vragen - Federatie Opvang

Download Report

Transcript vragen - Federatie Opvang

Aan: de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer drs. M.J. van Rijn
Betreft: Kind centraal in de maatschappelijke- en vrouwenopvang
15 februari 2017
Geachte Staatssecretaris, geachte heer Van Rijn,
Jaarlijks verblijven circa 7.000 kinderen in de maatschappelijke- en vrouwenopvang. De groep
kinderen in de opvang heeft veel meegemaakt en is vaak ernstig bedreigd in zijn of haar
ontwikkeling én veiligheid. Deze kinderen hebben daarom specialistische zorg nodig. In de
praktijk van de maatschappelijke- en vrouwenopvang is de zorg echter nog altijd voornamelijk
gericht op de ouders (met name moeders). De behoeften van kinderen lijken daarbij
ondergeschikt. In de praktijk blijkt het lastig om de hulp aan deze kinderen goed te organiseren.
Stichting Kinderpostzegels, de Federatie Opvang en Defence for Children hebben deze signalen
vanuit de praktijk gespiegeld aan het juridische kader. Deze kinderen hebben te maken met
verschillende wetten (Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Jeugdwet) en bijbehorende
beleidskaders. Voor deze analyse is de cliëntpositie van het kind in de maatschappelijke- en
vrouwenopvang als uitgangspunt genomen en gekeken naar de toeleiding tot zorg. In de bijlage
vindt u een notitie met bevindingen en aanbevelingen.
Tijdens het vragenuur op 1 februari 2017 heeft Staatssecretaris Van Rijn in reactie op vragen van
mevrouw Bergkamp toegezegd met de VNG, de Federatie Opvang en Het Vergeten Kind nader te
onderzoeken waar de knelpunten zich voordoen. In de aanloop naar het AO op 23 februari 2017
willen wij, Stichting Kinderpostzegels, Defence for Children, de Federatie Opvang, Augeo en Het
Vergeten Kind, gezamenlijk met deze brief en notitie een bijdrage leveren aan de discussie
gericht op het verbeteren van de positie van kinderen die in de maatschappelijke- of
vrouwenopvang verblijven. Ons inziens is er niet alleen ruimte voor verbetering in de
implementatie van de regelgeving, maar ook in de regelgeving zelf.
Hieronder volgt een overzicht van enkele centrale bevindingen uit de notitie ‘Kind centraal in de
opvang’:
Het kind in de maatschappelijke- en vrouwenopvang moet in regelgeving en praktijk als
zelfstandige cliënt worden gezien met specifieke behoeften en een eigen hulpvraag.
Hoewel het kind binnen de Wmo onder de definitie van ‘cliënt’ valt worden kinderen in de praktijk
nog niet altijd als zelfstandige cliënten met een eigen hulpverleningsvraag gezien. Het kind komt
in de vrouwenopvang met zijn of haar moeder mee en samen vormen zij de cliënt. In de VNG1
handreiking met kwaliteitseisen voor de maatschappelijke opvang staat dat niet alleen een
individu maar ook een gezin of een ouder met kind als cliënt kunnen worden gezien en in de
handreiking met kwaliteitseisen voor de hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld staat expliciet
dat een kind niet als cliënt wordt aangemerkt, maar als onderdeel van het cliëntsysteem. Deze
definiëring van cliënt op papier doet onvoldoende recht aan de bijzondere positie van kinderen in
de opvang die juist een individuele aanpak vraagt.
De handreikingen ‘Kwaliteitseisen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang’ en ‘Basis
Kwaliteitseisen hulp en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld’ hinken op twee gedachten.
Enerzijds is het kind op zichzelf geen cliënt maar deelt hij die titel met de ouder. Anderzijds is het
wel het streven dat er geïnvesteerd wordt in een werkwijze waarbinnen gekeken wordt naar de
hulp en zorg die het individuele kind nodig heeft. Mogelijk geeft de definitie nog de huidige
situatie weer en gaan we nu richting een situatie waarin het kind zelf als cliënt wordt aangemerkt.
Het verdient aanbeveling om dat expliciet te benoemen in dwingende regelgeving als steun in de
rug voor de praktijk. Het is in het belang van het kind om als individuele cliënt te worden gezien,
met een eigen hulpvraag en recht op hulp die daarbij passend is.
Elk kind moet in de opvang zonder drempels een eigen intake krijgen met bijbehorende
screening, waaruit een veiligheidsplan en hulpverleningsplan per individueel kind volgt.
Voorafgaand aan een plaatsing in de maatschappelijke- en vrouwenopvang vindt een intake
plaats met de ouder. Het is echter ook belangrijk dat er direct met het kind wordt gesproken om
te bespreken wat hij of zij nodig heeft. Het is van groot belang bij aanvang een eventuele
hulpbehoefte bij het kind helder te krijgen. Zeker gezien het grote aantal problemen waar deze
kinderen mee kampen. Het is daarom noodzakelijk dat een eigen intake met het kind standaard
wordt in de werkwijze. Hiervoor is nodig dat dit wordt opgenomen in de wet- en regelgeving en dat
er wordt geïnvesteerd in deskundige beroepskrachten die de hulpbehoefte van het kind
onderzoeken.
Verschillen in beleid voortkomend uit de twee wetten, Wmo en Jeugdwet, bemoeilijken integrale
jeugdhulp aan gezinnen.
Naast een individuele aanpak is ook de integrale jeugdhulp aan gezinnen van groot belang. Deze
integrale aanpak werd ook beoogd met de stelselherziening, maar komt nu onvoldoende uit de
verf voor deze groep kinderen. Beleid gericht op maatschappelijke ondersteuning en beleid
gericht op jeugdhulp moet onderling beter op elkaar worden afgestemd, zodat er daadwerkelijk
een integraal aanbod aan hulp kan worden geboden. Het is belangrijk dat het kind toegang heeft
tot jeugdhulp in combinatie met inzet vanuit de Wmo. Hieronder valt dat zowel de ouder(s) als het
kind hulp wordt geboden. Het individuele herstel kan niet los worden gezien van het herstel van
het systeem rondom het kind.
Voor het organiseren van de juiste jeugdhulp is structurele menskracht en expertise nodig.
Voor professionals die het gesprek met de kinderen aangaan, zouden aanvullende kwaliteitseisen
moeten worden gesteld. Het praten met kinderen, kinderen die bovendien mogelijk een trauma
hebben, vereist een specifieke deskundigheid. Hetzelfde geldt voor het kunnen doorgeleiden naar
passende hulp. Het aantal gespecialiseerde kinderhulpverleners lijkt echter eerder af dan toe te
nemen. Meerdere instellingen geven aan dat zij, vanwege bezuinigingen, zelfs beproefde
methodieken als Veerkracht niet kunnen implementeren.
In de praktijk blijkt dat gemeenten te weinig middelen beschikbaar stellen voor kinderen in de
opvang die jeugdhulp nodig hebben. Veel opvanginstellingen krijgen alleen financiering voor
begeleiding van de ouder(s), of incidentele middelen voor de implementatie van kindermethodiek
Veerkracht. Dat is onvoldoende om de juiste jeugdhulp voor kinderen te kunnen organiseren.
De opvang moet beschikken over voldoende capaciteit, kennis en middelen om de hulp aan
kinderen goed te organiseren. Hiervoor is geoormerkt budget nodig.
2
Vrouwenopvang en maatschappelijke opvang waarbij sprake is van overnachten, moet áltijd een
maatwerkvoorziening zijn.
Hoewel de Memorie van Toelichting behorende bij de Wmo duidelijk vermeldt dat de
vrouwenopvang wordt aangemerkt als een maatwerkvoorziening en de maatschappelijke opvang
zowel een algemene als een maatwerkvoorziening kan zijn, is hierover onduidelijkheid binnen
gemeenten. Vrouwenopvang en maatschappelijke opvang worden dan aangemerkt als algemene
voorziening. Opvallend is dat de maatschappelijke- en vrouwenopvang in de praktijk wel gebruikt
worden als maatwerkvoorziening. Aan iedere vorm van opvang gaat namelijk een beoordeling
vooraf waarbij wordt bekeken wat de situatie is, of deze urgent genoeg is en of er alternatieven
voor opvang zijn. Zelfs om een plaats op de wachtlijst van de opvang te krijgen, moeten er
checklisten worden afgenomen.
Het formeel aanmerken als maatwerkvoorziening zorgt ervoor dat de kwalificatie correspondeert
met de praktijk. Het verheldert de status en legt meer nadruk op het belang van vooraf
onderzoeken van de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van degenen (waaronder
kinderen) die gebruik willen maken van de maatwerkvoorziening. Bovendien kan de aanvrager bij
een afwijzing bezwaar en beroep instellen. Bij een algemene voorziening kan dit niet.
Vanzelfsprekend zijn wij gaarne bereid om deze brief en de notitie toe te lichten. U kunt hiervoor
contact opnemen met:
Ytje Minke Hokwerda: [email protected]; tel. 071 5160980
Karin Matthijsse: [email protected]; tel. 071 5259819
Johan Gortworst: [email protected]; tel. 06 23091312
Marga Haagmans: [email protected]; tel. 06 52716586
Joep Verboeket: [email protected]; tel. 085 – 065 3450
Met vriendelijke groet,
Jeroen den Tex, directeur Kinderpostzegels
Mariëlle Dekker, directeur Augeo
Joep Verboeket, directeur Het Vergeten Kind
Jan Laurier, voorzitter Federatie Opvang
Aloys van Rest, directeur Defence for Children
3