemeente. Dat er een ruime visie komt, die zoals collega
Annemie Maes terecht aankaart, ook contacten met anderstalige bibliotheken omvat.
Ik kijk uit naar de discussie en zal niet nalaten het collegelid na de Paasvakantie daarover
opnieuw te ondervragen.
Voorzitter: de heer René Coppens
VERKLARING VAN COLLEGELID BIANCA DEBAETS
Collegelid Bianca Debaets: Ik wil even een algemene opmerking maken of liever eerder een
oproep aan onze collega’s lanceren. Er moet mij iets van het hart. We leven in politiek
woelige tijden. Dat is zeker zo. Velen denken lessen in deontologie te moeten verstrekken.
Daar kunnen we alleen maar achter staan. Er moet mij echter wel iets van het hart. Dat er
moties worden ingediend, behoort tot het parlementaire werk en is goed ook al is het
onderwerp van de vraag al veelvuldig besproken in commissievergaderingen en parlementaire
assemblees. Ook daar kan ik perfect mee leven. Het is tenslotte de rol van de oppositie om
oppositie te voeren. Ik vind het eveneens allemaal prima dat men daar de sector probeert in
mee te krijgen en er een mediaspektakel van tracht te maken.
Ik heb het niet over deze ruimte want hier is alles publiek en wordt alles vastgelegd, maar het
volgende vind ik wel bedenkelijk. Ik vind het werkelijk beneden alle peil dat wanneer ik of
andere collega’s in de gang met de betrokkenen in gesprek zijn, en alles wordt op een
28
bijzonder geniepige manier – ‘sneaky’ zoals men in het Engels zegt - gefilmd en op beeld
vastgelegd zonder aan mij, collega’s of betrokkenen daarvoor toestemming te vragen.
Als men in bureaus, vergaderingen of bijeenkomsten oproept om regels van deontologie te
volgen en te kijken hoe deze best worden vastgelegd, ben ik de eerste om op te roepen dit
punt aan de agenda toe te voegen. Er zijn zaken zoals deontologie en transparantie, maar er is
ook nog altijd zoiets als wellevendheid. Ik dank u.
De voorzitter: Op basis van artikel 30,9 van het Reglement van Orde: “Behoudens
andersluidende bepalingen mag een lid van de Raad na een lid van het College te allen tijde
het woord voeren met een maximum spreektijd van vijf minuten.”- heeft de heer Bruno De
Lille het woord.
De heer Bruno De Lille (Groen): Het is een persoonlijk feit, maar het gaat niet over mij. Ik
was niet aan het filmen. Maar ik vind het eigenlijk beneden alle peil dat een collegelid in de
VGC-Raad op die manier uithaalt naar parlementsleden die hun werk doen en ze dan nog eens
verdacht maakt door te stellen dat ze op een slinkse manier aan het filmen zijn. Er is niet veel
slinks aan om uw gsm al filmende voor u te houden. Iedereen kan dan zien dat je aan het
filmen bent.
Bovendien bevinden we ons in een openbaar gebouw. We hadden van u kunnen verwachten
dat u hier aanwezig was om te reageren op alles waarover hier is gediscussieerd. U hebt
ervoor gekozen om na de behandeling van de motie aan te komen en dan te trachten zijdelings
uw visie aan de mensen te geven. Dat is uw goed recht, maar ik vind het beneden alles dat u
hier een discours komt afsteken over ethiek en deontologie. We hebben elkaar geen lessen te
geven. U doet niets anders dan met het vingertje zwaaien en mensen trachten te denigreren
door de wijze waarop u uw tussenkomst hebt gedaan. Dat is een staatssecretaris en een
collegelid onwaardig. Dat past niet in de Raad.
We zijn op geen enkel moment ons boekje te buiten gegaan. We doen wat we moeten doen.
Het is misschien vervelend, maar we zijn in het Parlement om het College te controleren, niet
meer en niet minder. Dat dit vervelend kan zijn, wil ik wel geloven, maar we doen het altijd
met respect voor de persoon. We vallen de persoon niet aan, maar we spelen op de
beslissingen die worden getroffen, en vallen ze aan. Dat is ons goed recht.
Dat soort lesje, of liever preek moeten krijgen, past niet. Dat zou u beter niet hebben gedaan.
We staan altijd open voor discussie, men kan het eens of oneens zijn met elkaar. Op het
ogenblik dat u reageerde, zijn we onmiddellijk zonder enige discussie met filmen gestopt.
Achteraf deze scene voor een volle zaal komen opvoeren, vinden wij niet passen. U hebt een
grote kans om te zwijgen gemist. Ik stel voor dat we onze agenda voortzetten.
Collegelid Bianca Debaets: Is dat de nieuwe politieke cultuur?
De heer Bruno De Lille (Groen): U misbruikt uw plaats als collegelid. Dit soort
tussenkomsten houden, siert u niet. Het is beneden alle peil. Als u daarover wil praten, kom
naar ons toe, maar op die manier een preek afsteken staat u niet, en het is u onwaardig. Ik stel
voor dit niet meer te herhalen. Dat zal in uw voordeel spelen. Ik heb het laatste woord, het is
niet nodig de nagel er nog eens in te slaan. U toont uzelf op de meest lage manier. U kunt niet
aanvaarden dat u een opmerking krijgt.
29
Collegelid Bianca Debaets: Het is een oproep om de regels van beleefdheid te volgen. Deze
zitting is openbaar, maar als het de bedoeling is elkaar in de wandelgangen te gaan filmen,
dan heb ik daar vragen bij.
De heer Bruno De Lille(Groen): Dit is iets wat buiten de zaal is gebeurd.
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60)
Onderbemanning in de zorgsector
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Op 23 december 2016 verscheen in De Standaard
een artikel over het tekort aan personeel in de zorgsector in Vlaanderen. Er werd in het artikel
een balans opgesteld over de instroom en de uitstroom van het personeel in de zorgsector. De
instroom van jonge verpleegkundigen is kleiner dan de uitstroom van vooral gepensioneerde
verpleegkundigen. Ook bij tandartsen, kinesisten en apothekers blijft de instroom negatief. De
instroom van vroedvrouwen en ergotherapeuten is groter dan de uitstroom, wat dan weer
positief is. Bij diëtisten dreigt er zelfs een overschot. Ook hebben de afgelopen 5 jaar meer
mensen de opleiding zorgkunde gevolgd.
De stijging van het aantal zorgkundigen is positief om de vergrijzing op te vangen. Er wordt
al 5 jaar campagne gevoerd om jongeren aan te trekken in de zorgsector. Dat werpt voor
sommige vacatures vruchten af. De vraag is echter of de situatie in Vlaanderen vergelijkbaar
is met de situatie in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De Nederlandstalige zorgsector in
Brussel heeft nood aan Nederlandstalige arbeidskrachten voor sommige vacatures. Ik had
graag geweten welke. Campagnes kunnen de belangstelling voor knelpuntberoepen doen
toenemen. In Vlaanderen is dat blijkbaar gelukt. Hoe zit het in Brussel?
Wat zijn de cijfers voor de Nederlandstalige zorgsector in Brussel? Waar bevinden zich de
tekorten en waar zijn er overschotten aan zorgpersoneel en paramedici? Hoe zit het bij de
artsen? Ik denk specifiek aan de artsen die bij de BHAK zijn aangesloten. Is er een tekort aan
Nederlandstalige artsen in Brussel? Hoe evolueert de situatie van de Nederlandstalige
huisartsen? Wat is de netto stijging of daling of stagnatie? Waarin verschilt de situatie met die
van Vlaanderen? Op welke manier ondersteunt het Vlaamse beleid de specifieke situatie in
Brussel? Wat is hierbij de rol van de VGC? Kunt u herhalen hoe er wordt samengewerkt met
het Huis van de Gezondheid om personeel aan te trekken in de zorgsector? Wat is het
resultaat van dit beleid? Worden nog andere initiatieven genomen om mensen aan te trekken
in de zorgsector?
Collegelid Bianca Debaets: We beschikken niet over officiële cijfers met betrekking tot het
aantal Nederlandskundigen die tewerkgesteld zijn in de Brusselse zorgsector. De beschikbare
tewerkstellingscijfers voor zorgverleners in het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn namelijk
niet opgesplitst per taalrol.
We beschikken wel over gegevens uit een enquête afgenomen door het Huis voor Gezondheid
bij de 9 Nederlandstalige zorgopleidingen, namelijk verpleegkunde, dieet- en voeding, optiek
en optometrie, medische beeldvorming, laboratoriumtechnologie, vroedkunde en
ergotherapie. Daaruit blijkt dat ongeveer een derde van de Nederlandstalige studenten in het
derde jaar, dus op het einde van hun opleiding, aangeeft graag in Brussel te willen werken.
Een op drie wil dit absoluut niet en een op drie is onbeslist.
30
De belangrijkste redenen om niet in Brussel te werken zijn dat ze het Frans onvoldoende
machtig zijn en de te dure huisvesting. Vooral mensen die afkomstig zijn uit een andere regio,
willen ook dichter bij huis werken en zien op tegen de dagelijkse mobiliteitsproblemen. Velen
hebben niet de state of mind om in Brussel te komen wonen. Een ander knelpunt is dat er een
grote turnover van personeel is in de Brusselse ziekenhuizen, wat het moeilijk maakt
stabiliteit te verkrijgen.
In mijn antwoord op uw vraag over de tekorten of overschotten bij zorgpersoneel en
paramedici, heb ik de cijfers opgesplitst. Dat gaat ons echter wel vrij ver brengen. Ik laat het
over aan het oordeel van u, de voorzitter en de collega’s of ik die hier al die cijfers voorlees of
toevoeg aan het verslag.
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Ik ga akkoord om die toe te voegen aan het verslag.
Collegelid Bianca Debaets: Ik kan u alleszins zeggen dat het aantal Nederlandstalige
inschrijvingen in de opleiding verpleegkunde in het Brussels hoofdstedelijk gewest een
gemiddeld jaarlijks groeipercentage kent van 5,7% tussen 2008 en 2016. In Vlaanderen is dat
5,3%. In Brussel is er een totale stijging van 64% tussen 2008 en 2016, van 298 studenten in
2008 naar 549 studenten in 2016. Die opleiding zit duidelijk in de lift.
De situatie in Brussel verschilt van die van Vlaanderen in die zin dat er in totaliteit voldoende
zorgverleners zijn, maar niet voldoende Nederlandstaligen of Nederlandskundigen. Dat geldt
eveneens voor huisartsen. Er zijn wel voldoende huisartsen in Brussel, maar niet voldoende
Nederlandstalige of Nederlandskundige huisartsen. Zoals reeds aangegeven geldt dat ook
voor Nederlandskundige vroedvrouwen, thuisverpleegkundigen, ergotherapeuten en diëtisten.
Ook in de eerste lijn hebben we nood aan Nederlandskundigen.
Er moeten eveneens nog steeds bijkomende stageplaatsen voor zorgkundigen worden gezocht.
Dat blijft toch een knelpunt. Dat is ook zo in Vlaanderen, maar in Brussel zijn er minder
beschikbare plaatsen voor Nederlandstalige zorgkundigen waardoor leerlingen uitwijken naar
Vlaams-Brabant.
Voor huisartsen in opleiding (HAIO) heeft Brussel volgens het Interuniversitair Centrum voor
Huisartsenopleiding niet meteen een tekort aan opleidingsplaatsen, in tegenstelling tot wat
soms gezegd wordt. Het streefcijfer is 10% van de huisartsen in de regio als praktijkopleider.
In realiteit zitten echter meerdere praktijkopleiders samen in 1 groepspraktijk en wordt 1
HAIO aangenomen.
Vlaanderen steunt Brussel via Het Brussels Overlegplatform Zorgberoepen in samenwerking
met de zorgambassadeur, Lon Holtzer, om zorgberoepen te promoten. De VGC doet ook extra
inspanningen op dat vlak, samen met het Huis voor gezondheid, dat hierbij onze prioritaire
partner is. Ik denk aan het project ‘Zorg om Talent’ en de uitrol van de campagne ‘Ik ga
ervoor’. We hebben ook het H-team: een team van vrijwilligers en gidsen werkzaam in de
zorgsector. Uitgerust met een promotiepakket trachten zij in scholen mensen warm te maken
om voor dat type beroepen te kiezen.
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Ik kijk uit naar de cijfers.
31
Het Huis voor Gezondheid blijft de partner bij uitstek om deze problematiek te helpen
aanpakken. Dat levert goed werk. Er zijn geen andere actoren op het terrein.
Wat ik ook waardeer, is het onderzoek dat werd uitgevoerd naar de redenen om na de
opleiding niet in Brussel te willen werken. Naast de bekende redenen waarom jongeren niet in
Brussel willen blijven, valt het gebrek aan kennis van het Frans op. Ik zou daarom willen
vragen en oproepen om het Frans in de opleidingen in Brussel te versterken. Er wordt wel
gesproken over tweetalige opleidingen voor leerkrachten, maar ook in de zorgsector is het
absoluut noodzakelijk om doorgedreven taalonderwijs te incorporeren in de opleidingen in
Brussel. Dat zal de kans dat deze zorgkundigen na hun opleiding in Brussel willen werken,
verhogen.
Ik heb ook nog een praktische vraag. U zegt dat het streefcijfer voor huisartsen in opleiding
10% van het aantal gevestigde huisartsen bedraagt. Heb ik het goed begrepen dat dat
percentage in Brussel meer dan 10% bedraagt en dat de doelstelling dus behaald wordt?
Collegelid Bianca Debaets: Het streefcijfer is 10%. Als ik het goed begrepen heb, haalt men
dat in Brussel, volgens het Interuniversitair Centrum voor Huisartsenopleiding. Misschien
kunnen mensen uit de praktijk daar meer over vertellen. Men zegt dat er geen gebrek aan
stageplaatsen is.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik weet uit de ervaring van mijn zoon dat er toch een
gebrek aan stageplaatsen is.
Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Dat moet toch goed in de gaten gehouden worden.
Diegenen die stage lopen in Brussel, krijgen dikwijls toch de microbe te pakken en zijn dan
misschien wel geneigd hier te blijven.
Collegelid Bianca Debaets: Ik wou ook nog iets zeggen over de bijkomende vraag van
mevrouw Dhaene. Ik heb geen cijfers over het aantal huisartsen dat gebruik maakt van het
aanbod om een opleidingspremie te krijgen via de GGC. Misschien kan die vraag ook gesteld
worden in de GGC.
-
Het incident is gesloten.
Voorzitter: mevrouw Brigitte Grouwels
Personeelssituatie van de VGC
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ongeveer een jaar geleden stelde ik u een vraag over het
opvallende personeelsverloop van een aantal functies bij de VGC. U antwoordde toen dat dat
allemaal normaal was en gebruikte de hoge personeelsbezetting als bewijs.
Sindsdien is er echter weer een financieel directeur vertrokken. Dat betekent niet alleen dat de
functie door collega's wordt ingevuld, maar ook dat er serieuze gaten vallen tussen het vertrek
van de ene en de komst van de opvolger. We vermoeden dat hierdoor heel wat expertise
verloren gaat. Het zou volgens mijn informatie al de vierde financieel directeur zijn die
vertrekt in 7 jaar.
32
Dat is voor elke organisatie een abnormaal fenomeen. Blijkbaar is het opleidings- en
vormingsaanbod niet voldoende om te overtuigen. Bovendien kost het telkens handenvol
geld: nieuwe aanwervingsprocedure organiseren, selectiebureaus betalen, kosten voor het
adverteren van de vacature enzovoort. Dat is dan nog gerekend zonder het verlies van
expertise en de kosten voor de opleiding van de opvolger.
De hoge bezettingsgraad is niet de enige graadmeter voor een probleem met het
personeelsverloop. Als er systematisch mensen vertrekken op cruciale plaatsen, ook al is het
er maar een, dan kan dat een serieuze verstoring betekenen van een goede werking.
Ten slotte blijven sommige instellingen die van de VGC afhangen, zoals AXIMAX en een
aantal gemeenschapscentra, vragen om een correcte invulling van hun personeelsformatie.
Graag had ik een overzicht van alle mandaathouders die sinds 2010 zijn vertrokken, met een
opsplitsing naar reden van vertrek, jaar en functie. Hoeveel vertrokken er in 2016?
Ik wil graag mijn vraag van vorig jaar herhalen. Vanwaar het grote verloop in een aantal
functies?
De grote lokroep van de privésector, door u vorig jaar aangehaald als voornaamste reden, kan
volgens mij voor de VGC toch niet harder spelen dan voor andere openbare overheden?
Welke inspanningen heeft u in 2016 gedaan om dit probleem op te lossen?
Graag kreeg ik wat meer uitleg over de invulling van de personeelskaders van de
verschillende organisaties van de VGC. Waar ontwaart het collegelid situaties die een
oplossing behoeven en welke stappen werden al gezet om hier werk van te maken?
De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik sluit me aan bij de opmerkingen van mevrouw Annemie
Maes. sp.a klaagt dit probleem al lang aan, ook al tijdens de vorige legislatuur. Het is een
kwestie die al heel lang aansleept, de personeelsproblemen bij de VGC en het gebrek aan
stabiliteit in de administratie.
Naast het grote personeelsverloop is er het probleem dat vele vacante plaatsen moeilijk
ingevuld raken, omdat ze niet vrijgegeven worden of omdat men niet de juiste mensen vindt.
Tijdens de begrotingsbesprekingen legde collega Hannelore Goeman al de nadruk op dit
probleem. Het is terecht dat we hier onze grote bezorgdheid uiten, want het gaat natuurlijk
over mensen die de kern vormen van wat de VGC is. Als we er niet in slagen om ons
personeel te behouden, om het kader in te vullen of om ervoor te zorgen dat mensen deftig
ondersteund worden, dan rijst de fundamentele vraag of de VGC zijn functie op een correcte
manier kan blijven uitoefenen. Ik denk dat dat momenteel nog wel lukt, maar we moeten er
toch waakzaam voor zijn dat het niet de verkeerde kant uitgaat.
Ik wil nog een vraag toevoegen aan de vragen van mevrouw Annemie Maes. Mevrouw Maes
had het over de mandaathouder voor Financiën. Ik had graag geweten wat het financiële
plaatje is voor al die mandaathouders die de laatste jaren opgestapt zijn. Een aantal van hen
hebben namelijk bij hun vertrek een premie gekregen.
Ik begrijp dat u de cijfers hierover nu niet kan geven, maar als toevoeging bij het antwoord op
deze vraag had ik graag de totale kost gehad van de premies die uitbetaald zijn aan
opstappende mandaathouders. Ik hoor namelijk dat de grote turnover ook grote financiële
33
implicaties heeft. Naast het gevaar van het verzwakken van onze administratie, is er ook een
financieel gevaar voor de VGC.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik wil me aansluiten bij de vraag om transparantie
over de mandaathouders. Ik heb nog een bijkomende vraag die hierbij aanleunt, maar het leek
me niet opportuun om die in te dienen als aparte vraag. Misschien kan u er niet onmiddellijk
op antwoorden, maar dan hoor ik het graag later via het verslag.
Er wordt een enorm verschil gemaakt tussen de werknemers in de VGC-administratie. Zo is
het gebruik van de stille werkplek in het gebouw enkel gereserveerd voor het kaderpersoneel
met niveau A. Ook mag de parking niet gebruikt worden door werknemers met niveau C of D.
Waarom wordt daar zo’n groot verschil in gemaakt? Iemand met niveau A, die hier om de
hoek woont, zou dus wel van de parking gebruik kunnen maken en iemand met niveau C, die
heel ver woont, niet. Dat vind ik toch eigenaardig.
De voorzitter: Ik geef collegelid Bianca Debaets nu graag het woord. Deze laatste vraag
wijkt wel totaal af van hetgeen mevrouw Annemie Maes heeft voorgelegd. Zij kan hier een
schriftelijke vraag over indienen.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Moet ik hier een aparte vraag over stellen?
Misschien kent collegelid Bianca Debaets het antwoord op deze vraag wel.
Collegelid Bianca Debaets: Het College weet veel, maar niet alles en zeker niet alles stante
pede. Het is echter wel inderdaad een interessante vraag. Als mevrouw Khadija Zamouri hier
een correct zicht op wil krijgen, moet ze me wat tijd gunnen.
Als ik alles moet overlopen, zal ik iets sneller moeten praten. Sinds 2010, met andere
woorden: gedurende vorige legislatuur, stopte het mandaat van 10 mandaathouders.
Als ik alle data zal moeten overlopen, ga ik over de mij toegewezen tijd. Zal ik dan maar al
deze gegevens bij mijn antwoord voegen? Het gaat hier immers om 10 mensen met hun
aanstellingsdatum, hun vertrek, de reden voor hun vertrek en zo verder. Op 5 minuten kan ik
dit allemaal niet brengen.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Kan collegelid Bianca Debaets hier ook de bedragen aan
toevoegen?
Collegelid Bianca Debaets: We zullen dit bekijken. Ik wil raadslid Jef Van Damme toch
graag meegeven dat de ontslagvergoedingen correct en juridisch bindend zijn opgesteld. Dit is
niet meer dan evident. We zullen echter nagaan of we deze berekeningen kunnen toevoegen.
De redenen van het vertrek van mandaathouders zijn niet eenduidig te benoemen. Ik heb dit in
het verleden ook al gezegd. Men kan daar niet één bepaalde reden op kleven. Alles hangt heel
erg af van geval tot geval. In die zin: een aantal mensen die afkomstig zijn uit de privésector,
willen soms, na een paar jaar, terugkeren naar de privé. Dit kan te maken hebben met
verloning; dit kan te maken hebben met een andere bedrijfscultuur of nog iets anders. De
privésector functioneert anders dan een overheidsadministratie. Een aantal mensen geven dit
als reden voor hun vertrek.
34
Anderzijds mag niet uit het oog verloren worden dat 6 mandaathouders reeds in hun tweede
mandaatperiode zijn: de leidend ambtenaar, de algemeen directeur Onderwijs en Vorming, de
algemeen directeur Cultuur, Jeugd en Sport, de deskundige- coördinator Stedelijk Beleid, de
deskundige-coördinator Meet-en weetcel en de entiteitsverantwoordelijke Onderwijscentrum.
Het gaat hier om mensen die op een heel stabiele wijze bezig zijn met hun tweede mandaat.
Als men stelt dat het hier om een grote leegloop gaat, doet men de waarheid onrecht aan.
Bij de laatste selectieprocedures die in november of december 2016 werden afgerond, hebben
ook een aantal interne kandidaten deelgenomen en werden ook 2 interne kandidaten
aangesteld. Het gaat hierbij om mensen die van binnen de organisatie zijn doorgegroeid en die
nu klaar zijn om naar een ander niveau over te stappen naar een mandaatfunctie. De
procedures werden door hen correct gevolgd. Bijgevolg kunnen zij binnen onze administratie
verder doorgroeien. Ook dit is belangrijk.
Mevrouw Annemie Maes had ook een vraag over de invullingsgraad van de personeelskaders.
Dit is uiteraard een dynamisch gegeven. In die zin: het gaat hier altijd om een
momentopname. Ik zal een voorbeeld geven. Neemt men de entiteit gezin onder ogenschouw
dan stelt men vast dat op 1 januari de bezetting van deze entiteit het meest precair was. In die
zin: op dat ogenblik was er maar 73% van deze entiteit ingevuld. Men zou hier een drama van
kunnen maken. Als men mij volgende maand dezelfde vraag zou stellen, komt men wellicht
tot volstrekt andere gegevens. Waarom? De aanwervingsprocedures tot vervanging werden
immers opgestart. Binnen een aantal weken krijgt men wellicht een totaal ander beeld. Dit
geldt trouwens ook voor de bezettingsgraden van de andere entiteiten.
De bezetting van de Gemeenschapscentra bedroeg op 1 januari 87%. Ook daar zijn
aanwervingsprocedures lopende. Anderzijds zijn er echter ook zeer hoge bezettingsgraden. Zo
is de Meet-en Weetcel voor 100% bezet. Bij ICT en communicatie bedraagt de
bezettingsgraad 95% en bij Stedelijk Beleid 97%. In die zin is alles vrij stabiel.
Een volledige, voor de volle 100 %, bezetting is vrijwel onmogelijk te bereiken. Binnen een
dienst zijn er immers altijd wel mensen die ziek zijn; andere mensen hebben dan weer te
kampen met een burn out. Mensen maken ook gebruik van allerlei verlofstelsels zoals
loopbaanonderbreking, zorgverlof, tijdskrediet… Noem maar op.
Per mandaathouder bezorg ik jullie zeker de datum van vertrek, de reden van het vertrek, de
financiële implicaties en de nieuwe invulling. Dit alles zou een vrij accuraat beeld moeten
geven.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik bedank collegelid Debaets voor haar antwoord en kijk
alvast uit naar de cijfers. In haar antwoord heeft zij het vooral over de bezettingsgraad. Dit is
een belangrijk element. In tijden van burn out is het essentieel om te weten hoeveel mensen er
effectief op hun post zitten. Ik heb echter vooral vragen over het verloop; over het feit dat er
know how wordt opgebouwd en dat men vervolgens terug weggaat. Deze vraag heeft
collegelid Debaets niet ten volle beantwoord. Een klein verloop is normaal. Elk bedrijf, elke
overheid wordt, om welke reden dan ook, daarmee geconfronteerd. Collegelid Debaets heeft
het bij het rechte eind als zij stelt dat er voor het verloop diverse redenen kunnen worden
opgesomd. Dat weet ik ook wel. Op een aantal plekken is het verloop enorm groot. Daarover
moeten we ons echter wel ongerust maken. Treft collegelid Debaets voor die plekken met dat
grote verloop bijkomende maatregelen? Gaat zij een bepaalde dienst laten doorlichten?
35
Worden er specifieke analyses gemaakt? Ik weet ook niet wat zij allemaal nog in petto heeft.
Wat zal zij voor de plekken met het grote verloop doen?
Collegelid Bianca Debaets: Ik kan hier, heel beknopt, nog een aantal zaken aan toevoegen.
Expertise wordt natuurlijk binnen een cel, binnen een dienst opgebouwd. Het is niet omdat
mensen vertrekken dat die dienst niet meer zou functioneren. Dit zou pas erg zijn. Dit geldt
niet alleen voor de VGC maar ook voor andere administraties, gemeenten en bedrijven. Er
wordt wel over gewaakt dat de expertise wordt gedeeld binnen het team. Het klopt echter wel
dat we mensen moeten versterken. Mensen worden inderdaad met heel wat prikkels
geconfronteerd. Het aantal burn outs is, niet alleen binnen de VGC, hoog. Burn out is een
fenomeen dat, helaas genoeg, meer en meer voorkomt in onze maatschappij. Omdat we
mensen zo sterk mogelijk willen maken – en dit staat los van burn outs - in een functie bieden
we nieuwe mandaathouders, bij hun indiensttreding, onmiddellijk ook een aanbod van
coaching aan. Vroeger dacht men dat coaching vooral soelaas bood wanneer het wat minder
goed liep. Dit is het echter niet. Kijkt men naar bedrijfsleiders en topmanagers dan stelt men
meer en meer vast dat – ik zie Johan Vandendriessche die de privésector goed kent alvast
instemmend knikken- zij worden gecoacht. Als geen ander beseffen zij immers dat zij een
klankbord nodig hebben. Zij hebben iemand nodig die hen advies geeft en die met hen mee op
weg gaat. Wij willen dit ook aanbieden aan onze directieleden zodat zij zo sterk en zo
veerkrachtig mogelijk worden gemaakt. Leiding geven is immers niet altijd makkelijk. Wij
bieden dit niet alleen aan als er een vraag is, maar spontaan.
Verder voeren we ook een tevredenheidsenquête bij het personeel uit. De resultaten van deze
bevraging zullen binnen afzienbare tijd gekend zijn. Ik heb er al naar verwezen. Deze enquête
zal ook wel een graadmeter zijn om na te gaan of er nog punten zijn waarop men nog
bijkomend kan inzetten. Is dit het geval, dan zullen we dit zeker ter harte nemen.
Mevrouw Annemie Maes (Groen): Naar aanleiding van de resultaten van de enquête wordt
dit ongetwijfeld nog vervolgd.
-
Het incident is gesloten.
Buurtgerichte zorgnetwerken
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Een visietekst uit februari 2016 van de Vereniging
van Vlaamse Dienstencentra en het kenniscentrum Woonzorg, toonde dat buurtgerichte zorg
hét toekomstmodel is voor de zorg in Vlaanderen en Brussel. Het is een model dat alle
krachten op lokaal vlak wil bundelen om de best mogelijke hulp en zorg te bieden. Het vereist
een goede samenwerking tussen alle professionele actoren en informele zorgverleners zoals
buren, vrijwilligers en natuurlijk ook familieleden. Men voorziet in dit model een
buurtzorgregisseur om de samenwerking tussen al deze partners te bevorderen zodat de
zorgbehoevenden in de buurt de zorg krijgen die ze nodig hebben.
Het model van de buurtgerichte zorgnetwerken klinkt, wat mij betreft, als een ideaal antwoord
in een gewest dat met grote uitdagingen kampt. We kennen een groeiende multiculturele
oudere bevolking, een individualistischere tendens, een stijgende armoede en diverse
kwetsbare groepen. Maar het model kan ook een gevaar met zich meebrengen. Onder de
noemer van de ‘vermaatschappelijking van de zorg’, wordt steeds meer beroep gedaan op
vrijwilligers, familie en buren van zorgvragers. Het betrekken van zoveel mogelijk actoren,
ook vrijwillig is een goede zaak. Het mag een overheid echter nooit ontslaan van de
36
verantwoordelijkheid om voor haar burgers te zorgen. Voor sp.a moeten die zorgnetwerken
het aanbod versterken. Ze mogen de zorg niet afwentelen op vrijwilligers.
In de begroting van 2017 haalt collegelid Bianca Debaets het ‘opzetten en ondersteunen van
buurtgerichte zorgnetwerken’ aan binnen de actieplannen. Maar verdere informatie over wat
dit juist zou inhouden, ontbreekt.
Hoe moet voor haar een buurtgericht zorgnetwerk functioneren? Wie zijn de actoren? Wie
draagt de verantwoordelijkheid van deze netwerken? Welke stappen ondernam zij om deze
buurtgerichte zorgnetwerken te realiseren? Hoeveel financiële middelen worden er
uitgetrokken voor de realisatie van de buurtgerichte zorgnetwerken?
De heer Paul Delva (CD&V): Ik maak van de gelegenheid gebruik om aan te sluiten bij de
vraag van collega Hannelore Goeman. Verder wil ik de nadruk leggen op een idee dat CD&V
al vele jaren ten zeerste genegen is. CD&V wil immers al sinds lang op het vlak van welzijn
maar ook andere beleidsdomeinen meer op wijk- en buurtniveau gaan werken. Bij ons heet
dat Wiki Hood. Mevrouw Brigitte Grouwels is daar alvast een groot voorvechtster van.
We zijn ervan overtuigd dat een buurtgerichte werking dé beste manier om de levenskwaliteit
van de Brusselaars te verbeteren. Op wijkniveau kan men ook buurten beter helpen om zich te
organiseren.
Onze fractie gelooft daarom dat efficiënte zorg kan worden gegeven door buurgericht te
werken. We zijn blij dat de visietekst van de Vlaamse Dienstencentra en het Kenniscentrum
Woonzorg ons Wiki Hood idee bevestigd. Er zijn al een aantal projecten in ons gewest die een
goed voorbeeld zijn van de solidariteit in bepaalde wijk. Ik denk dan aan het project
Buurtconciërge in Neder-Over-Heembeek.
De rol van de VGC in het uitbouwen van buurgericht zorgnetwerken past natuurlijk ook
binnen een breder kader. Het Gewestelijk Plan voor duurzame ontwikkeling (GPDO) is een
leidraad voor hoe we een 100-tal wijken leefbaarder maken voor de Brusselse bevolking.
Ik wens me aan te sluiten bij de vragen die worden gesteld door mevrouw Hannelore
Goeman.
Ziet collegelid Bianca Debaets een mogelijkheid om op lange termijn meer in te zetten in
buurtgerichte zorgnetwerken? Is er een inventaris van de bestaande Brusselse buurgerichte
zorgnetwerken die ondersteund worden door de VGC? Werden de verschillende initiatieven al
in kaart gebracht?
Collegelid Bianca Debaets: Ik dank de raadsleden Hannelore Goeman en Paul Delva voor
hun vragen.
Wie Brussel zegt, zegt natuurlijk per definitie diversiteit. Uiteraard moet daar hier heel wat
aandacht gaan naar buurtgericht en laagdrempelig werk. We zijn het allemaal al vele jaren
over eens. Ik denk trouwens dat dit ook de beste manier is om de kwetsbare Brusselaar, die
minder vanzelfsprekend zijn weg vindt naar de instellingen, te bereiken. Dit impliceert ook
dat de VGC eigenlijk al lang op verschillende manieren en met verschillende partners en
actoren buurtgerichte zorgnetwerken ondersteunt.
37
Ik schets even de voornaamste hefbomen van de VGC om rond dat buurtgerichte werken aan
de slag te gaan.
Een eerste belangrijke pijler zijn de lokale dienstencentra. We hebben er intussen 19. Die zijn
mooi geografisch gespreid. Die hebben een bij uitstek wijkgerichte werking die ze vooral
senioren en mensen in nood bereikt.
De regionale dienstencentra spelen ook een belangrijke rol. Ik denk aan Iris Thuiszorg en het
regionale dienstencentrum van de socialistische mutualiteit.
Dan zijn er de diensten voor aanvullende thuiszorg. Die kunnen hun antennes en voelsprieten
uitsteken als ze bij de mensen thuis komen. Zo kunnen ze de zorgvraag detecteren en nagaan
wat mogelijk is.
De klusdiensten hebben een zelfde detectiefunctie. Die verschillende diensten ondersteunen
de ouderen en senioren om zo lang mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving te blijven. Dat
is het beste scenario. Wijkgezondheidscentra, sociale restaurants enzovoort spelen daarbij een
belangrijke rol.
Tweede belangrijke pijler is de ondersteuning van de tweedelijnsorganisaties. Daar geven we
aan het BOT – Brussels Overleg Thuiszorg – een structurele subsidie voor het organiseren
van multidisciplinair zorgoverleg en zorgknooppunten. Die laatste zijn ook buurtgericht. Dat
betekent concreet dat rond een zorgvrager de verschillende diensten samen overleggen om
een zorg op maat aan te bieden. Dat is uiteraard buurtgericht. Het kan zijn dat een beroep
wordt gedaan op een thuisverpleegkundige uit de buurt, een huisarts uit de buurt, een
lokaaldienstencentrum dat kan instaan voor de maaltijden enzovoort. Ook het nieuwe
kenniscentrum wonen Welzijn, Wonen, Zorg neemt een soortgelijke rol op.
Derde pijler is de ontwikkeling van nieuwe initiatieven. Daar heeft de VGC heel wat ervaring
mee. Het gaat om projecten die misschien niet meteen binnen de grote bestaande
regelgevingen passen, maar die een laboratoriumfunctie kunnen opnemen. Ik denk aan het
Bouwhuis in Schaarbeek, een solidaire ontmoetingsplaats waar het vooral om mensen gaat die
vroeger ook al in die buurt woonden. Door die solidaire ondersteuning kunnen ze in de
vertrouwde buurt blijven.
In het solidaire woonproject in de Muggenstraat en de buurt van de Anneessenswijk wordt
samengewerkt met het lokale dienstencentrum Forum en samenlevingsopbouw. Dat is in
ontwikkeling.
Recent werd gestart met EVA dankzij subsidies van ESF, maar ook van de VGC: het project
buurt Zorg, Innovatie Versterking waarbij wordt ingezet op thuiszorg in kwetsbare en
cultureel-diverse buurten. Dat initiatief focust op empoweren van mantelzorgers, die als het
ware zorgambassadeurs worden in de thuiszorg. Dat wordt gekoppeld aan het
interculturaliseren van de thuiszorg. Voor mensen die betrokken waren bij de resolutie: nog
eens een mooi voorbeeld dat we met de thuiszorgdiensten aan de slag gaan om ze de
interculturaliseren, want daar zal het om te doen zijn in de toekomst. Dus nog eens een
voorbeeld van een nieuw project met nieuwe middelen: zowel van Europa als van de VGC.
Om kort te gaan, we maken werk van het interculturaliseren van de zorg.
38
Een laatste voorbeeld betreft de Begijnenpassage, in Sint-Jans-Molenbeek. Het initiatief
wordt getrokken door Zonnelied en De Lork. In die buurt wil men methodieken ontwikkelen
om een buurtnetwerk op te zetten. Niet zo lang geleden ging ik daar naar het kerstfeest en zag
ik dat het echt goed werkt. Daar zijn tevens vrijwilligers aan de slag, die zich inschakelen in
het netwerk.
De middelen becijferen, want dat was ook een vraag, is niet zo makkelijk, omdat we ook
rekening moeten houden met de projectmatige ondersteuning. Voor de vaste werkingskosten
voor de lokale dienstencentra, de klusjescentra enzovoort, kom ik toch in de buurt van 2,5
miljoen euro. Dat is toch een aanzienlijk bedrag. Voor meer details en opsplitsingen verwijs
ik naar de begroting, waarin dat haarfijn gedetailleerd staat.
Mijnheer Delva, ik hoop dat ik met mijn algemeen antwoord ook op uw vragen heb
geantwoord.
Alleszins hoop ik met mijn antwoord te hebben aangetoond dat we een sterke en intense
ondersteuning bieden.
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Uit het antwoord van collegelid Bianca Debaets blijkt
alleszins dat er heel wat organisaties zijn die door de VGC worden gesubsidieerd en die
willen inzetten op het buurtgericht denken. Dat is zeker een goede zaak.
Het is me evenwel niet duidelijk wie op lokaal niveau die zorgnetwerken aanstuurt. Het idee
is dat er niet alleen professionele actoren aan te pas komen, maar ook vrijwilligers, verwanten
enzovoort. Wie de trekkersrol moet opnemen, zal ook wel projectgebonden zijn.
Collegelid Bianca Debaets: De organisatoren nemen het initiatief. Zelfs als er met
vrijwilligers wordt gewerkt, moeten die worden “aangestuurd”, al klinkt dat een beetje
topdown. Die initiatieven kunnen niet zonder omkadering. Maar de aanpak verschilt, al
naargelang het initiatief. In de Anneessenswijk zal het anders zijn dan voor initiatieven in
Schaarbeek of Sint-Joost-ten-Node.
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Dus het initiatief vertrekt vanuit een organisatie die
vanuit de VGC wordt betoelaagd en die dus vanuit een buurt een zorgnetwerk probeert uit te
bouwen. Dat is een goede zaak en een eerste stap. Ik hoor dat ook de GGC zich toelegt op
buurtgerichte zorg. Mijn vraag is of op termijn VGC en GGC niet in overleg kunnen treden
om samen wat te doen voor die buurtgerichte netwerken.
Collegelid Bianca Debaets: Als de GGC ook wat meer Nederlandstalige projecten wil
erkennen dan ben ik een groot voorstander van samenwerking.
-
Het incident is gesloten.
Vraag om uitleg van Arnaud Verstraete over stijgende werkdruk in de woonzorgcentra
De heer Arnaud Verstraete (Groen): De christelijke vakbond van de privé (LBC-NVK) en
van de openbare diensten (ACV Openbare Diensten) hebben recent enquêtes uitgevoerd bij
het personeel van de openbare en (semi-)privé woonzorgcentra. De enquêtes geven een aantal
alarmerende signalen.
39
Er is te weinig tijd voor kwaliteitsvolle zorg. Verpleegkundigen en zorgkundigen geven aan
dat ze te weinig tijd hebben om te luisteren en te praten met de bewoners. Gewoon aandacht
geven aan de bewoners – een primaire behoefte – wordt moeilijk voor het personeel. Vooral
bij de ochtend- en avondshiften is er te weinig personeel.
De werkdruk blijft stijgen. De belangrijkste oorzaak hiervan is de gestegen zorgzwaarte, de C
en CD-profielen in de KATZ-schaal. Ouderen willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen en
wie naar een WZC gaat, doet dat als het echt thuis niet meer kan. De vakbonden wijzen ook
op de besparingen in de sector waardoor er personeelstekort is.
Tot slot ondervindt ook het personeel de negatieve gevolgen van de stijgende werkdruk.
Gevolgen op vlak van stress (burn-out), op vlak van fysieke letsels (geen hulp bij heffen en
tillen) en op vlak van intermenselijke relaties op de werkvloer (spanningen tussen het
personeel). Ook hebben de onderbezetting en de werkdruk geleid tot incidenten op vlak van
het toedienen van medicatie.
De bevindingen van de vakbonden sporen met de vaststellingen die experten en deskundigen
in het werkveld doen.
Krijgt het College ook deze signalen van personeel, directie, bewoners en familieleden van de
Brusselse Nederlandstalige woonzorgcentra? Wat onderneemt het College van de VGC om
aan deze vaststellingen tegemoet te komen?
Op welke manier worden de werkdruk en de eventuele onderbezetting in woonzorgcentra
opgevolgd?
Hoeveel gevallen van uitval bij personeel door overbelasting (burn-out enzovoort) zijn
bekend? Is er een evolutie op dit vlak?
Het College kondigde een strategie aan om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, in
hun vertrouwde omgeving. Op welke manier wordt opgevolgd of deze strategie werkt? In
Vlaanderen gaan 3% van de ouderen naar de woonzorgcentra, in Brussel is dat 10%. Is er een
evolutie te verwachten in dat cijfer?
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Ik sluit me graag aan bij de interessante vragen van de
heer Verstraete.
De strategie moet inderdaad zijn om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en
zorgnetwerken spelen daarin een belangrijke rol. Ik zeg het nogmaals: het is belangrijk dat de
VGC en de GGC elkaar vinden om elkaar te versterken.
Collegelid Bianca Debaets: Het beleid rond Vlaamse erkende woonzorgcentra valt natuurlijk
helemaal onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Als de VGC – en dat kan
zowel het kabinet als de administratie zijn – klachten krijgt of signalen opvangt rond een
werking in woonzorgcentra dan kunnen die worden doorverwezen naar Home Info of het
bevoegde Vlaamse agentschap Zorg en Gezondheid.
Binnen onze eigen bevoegdheden focussen we natuurlijk zowel structureel als projectmatig
op het zo lang mogelijk thuis blijven van senioren. Ik vrees met dit antwoord weer een beetje
hetzelfde te moeten zeggen als daarnet. Thuisblijven moet goed worden omkaderd, door
40
professionele hulpverleners en vrijwilligers. Hierbij moet ik verwijzen naar het Brussels
Overleg Thuiszorg, het samenwerkingsinitiatief in de eerstelijnszorg, maar ook de
geïntegreerde dienst voor thuisverzorging. Ze organiseren multidisciplinair overleg met
zorgverleners om ervoor te zorgen dat die zorgverlening optimaal op de persoon is afgestemd.
We mogen niet uit het oog verliezen dat iemands zorgen evolueren met de leeftijd. Het is de
bedoeling een stabiel netwerk rond een persoon op te bouwen – vaste huisarts enzovoort –
zodat de zorg mee met de persoon evolueert.
Ik vat wat samen omdat de antwoorden samenlopen met die op de vorige vraag.
Ik verwijs ook weer naar de 19 lokale dienstencentra, de gezinszorg – Familiehulp,
Solidariteit voor het Gezin, de vzw Parthena Gezinszorg –, de solidaire en innovatieve woonen zorgprojecten die ik daarnet al heb vermeld. Het is nuttig te vermelden dat het
kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg binnenkort start, als aanvulling op het al bestaande
Steunpunt Woningaanpassing. Daarbij worden de woningen van ouderen gescreend. Ze leiden
daartoe zelfs vrijwilligers op. Zoals u hoort, valt weer eens het woord “vrijwilliger”, een
woord dat kenmerkend is voor het DNA van mijn partij. Bij de screening van een woning
wordt vastgesteld wat de bejaarde bewoner nodig heeft. Soms zijn dan eenvoudige ingrepen.
Bijvoorbeeld handvaten in de badkamer, die uitglijden voorkomen, zuignappen onder de
tapijtjes en zo meer.
Ik denk tevens aan de ondersteuning voor sociaal vervoer. Het is belangrijk dat senioren
mobiel blijven, dat ze naar het dagcentrum kunnen blijven gaan, dat ze naar het sociaal
restaurant kunnen gaan. Ik denk ook aan de ondersteuning van mantelzorgers, aan dagopvang.
Ik verwijs graag naar het recent opgerichte CADO in de Begijnenstraat in Sint-JansMolenbeek. Dat is een dagcentrum voor mensen die nog vrij mobiel zijn, maar die wel wat
omkadering of gezelschap nodig hebben.
In verband met de werkdruk zijn we vorig jaar gestart met een traject dat focust op de
zorgverstrekkers zodat ze sterker in hun job staan. Ik stel wel eens de vraag: wie zorgt voor de
zorgverlener die elke dag het beste van zichzelf geeft? De zorgverlener dreigt soms zichzelf
voorbij te lopen. Specifiek voor zorgverleners zijn we een project gestart met aandacht voor
stress, burn-out, depressie, enz. In een vrij complexe stad als Brussel hebben zorgverleners
het zeker niet makkelijk. We doen dat samen met de hogeschool Odyssee. Onder het motto
“Stil vallen geeft veerkracht” hebben 6 gezondheid- en welzijnsorganisaties een traject
gestart. Dat groepeert Woonzorg Eureka, Medikuregem, Minor Ndako, Elmer, Atelier Groot
Eiland, de Bruggenbouwergroep en de sectorfacilitator Personen met een beperking. De
resultaten zijn goed. De hulpverleners hebben er veel aan gehad zodat ze veerkrachtiger in de
job kunnen staan. We gaan na voor wie we nog in een verlengstuk moeten voorzien.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik heb begrepen dat woonzorgcentra in essentie een
Vlaamse bevoegdheid zijn. Er gebeuren wel inspanningen, zoals Brussels Overleg Thuiszorg
(BOT), woningscreening, zorgverleners verzorgen, enzovoort. Dat toont aan dat het collegelid
wel begaan is met de materie. Op de vraag naar concrete cijfers kreeg ik niet echt een
antwoord.
Zijn er signalen vanuit de Brusselse woonzorgcentra, van het personeel en de betrokkenen?
Hoeveel gevallen van burn-out zijn er?
41
Is er een evolutie in het aantal ouderen dat naar woonzorgcentra gaan in Brussel? Momenteel
is dat percentage beduidend hoger in Brussel dan in Vlaanderen. Bestaan er daar cijfers over?
Of moeten we ze in Vlaanderen vragen?
Collegelid Bianca Debaets: Of er signalen zijn, weet ik niet. Die worden doorgegeven aan de
vzw Home-Info. Ik heb geen signalen gekregen van hen dat er ergens een probleem zou zijn.
Ik kan hen dat nog eens vragen.
Over het aantal mensen dat naar een woonzorgcentrum gaat heb ik geen cijfers gekregen. Ik
weet niet of ze bestaan. Ik zal de vraag nog eens stellen en als ik iets meer te weten kom, zal
ik dat aan het verslag laten toevoegen. Dat het cijfer misschien wat hoger ligt in Brussel dan
in Vlaanderen kan te maken hebben met het feit dat mensen in Brussel meer in anonimiteit
leven en wat verder verwijderd van hun familie.
De heer Arnaud Verstraete (Groen): Dat klopt wel, denk ik. Het aantal mensen dat in
Brussel naar woonzorgcentra gaat, zou 10% zijn tegenover 3% in Vlaanderen. Dat zou
inderdaad onder meer te wijten zijn aan het feit dat de Brusselaars een kleiner netwerk van
familie en vrienden rond zich heen hebben. Dat maakt de uitdaging om mensen langer thuis te
verzorgen relevanter in Brussel. Voor het beleid is het altijd interessant om op langere termijn
te kunnen opvolgen of er een resultaat is. Het zou goed zijn om te bekijken hoe we daar
cijfers over kunnen vinden en de opvolging in kaart kunnen brengen.
-
Het incident is gesloten.
Het overleg met de Vlaamse minister betreffende het armoedebeleid
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Alle overheden moeten hun verantwoordelijkheid
nemen om de dramatische armoedecijfers in België en zeker ook in Brussel terug te dringen.
Ik heb vragen over het overleg dat u had met de bevoegde Vlaamse minister over het
armoedebeleid.
Vanuit de Vlaamse Regering heeft minister Liesbeth Homans in haar jongste beleidsbrief
aangekondigd dat ze wil meewerken aan een armoedebestrijdingsbeleid in Brussel en
daarvoor wil samenwerken met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Een samenwerking om
armoede tegen te gaan in Brussel kunnen wij alleen maar aanmoedigen, maar het is niet echt
duidelijk welke rol de VGC hierin speelt. In het kader van het Vlaams Actieplan
Armoedebestrijding is minister Liesbeth Homans de coördinerende Vlaamse minister. Wie is
het coördinerende collegelid voor de VGC?
Heeft Vlaams minister Liesbeth Homans contact opgenomen met u of uw kabinet in het kader
van het armoedebeleid? Wanneer was dat? Hoeveel keren heeft het collegelid reeds overleg
gepleegd over dit onderwerp met Vlaams minister Liesbeth Homans sinds begin van de
regeerperiode tot vandaag?
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik vind de vragen van mevrouw Hannelore Goeman
interessant. De grote hefbomen om armoede tegen te gaan liggen bij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. Voor N-VA is de beste manier om uit de armoede te raken nog altijd
het vinden van een job en het Gewest is bevoegd voor tewerkstelling. Ook de GGC is
bevoegd voor armoedebestrijding in Brussel, maar de uitrol van het Vlaams armoedebeleid in
42
Brussel kan natuurlijk helpen en is in het voordeel van alle Brusselaars. De kansen die
Vlaanderen biedt moeten natuurlijk met beide handen gegrepen worden.
Ik heb contact opgenomen met het kabinet van het collegelid en ik heb gehoord dat er zeer
recent een verkennend gesprek is geweest tussen beide administraties. Hierbij zou verwezen
zijn naar het armoedeplan van de GGC, dat in opmaak is.
Het is natuurlijk heel belangrijk dat de verschillende beleidsniveaus die bevoegd zijn in
Brussel voor dezelfde materie hun beleid op elkaar afstemmen.
Is er geen mogelijkheid om samen met Vlaanderen bepaalde mogelijkheden te coördineren en
al aan de slag te gaan zonder te moeten wachten op het armoedeplan van de GGC?
Collegelid Bianca Debaets: Ikzelf ben coördinerend collegelid Armoedebestrijding.
Sinds de zomer van 2016 zijn er verschillende contacten geweest tussen de administraties van
de VGC en de Vlaamse Gemeenschap om de engagementen en de beleidsintenties te
bespreken en de manier waarop deze concreet vorm kunnen krijgen in Brussel.
We hebben over 4 zaken gepraat. Ten eerste over de stand van zaken van het VGCarmoedebestrijdingsbeleid. We hebben onder meer de armoedetoets toegelicht.
Ten tweede spraken we over de Brusselse beleidsnota armoedebestrijding.
Ten derde hadden we het over het Vlaams Armoedebestrijdingsplan, waar een sterke focus op
kinderarmoede ligt. Dat is een goede zaak. De cijfers over kinderarmoede werden onlangs
door de Koning Boudewijnstichting naar buiten gebracht.
Ten slotte behandelden we de verschillende oproepen die we gelanceerd hebben, zoals de
Vlaamse projectoproep 2015 ‘gezonde en betaalbare maaltijden gekoppeld aan integrale
gezinsondersteuning’, de zogenaamde 1 euromaaltijden. We spraken eveneens over de
projectoproep 2016 'bruggen tussen sport en/of jeugdwerk en kinderen in armoede' en over
een gezamenlijke oproep van de Vlaamse ministers voor Armoedebestrijding en voor
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor ‘geïntegreerde initiatieven brede
gezinsondersteuning voor aanstaande en jonge gezinnen in armoede’. Dat laatste gaat over
projecten met een looptijd van 3 jaar. In de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin
heb ik eerder op een vraag van de heer Arnaud Verstraete geantwoord dat wij met de VGC
daarvoor een project hebben ingediend. We wachten nu op een antwoord. Het is de bedoeling
om het Huis van het Kind te versterken met 84.000 euro per jaar.
Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Ik ben een beetje verbaasd, want Vlaams minister
Liesbeth Homans beweert in het Vlaams Parlement dat ze geen gehoor vindt bij de VGC als
het gaat over het overleg in het kader van het actieplan armoedebestrijding. Ik ben blij te
vernemen dat dit niet het geval is.
Collega Liesbet Dhaene wil ik eraan herinneren dat ik begonnen ben met te zeggen dat alle
overheden in dit land hun verantwoordelijkheid moeten opnemen in de strijd tegen armoede,
dus zeker ook de GGC en het Gewest. (Rumoer in de zaal)
43
Ik ben het met haar eens dat een job nog altijd een van de belangrijkste hefbomen is om uit de
armoede te raken, maar ik vind toch dat ze een bijzonder simplistische visie heeft op
armoedebestrijding. Als ik gisteren lees dat de nieuwe staatssecretaris voor
Armoedebestrijding van de N-VA uitspraken doet als “als ze merken dat ze de rekeningen
niet langer kunnen betalen, zullen ze harder hun best doen”, dan houd ik mijn hart vast over
de rol van de federale overheid in de armoedebestrijding. (Opmerkingen uit de zaal)
Collegelid Bianca Debaets: Het GGC-plan is bijna klaar, dat is alvast goed nieuws.
-
Het incident is gesloten.
Dementiezorg bij ouderen met een migratie-achtergrond
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Eind januari had ik een afspraak met een aantal
experts uit de zorgsector. Ze waren het er unaniem over eens dat het beleid niet echt
voorbereid is op opvang van dementerende ouderen met een migratie-achtergrond. We
hebben dat onderwerp al in de bevoegde commissie behandeld.
Uit het werkboek ‘Cultuursensitieve zorg’ van Ann Claeys, Arzu Yentür en Bart Claes leren
we dat het huidig percentage ouderen van vreemde origine in Brussel rond de 27%
schommelt. Tegen 2020 zal de helft van de ouderen in Brussel buitenlandse roots hebben. Uit
het werkboek leren we ook dat de groep van de oudste ouderen met een migratie-achtergrond
sneller toeneemt in vergelijking met autochtone ouderen.
Binnen de zorgsector zelf trekken een aantal verenigingen en experts al jaren aan de alarmbel
om de nodige aandacht te schenken aan dementie bij ouderen met een migratie-achtergrond.
Dementie wordt volgens onderzoekster Saloua Berdai vaak onderbelicht en onderschat binnen
de groepen met een migratie-achtergrond. Ook de tools om de aandoeningen te diagnosticeren
blijken niet cultuursensitief te zijn, waardoor er af en toe verwarring bestaat bij de diagnose.
Het project ’Divers Eldery Care’ wil net die wetenschappelijke lacunes die er bestaan rond dit
thema wegwerken. Dit project heeft tot doel kennis en goede praktijken genereren uit de
ervaringen van dementie en dementiezorg binnen etnisch culturele minderheden in Brussel.
Krijgt het project ’Divers Eldery Care’ de steun van de VGC?
Hoe gaat de VGC rond deze problematiek samenwerken met haar Franstalige collega’s,
wetende dat de problematiek de taalgrens overschrijdt?
Er bestaat weinig wetenschappelijke literatuur rond dit thema. Althans niet vanuit een
Brussels perspectief. Hoe kan de VGC wetenschappers ondersteunen om rond deze thematiek
onderzoek te voeren?
Collegelid Bianca Debaets: Divers Elderly Care is een onderzoeksproject van de
opleidingen Sociaal Werk en Verpleegkunde van de Erasmushogeschool Brussel rond
dementiezorg bij Brusselse ouderen met migratieachtergrond, hun mantelzorgers en hun
zorgprofessionals. De VGC financiert dit project niet, maar wel het Europees Fonds voor
Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor meer dan 667.000 euro in het kader van het
Operationeel Programma 2014-2020. Het betreft EFRO-middelen die door de Europese
44
Commissie zijn toegewezen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij het Gewest ook
instaat voor de cofinanciering.
In mei 2014 organiseerde de VGC een informatiemoment over het EFRO-programma van het
Gewest voor geïnteresseerde Nederlandstalige actoren in Brussel. De bedoeling was om hen
wegwijs te maken in het kluwen van EFRO en hen te helpen bij het indienen van dossiers. Dat
heeft zijn vruchten afgeworpen, omdat de Erasmushogeschool nadien een project heeft
ingediend en geselecteerd is.
Wat betreft de wetenschappelijke ondersteuning wordt met dit project sterk ingezet op de
uitwisseling van wetenschappelijk onderzoek gekoppeld aan de praktijkwerking.
Aangezien nog niet veel hogescholen en universiteiten hier onderzoek naar deden, is het goed
dat de Erasmushogeschool dit aanpakt. Om die reden werd dan ook ingezet op een
vooronderzoek als methodologische voorbereiding. Het project loopt af in 2020, wanneer wij
over meer kennis betreffende dementie en dementiezorg bij Brusselse bejaarden met een
migratieverleden zullen beschikken.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Bedankt voor uw antwoord. U zegt dat het project
afloopt in 2020. Ik denk dat we een tandje moeten bijsteken.
Wat kunnen we samen met de Franstalige collega’s waarmaken? Ik denk dat we niet moeten
zitten wachten op ons eigen kleine onderzoek en dat we meer versterking kunnen zoeken bij
onze Franstalige Brusselse collega’s.
Collegelid Bianca Debaets: Ik wil er op wijzen dat het niet ons onderzoek is, maar dat van de
Erasmushogeschool. Dit is een welgekende instelling in Brussel die op een zeer waardige
academische manier onderzoekt. Natuurlijk gaan wij tegelijkertijd op het terrein verder. Bij
Cosmos bijvoorbeeld, wordt de toestroom van ouderen met Marokkaanse roots steeds groter.
Bij ARDAPS in Neder-Over-Heembeek bevindt zich een grote groep Afrikaanse ouderen.
Daarnaast loopt er vanuit de VGC een eigen project rond diversiteit in woonzorgcentra en
lokale dienstencentra.
Immersieonderwijs in de Nederlandstalige Brusselse scholen
De heer Bruno De Lille (Groen): In tegenstelling tot het Franstalige onderwijs is het
enthousiasme voor immersieonderwijs bij het Nederlandstalige onderwijs veel minder groot.
In Franstalig België is immersieonderwijs al sinds 1989 in zowel het basis- als het secundair
onderwijs mogelijk, en wel met succes. In 2015 gaven in het Brussels hoofdstedelijk gewest
18 basisscholen en 17 middelbare scholen in het Franstalige onderwijs immersieonderwijs.
Meer dan 4.500 kinderen, volgen daar immersieonderwijs, terwijl er sprake is van
wachtlijsten.
Sedert het Onderwijsdecreet XXIII van 19 juli 2013 kunnen Vlaamse secundaire scholen
immersieonderwijs aanbieden. Naar verluidt zou er slechts 1 Nederlandstalige school, met
name het Meertalig Atheneum in Sint-Pieters-Woluwe, in het Brussels hoofdstedelijk gewest
CLIL aanbieden.
45
De onderwijsinspectie van de Vlaamse overheid heeft een rapport gepubliceerd over 2 jaar
CLIL in het Vlaams secundair onderwijs. Om CLIL succesvol in te voeren is het absoluut
nodig dat de scholen extra ondersteuning krijgen. Eveneens van groot belang is de expertiseuitwisseling en deskundigheidsontwikkeling. Er wordt zelfs voorgesteld om CLIL in het BSO
en TSO aan te bieden.
De algemene conclusie is dat CLIL succesvol gelanceerd is in Vlaanderen. Alle betrokkenen
vragen om verdere uitbreiding naar meer scholen en andere onderwijsvormen.
Ten eerste, wat is de evaluatie van het CLIL-project in het Atheneum in Sint-PietersWoluwe?
Ten tweede, zijn er andere Nederlandstalige Brusselse scholen die het komende schooljaar
immersieonderwijs willen aanbieden?
Ten derde, promoot de VGC het immersieonderwijs in de Brusselse Nederlandstalige scholen
en welke ondersteuning wordt, voor geïnteresseerde scholen, voorzien?
Ten vierde, is er overleg met het Franstalige onderwijs wat betreft het immersieonderwijs?
Wat zijn de voornaamste bevindingen en problemen, interessant voor ons?
Ten vijfde, zou immersieonderwijs in het basisonderwijs interessant kunnen zijn?
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Het is geen geheim dat ik het, wat betreft
immersieonderwijs, niet eens ben met het standpunt van mijn collega’s van Groen, Open Vld
en sp.a.
Tweetaligheid in Brussel wordt bereikt door anderstaligen Nederlands te leren. Het
Nederlands en het aantal Nederlandstaligen in het Nederlandstalig onderwijs - dat zo een
belangrijke rol speelt - verminderen door de toegang te bemoeilijken, is het recept voor
minder tweetaligheid.
Wanneer je immersie in het Nederlandstalige onderwijs ongedifferentieerd toepast, verminder
je het Nederlands in de scholen en de tweetaligheid van anderstalige leerlingen. Voor
leerlingen die onvoldoende Nederlands beheersen is dit geen goed idee. Voor leerlingen die
een goede kennis van het Nederlands hebben, kan immersie wel een meerwaarde zijn.
Wij pleiten voor een gedifferentieerde toepassing van immersie in Brussel. Immersie kan
enkel voor leerlingen die een goede kennis van het Nederlands hebben. De wetgeving
voorziet dat voor elk vak dat in het Nederlands gegeven wordt, een alternatief beschikbaar is
in een andere taal. Leerlingen die echter niet voldoende Nederlands kennen, dienen deze les in
het Nederlands te volgen. Deze voorwaarde is enorm belangrijk voor het Nederlandstalig
onderwijs in Brussel. (Applaus van N-VA)
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Open Vld benadrukt dat Brussel bij uitstek dé
Belgische stad is waar we gebruik moeten maken van de kans op tweetaligheid.
Wat ons betreft mag er zelfs een derde taal - het Engels - bovenop.
46
Uiteraard moet dit anders aangepakt worden dan vandaag. Er dient een doordacht en sterk
onderbouwd systeem, dat elke leerling de kans geeft om drietaligheid te ontwikkelen, te
worden opgesteld. Wat mij betreft mag een drietalige lerarenopleiding gelanceerd worden.
Laat ons beginnen bij 2 talen. Vervolgens kunnen we stapsgewijs, binnen het basis- en het
secundair onderwijs, een derde taal toevoegen.
Ik zou er zelfs voor durven pleiten dat kleuters, die erom bekend staan enorm snel
verschillende talen te kunnen absorberen, drietalig worden begeleid.
De heer Jef Van Damme (sp.a): In het debat over immersieonderwijs mogen we niet
dogmatisch zijn. We mogen er niet vanuit gaan dat immersieonderwijs altijd en overal de
beste oplossing is. Er zijn kinderen die niet altijd gebaat zijn bij het leren omgaan met veel
verschillende talen. In sommige gevallen worden kinderen geconfronteerd met 3 à 4 talen,
waardoor dit voor hen niet de beste oplossing is.
In de andere richting mogen we eveneens niet dogmatisch zijn. Het is niet zo dat
immersieonderwijs in Brussel per definitie niet zou werken. Aangezien het elders in de wereld
wel werkt en positieve effecten heeft, kan het hier ook. In eigen land – meer bepaald in
Wallonië - zijn positieve voorbeelden te vinden. De reflex van N-VA is schandelijk, als
beweert wordt dat immersieonderwijs onmogelijk en gevaarlijk is.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Dat heb ik niet gezegd. U heeft niet goed geluisterd. Ik
had het over de toepassing van immersie.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik heb gehoord dat u gaat beslissen wie wel of niet
immersieonderwijs mag volgen.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Dat is niet waar. De scholen dienen dat te beslissen.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik heb u wel degelijk horen zeggen dat alleen een bepaald
soort kinderen immersieonderwijs mag hebben. (Reactie van de heer Johan Van den
Driessche)
De heer Jef Van Damme (sp.a): Als u commentaar hebt, mijnheer Van den Driessche, dan
zou ik het op prijs stellen indien u gaat zitten in plaats van naast mij te staan. Het is heel
vervelend.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Het is ook vervelend wanneer er woorden in mijn mond
worden gelegd die ik niet heb uitgesproken.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik ben heel stil geweest. U onderbreekt mij constant. Dat is
een eigenschap van mensen die niet kunnen verdragen dat iemand iets zegt waar zij het niet
mee eens zijn. Geef mij even de tijd om het standpunt van uw tegenstanders te uiten. Ik ben
namelijk een tegenstander van u. Dat is de basis van een democratie en ik vind het jammer dat
u die niet respecteert. Ik zal het dus nogmaals herhalen.
We mogen niet dogmatisch zijn in het toepassen van immersieonderwijs. Sommige kinderen
hebben daar voordeel bij, anderen niet. Wij mogen niet zeggen dat alleen een bepaalde groep
47
kinderen onder bepaalde voorwaarden immersieonderwijs kunnen volgen. Geef leerlingen
begeleiding (door scholen, ouders en pedagogische diensten) aan bij hun beslissing.
Ik herhaal nogmaals dat we immersieonderwijs niet dogmatisch mogen toepassen. Sommige
kinderen hebben daar een voordeel bij, andere niet. Maar we mogen ook niet dogmatisch zijn
door slechts bepaalde kinderen onder bepaalde voorwaarden toe te laten. Laat de mensen,
begeleid door scholen en pedagogische diensten, zelf kiezen wat het beste is voor hun kind.
Mijn partij gaat helemaal niet akkoord met een dogmatisch verbod.
De voorzitter: Ik heb zonet de voorzitter van het Brussels Parlement, de heer Charles Picqué,
aan de lijn gehad over de commissievergadering waar sommige raadsleden verwacht worden.
Hij is op de hoogte dat de plenaire vergadering van de Raad nog niet afgelopen is.
De heer Paul Delva (CD&V): Ik herinner me nog het boeiende debat toen ik in juni 2016
een vraag stelde over dit onderwerp. Ik was toen, en blijf nog steeds, een grote verdediger van
CLIL-onderwijs. Dat is zeker zo voor scholen in het Vlaams Gewest. Ik ben er echter niet
zeker van dat we het systeem zo maar kunnen doortrekken naar Brussel. Ik denk dat hier
verschillende elementen bijkomen die we nog verder moeten analyseren.
Ik sluit me aan bij het debat van vorig jaar. Toen zei de collegevoorzitter dat een
aangekondigde resonantiegroep over CLIL-onderwijs in Brussel om een aantal redenen niet
van start zou gaan. De collegevoorzitter gaf toen aan dat het OCB werkte aan de promotie van
het thema CLIL en meertaligheid. Daarvoor zou een intervisiegroep rond meertaligheid voor
het Nederlandstalige basis- en secundair onderwijs in Brussel opstarten. In die groep zouden
ervaringen van directies en leerkrachten worden uitgewisseld. Ik vond dat een heel interessant
voorstel.
Is die intervisiegroep gestart? Wat is zijn werkwijze en samenstelling?
Aan de huidige enthousiaste reacties van de collega’s te horen, is het wellicht nuttig om dit
thema, in overleg met het werkveld, verder uit te diepen. Het wekt sympathie op bij heel veel
mensen. De interessante vraag is hoe we er in Brussel mee zullen starten.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik wil eerst verduidelijken dat CLIL en
immersieonderwijs niet helemaal hetzelfde zijn. Ze zijn erg verwant, maar er zijn ook
duidelijke verschillen. CLIL staat voor Content and Language Integrated Learning en gaat
over een enkele zaakvakken die in een andere taal worden aangeboden, bijvoorbeeld
aardrijkskunde in het Frans. Immersieonderwijs is uitgebreider: het kan gaan om 50% tot
100% aan zaakvakken die in een andere taal worden aangeboden. Het gaat over de
tijdsbesteding. Daarnaast is er ook een verschil in focus: in CLIL zet men zowel in op het vak
als op de taal. In immersieonderwijs ligt de nadruk meer op het zaakvak.
De evaluatie van het CLIL-project in het Atheneum van Sint-Pieters-Woluwe is, weliswaar
anoniem, opgenomen in het evaluatierapport van de onderwijsinspectie van de Vlaamse
Gemeenschap. De scholen hebben dus geen individuele evaluatie gekregen.
De voornaamste aanbevelingen van de onderwijsinspectie voor de scholen en de leerkrachten
zijn onder andere een verbreding van het draagvlak voor CLIL in het schoolteam en het
gebruik van de CLIL-methodiek als hefboom om taalgericht vakonderwijs in alle vakken te
implementeren.
48
Daarnaast wordt het vergroten van de deskundigheid van alle leraren op het gebied van
taalgericht vakonderwijs aanbevolen, de uitbouw van een structureel overleg tussen de CLILen de taalleraren, deskundigheidsontwikkeling op het vlak van leerwinstmeting, een
duidelijke communicatie over CLIL in het schoolreglement en tenslotte het overwegen van
een CLIL-aanbod in het BSO en TSO.
Het Koninklijk Atheneum Etterbeek heeft overigens een aanvraag ingediend om volgend
schooljaar eveneens met CLIL te starten.
Het is belangrijk voor de onderwijs- en maatschappelijke slaagkansen van de leerlingen in
Brussel dat ze meerdere talen, waaronder zeker ook het Nederlands, vlot leren hanteren.
De diversiteit van de leerlingenpopulatie in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is te
groot om te kiezen voor één vorm van meertalig onderwijs. Er moet gezocht worden naar een
gedifferentieerd aanbod. Dan denk ik aan een combinatie van moedertaalondersteuning,
krachtig taalvaardigheidsonderwijs Nederlands, immersieonderwijs, taalgericht vakonderwijs,
talensensibilisering, taalinitiatie, CLIL en taalstimulering buiten de school(m)uren.
De VGC ondersteunt via het OCB het meertalig opgroeien van kinderen. Er wordt
geïnvesteerd in de vorming van leraren rond krachtig taalonderwijs Nederlands, in
ondersteuning van thuistalen van kinderen in de naschoolse tijd, in het geven van informatie
aan ouders over meertalig opvoeden van hun kinderen en tot slot in het project 'Naar een
Brusselse tweetalige lerarenopleiding', waardoor we reeds voldoen aan een belangrijke
randvoorwaarde, namelijk dat leerkrachten zelf voldoende taalvaardig moeten zijn.
Voor zover wij weten is er binnen het Franstalig onderwijs geen instantie die de CLILprojecten of immersiescholen overkoepelend opvolgt. Uit onderzoeken blijkt wel dat het
CLIL in het Franstalig onderwijs ook positieve resultaten teweegbrengt.
Het overgrote deel van de CLIL-scholen blijkt voorstander te zijn van de invoering van CLIL
in het basisonderwijs. De redenering is dat zo vroeg mogelijk begonnen moet worden met
meertalig onderwijs. De scholen geven wel aan dat dit enkel kan als de taalvaardigheid van de
leraren voldoet, het taalonderwijs een speelse en vaardigheidsgerichte invulling krijgt en als
de taalvaardigheid Nederlands er niet onder lijdt.
Er zijn 2 visies op meertalig onderwijs. Een groep pedagogen gaat er vanuit dat het voor de
meeste kinderen perfect haalbaar is om met meerdere talen tegelijk aan de slag te gaan. Het
blijkt ook dat dit gemakkelijker is op jonge leeftijd. Hou ouder men wordt, hoe moeilijker.
Anderen houden vast aan de klassieke stelling dat pas mag worden overgeschakeld naar een
tweede taal als de eerste taal perfect beheerst wordt.
De overgrote meerderheid van de pedagogen en mensen die met taaleducatie bezig zijn, zijn
overtuigd van de eerste stelling: ‘hoe jonger, hoe gemakkelijker’. “Absorberen als een spons”
zoals mevrouw Khadija Zamouri het noemde.
Ik heb dat zelf meegemaakt. Ik ben opgegroeid in een gezin waar Nederlands en Frans door
elkaar werd gesproken. Ik trok ook veel op met mijn overgrootvader, die geen Nederlands of
Frans sprak, maar Brussels. Ik heb dat altijd een fijne manier gevonden om een meertalig
Brusselaar te worden.
49
De heer Bruno De Lille (groen): Ik merk een groeiende steun binnen de VGC voor
meertalig onderwijs. Dat maakt me blij. Het is echter frustrerend dat we nog altijd geen
meertalige scholen hebben, op die ene school na. Ik ben blij dat KA Etterbeek, een school die
ook op andere vlakken graag een voorloper is, er nu ook mee zal starten.
Er moet inderdaad diversiteit zijn. Niemand pleit voor hetzelfde meertalig onderwijs voor
iedereen in Brussel. Het is wel zo dat heel veel kinderen echt gebaat zouden zijn met
meertalig onderwijs. Veel ouders zijn vragende partij. Zij zijn nu gefrustreerd omdat die
scholen er niet zijn.
Het is helaas soms een dogmatische discussie. Mensen die het gewoon niet willen, omdat
talen volgens hen 1 na 1 moeten worden geleerd. Maar zo werkt het niet. Dat zien we elke dag
in de praktijk.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik denk dat dit een van de grote tekortkomingen is
geweest in het Franstalig onderwijs. Daar werd de redenering gevolgd om eerst perfect Frans
te leren en pas daarna een andere taal. Dat is een van de redenen waarom er ginds minder
tweetaligheid is, terwijl meertaligheid net een van de aantrekkingspolen van ons onderwijs is.
De heer Bruno De Lille (groen): Professor Piet Van de Craen, een specialist in meertalig
onderwijs, zegt altijd: “Je moet niet eerst perfect piano kunnen spelen voor je een gitaar kan
vastpakken”. Integendeel, het leren van de ene taal kan helpen om de andere te leren. Alle
studies tonen ook een positief effect aan op andere vakken zoals wiskunde. Waarom laten we
die kans glippen? We kunnen het niet meer wijten aan onvoldoende ervaring of kennis over
de systemen. We weten dat het werkt, laat het ons dan ook invoeren. Waar in België kunnen
de leerlingen er meer mee gebaat zijn dan in Brussel?
Ik ben blij met het groeiend enthousiasme, maar ik hoop vooral dat we volgend jaar meer
scholen hebben die meedoen aan de CLIL- of immersieprojecten.
-
Het incident is gesloten.
ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art.61, 5c)
Inschrijvingsprocedure voor het basis- en middelbaar onderwijs
De heer Bruno De Lille (Groen): Vorige woensdag was het D-day voor heel wat ouders die
hun kind wilden inschrijven in het Brusselse middelbaar onderwijs. Om exact 13.00u opende
de inschrijvingswebsite en konden ouders hun voorkeurschool doorgeven. Mevrouw Khadija
Zamouri heeft het aan den lijve mogen ondervinden, net zoals ikzelf 2 jaar geleden.
Ik weet niet of het kan gemeten worden, maar het internetverkeer moet in Brussel rond 13.00u
een ongekende piek gekend hebben. Er waren enorm veel mensen aan het inschrijven. Niet
alleen de ouders zelf. Ik denk dat iedereen al zijn familieleden en vrienden heeft ingeschakeld
om mee te helpen. Ik heb zelf van 3 verschillende mensen de vraag gekregen om mee te
helpen. Ik ken heel veel mensen die in dat geval waren.
50
Vorig jaar waren de populaire scholen binnen de 4 seconden volzet. Dat is ongelooflijk snel.
Het gaat echt om honderdsten van een seconde om je kind in een bepaalde school te krijgen,
of niet. Mensen schakelden familie, vrienden, collega’s en zelfs callcenters in.
Wie echter niet beschikt over een snelle computer, over snel internet, over een brede
kennissenkring of genoeg centen, is natuurlijk gezien. Heel veel mensen zijn naar
gemeenschapscentra, bibliotheken of scholen gegaan om zich daar te laten assisteren. Ik heb
op Bruzz het filmpje daarover gezien. Mensen krijgen een iPad en moeten dan uitzoeken hoe
ze daarmee moeten werken. Die mensen kregen hun kind niet binnen de 4 seconden
ingeschreven. Dat betekent dat een heleboel scholen voor die mensen al vol zitten. Zij zakken
dan in het rijtje en kunnen alleen maar hopen dat ze nog een school in hun buurt vinden.
We weten dat we in Brussel gelukkig nog voldoende plaatsen hebben in het secundair
onderwijs. Maar er zitten al heel veel scholen vol, en als je in Laken woont en naar Ukkel
moet omdat enkel daar nog een plaats ter beschikking staat… Hoe sympathiek ik de mensen
van Ukkel mag vinden, maar vanuit Laken is dat toch een grote afstand. Die mensen gaan dus
vaak in Vlaanderen kijken omdat dat voor hen dichterbij is. Hoe evalueert de VGC het
huidige inschrijvingssysteem?
Zijn er aanpassingen mogelijk die het huidige systeem eerlijker kunnen maken? Eén van de
ideeën die ik daar zelf over heb, is om het ’s avonds te organiseren. Zo moeten mensen geen
halve dag vakantie nemen om dat om 13.00u te kunnen doen. Heel wat mensen kunnen geen
vakantie nemen. Een buschauffeur bij De Lijn of bij de MIVB kan niet zomaar eventjes zijn
bus aan de kant zetten om een kwartiertje zijn iPad te gebruiken. Er zijn volgens mij nog
andere manieren mogelijk.
Wat doet de VGC om mensen die niet over een uitgebreid netwerk noch over een performant
computersysteem beschikken, te helpen bij die inschrijvingsprocedure?
De Vlaamse minister van Onderwijs had beloofd om een eerlijker inschrijvingssysteem uit te
werken voor Vlaanderen en Brussel. Eén systeem voor iedereen. Wat is de stand van zaken?
We horen daar heel weinig over.
De rush om een kind in te schrijven in een school van voorkeur heeft natuurlijk te maken met
het capaciteitstekort in het basisonderwijs en stilaan ook in het secundair onderwijs. Sinds de
publicatie van de Vlaamse Capaciteitsmonitor weten we dat de 2 nieuwe secundaire scholen
die de VGC plant niet voldoende zullen zijn om de komende vraag tegen het schooljaar 20202021 op te vangen. Het ziet ernaar uit dat er zeker een duizendtal plaatsen te weinig zullen
zijn. Welke andere initiatieven heeft het College intussen genomen om voor nog meer aanbod
te zorgen tegen 2020-2021? Als we weten dat er een tekort aankomt, kunnen we er ons niet
van afmaken door te zeggen dat we iets hebben gedaan en dat de mensen voor de rest maar
hun plan zullen moeten trekken. Dat valt ten aanzien van de bevolking niet te verdedigen.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Wie herinnert zich nog de wachtrijen en de ouders die soms
dagen op voorhand met hun tentjes voor de scholen kampeerden? Dat is nog niet zo lang
geleden. Dat probleem is opgelost, maar er is een ander probleem voor in de plaats gekomen.
Het is iets minder zichtbaar en daardoor waarschijnlijk iets minder mediatiek dan het
kamperen voor de school. Maar wat er hier bij het inschrijven voor het secundair onderwijs
gebeurt - datgene wat mevrouw Khadija Zamouri, maar ook de heer Fouad Ahidar de voorbije
dagen hebben meegemaakt, en ook de heer Bruno De Lille en misschien nog anderen in de
51
toekomst - is eigenlijk een beetje hetzelfde probleem: men creëert een situatie van schaarste
en men geeft de meeste kansen aan wie de meeste middelen inzet. Of je nu een snelle
computer hebt, of 100 mensen die jou helpen om de gegevens in te tikken en zo snel mogelijk
binnen te geraken, of je gaat voor de schoolpoort kamperen of je betaalt iemand om dat voor
jou te doen: we zitten fundamenteel met hetzelfde systeem. Dit systeem is unfair, elitair en wat ons betreft - onhoudbaar. Mensen krijgen geen eerlijke kans, tenzij ze al bij diegenen
horen die het de facto sociaal-economisch veel beter hebben.
Het lijkt een beetje op het systeem om tickets te bemachtigen voor Tomorrowland. Maar er
zijn een paar grote verschillen. Het gaat niet gewoon om een ticket bemachtigen, het gaat over
de toekomst van je kind. Dat is nogal fundamenteel. Bij Tomorrowland gaat het gepaard met
een zeker toeval, terwijl je hier toch veel impact hebt als je weet hoe je die regels kunt
manipuleren. Ik heb gehoord dat een leerling 200 keren werd aangemeld binnen de 5
seconden. Het is duidelijk dat je dat niet kan met 200 mensen. Dat kan niet door je familie te
mobiliseren. Daar zit iemand achter die zeer slim is en die zeer handig is met computers, en
die er met een computerprogramma in slaagt om er zeker bij te zijn.
Dat is de situatie vandaag: we zitten met een elitair, unfair, onhoudbaar systeem. Heel veel
mensen denken dat de VGC daarvoor verantwoordelijk is. Dat is voor 1 keer niet het geval.
De 3 onderwijskoepels hebben samen het systeem uitgewerkt. Daar moeten we eerlijk over
zijn. Zij hebben, samen met een aantal andere mensen, beslist om het op deze manier te doen.
Ik hoop dat we hier met z’n allen vandaag een oproep kunnen lanceren naar de
onderwijskoepels om op korte termijn een nieuw, eerlijker, fairder en transparanter systeem
uit te werken, dat ook mensen met minder kansen, minder scholing, minder elektronische
connectiviteit en minder vingervlugheid - die geen 500 mensen rond zich hebben om hen te
helpen – een eerlijke kans geeft om hun kind in een goede school in te schrijven.
Op langere termijn moet de minister een structurele oplossing voorstellen. Dat zal niet voor
vandaag of morgen zijn, maar hopelijk wel voor volgend jaar.
De opdracht van ons allemaal is dat we ervoor zorgen dat waar je kind ingeschreven geraakt,
het goed onderwijs heeft, en dat dit ook zo gepercipieerd wordt. Het gaat hier inderdaad in
grote mate over een perceptieprobleem. Wij hebben in het secundair onderwijs globaal gezien
nog net genoeg plaatsen, hoewel we toch stilaan op de rand zitten. Maar het is wel zo dat
iedereen op die scholen wil zitten omdat iedereen denkt: “Dit zijn de goede scholen en de
andere scholen zijn slecht.” Daar hebben we eveneens een probleem ten gronde. We moeten
niet alleen overal kwaliteit kunnen leveren, we zitten ook met een perceptieprobleem.
Ik hoop dat we hier met z’n allen een oproep kunnen richten tot de minister van Onderwijs in
Vlaanderen en aan de koepels in Brussel om dit systeem af te schaffen en om er een eerlijker
systeem voor in de plaats te zetten.
Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Het was inderdaad vorige woensdag om stipt
13.00u pure stress. Ik had al een paar keer geoefend met copy-paste en de vingertjes een
beetje warm gemaakt. Ik heb dan nog een supersnelle laptop. Het is stressvol. Ik had geen 200
mensen. We waren met 6: ikzelf, 2 zussen, 2 schoonzussen en mijn medewerker. Na 4,5
seconden is iemand van ons binnengeraakt. Dat is niet fijn. Ik dacht meteen hoe stresserend
dat voor andere mensen moest zijn, die die kansen en mogelijkheden niet hebben.
52
De heer Van Damme zegt terecht dat het in dit geval niet de verantwoordelijkheid is van het
collegelid bevoegd voor Onderwijs. Collegevoorzitter, u stelde die tijdslimiet niet in. Maar u
moet toch eens een woordje gaan babbelen met die mensen. Er moet een ander systeem
komen. Ik weet niet welk. Het is niet eenvoudig. Er is al van alles uitgeprobeerd. Maar we
moeten de Olympische Spelen overlaten aan de mensen die daarvoor jarenlang oefenen.
Ik hoop dat er door de bouw van de nieuwe scholen meer plaatsen zullen zijn en dat we niet
meer zo gestresseerd zullen moeten zijn. We mogen niet vergeten dat er scholen zijn waar die
tijdslimiet niet geldt. Dat zijn daarom geen slechte scholen. Ik denk aan de kunsthumaniora in
Laken. Ik wilde mijn dochter aanvankelijk daar inschrijven, maar zij maakte op het laatste
moment een andere keuze. Dan volg je voor een deel je kind.
Ik wil hier mijn bezorgdheid uiten. Collegevoorzitter, kunt u er niet op de een of andere
manier voor zorgen dat iedereen een eerlijkere kans krijgt? Ik zou ‘begot’ niet weten hoe.
Echt waar, ik zou het niet weten. Nu is het digitale voor heel veel mensen toch een grote
belemmering. Het ideale zou zijn dat de kinderen die in het Nederlandstalige basisonderwijs
zitten allemaal voorrang zouden krijgen. Punt aan de lijn. Al de rest komt daarna. Dat is mijn
voorstel.
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): We zijn het er allemaal over eens dat dit systeem niet
ideaal is. De basis van het probleem is niet de manier waarop wordt ingeschreven. Wat zijn de
alternatieven? Ik hoor hier veel mensen zeggen dat het anders moet. Maar moeten we terug
naar het kamperen voor de scholen? Moet het telefonisch gebeuren?
Wat is het echte probleem? Wat gaat er mis met de inschrijvingen in Brussel? Dat is het
capaciteitsprobleem in het Brusselse Nederlandstalig onderwijs. Dat zorgt ervoor dat de
plaatsen in bepaalde scholen binnen de 4 seconden volzet zijn. We kennen dat probleem heel
goed want er wordt hier heel veel over gediscussieerd. Vlaanderen en de VGC investeren
volop in de capaciteitsuitbreiding.
Maar zolang het Franstalig onderwijs niet investeert in de kennis van het Nederlands bij zijn
leerlingen, zal dat capaciteitsgebrek chronisch zijn en altijd zo blijven. Anderstaligen kiezen
voor het Nederlandstalig onderwijs om hun kinderen de kans te geven Nederlands te leren.
Jullie mogen niet vergeten dat Nederlands voor die kinderen de tweede taal is.
Ik hoor hier nogal licht overheen gaan: ‘2 of 3 talen, dat is allemaal geen probleem zolang ze
jong zijn.’
Ik kan jullie garanderen dat anderstalige leerlingen in bet Brussels Nederlandstalig onderwijs
heel veel inspanningen moeten leveren om de schooltaal te begrijpen. Het is voor hen niet
altijd evident. Voor veel kinderen - maar niet voor allen - zou het eigenlijk beter zijn indien ze
naar het Franstalig onderwijs konden gaan. (Rumoer) Maar ook daar is het belangrijk om een
goede kennis van het Nederlands als tweede taal aangeboden te krijgen. Alleen op die manier
worden alle Brusselaars tweetalig.
Ik heb de onderwijshervorming aan Franstalige zijde, het ‘pacte d’excellence’ van nabij
bekeken. Dat proces is daar volop aan de gang. Daarin staat echter niets over Brussel en over
de kennis van het Nederlands in Brussel. Alleen in Wallonië worden de uren Nederlands
verhoogd, maar niet in Brussel. Dit is dan ook het moment om bij de Franse Gemeenschap de
stem van Brussel te laten horen, om te stellen dat Brussel moet worden geholpen om tweetalig
53
te worden en om te investeren in de kennis van de tweede taal en in de bouw van meer
immersiescholen in Brussel. Er zijn er daarvan minder in Brussel dan in Wallonië, terwijl er
hier meer behoefte aan is.
Na de vakantie zal ik een resolutie indienen, zowel hier als in het Brussels Parlement. De
onderhandelingen in het kader van de ‘pacte d’excellence’ in de Franse Gemeenschap zijn,
zoals al aangegeven, het uitgelezen moment om te vragen rekening te houden met de
Brusselse situatie door in het Franstalig onderwijs in meer uren Nederlands te voorzien en
meer te investeren in immersie in het Franstalig onderwijs. Er werd trouwens een oproep
gedaan naar alle belanghebbenden om naar aanleiding van deze hervorming hun stem te laten
horen. Als de Franse Gemeenschap meewerkt, zal er geen capaciteitstekort meer zijn bij ons
en worden alle Brusselaars tweetalig.
De heer Paul Delva (CD&V): Dit is een steeds weerkerend debat. De huidige situatie is
inderdaad verre van ideaal. Het heeft er wel voor gezorgd dat het kamperen in de straten is
verdwenen, maar de vraag blijft of datgene wat we met het inschrijvingssysteem willen
bereiken, vandaag ook effectief wordt bereikt. Ik denk niet dat het een rechtvaardig systeem
is. Sommige mensen vinden immers gemakkelijker de goede manier om via ‘informatorische’
weg snel ingeschreven te geraken. Ik ben niet overtuigd van de vrije schoolkeuze van de
ouders noch van de gegarandeerde sociale mix en over ‘meer gelijke kansen’ heb ik ook mijn
twijfels. Het is wel moeilijk om concrete alternatieven te formuleren. Ik heb er vandaag
alleszins nog geen gehoord. Ik weet dat men op het Vlaamse bestuursniveau samen met de
koepels voorstellen aan het uitwerken is. We moeten afwachten wat daaruit voortvloeit.
Zowel de VGC als de Vlaamse Gemeenschap levert enorme inspanningen op het vlak van de
capaciteit. Hoe meer beschikbare plaatsen, hoe beter het inschrijvingssysteem kan werken.
Voorts heeft het systeem, zoals het vandaag toegepast wordt, tot gevolg dat ouders én
kinderen rondlopen met lijstjes van scholen. Die lijstjes worden dan voortdurend gekopieerd.
Het zijn natuurlijk vaak dezelfde scholen die erop prijken. Technische scholen staan daar niet
op of zeer zelden. Dat creëert een zelfversterkend effect waardoor sommige scholen
overbevraagd worden, andere zitten bijlange na niet aan hun maximumcapaciteit.
Misschien gaan we ervan uit dat alle Nederlandstalige scholen in Brussel sterke scholen zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat dit ook zo is. Maar dan is er een taak weggelegd voor de koepels
en voor de VGC om aan te tonen dat er veel meer scholen zijn dan degene die voortdurend
op lijstjes circuleren. Er speelt zeker een belangrijk psychologisch element mee dat ertoe leidt
dat we zo overdreven bekommerd zijn dat onze kinderen toch maar in het ASO belanden en
veel minder in het TSO. Dat effect wordt bekrachtigd door het huidige inschrijvingssysteem.
Dat pijnpunt moeten we meer in Brussel dan in de rest van Vlaanderen in het oog houden.
Een pasklaar alternatief is er echter in mijn ogen niet.
De voorzitter: Ik zie dat sommige raadsleden nog willen tussenkomen, maar ons reglement
stelt dat er in dit soort van debat niet meer dan 1 spreker per fractie kan zijn.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Op woensdag 22 februari 2017 organiseerde het LOP
(Lokaal Overlegplatform) secundair onderwijs Brussel zijn aanmeldmoment voor de ouders.
De Vlaamse decreetgeving laat het LOP vrij om te kiezen tussen tijdsregistratie of toeval via
een ‘real random generator’, maar net zoals vorige jaren koos het LOP ervoor om de vrije
plaatsen in 22 secundaire scholen toe te wijzen op basis van een tijdsregistratie.
54
Zoals ik reeds herhaaldelijk stelde inzake deze problematiek - en ik verwijs vooral naar mijn
antwoord in de plenaire vergadering van 23 maart 2016 - heeft de VGC geen enkele
bevoegdheid op dit vlak, noch wat de Vlaamse decretale voorrangs- en inschrijvingsregels
betreft, noch wat de procedure zelf aangaat. De VGC betaalt, maar beslist niet. De VGC
financiert wel sinds het schooljaar 2009-2010 de digitale aanmeld- en inschrijvingsprocedure
- de teller staat vandaag op 1,6 miljoen euro - en waakt over het technische aspect ervan,
teneinde het kamperen voor de schoolpoort tegen te gaan.
Ook dit jaar is de tijdsregistratie van het secundair onderwijs technisch gezien probleemloos
verlopen. Die teller tikt aan omdat men telkens op een of ander niveau aan de regels iets
wijzigt en dan moet het hele systeem worden aangepast, hetgeen een dure zaak is.
Indien in de toekomst voor een veralgemeend aanmeld- en inschrijvingssysteem wordt
geopteerd, is het van belang dat alle stappen van de procedure op transparante wijze worden
geregistreerd en dat de aanmeld- en inschrijvingsprocedure voor het secundair onderwijs voor
alle scholen geldt. Daardoor krijgen we immers een volledig zicht op het aanbod van en de
vraag naar Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel, iets wat de komende jaren zeker
nodig zal zijn. Ik verwijs in dat verband naar cijfers waaruit blijkt dat de druk de volgende
jaren nog zal toenemen. En het is ook nog van belang dat de rangorde van de aanmeldingen
voor het secundair onderwijs via een ‘real random generator’ als rangorde-bepaling gebeurt.
Al in 2015 wees ik de onderwijsnetten op enkele scheeftrekkingen in de huidige manier van
aanmelden en inschrijven. Door niet alle secundaire scholen in Brussel op te nemen in de
digitale procedure, is het voor het beleid - ook dat van de VGC - geen evidentie om een
inschatting te maken van de vraag van de leerlingen en ouders. Dat systeem geldt slechts voor
specifieke scholen, voor andere scholen geldt het echter niet. De scholen die wel in de digitale
aanmeld- en inschrijvingsprocedure zitten, misbruiken soms de commotie - die we de
voorbije dagen alweer mochten meemaken in de pers - om hun lange wachtlijsten en hun
populariteit extra in de verf te zetten.
Voor sommigen is dit een soort van marketinginstrument geworden. Dat is natuurlijk niet
nieuw, maar ik blijf dat betreuren. Tijdregistratie suggereert een objectief criterium om
kinderen een school toe te wijzen, maar is dat helemaal niet. Ouders die geen verlof kunnen
nemen, die geen groot netwerk kunnen mobiliseren, die geen snelle laptop hebben of die geen
callcenter kunnen inhuren – dat is al gebeurd! - worden door een dergelijke procedure
benadeeld.
Tot op heden is de procedure van het secundair onderwijs niet gewijzigd. We verwachten een
nieuw inschrijvingsdecreet, waarvan we hopen dat de bepalingen de gelijke onderwijskansen
zullen waarborgen.
In 2016 gaf Vlaams minister Hilde Crevits aan een veralgemeend Vlaams
inschrijvingssysteem uit te zullen werken, gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap,
hetgeen niet alleen het comfort en de duidelijkheid voor de ouders zou vergroten, maar ook
volledige beleidsrelevante informatie zou opleveren. De geplande introductie van het Vlaamse
inschrijvingssysteem voor het schooljaar 2017-2018 werd niet gehaald, maar we kijken uit
naar wat de toekomst op dit vlak brengt.
55
Wat het basisonderwijs betreft, liep de aanmeldingsperiode van 9 januari tot en met 3 februari
2017. Begin maart 2017 krijgen de ouders een e-mail of een brief met alle informatie over de
inschrijving. Bij een positieve toewijzing kan het kind ingeschreven worden in de school
tussen 13 en 31 maart 2017, bij niet-toewijzing dient een weigeringsdocument opgehaald te
worden en komt het kind op een wachtlijst te staan. Er wordt niet met tijdsregistratie gewerkt
in het basisonderwijs.
Wat het verhogen van de capaciteit in het secundair onderwijs betreft, begon de VGC twee
jaar geleden met een planning. Naast de 2 gekende projecten in Koekelberg en Schaarbeek,
die een capaciteitsuitbreiding van minstens 1.400 plaatsen inhouden, zorgt ook de secundaire
school Campus Spoor-West in Anderlecht voor 450 extra plaatsen. Bovendien staan er nog
andere projecten in de stijgers, waaronder de Tienerschool in Anderlecht en de athenea van
Brussel en Etterbeek. Ook de stedelijke school in Laken wordt vergroot. De projecten die het
snelst vooruitgaan zijn de projecten die we zelf in handen hebben. In het gebouw aan de
HUB-site wordt de uitrol van de volledige leerlijn die we daar op het oog hebben, van
kinderkribbe tot secundair onderwijs, gerealiseerd zoals gepland. Het is de bedoeling om de
site te openen voor het einde van deze legislatuur.
De heer Bruno De Lille (Groen): Ik besef dat het lot bepaalt welke methode er wordt
gekozen, maar als de VGC daarin al 1,6 miljoen euro heeft geïnvesteerd, vind ik wel dat de
VGC ook haar stem mag laten horen. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Dat
mag in dit dossier des te meer gelden omdat we toch geen onredelijke dingen willen opleggen
of standpunten verdedigen die niet gedeeld worden.
De praktijk geeft ons te kennen hoe onredelijk een en ander verloopt. Mocht dit verhaal om
een probleem draaien van mensen die allen in dezelfde school willen terechtkunnen, zou men
zich daarbij nog kunnen neerleggen en het afdoen als een louter luxeprobleem.
Als je het echter in de praktijk meemaakt, dan weet je hoe oneerlijk het allemaal is. Het is
echter helemaal geen luxeprobleem. De druk op de middelbare scholen is zo groot, dat er over
een aantal jaren wel een plaatstekort zal zijn. Dan wordt de vraag voor veel Brusselaars of ze
hun kind nog wel kunnen inschrijven in een middelbare school in Brussel of niet.
We moeten dan ook meer scholen bouwen, en snel. Er zullen tegen 2020-2021 wellicht een
duizendtal plaatsen te kort zijn. Tegen 2025 zullen dat er nog een stuk meer zijn.
Tegelijkertijd moeten we ook komen tot een eerlijker systeem. Dan denk ik aan het systeem
van de ‘real random generator’. Ik weet dat veel mensen dat oneerlijker vinden of tenminste
denken dat dat oneerlijker is, maar eigenlijk is dat het enige eerlijke systeem. Dan speelt het
niet meer mee hoe snel je computer is of hoeveel mensen je kan inschakelen. Het zal nog
steeds voor stress zorgen, maar dan wel voor veel minder stress.
De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik hoop dat de oproep die we hier gedaan hebben, ook
gehoord wordt door de bevoegde Vlaamse minister en vooral ook door het LOP. Ik vind dat
er nu echt iets moet gebeuren.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik zal het verslag van deze vergadering bezorgen aan het
LOP. Dan weet men daar wat er in de VGC-Raad leeft inzake deze aangelegenheid.
56
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61)
Pesten in Brusselse scholen
De voorzitter: De heer Fouad Ahidar laat vragen om zijn actualiteitsvraag aan de heer Guy
Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en
Studentenzaken, betreffende pesten in Brusselse scholen uit te stellen.
- De vergadering wordt om 13.47 uur gesloten.
- De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
57
Bijlagen
Commissievergaderingen - verslagen
Commissie voor Onderwijs en Vorming van 8 februari 2017
Vragen om uitleg en vraag
Integraal Verslag
– Stuk 659 (2016-2017) – Nr.1
Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 14 februari 2017
Vraag om uitleg en vraag
Integraal Verslag
– Stuk 660 (2016-2017) – Nr.1
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van 15 februari 2017
Vragen om uitleg
Integraal Verslag
– Stuk 661 (2016-2017) – Nr.1
58
Trefwoordenregister
Actualiteitsdebat
Zie - Inschrijvingen secundair onderwijs
Actualiteitsvraag
Zie - Pesten op school
Armoedebeleid, blz.
Buurtgerichte zorgnetwerken, blz.
Dementiezorg bij ouderen met een migratie-achtergrond, blz.
Motie van aanbeveling
Bespreking, blz.
Stemming, blz.
Immersieonderwijs in de Nederlandstalige Brusselse scholen, blz.
Inschrijvingen secundair onderwijs, blz.
Interpellatie
Zie - Investeringsplan 2016-2020 en de uitvoering ervan
Investeringsplan 2016-2020 en de uitvoering ervan, blz.
Inspiratienota over de bibliotheek van de toekomst, blz.
Onderbemanning in de zorgsector, blz.
Personeelssituatie van de VGC, blz.
Pesten op school, blz.
Renovatiewerken en de nieuwe concessie van het café De Markten, blz.
Stijgende werkdruk in de woonzorgcentra, blz.
Taalbeleid BX Brussels, blz.
Vragen om uitleg
Zie - Armoedebeleid
- Buurtgerichte zorgnetwerken
- Dementiezorg bij ouderen met een migratie-achtergrond
- Immersieonderwijs in de Nederlandstalige Brusselse scholen
- Inspiratienota over de bibliotheek van de toekomst
- Onderbemanning in de zorgsector
- Personeelssituatie van de VGC
- Renovatiewerken en de nieuwe concessie van het café De markten
59
- Stijgende werkdruk in de woonzorgcentra
- Taalbeleid BX Brussels