Transcript sample
DEFLO Jaloezie THRILLER De vrouw was ordinair, met opzichtig aangebrachte eye- liner en centimeterlange valse wimpers, maar net dat maakte haar aantrekkelijk. De flashy, roodgelakte beha paste mooi bij de laarzen. Een soort van kaplaarzen, zoals visserslaarzen maar dan eleganter, van zwart leer en met stilettohakken. Ja. Deze was prima. Hoewel? Toch nog maar effe verder kijken, dacht Schele Pierre Vindevogel, wantje wist maar nooit wat er nog op het menu stond, en terwijl het stevige glanzende papier knisperde, pompte zijn vuist gestaag door. Hij had eindelijk een stijve. De essentie van het leven. Houen zo, dacht hij en hij bladerde gauw terug. Prima spul toch, zo'n boekje. En spotgoedkoop tegenwoordig. Dankzij internet. Begrijpe wie kan. Want zag je een man hier al van zijn break zitten genieten met een pc op zijn schoot? Pierre concentreerde zich op haar slipje, dat maagdelijk wit was en lekker contrasteerde met de roze lipjes. Ze had een vinger in haar kutje. Vrij diep. Hopelijk verwondde ze zich niet met die scherpe, rode nagels. Bij die gedachte perste hij de lucht uit zijn longen en kromde zijn rug. Puur venijn. Het spoot uit zijn staartbeen. Het kwakje pletste precies tussen de glazen van haar sexy secretaressebrilletje. Aangezien het boekje schuin op zijn dijen lag, droop het sap ondertussen al van de punt van haar neus. Dat zou een kleverige boel worden. Tot overmaat van ramp rinkelde zijn gsm. Ergens diep verscholen in de catacomben van zijn trenchcoat. Schele Pierre sloeg haastig zijn seksboekje dicht - oke zo, ze was geconsummeerd - en probeerde met twee vingers zijn gsm op te vissen. Het was onderzoeksrechter Bosmans, die hem vroeg om dadelijk te komen. De man meende het. Hij liep op de toppen van zijn tenen de laatste dagen. Sinds die moord. 'Komen, godverdoemme', foeterde Pierre, en hij scheurde een vel papier van de rol, draaide het rond zijn lui, rolde het boekje op en duwde het in zijn zak. Toen hij de deur openduwde, keek ze hem aan. Met grote, expressieve ogen. 'Ah! Pierre! Zijn de mannentoiletten bezet?' Het dure asymmetrische laagjeskapsel maakte Karen Van de- velde nog lelijker dan ze al was. Ze had haar zuurverdiende centen als boekhoudhulpje beter aan gezichtsverzorgen- de cosmetica besteed, want haar rode, vlekkerige huid met de wijde poriën schilferde. Vooral rondom haar mond viel dat op. Als ze sprak. Wat ze nu niet deed. Dat was al zo sinds het ogenblik dat de kinderen waren thuisgekomen. Ze stond daar maar, met haar rug tegen het aanrecht en een duim losjes achter de obligate heupgordel - ook al asymmetrisch - waarmee dat type vrouwen hun ronde vormen probeert te camoufleren. Ze loenste naar haar duifgrijze man, die in zeven haasten een bordje muesli naar binnen werkte. Geflankeerd door twee ongeduldige koters, klaar voor hun naschoolse activiteit. Het transport was blijkbaar zijn taak. Zijn bijdrage tot deze goed gestipuleerde verbintenis. Het echtpaar Vandevelde-Dils was gehuwd met een contract van scheiding van goederen. Waarschijnlijk omdat de ouders van Karen Vandevelde, niet onbemiddeld, de kavel voor de nieuwbouw aan hun dochter hadden geschonken, dacht Nadia Mendonck, die niet over één nacht ijs was gegaan. De ouders van Dils hadden in elk geval geen wezenlijke financiële bijdrage geleverd aan het prille huwelijksgeluk van hun enige zoon. 'Als je nog wat te binnen schiet, eender wat? Hier zijn mijn gegevens', zei Mendonck stug. Ze legde haar visitekaartje op het neparduinen aanrecht en liep zonder een groet naar de deur. 'O ja, en meneer Dils...' Rudi Dils, begenadigd amateurfotograaf - ook dat had Mendonck uitgezocht -, die ondanks de ernst van de feiten geen enkele vorm van betrokkenheid of interesse had getoond, keek verstrooid op. 'ja, inspecteur?' 'Dat geldt ook voor u', zei Mendonck, en ze wachtte niet op een antwoord en haastte zich naar het volgende cliché, de gang, die nog naar vochtig stucwerk rook. Mendonck zuchtte en vroeg zich af waarom ze zo'n instinctieve afkeer had van deze mensen. Was het jaloezie? Was het omdat ze zelf kinderloos was en dat waarschijnlijk ook zou blijven? Lag het aan hun getimede manier van leven? Of had ze gewoonweg een natuurlijke afkeer van deze kleurloze verkaveling, waar mensen, ver weg van de dagelijkse realiteit, hun eigen mini-universum creëerden, speelstraten incluis, maar dan wel exclusief voor de eigen kinderen. Waar saaiheid de standaard lijkt en buiten de lijntjes kleuren enkel op tv gebeurt. Deze buurt waar royale gezinswoningen als paddenstoelen uit de grond schieten, volgepropt met tweeverdieners, allemaal dertigers met kinderen, die het hier uitstekend naar hun zin lij ken te hebben, maar waar wel Irene Vandesompel, een vrouw van vierendertig met - o ironie - vierendertig messteken om het leven is gebracht, en niemand die wat heeft gehoord of gezien. Niemand! Het was om moedeloos van te worden, dit hele verdomde buurtonderzoek. ***'Doodsoorzaak eenduidig', zei wetsdokter Van Grieken en zijn vingertoppen raakten de lichtbak waarop een uitvergroting van de melkwitte thorax van Irene Vandesompel lag. Zijn wijsvinger cirkelde rond een rode inkeping. 'Ernstig bloedverlies in pleuraholte, hier, inde bronchiale boom,' - de vinger versprong - 'daar, én kransslagader doorgesneden. Letaal. Alle drie.' 'Dus ze is doodgestoken', zei Jos Bosmans. 'Zonder enige twijfel, meneer de onderzoeksrechter.' 'Enige indicatie van het steekwapen?' 'Goh, het moeilijkevragenuurtje', mompelde Van Grieken. 'Kijk, de exacte lengte van het steekwapen bepalen is zo goed als onmogelijk. Ik ken de precieze omstandigheden van het incident niet. Bij een ingetrokken buikwand of een uitgezette borstkas kan het steekkanaal de lengte van het lemmet immers aanzienlijk overschrijden. Maar één ding staat vast: het lemmet was minimaal twintig centimer lang.' 'Een broodmes', zei Bosmans. 'Geen mes, meneer de onderzoeksrechter.' Van Grieken pakte een chirurgische schaar uit het roestvrijstalen bakje en knipte ze open en dicht. Hij wees een wond aan. De punt van de schaar versprong en tikte tegen het glas. 'Zie je het niet?' Jos Bosmans, niet in de stemming voor raadseltjes, gromde en haalde de schouders op. 'Symmetrie, meneer de onderzoeksrechter. Iets waar we met ons allen naar streven.' Nu zag Bosmans het plots wel. Er zat een patroon in de wonden. Alsof het paartjes waren. 'Een schaar! Een heggenschaar!' 'Zou kunnen', zei Van Grieken. De chirurgische schaar viel rinkelend in het stalen kommetje. 'Hoe dan ook, een tuig met een scherpe punt en een dubbel lemmet dat vlijmscherp is aan de binnenkant en bot aan de buitenkant. Loodrecht en met grote kracht in het lichaam van het slachtoffer gedreven, dat op zijn rug lag en mijns inziens geïmmobiliseerd was.' 'Geïmmobiliseerd?' 'ja,' beaamde de wetsdokter, 'de wonden hebben dan wel niet dezelfde vorm, wat logisch is omdat het verloop van de collagene bundels en elastische vezels in de huid sterk verschilt naargelang de plaats, maar: de hoek waaronder het steekwapen uit het lichaam werd getrokken, valt samen met die van het insteken. De wonden verschillen amper van afmeting.' Van Grieken keek Bosmans triomfantelijk aan. Het kille licht weerspiegelde in zijn brillenglazen. Hier, in zijn steriele en naar de dood ruikende biotoop, was hij God. En hij wist het. Bosmans hield zijn mond. 'Ik verklaar me nader. Een slachtoffer reageert op een dreiging. Het verzet zich, het probeert zich te verweren. Vaak vinden we daarvan sporen. Meestal snijwonden aan handen en armen. Hier niet. Geen sporen van enig verweer en symmetrische steekwonden met een identieke diepte.' 'Dus dat betekent dat Irene Vandesompel bewusteloos was?' 'Aan wilde gissingen ga ik me niet bezondigen', zei Van Grieken, met het scheve lachje van de vakidioot die weet dat hij hoe dan ook zijn gelijk zal halen. Jos Bosmans trapte niet in de val. De wetsdokter drukte op een knop. Het beeld versprong. Bosmans staarde naar een uitvergroting van de hals van het slachtoffer. Naar de rode striemen. Er hoefde geen uitleg bij. Wurgsporen. Het beeld versprong opnieuw. Een close-up van de linkerdij van Irene Vandesompel. Daar was een grote, blauw gekleurde bloeduitstorting te zien. Klik. Een pols. Pas toen Van Grieken inzoomde, zag Bosmans de rode stippen op de huid. Minuscule bloeduitstortingen waren het. Veel tijd om de informatie te plaatsen werd hem niet gegund. Het beeld versprong opnieuw. Het achterhoofd van Vandesompel. Op de plek waar het haar was afgeschoren, was een gelige vlek met groene randen. 'Ze was bewusteloos. Ze hebben gevochten.' 'Inderdaad. Irene Vandesompel heeft zich verweerd en werd doodgestoken terwijl ze, waarschijnlijk buiten bewustzijn, op de grond lag.' 'God', mompelde Bosmans en daar bleef het bij. *** Op weg naar haar laatste adres hoopte Nadia Mendonck op een beter resultaat. Al was het maar omdat het huis op de hoek een van de eerste was dat hier ooit was neergepoot, en omdat de bewoners, Alfons Kriekemans en Paula Vettes, in deze buurt waren geboren. Bovendien was Paula Vettes, die bekendstond als een roddeltante, vaak thuis. Ze werkte deeltijds voor de gemeente. Een job die ze dixit een aantal intimi - had weten te versieren met haar benen open. Mendonck huiverde van zoveel platvloersheid. Paula Vettes liet de tip van het gordijn los toen ze de blondine de straat zag oversteken. Dat was vast die politieagente. Eindelijk. Ze was een twintigtal minuten bij Karen en Rudi Dils gebleven. Ze had zich het mens heel anders voorgesteld. Lelijker in elk geval. Een echte vrouw had ze in gedachte gehad. Een 'met een lijf waar een vent een goeie pak aan heeft', zoals haar Fons het zo plastisch kon verwoorden. Deze had iets van de nep-agentes met hun hyperslanke lijven en fitnessspieren die je op tv ziet. Enfin, veel deed het er niet toe. Zij speelde de hoofdrol in dit verhaal. Niet de blonde del die nu aanbelde. Om haar draaide het, om Paula Vettes. De kroongetuige. Of hoe noemen geletterde mensen zoiets? Er werd voor de tweede keer aangebeld. Langer nu. Paula Vettes liet zich niet van de wijs brengen. Ze trippelde naar de staande spiegel, waar ze haar royale boezem schikte. Terwijl haar korte, dikke vingers langs de uitpuilende naden van haar jeans gleden, telde ze tot honderd. Vervolgens stak ze het fornuis aan. Toen er een derde keer werd aangebeld, liep ze met zuinige pasjes de gang in. 'Inspecteur. Welkom!' Het kan dus nog erger, dacht Nadia Mendonck. Het was een spontane gedachte, met het beeld van Karen Vandevel- de nog in het achterhoofd. Toen de vrouw, een michelinmannetje dat zich in een maatje zesendertig had gewurmd, haar met een bestudeerde handdraai uitnodigde om binnen te komen, probeerde Mendonck haar vooroordelen aan de kant te zetten. Dit was een belangrijke getuigenis. Paula Vettes was waarschijnlijk de laatste die Irene Vandesompel in leven had gezien. Vettes trippelde in ijltempo naar de keuken. Hoe ze op die ellenlange naaldhakken zo snel vooruit kon komen en zonder dat de naad van haar broek scheurde, was voor Nadia een raadsel. Ze draaide zwierig, en in haar perceptie ongetwijfeld elegant, met haar vormeloze kont, alsof ze op de catwalk liep. Een ervaren evenwichtskunstenaar zou het haar niet nadoen. De keuken was ruim en helder, maar zo overvol dat het verdorie wei een pandjeshuis leek. Mendonck vroeg zich af vanwaar die weeë geur kwam die ze niet kon thuisbrengen. Haar ogen dwaalden over de rommel. Het vermoedelijke antwoord, een grijze kiel vol duivenstront, hing aan een haakje naast de verandadcur.'Ga zitten, inspecteur. Mag ik u een taske soep aanbieden? Verser kan niet', zei Vettes en ze deed het fornuis uit. 'Nee, dank u.' 'Zelfgemaakte groenten. Uit onze eigen tuin.' Zelfgemaakt. Jezus, dacht Mendonck. 'Nee, dank u.' Het gezicht van de vrouw betrok. Alsof ze uren had staan koken voor gasten die uiteindelijk niet kwamen opdagen. 'Of ja. Doe maar een tasje', zei Mendonck haastig. Het bolle gezicht klaarde weer op. Mendonck kon zich niet van de indruk ontdoen dat de vrouw haar de hele dag had zitten opwachten. Echt pathetisch was dit. En van dit creatuur zou ze relevante informatie moeten krijgen? Woonden er dan helemaal geen gewone mensen in deze vervloekte buurt? Was Irene Vandesompel, alleenstaande moeder van vierendertig met drie kinderen, dan als enige aardbewoner tussen een bende vijandige aliens neergestreken? En was ze daarom omgebracht? Omdat ze op de verkeerde planeet was geland? 'Irene Vandesompel', viel Mendonck met de deur in huis. Ze wierp een blik in de kom soep. Gekleurd water en twee eenzame stukjes wortel die van elkaar leken weg te zwemmen 'Ja, erg hè. Wie had nu ooit gedacht dat zoiets in déze buurt zou kunnen gebeuren. De mensen durven bijna de straat niet...' 'Het gebeurt meestal op plaatsen waar je het niet zou verwachten', viel Mendonck de vrouw in de rede. Dat had ze beter niet gedaan. De mondhoeken van Paula Vettes doken pijlsnel naar beneden. 'Maar ik wilde u niet onderbreken', gooide Mendonck er haastig achteraan. Het gezicht van belegen bladerdeeg fleurde weer helemaal op. 'Tja, Irene had het moeilijk. Ik had echt medelijden met dat mens. Drie kinderen. En pas gebouwd. En dan een man die je op een dag vertelt dat hij het niet meer ziet zitten. Pats. Zomaar.' Mendonck werd onwel van het gezever, maar ze besloot van de nood een deugd te maken. 'Ze heeft u in vertrouwen genomen?' 'O ja. jaja. Ze heeft me nog veel meer verteld. Zoals het goede buren betaamt. Hier praten mensen nog met elkaar, weet u, inspecteur. Wij hebben ons hart op onze tong. Al kan je dat niet van iedereen in deze buurt zeggen. Er zijn er die liegen dat ze zwart zien. Zoals de familie Timmers. Maar da's een ander verhaal. ïk ga niet rond de pot draaien want uw tijd is zeker heel kostbaar.' Mendonck glimlachte en beet op haar tong. 'Enfin, om een lang verhaal kort te maken. Irene is niet gespaard door het lot. Driejaar geleden werd haar vader, die was hertrouwd met een Poolse die hij, als ik ons ma mag geloven, heeft leren kennen via een obscuur huwelijksbureau, gegrepen door een tractor. Die vrouw heeft handig ingespeeld op die situatie. Want zeg nu zelf, de erfenis inpikken van de kindjes van je nieuwe man die ie nota bene uit de armoede heeft gehaald... zoiets doet een mens toch niet? Temeer omdat Irene en haar moeder, nu ja, dat is kat en hond. Je kent het wel...' Mendonck knikteen terwijl haar gedachten afdwaalden, kreeg ze de ingelijste foto op de haard in het oog. Ze begreep meteen waarom de man, hij leek op een half kaalgeplukte kip, zo sip keek: omdat zijn naam Alfons Kriekemans was en omdat hij was getrouwd met deze verbale bulldozer. Drie straten verderop en twee uur later sloeg Nadia Mendonck haar notitieboekje open. In de lawine van banaliteiten en faits divers was slechts één zinnetje overeind gebleven. Ex heeft een sluitend alibi. Vijf woorden, die het onderzoek geen stap vooruit hielpen. Integendeel, Jan Flies, de ex van Irene Vandesompel, was logischerwijze verdachte nummer één. Vechtscheiding. Nog lopende procedure bij de Jeugdrechtbank, waar Flies de verblijfsregeling van de kinderen betwistte die in zijn nadeel was uitgedraaid. Expliciete bedreigingen. De hele mikmak. Toch was Mendonck wel blij met deze vaststelling. Al was het maar voor de kinderen. Ze waren nog zo jong. Het was al rampzalig genoeg dat ze hun moeder hadden verloren. Paula Vettes was trouwens heel stellig geweest: om half- drie, anderhalf uur voor de vermoedelijke moord - Irene Vandesompel was overleden tussen vier en halfzes -, had zij gezien hoe Vandesompel haar kinderen had uitgewuifd toen die door hun vader met de auto werden opgehaald. In gedachte hoorde Mendonck de dialoog. Monoloog. 'Jaja. Heel zeker. Het was bij mijn weten de enige keer dat Jan zijn kinderen meekreeg buiten de vaste regeling. Irene was daar heel streng op. En terecht, vind ik. Jan had maar beter moeten weten. Maar ja, het zijn mijn zaken niet. En, ah ja. Het was rond halfdrie. Dat weet ik heel zeker. Want we zijn samen de straat uitgereden, ik ging winkelen, in Mechelen.' De vrouw had haar woorden gestaafd met een parkeer- ticket dat ze uit een rommelige lade opdiepte. Het betalingsbewijs kwam inderdaad uit een Mechelse parkeermeter en had een geldigheidsduur van drie tot zes. Dat mensen zulke dingen deden, parkeertickets bewaren. Verzamelen, het was een constante in het huis van Paula Vettes, dat leek op een opslagplaats van voordeelbonnetjes. In uitpuilende lades. In glazen potten. Verspreid over de hele ruimte op de onwaarschijnlijkste plaatsen en bijeengehouden door paperclips. Het resultaat van hele dagen zoek-enknipwerk. Nadia Mendonck keek door de voorruit, naar de opruk- kende grauwe schaduwen die niet alleen de huizen wurgden maar ook haar humeur. Ze pakte haar gsm en wilde een bericht sturen aan Dirk Deleu. Ze bedacht zich. Zoiets kon worden geïnterpreteerd als een teken van zwakte. En dat pleziertje wilde ze haar rivale niet gunnen. Ze startte de Clio en reed naar Mechelen. Toen ze de Hoogstraat inreed, zag ze een patrouillewagen, dubbel geparkeerd. Een oud vrouwtje, ze leek op een mummie zonder zwachtels, stond te kwetteren tegen de twee agenten die in alle rust en sereniteit hun late lunch probeerden te verorberen. Het ging er nogal heftig aan toe, zag Mendonck. Ze herkende de twee. Het waren Dikke Ronny en een stagiair met flaporen en blond piekhaar boven zijn kippennek, die zich van het hele voorval geen snars leek aan te trekken en met een verzaligd gezicht een sliertje pittasaus van zijn vingers likte. Toen Mendonck langzaam voorbijreed, draaide ze haar raampje op een kier en ving zo een flard op van het gekwetter. 'Beter die Arabieren in den bak draaien in plaats van hun pitta's op te eten...' Mendonck deed het raampje weer dicht en grijnsde naar Dikke Ronny, wiens wangen gefrustreerd opbolden. Business as usual in Mechelen, dacht Mendonck. Benieuwd of Deleu in Leest aan nieuwe informatie was gekomen. En of hij al terug in Mechelen was, met Inge, zijn nieuwe, flamboyante partner, die zich gedroeg alsof ze achttien was maar waarschijnlijk dichter tegen de dertig dan de twintig aanleunde. Ze draaide instinctief de Vismarkt op en reed traag langs De Cirque. Geen Deleu. Niet samen met Inge gauw wat stoom aflaten na een ongetwijfeld vermoeiende ondervraging. Goed zo. Prima. Terwijl ze naar het politiebureau aan de Tinellaan reed, vroeg ze zich af waarom ze in godsnaam zo opgefokt was. Zo onrustig. Het antwoord, zo wist ze, lag waarschijnlijk verscholen in haar jeugd. Het weeshuis, waar je maar beter voorbereid kon zijn op het ergste. Altijd. Want als het echt fout ging, was er niemand om je te helpen. Daardoor kwam het waarschijnlijk ook dat ze goed was in haar job. Maar er was ook een keerzijde aan die medaille. De gemoedsrust waar ze zo naar snakte, kon ze niet vinden. En het gevolg daarvan was dat ze er vaak moeite mee had om zich te geven, onvoorwaardelijk en zonder compromissen. En was dat net niet waar het om draaide in het leven? Toch had ze gedacht die gemoedsrust eindelijk te hebben gevonden. Bij Deleu, die het goed met haar meende en haar steunde door dik en dun - ondanks zijn eigen littekens uit het verleden. Had hij eigenlijk signalen gegeven dat er iets broedde binnen in hem? Nee, helemaal niet. Waarom voelde ze zichzelf dan zo broos en kwetsbaar, was ze zo afschuwelijk overgevoelig? Omdat Deleu dat meisje, Inge, had geselecteerd. En omdat ze het daar moeilijk mee had, maar het onderwerp nooit had durven aansnijden. Ze hadden er nooit over gepraat. Dat was de echte reden van haar twijfel. Toen ze haar Clio in de open parkeerplaats manoeuvreerde, zette ze haar emotionele teller op nul en probeerde weer Nadia de flik te worden. Het lukte wonderwel. Gelukkig kunnen mensen niet in eikaars hoofd kijken, dacht ze, terwijl ze de arduinen treden beklom. 'Een ordinaire burenruzie, jufferke. Meer moetje daar niet achter zoeken', zei de dikke wijkagent en om zijn woorden kracht bij te zetten, zakte hij onderuit en haakte zijn duimen achter zijn koppelriem. 'Dat zullen wij wel bepalen', zei Inge Vertongen terwijl ze de man strak aankeek. Zijn ogen dwaalden van haar kruis naar de grond en vandaar naar Dirk Deleu, die geen spier vertrok. Hij genoot van de schermutseling. Inge had iets van de jonge Nadia Mendonck, vond hij. Jong, direct en zonder franje. Compromisloos en bruisend van energie. Hijzelf was het ondertussen kotsbeu. Ze waren naar de Lokale Politie in Leest gereden op zoek naar verdere informatie. Antecedenten. Voorvallen in de buurt waar Irene Van- desompel eventueel bij betrokken zou zijn geweest. Ze waren er niet met open armen ontvangen, de superhelden uit Mechelen. Bovendien had het niks opgeleverd. Een beetje een resumé van het buurtonderzoek. Het echtpaar Jan Flies- Irene Vandesompel leefde nogal teruggetrokken en was zelden aanwezig bij buurtevenementen. Ze waren overigens van onbesproken gedrag. De scheiding was voor de meeste buurtbewoners dan ook een complete verrassing geweest. Er waren ooit wel wat problemen geweest in de wijk. Tussen het echtpaar Kriekemans-Vettes en de overburen, het echtpaar Timmers-Fransen. De Leestse collega's hadden nalang aandringen twee pv's opgedolven, waaruit bleek dat het om een ordinaire burenruzie ging. De echtparen hadden een klacht ingediend tegen elkaar. Paula Vettes had beweerd dat Jean Timmers haar stalkte. Timmers had net het omgekeerde gezegd. Dat de overburen te pas en te onpas zijn woning binnenliepen. De man had een klacht wegens huisvredebreuk ingediend. Kan het nog banaler? had Deleu zich afgevraagd. Irene Vandesompel noch haar man was erbij betrokken geweest. Het gezin Timmers had trouwens zijn heil elders gezocht en was ondertussen verhuisd. Zaak gesloten. Dood spoor. Deleu had het allemaal al meegemaakt. Been there. Seen that. En was hij niet vergezeld geweest van Inge, hij was allang weer thuis geweest. Soms moet je gewoon passen. Maar dat was buiten Inge gerekend. Ze was blijven peuteren en vissen totdat ze uiteindelijk bij deze wijkagent waren aanbeland. De arme man wist niet wat hem overkwam. Inge, die hem met een spervuur van vragen had bestookt, staarde hem aan, wijdbeens, met haar handen in haar heupen. Ze trok de elastiek in haar paardenstaart terloops even strak en wachtte, maar haar gifgroene ogen schitterden en het was overduidelijk dat ze haar prooi niet meer zou loslaten. 'Vertel ons gewoon watje weet', zei Deleu, die medelijden kreeg met de kogelronde wijkagent. De man keek al geruime tijd met regelmatige tussenpozen op de klok. Logisch, het was bijna acht uur. 'Dan kunnen we dit spoor definitief afsluiten.' 'Gut, inspecteur. Ik heb ooit één keer met die mensen gepraat. Op initiatief van de familie Timmers, om de plooien glad testrijken. Maar er viel niks meer glad testrijken. Fons Kriekemans en Jean Timmers begonnen elkaar uit te schij- ten. Ze konden eikaars bloed wel drinken. En wie ben ik om daar een oordeel in te vellen?' 'De wijkagent', zei Inge Vertongen. Het klonk als een veroordeling. 'Verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in deze buurt.' 'Wat? Wanneer?' viel Deleu haar in de rede, beducht voor een verdere escalatie van dit gesprek. 'Wat is er daarna gebeurd? Is er een pv van opgesteld?' 'Nee. Er is niks gebeurd. Gewoon een gesprek. Dat ik beleefd heb afgerond.' 'En dan?' vroeg Inge. 'Wat heb je toen gedaan?' 'Niks. Waarom?' 'Niks! Collega, die mensen zijn verhuisd. Dat doe je toch niet zomaar!' 'Waar mensen graag wonen, dat zijn mijn zaken niet. Trouwens, de naam Irene Vandesompel is toen niet één keer gevallen. Oké zo, juffertje?' 'Kom', zei Deleu en hij gaf de dikkerd, die beefde van verontwaardiging, een hand en wenkte Inge. 'We gaan. Bedankt, Willy. Als je nog iets te binnen schiet, je weet me wonen.' 'Lui', siste Inge, ingehouden maar luid genoeg dat het verstaanbaar was. Haar driftig klikkende hakken wekten de slapende gang tot leven. 'Wie? Ik?' zei Deleu en hij bleef verongelijkt staan. 'Nee. Die vetvlek. Daar!' zei Inge Vertongen en haar scherpe, rode nagel priemde naar de deur. 'En, Dirk! Laat die pose maar varen. Ik ben niet in de stemming voor "spelletjes" en flirten met collega's interesseert me niet.' Deleu stond paf. Hij keek het strakke kontje na en hield de opmerking binnensmonds. Ze had gelijk, Inge. Natuurlijk had ze gelijk. Hij was van plan geweest om haar uit te nodigen voor een glas. Hij zag Inge niet als een collega. Hij zag haar als vrouw. Een object. Een 'wandelende schietbarak', zoals Schele Pierre haar zo plastisch had omschreven. Het hele kantoor had op stelten gestaan toen ze er de eerste keer was binnengelopen. En toegegeven, ook hijzelfwas de kluts kwijt geweest. Dat was al zo sinds Bosmans hém met deze jonge furie had opgezadeld. De sadist. Hoewel, had hij haar niet zelf geselecteerd? 'Inge! Inge, wacht!' *** De villa was ruim en luxueus maar ademde eenzaamheid. Vooral de gigantische woonkamer, donker en ouderwets, was troosteloos. Alsof er niet werd geleefd. Het rook er naar mottenballen en zieke mensen. Overal hingen prulletjes in haakwerk. Aan de muren, aan de deurklinken, voor het raam. Op de tafel, op de salontafel, over de leuningen van de fauteuils. Het resultaat van minstens tien jaar grenzeloze verveling, schatte Nadia Men- donck en ze concentreerde haar aandacht op haar laatste taak van deze lange dag, de vrouw tegenover haar, die onhandig haar ouderwetse plooirok gladstreek en duidelijk omhoog- zat met de situatie. Ze was een paar jaar ouder maar de fysieke gelijkenis was onmiskenbaar. Daar hield het op. Van enige emotionele betrokkenheid was geen sprake, wel integendeel. Liliane Van- desompel, single en inwonend bij haar hulpbehoevende moeder, was nochtans meter van de jongste dochter van Irene, haar overleden zus. Ook de moeder, aan bed gekluisterd maar alert, had geen spier vertrokken toen Mendonck haar omstandig had proberen uit te leggen hoe haar jongste dochter aan haar einde was gekomen. 'Waar waren jullie op donderdag 25 oktober laatstleden?' vroeg Mendonck. Liliane Vandesompel zocht oogcontact met haar moeder en keek dan Mendonck aan. Met arrogante, stekende ogen. 'Jullie?' 'Ja, jullie', herhaalde Mendonck. 'Jij en je moeder?' 'Sedert ze een beroerte heeft gehad, kan mijn moeder niet meer zelfstandig functioneren. Daar zijn medische attesten van. Die kunt u opvragen als u wilt.' 'En jij?' 'Hier. Of wat dacht u.' 'Dus je bent dag en nacht bij je moeder?' 'Iemand moet het doen. Niet?' 'Hebt je ooit gewerkt?' 'Doet dat iets ter zake?' 'Ja. Alles doet ter zake bij een moordonderzoek.' 'Vroeger secretaresse. Nu fulltime dochter', zei Liliane Van- desompel en ze zocht nog een keer oogcontact met haar moeder, alsof ze om bevestiging vroeg of een steuntje in de rug. Het uitgemergelde gezicht, reeds omfloerst door de dood, draaide een kwartslag. De ingezakte tandeloze mond trok strak. 'Dus, als ik het goed begrijp, zijn wij' - de vrouw articuleerde het woord - 'verdachten in deze zaak.' Liliane Vande- sompel gooide haar hoofd in haar nek en liet haar vingers door haar koperkleurige haar glijden. 'Ik werk niet meer. Ik zorg voor ons mama. Dat is een bewuste keuze. Dat hebben we zo afgesproken. En mocht je het nog niet weten - wat me zou verbazen-ja, ik erf alles. Irene niks. Dat is niet mijn keuze. Dat heeft mama zo gewild. Nietwaar, mama?' De zwarte kraai knikte. Er fonkelde iets, ergens diep binnen in de uitgeholde oogkassen. Een stel benige vingers kroop traag vanonder de ruitjesdeken. Mendonck kreeg het danig op haar heupen van het arrogante wijf Hier zat ze nu. In gesprek met de enige familie in leven van Irene Vandesompel. Twee koude kikkers. De vrouw had het niet getroffen. Echt niet. 'Had u nog contact met uw zus?' vroeg Mendonck. Liliane Vandesompel trok haar ogen wijd open, alsof de vraag haar choqueerde. Ze nipte van haar water en schonk het glas van haar moeder bij. Mendonck kreeg niks. ' Luister, inspecteur. Dat doet niets ter zake. Deze zaak gaat ons niet aan. We willen dat ze wordt afgesloten. Zodat we kunnen doorgaan met ons leven. Mijn moeder mag zich niet te veel opwinden. Ze moet rust hebben. Ik hoop dat u dat begrijpt én respecteert.' Mendonck wist niet meer wat te zeggen. Ze stond perplex. Geenspoortje van verdriet. Geen mededogen. Geen medeleven. Integendeel, de enige emotie die ze kon ontdekken was gêne. Ze schaamden zich voor hun respectieve zus en dochter. Zelfad ze geen zus, Nadia Mendonck. En ook geen ouders meer. Dat wilde ze die twee muffe lijkbidders in het gezicht gooien. Ze deed het niet. Ze waren het niet waard. Ze besloot het zakelijk te houden. 'Hebben jullie enig idee wie achter deze moord zou kunnen zitten?' Liliane Vandesompel haalde nonchalant haar schouders op. De kraai gaf geen krimp. Mendonck richtte het woord tot haar. 'Mevrouw Vandesompel, wanneer hebt u uw dochter voor het laatst gezien?' 'Gezien. Gezien. Ik zie haar elke dag. Ze zit hier naast mij. Of denkt u dat ik blind ben?' 'Uw dochter Irene.' 'Dat is mijn dochter niet', zei de oude vrouw en ze staarde naar het raam. Ze begon te hijgen. Al dan niet geacteerd. Mendonck twijfelde. Liliane Vandesompel, de brave dochter, keek haar vernietigend aan. 'Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?' 'Inspecteur!' 'Antwoord! Of we handelen dit op het bureau af. Desnoods laat ik een ambulance voorrijden. Uw zus! Uw dochter! Is dood. Vermoord. En misschien interesseert jullie dat geen zier. Mij wel. Ik ga uitzoeken wie het heeft gedaan. Begrepen? Iemand moet het toch doen!' Liliane Vandesompel rekte zich uit. Ze snoof en balde de vuisten. Mendonck reageerde niet. Ze was benieuwd naar het psychogehalte van deze kloeke vrouw. De hand van de moeder sloot zich als een klauw om de vlezige pols van haar dochter. 'Niet doen', zei ze. Het was een bevel. Met ogen hard als glas. Haar toon was scherp en verbazend lucide. 'Irene, zij is het niet waard.' De vuist van Liliane Vandesompel ontspande zich. Het was voor Mendonck al lang duidelijk wie hier de lakens uitdeelde. Ze voelde de stekende oude ogen. 'Dit is een familiezaak. Privé. Kiezen houdt consequenties in. Irene heeft gekozen voor haar vader. Jaren geleden al. Gekozen voor een dronkaard en een vrouwenzot. Hij is al vijfjaar dood. Doodgezopen en dood-je-weet-wel. En maak je geen illusies. Ook die Poolse del heeft niks gekregen. Hij is gestorven zoals hij heeft geleefd. Zonder een rotte frank op zak. Pech voor haar. Voor Irene. Maar ze vond hem de investering waard. Dat was haar goed recht. Zoals het ook mijn goed recht is om haar te negeren. En of ze nu dood is of levend, voor ons bestaat ze niet meer. Zij leefde haar leven en stierf haar dood. Wij de onze.' De bitterheid en de haat troffen Mendonck als een mokerslag. Ze draaide zich met een ruk om. 'En jij? Denk jij er ook zo over?' <T ' K 'Je bent anders wel de meter van haar jongste kind. Nog net geen vijf' Het werd ijzig stil. Mendonck voelde de ogen van de oude vrouw in haar rug prikken. De twijfelaar kraakte. Li liane Vandesompel bleef zonder repliek. Ze staarde voor zich uit. Met lege ogen. Alsof de hoogmoed plots was opgebrand. De oude vrouw had de lapjesdeken over zich heen getrokken. Ze ademde moeilijk en was duidelijk niet op de hoogte. 'Bedankt', zei Mendonck en ze graaide haar jas van de stoel en liep naar de deur. Ze kreeg het benauwd, ze had dringend behoefte aan frisse lucht. Of menselijke warmte. Wellicht aan allebei. Iedereen wilde met rust gelaten worden. Allemaal wilden ze Irene Vandesompel vergeten, zo snel mogelijk, en weer hun vertrouwde leventje oppakken. Zijzelf had ondertussen zowat met iedereen gesproken die Irene Vandesompel had gekend en toch wist ze nog steeds niet hoe de laatste dag van de onfortuinlijke vrouw eruit had gezien. Wie er voor het laatst met haar had gepraat. Mendonck dook in haar Clio en startte de motor. Toen ze wegreed en in haar achteruitkijkspiegel keek, zag ze Liliane Vandesompel. De vrouw zwaaide naar haar. Mendonck stopte. Vandesompel kwam naast de auto staan. Met een bedrukt gezicht. Nadia draaide het raampje open. 'Rij door', zei de zus van Irene Vandesompel. 'Tot op straat. Alsjeblieft.' Mendonck reed stapvoets verder. Op straat deed ze uitnodigend de deur open. Liliane Vandesompel stapte in. Ze streek haar ouderwetse rok glad. 'je komt het toch te weten.' 'Wat?' vroeg Mendonck. Oprecht verbaasd. Al was ze professioneel genoeg om dat niet te laten blijken. 'De overbuurvrouw, dat nieuwsgierige wijf heeft het vast verteld: ik ben bij Irene geweest.' 'Wanneer?' 'De dag dat ze is vermoord.' 'Dat klopt. En ze heeft u vrij accuraat beschreven', loog Mendonck. Paula Vettes had er niets van verteld. Ze kon Liliane Vandesompel ook niet hebben gezien, daar ze waarschijnlijk al eerder was weggereden. Bijna tegelijkertijd met de ex van Irene Vandesompel. 'Dat zal wel. Ze weet dat ik haar zus ben.' 'En de meter van haar jongste dochter', pakte Mendonck de draad van het eerdere gesprek weer op. } 'En uw moeder wist dat niet?' 'Nee.' 'Het spijt me.' 'Mij ook.' 'Wat ging u daar doen? Bij uw zus?' 'Irene had me opgebeld. Ze voelde zich niet goed. Ze was bezorgd voor de kinderen.' 'En dus bent u daarheen gereden?' Ja. 'Hoe laat?' 'Rond halfvier moet dat geweest zijn. We hebben een kwar- tiertje gepraat. De kinderen waren al weg toen. Ze had haar ex opgebeld. Ze voelde zich beter. Al had ik de indruk dat ze bang was.' 'Bang? Waarvoor?' 'Dat weet ik niet. Dat heeft ze me niet verteld. Het was maar een indruk.' 'Hm. Een kwartiertje gepraat. En toen?' 'Toen ben ik weggegaan.' 'Waarnaartoe?' 'Naar huis.' Mendonck tokkelde met haar vingers op het stuur. Ze vroeg zich af wat ze nu nog kon vragen. Ze had het gevoel dat Liliane Vandesompel nog niet was uitgepraat. 'Kan ik gaan? Mama...' 'ja. En bedankt.' Liliane Vandesompel knikte stug. Ze liep weg zonder een groet. Mendonck keek haar na totdat de vrouw om de hoek was verdwenen. Ze kon zich niet van de indruk ontdoen dat Liliane Vandesompel niet het achterste van haar tong had laten zien. Ondanks haar spontane bekentenis. Hoewel? Spontaan? Vroeg of laat waren ze dat telefoontje van Irene toch wel op het spoor gekomen, dat wist die vrouw natuur- lijk ook wel. Mendonck had geen zin om zich er nog langer het hoofd over te breken. Dit bezoekje was alvast niet voor niks geweest. Ze startte de auto en reed weg. Toen ze thuiskwam zat Deleu in de sofa, kop in kas, zoals een gekwelde hond in een te kleine kooi. Ook dat nog, dacht Nadia Mendonck terwijl ze haar regenjas over de haak gooide. Hij was weer zó. Dat gebeurde wel vaker de laatste tijd. En net nu. Nu dat ze behoefte had aan een warme knuffel. 'Dirk? Wat scheelt er?' 'Niks.' 'En wat scheelt er echt?' Er kwam geen antwoord. 'Ben je me beu?' Deleu grommelde iets onverstaanbaars met het woord 'moe' erin. 'Want als dat zo is, dan wil ik het weten', zei Nadia Mendonck en ze ging wijdbeens voor Deleu staan. 'En liefst als eerste!' Waar die razernij plots vandaan kwam, ze wist het niet. Ze trilde op haar benen. 'Ga jij ook beginnen?' 'Ook! Ik ook! Waarom? Heeft ze je gedumpt? Nu al!' Deleu vloekte, stond op en schoot zijn jas aan. 'Loopje weg! Zuipen? Wat is er gebeurd? Dirk! Waarom heb jij die bitch eigenlijk geselecteerd!' riep Mendonck en ze hapte naar adem. Ze voelde zich opgelucht. Het hoge woord was eruit. Deleu keek haar stom aan. Hij haalde zijn schouders op. 'Inge?' 'Ja. Inge!' 'Omdat ik een man ben, zeker. Een doodnormale gezonde kerel.' Nadia Mendonck wist niet meer wat te zeggen. Dit was niet de wending die ze in gedachte had. Dit scenario ging echt helemaal de verkeerde kant op. Ze liep naar Deleu toe en omhelsde hem. 'Wat scheelt er, Dirk?' Deleu maakte zich voorzichtig los en ging zitten. 'Och. Barbara. Verdomme!' 'Barbara', zei Mendonck en ze ging op Deleus knie zitten, klaar voor het zoveelste horrorverhaal over zijn ex. 'Vertel.' 'Ik was ons Charlotte gaan halen. In de crèche. Heb haar naar huis gebracht, naar Barbara. Zoals gewoonlijk.' 'En dan?' 'Ik was bijna te laat in de crèche. Inge zat nog in de auto. Ik moest haar droppen in de Tinellaan.' 'So what?' 'Barbara heeft haar gezien! Ik had de auto om de hoek moeten parkeren. Dommekloot die ik ben.' 'Waarom? Je brengt Charlotte thuis en er zit een collega in je auto.' 'Wil je weten wat haar reactie was?' 'Ja. Graag!' 'Dirk. Alsjeblief Onze kinderen. Je gaat hen toch niet op- nieuw dwingen om aan een nieuwe vrouw in je leven te wennen?' 'Djeezes', zei Mendonck en ze sloeg haar arm om Deleu en trok hem mee in de richting van de slaapkamer. 'Kom. We gaan slapen.' 'Oké.' 'En, Dirk?' Ja. 'Sorry.' 'Oké.' Fiskars transmissie heggenschaar. Handige, lichtgewicht (627 gram) heggenschaar. Voorzien van uniek mechanisme met 2 tandwielen om de kracht over te brengen en stabilisatie bij langdurig gebruik. Efficiënt werken ook met schaarpunten mogelijk. Lengte: 57 cm. Garantie 5 jaar. 'Verdeeld door Fiskars Brands Europe BVBA, Kleine Kloosterstraat 6 in Zaventem, en verkrijgbaar in de vestigingen van Bakker en in Rozenland in Lede. Valt al bij al nog mee', zuchtte Deleu en hij gooide de flyer op zijn bureau. 'Bovendien online bestelbaar via Fleurop Interflora en wie weet, misschien houdt de moordenaar wel van tweedehands...' deed Mendonck er nog een schepje bovenop. Deleu ging op de hoek van het bureau zitten. Met hangende schouders. Zijn houding was de perfecte weerspiegeling van zijn gevoelens. Hij had zopas vanuit de techni-sche ruimte de ondervraging van de kinderen van Irene Van- desompel bijgewoond. Een pijnlijk moment, maar het moest gebeuren. Al was het maar om het alibi van de vader te controleren. De kinderen waren volkomen dichtgeklapt. Ondanks de professionele aanpak van de politiepsychologe. Hun ontreddering was schrijnend. Zeker voor een gevoelsmens als Dirk Deleu. Zelfs Inge was er week van geworden. Toen de jongste huilde en om haar mama riep. Het was de eerste keer dat hij had gezien dat Inge een teken van zwakte toonde. Toen ze op de parking afscheid hadden genomen, zat de kikker nog steeds in haar keel. 'Onbegonnen werk, Dirk. Zo'n schaar mag dan al duur en vrij exclusief zijn, iedereen opsnorren die zich er ik weet niet hoeveel jaar geleden een heeft aangeschaft is nog hopelozer dan zoeken naar een man die zijn hormonen onder controle heeft.' 'Teflon', mompelde Deleu, terugdenkend aan het verslag van de wetsdokter. Op de breukrand van de gebroken rib waren minuscule partikels teflon aangetroffen. Zo waren ze op het spoor van deze Fiskars-heggenschaar gekomen. Van Grieken had een aantal scharen met een teflon-be- schermlaag 'uitgetest' en was formeel. Dit type schaar was het moordwapen. En verder was er niks. De grote leegte. Geen enkel spoor naar de dader. Geen spoor naar het moordwapen. De levens van Irene Vandesompel en haar ex-man waren binnenstebuiten gekeerd. Daar waren in de pers al bakken inkt aan verspild. De wilde gissingen stapelden zich op. Wellicht omdat de journalisten de ware toedracht niet kenden. Hoe Irene Vandesompel precies was vermoord, was niet uitgelekt. Dat maakte het voor de lezer des te intrigerender. Er zat dus een donker kantje aan het feit dat Bosmans er voor een keer in was geslaagd om iedereen buitenspel te zetten. Zelfs het wel en wee van familieleden en vrienden, die op één hand te tellen waren, was breed uitgesmeerd voorpaginanieuws. Ook geld was er niet of amper. Bosmans had een gerechtelijk bevelschrift uitgevaardigd om de bankzaken na te trekken, maar dat de alleenstaande vrouw het bijzonder moei- lijk had gehad om elke maand opnieuw weer de eindjes aan elkaar te knopen, daar hoefde geen tekening bij. Nee. Geen motief. Geen spoor. Helemaal niks. 'Wie steekt een alleenstaande moeder met drie kinderen neer? En waarom?' 'De ex-man, Dirk. Da's het enige dat ik kan bedenken. Ook hij heeft het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Zoals vele gescheiden vaders.' 'Verdomme, Nadia', voer Deleu uit. Dat laatste zinnetje was er te veel aan. Dat voelde aan als een persoonlijke aanval en wellicht was het dat ook. 'Zijn alibi is waterdicht. Dichter dan het gat van Arthur de goudvis!' Nadia Mendonck antwoordde niet. Wat ze wel deed, was in haar neus knijpen en voelen of die nog wel op zijn plaats zat. Deleu was weer zó. Onuitstaanbaar zonder meer. Verzuipend in het leed van de anderen. Dat was nobel. Maar toch. Het was erger geworden. Sinds hij met die jonge griet op stap was, was het allemaal nog veel erger geworden. Thuis dan toch! 'Sorry.' 'Mag ik dan nu verder breien.' 'Brei.' 'Wat als die man, als Jan Flies zijn vrouw heeft laten vermoorden?' 'Hm. Goed bezig. Dan moeten we normaal gezien ook daar sporen van terugvinden in zijn betaalverkeer. Juist?' 'Juist!' ***Bedankt-Jean. Twee woorden slechts. In de mededelingenzone van het bankafschrift. Iemand, Jean dus, had vijfduizend euro gestort. Cash. Niet op de rekening van Jan Flies maar op de rekening van zijn echtgenote, Irene Vandesompel. Eens te meer het bewijs dat alles niet is wat het lijkt. Mendoncks theorie dat Flies de moord had besteld, viel hiermee in het water. En het was haar aan te zien, zoals ze daar zat en verongelijkt een blonde haarlok uit haar ogen blies. Ze staarde naar de gezette vijftiger met grijze bakkebaarden, alsof het zijn schuld was. 'Meneer De Grootte, hoe kunnen we te weten komen wie dat geld cash heeft gestort?' 'Niet, vrees ik', zei de filiaalhouder van het piepkleine Argentakantoor en hij nipte van zijn watertje. 'Tenzij Erna, mijn bediende, zich er iets van herinnert. Maar ik betwijfel het. Die storting dateert van meer dan een jaar geleden.' 'Boh', foeterde Mendonck. 'Moet lukken. Veel klanten zie ik hier toch niet.' 'Ik, euh, vraag het haar even?' zei de man en hij schoof het vaalgele gordijn opzij, schopte tegen een lege doos en liep naar het vertrek ernaast. Nadia Mendonck had vanaf het eerste oogcontact een goed gevoel. Erna Schits was een boekhouderstype. Met haar ouderwetse deux-pièces en haar strenge bril met zwaar montuur. Ze draaide nerveus op de hielen van haar platte schoenen, alsof ze voor een examenjury stond. Nadia Mendonck gaf haar de kopie van het rekeningafschrift. 'Mevrouw Schits, herinnert u zich nog wie deze som op 13 november van vorig jaar heeft binnengebracht? Om op de rekening van Irene Vandesompel te storten?' 'Goh', zei de bankbediende en ze duwde een gemanicuurde nagel tegen haar bloedeloze lippen. 'Da's niet niks.' Met een beetje verbeelding zag je de tandwielen achter haar vale voorhoofd draaien. 'Nee, inderdaad. Vijfduizend euro cash. Da's is een hele som voor uw bedrijf, vermoed ik', sneerde Mendonck met een scheef oog op de filiaalhouder, die nu pas had ontdekt dat hij zijn fietsspelden was vergeten uit te doen en aan zijn broekspijpen zat te frutselen. De man was zoals zijn kantoor: rommelig. 'ja. Natuurlijk. Da's die enveloppe. Freddy! Herinner jij je dat niet meer?' Freddy, die een smeerolievlek op zijn broekspijp met zijn duim wegveegde, haalde log zijn schouders op. 'Allez. Die enveloppe met vijfduizend euro erin, die gewoon in de brievenbus stak. Dat geld om op de rekening van Irene Vandesompel te storten? Ze is het geld een maand later komen afhalen.' 'Ah ja, dat herinner ik me', zei Freddy en hij staarde naar zijn vieze duim. 'Enfin, dat van die enveloppe.' 'Er zat een briefje bij, inspecteur. Met het rekeningnummer van de begunstigde en de mededeling. Meer niet.' Mendonck en Deleu keken elkaar in het wit van de ogen en de een wist bijna reflexmatig wat de ander dacht. Dit was een interessant spoor - de flagrante inbreuk op de antiwitwaswetgeving even buiten beschouwing gelaten -, want iemand die zomaar vijfduizend euro cash in een brievenbus dropt, heeft wellicht iets te verbergen. 'Dat briefje...' zeiden Mendonck en Deleu tegelijkertijd. 'Was getypt. En zonder handtekening.' 'En heb je het...' 'Uiteraard. Die verantwoordelijkheid neem ik niet zonder bewijs', zei de bankbediende met een scheef oog op haar baas. 'Ik heb het netjes aan het stortingsbulletin gehecht. Zoals de instructies het voorschrijven.' 'En dat bulletin...' 'Kunnen we via onze inspectiedienst opvragen in het archief, zei Erna Schits en ze streek met een zelfvoldaan gebaar haar rok glad. 'Jean', mompelde Mendonck en keek naar Deleu. 'Timmers', kwam Deleu haar te hulp. 'De buurman die is verhuisd. Zijn voornaam is Jean.' 'i > JaZe stonden gelijktijdig op, want de interesse van Freddy en Erna werd zo stilaan ongezond. Mendonck overhandigde haar kaartje. 'Wil je er proberen voor te zorgen...' 'Gaan jullie nu ook mijn vingerafdrukken registreren?' anticipeerde Erna Schits gevat. Ze kreeg een blos op haar wangen. 'Ja, vermoedelijk wel.' 'Ik vraag aan onze inspecteur om dat briefje met een pincet uit het archief te plukken.' 'Bedankt', zei Mendonck en ze maakte een kwartdraai, rolde met haar ogen, liep naar buiten en liet het vormelijke gedeelte over aan Deleu. Jean Timmers staarde uit het raam. Zoals hij nu al weken deed. Naar een oude krant die zich probeerde te verzetten tegen de harde windvlagen. Het was een zinloze strijd. Een weerspiegeling van het leven zelf. Timmers ademde diep in en uit. De eenzaamheid maakte hem stilaan gek. Dadelijk zou Maria thuiskomen, en Laurie. Dat was goed. Hij keek ernaar uit. 'Papa?' 'Ja, zoetje', zei Timmers, verrast door de stem van Laurie, zijn jongste dochter. Hij had haar niet zien thuiskomen. Had slechts oog gehad voor zichzelf, de oude krant in de goot. 'Wat doe je?' 'Niks. Waarom, meisje?' Laurie Timmers knikte stug en liep naar de keukendeur. 'Laurie?' 'Ja, papa?' 'Je bent zo vroeg...' zei Jean Timmers, '...thuis.' Dat laatste woord kreeg hij met moeite door zijn strot. 'Ik voelde me niet zo goed. De juf zei dat ik maar beter naar huis kon gaan.' 'Wat scheelt er dan?' zei Timmers en zijn vingertoppen raakten de schouder van zijn dochter aan. Hij hoorde zichzelf praten, alsof hij er niet was. Niet echt. Nooit een goed teken. Hij moest zich vermannen, een vader moet sterk zijn. Laurie huiverde. Alsof ze een elektrische schok kreeg. 'Heb je koorts?' Laurie antwoordde niet. 'Laurie?' Het meisje keek haar vader aan met tranen in de ogen. Een en al emotie. Timmers wilde haar omhelzen, maar ze weerde zijn handen af. 'Ik ben bang, papa. Ik ben moe. Ik kan 's nachts niet goed slapen.' 'Maar meiske toch. Waarom niet?' 'Ik ben bang. Voor ons mama. Dat ze weer ziek gaat worden. En voor jou. En voor ons. Omdat je nog altijd geen werk gevonden hebt. Ik probeer te helpen. Maar ik weet niet hoe. Ik...' 'Och kindje. Kindje toch', zei Timmers en hoewel hij het niet wilde, kon hij de machteloosheid amper uit zijn stem filteren. 'Alles komt goed. Zolang wij bij elkaar zijn. Dan is alles toch oké. Hé?' 'Komt ons Britt nu niet terug thuis wonen?' 'Dat weet ik niet, schat.' Laurie Timmers bleef roerloos staan. Met hangende schouders. 'Laurie? Mama is oké. Ze is sterker geworden. En papa, die vindt werk. Binnenkort. Hé, zeg. Komaan hé! Laurie? Is er iets? Nog iets?' 'Laat maar, papa', zei het meisje en ze liep naar de keuken, "t Is niks. 't Gaat wel over.' Jean Timmers ging zijn dochter achterna. 'Laurie ? Ik ben je papa. Tegen mij kan en mag je alles vertellen. Weetje nog wat ik je heb beloofd? Toen je kleiner was.' 'Ja. Dat ik je gelijk waar en gelijk wanneer mag opbellen. En datje dan zal komen.' Timmers glimlachte. Ze wist het nog, zijn clevere meid. Hij liep naar haar toe om de angst uit haar botten te knuffelen. En ook uit de zijne. Laurie verkrampte. 'Papa?' 'Ja, Laurie?' Er kwam niets meer. Timmers staarde naar de schooltas. Veel te groot en veel te zwaar voor een kind van dertien. De tas stak boven en naast Lauries frêle schouders uit. Hij wilde hem van haar rug tillen. 'Papa?' 'ja, meisje?' 'Ben jij echt mijn papa?' Jean Timmers bleef stokstijf staan. De huivering kroop met harige spinnenpoten langs zijn ruggengraat. *** De koetjes en de kalfjes stonden eindelijk op stal. Met haar benen wijd en haar romp lichtjes achteroverhellend, observeerde Inge Vertongen Jean Timmers. Eén vinger streelde nonchalant haar onderlip en als je haar niet echt kende, zou je denken dat ze een routinier was. Maar hij wist het en zij wist dat hij het wist. Dat maakte het des te erger. Deleu, hij wist dat haar nonchalante houding geen teken van zelfverzekerdheid was maar een gevolg van haar groeiende nervositeit. Voor deze ondervraging had hij haar carte blanche gegeven. Ze had heel even gevreesd dat ze dat privilege aan haar looks te danken had, maar dat idee was snel weggeëbd. Waar hij in het begin lusteloos en uitgeblust had geleken, was dat nu net het tegenovergestelde. Nu het echt om de knikkers ging, bleek Deleu op-en-top een professional en hij liet haar in de appel bijten, maar niet voordat ze hun plan van aanpak grondig hadden doorgesproken op kantoor. Hij had de dossierstukken behandeld alsof het om de stenen tafelen ging en haar in niet mis te verstane bewoordingen diets gemaakt wat kon en wat niet kon. Toch mocht zij de ondervraging leiden. Het initiatief naar zich toetrekken. De confrontatie aangaan met de eerste echte verdachte, die weliswaar niet onder de indruk leek, maar dat maakte het des te boeiender. Inge Vertongen rechtte haar rug en liet haar pose varen. Ze voelde Deleus instemming, hoewel de man geen spier vertrok. Er kwam net geen blos op haar hoge jukbeenderen, een gril van de natuur die in haar voordeel speelde en die ze aan haar moeder te danken had. Zo viel er misschien toch iets positiefs te bespeuren in hun relatie tegen wil en dank. Maar daar wilde ze nu niet aan denken. Eigenlijk mocht ze hem wel, Dirk Deleu. Ze kon niet ontkennen dat hij iets had. Ze was ook trots dat ze bij hem, toch een monument, stage mocht lopen. Het werk viel best mee en haar nieuwe tijdelijke collega's ook. Nooit gedacht dat het er zo ongedwongen en kameraadschappelijk aan toeging bij de politie. Er waren zelfs agenten die elkaar bij wijze van begroeting zoenden. Degene die haar het meest intrigeerde, was Schele Pierre. Een fenomeen en waarschijnlijk enig in zijn soort. In zijn hoofd kunnen kijken, ze zou er veel geld voor overhebben. Laatst had ze de man betrapt toen hij had zitten masturberen in de damestoiletten. 'Ah! Pierre!' had ze eruit geflapt. 'Zijn de mannentoiletten bezet?' 'Deze zijn properder', had de Schele gegrommeld en hij was met een opgerold magazine in zijn jaszak naar de gootsteen gesloft, waar hij nonchalant zijn handen had geïnspecteerd en ze daarna uitgebreid gewassen. Hij had beter[ wat meer aandacht geschonken aan zijn gekreukte overjas, de superspeurder, want aan een van de panden plakte nog een vette kwak sperma. Hij was de gang ingelopen. Doodgemoedereerd en zonder haast, alsof zij niet bestond. Toen hij weg was had ze het uitgeschaterd, met twee handen op haar mond om het gegiechel binnen de perken van het welvoeglijke te houden. Eigenlijk was er maar één iemand met wie ze het moeilijk had: Nadia Mendonck, de blonde stoot van Deleu. Die negeerde haar of eed alsof. Ze had iets hautains over zich. Arrogantie was het niet, eerder een kille afstandelijkheid. Waarschijnlijk omdat ze bang was dat haar rivale, die frisse jonge kip, zou voelen dat ze bang was en net daarom de gelegenheid zou grijpen om haar gedecoreerde haan af te snoepen. Zoiets. Nu, het kon haar weinig schelen. Deleu had de wrijving trouwens aangevoeld en had haar met een klein hartje gevraagd om Mendonck wat tijd te gunnen. Hij kon gerust zijn, ze was niet van plan zich iets van die afwijzing aan te trekken. Integendeel, maar zoiets begrepen mannen natuurlijk niet. Van hun gezwets hoefde je niet elk woord letterlijk te nemen. En kon je het hun kwalijk nemen? Nee, door Mendonck zou ze zich niet laten intimideren. En haar stage verzieken zou dat wijf evenmin. Ze had al wel voor hetere vuren gestaan dan Nadia Mendonck, zo'n ouwe doos met jonge kleren aan haar lijf. Toen Deleu bijna onmerkbaar de keel schraapte, schrok Inge op uit haar dagdroom. Ze zette haar voeten zedig naast elkaar en ademde diep maar onopvallend in en uit. 'Meneer Timmers? Hebt u ooit problemen gehad in de buurt waar u vroeger woonde?' 'Problemen?' herhaalde Jean Timmers en hij slurpte met smaak het laatste stukje zalm van zijn toast. 'Ja. Problemen.' 40 'Problemen?' mompelde Timmers en hij keek laconiek om zich heen. 'We hebben licht, eten, drank. Charmant gezelschap. Wat wil een mens nog meer?' Deleu verborg zijn monkellachje achter zijn hand. Hij mocht hem wel, deze ongegeneerde bourgondiër. Timmers liet het niet aan zijn hart komen, en terwijl Inge naar woorden zocht, schonk hij zijn wijnglas vol. De hals van de fles tikte tegen het glas van Deleu, die beleefd weigerde. 'Baby!' 'Ja, schat!' klonk het uit de keuken. De twee echtelieden tegelijkertijd ondervragen, daar was geen beginnen aan. De ondervraging leek zo stilaan op een verlate brunch. Blondine 'Baby' liep de hele tijd af en aan en schudde de ene na de andere culinaire delicatesse uit haar oven. 'Schuift daar nog eens wat toastjes in de micro!' 'Zeg! Vreetzak! De zalm is op.' Timmers grijnsde en likte het sap van zijn duim. Hij knipoogde naar Deleu. Er kwamen kuiltjes in zijn wangen. 'Ze ziet me graag.' Toen hij de stekende ogen van Inge voelde, ging hij ongemakkelijk verzitten. 'Ja. Da's waar ook. De ondervraging. Waar waren we gebleven?' 'Irene Vandesompel', hielp Inge hem het bruggetje te maken. 'Ah ja, Irene', zuchtte Timmers en hij staarde naar zijn schoenen. Maria Fransen zette met een elegante zwaai een nieuwe schotel toast met zalm op de salontafel en terwijl de vrouw des huizes er gezellig bij kwam zitten, stortte Timmers zich vol overgave op de nieuwe lading. Hij schoof het dienblad naar Inge. 'Hier, profiteer ervan. 't Zijn de laatste.'Inge zwichtte en nam een toastje. 'Goh. Toch erg, hè. Van Irene', zei Maria Fransen, die de hele tijd voor zich uit had zitten staren. 'Kende u haar goed?' maakte Inge van de gelegenheid gebruik. 'Boh, goed. Wat is goed?' zei de vrouw en ze pakte ook een toastje. 'Ik vind het vooral heel erg voor haar kindjes. En die hadden het al zo moeilijk.' 'Waarom bent u eigenlijk verhuisd?' Nu viel er een stilte. Dat was de eerste keer. M aria Fransen zocht oogcontact met haar man, maar die gaf niet thuis. Totdat de stilte gênant werd. 'Ik heb mijn job verloren', zei Timmers. 'We hebben ons wat overschat met de bouw. Voila. Kan gebeuren. Mijn vrouw is daar nu beschaamd over, maar ik niet.' 'En Irene Vandesompel?' probeerde Inge nog. 'Hebben jullie haar ooit geld gegeven?' De twee keken elkaar met vragende ogen aan. Timmers haalde de schouders op. 'Geld gegeven?' zei hij en zijn verbazing was niet gespeeld. Of hij was een geboren komediant. Maar Deleu had genoeg ervaring om te voelen dat dat niet zo was. Hij besefte dat deze ondervraging op niets zou uitdraaien. Sterker, ze zou wellicht contraproductief werken. Als ze nog langer de verbazing wekten van deze twee mensen, die met deze zaak niets te maken hadden, zou dat alleen hun nieuwsgierigheid prikkelen. Hij negeerde de vraag van Timmers, stond op en wenkte Inge. Ze volgde. Zij het met tegenzin. 'Laat maar zitten', zei Deleu. 'Bedankt voor uw tijd.' 'Tijd genoeg', zei Timmers en hij begeleidde de bezoekers naar de gang. 'En als er ooit iets is waarmee we u van dienst kunnen zijn, laat maar weten.' 'Doen we.' Inge was achtergebleven. Dat merkte Deleu pas toen hij in gedachten verzonken in de Golf wilde stappen. 'Inge?' 'Niet akkoord, Dirk. We kwamen net op dreef!' 'Je moet dit zien als een burenonderzoek, Inge. Bosmans zou het niet appreciëren als we nu te veel stof deden opwaaien.' 'Die vrouw is naar de keuken gevlucht omdat ze iets te verbergen had, Dirk. Ze was heel onzeker. Dat moet jij toch ook hebben gevoeld.' 'Die vrouw was in de keuken omdat ze dolgraag kookt. Alles op zijn tijd', mompelde Deleu. Hij had geen zin in het zoveelste dispuut. Inge stapte mokkend in. 'Luister, Inge, ik schrijf dit spoor niet af. Oké? Het is een verkennend gesprek. We mogen het wild niet opschrikken nu. Eerst bewijzen. Dan doen. We moeten die mensen afzonderlijk ondervragen.' 'Luister, Dirk, jij bent oud. Ik ben jong', zei Inge en daarmee was de kous voor haar af Ze staarde door de autoruit. Nadia, dacht Deleu. Helemaal Nadia! *** 'Hei, vadsige koning. Sta maar recht. Allez, zie dat hier nu aan. De flikken komen en meneer bouwt een feestje en ikke, ik zit met de afwas.' 'Hé, zeg. Bijt hem niet af, hé', zei Timmers. 'Wie is er hier beginnen koken?' 'Verdomme, Jean. Ik moet morgenvroeg naar mijn werk.' 'Ja. En ikke niet', klonk het bits. 'Sommige mensen hebben geluk. Andere niet. Zo gaat dat!' 'Gaat het weer beginnen. Alsof het mijn schuld is.' 'Sorry, baby', zuchtte Timmers. 'Maar met die flikken komt dat allemaal weer boven.' Hij schokschouderde. 'Verdomme, Jean, ik ben bang. Dat gaat toch niet opnieuw beginnen, hé? En Irene, och arme toch. Dat doet u precies niks.' 'Ze heeft gekregen wat ze verdiende', zei Jean Timmers nuchter en hij keek omhoog naar de sjofele kroonluchter waarvan slechts twee van de vier lampen brandden. Zijn ogen glansden: 'We krijgen allemaal wat we verdienen.' 'Zeg. Hé. Ik krijg schrik van u!' Timmers duwde zich rechtop en scharrelde de resten van het gezellige onderonsje bij elkaar. De besliste manier waarop hij naar de keuken liep, liet weinig ruimte voor discussie. Voor hem was het gesprek afgelopen. 'Jean?' 'Maria?' 'Jij zit daar toch voor niks tussen, hé', zei Maria Fransen. Het klonk beverig. 'Hei, zeg. Niet beginnen zagen, hé.' 'Zitje ertussen of niet!' 'Neeje. Zijde gij nu zot! Nondedju toch!' Maria Fransen sloeg haar handen voor haar gezicht. Haar lichaam schokte. De tranen persten zich tussen haar vingers. 'Baby? Komaan, baby', zei Timmers en hij ging naast zijn vrouw zitten en sloeg zijn arm om haar heen. De rood betraande ogen staarden hem aan. 'Ik kan dat niet meer aan, Jean. Echt niet.' 'Komaan. Trek het u niet aan', zei Timmers en hij wilde zijn vrouw zoenen. Maria Fransen sprong op, maaide met haar armen. 'Trek het u niet aan! Trek het u niet aan, zegt hij! Ze is dood, Jean. Vermoord. En wie denk je dat de flikken gaan verdenken! Denk je nu echt dat dat stommeriken zijn?' ■nt De sterke schouders van Jean Timmers zakten naar voren. Hij wilde nog iets zeggen, maar had te weinig energie. Met zijn hoofd schudden lukte nog wel. Ze had gelijk, Baby. Natuurlijk had ze gelijk. Zoals ze al altijd gelijk had gehad. Hij zag het weer voor zich. De lijdensweg van Britt. Het ver- lies. De schaamte. De pijn in de ogen van zijn kinderen toen mama voor de eerste keer moest worden 'opgenomen'. *** Britt Timmers zat voor de kaptafel. Ze was bang. Van de bakker om de hoek Van haar collega's. Van dit lege appartement. Van de weerspiegeling van het meisje dat haar droef aankeek. Ze had regelmatige gelaatstrekken, ja, ze was mooi. Fris. Jong. Dat was toch zowat de mening van iedereen die ze kende. Vooral haar ogen vielen op. Heel expressief, zeiden de mensen dan. En ze hadden gelijk. Ook nu nog, na twee slapeloze nachten, stonden haar ogen fel in haar vale gelaat. Ze duwde op het slappe vel onder haar oog. Haar wijsvinger gleed langs haar jukbeen. De traan trok een glinsterend spoor over haar wang. 'Godverdomme!' Britt Timmers balde haar vuisten. Wilde ze in het gezicht rammen van dat valse zelfbeeld dat haar al die jaren had bedrogen. Ze had te weinig energie. Ze probeerde diep in en uit te ademen. Zelfs dat kostte haar moeite. De lucht was te dik, bedompt. Verstikkend. Haar vingers gingen krampachtig open en dicht. Hier zat ze nu. In haar nachtjapon. Met een zure lijfgeur. En waarom zou ze zich dan aankleden? Of een douche nemen? Ze had zich ziek gemeld. Hunaerts, haar baas, had gegromd maar daar was het bij gebleven. Gelukkig maar. Ze bibberde op haar benen. Het meisje in de spiegel bleef haar aanstaren. 'Godverdomme!' Hoe dom kon een mens zijn? Ze was niet wie ze dacht dat ze was. Zelfs op haar mama leek ze niet. Dat had ze toch moeten zien. Voelen! Ze had er niet bij stilgestaan. Nooit. Totdat zowat een jaar geleden de fundamenten onder haar leven waren weggeslagen. Met één gerichte slag. Die vernietigend was. Die haar hele leven aan diggelen had gesmeten. Je denkt dat het goed gaat. Je leeft. Je kij kt niet verder dan je neus lang is. Waarom zou je ook? Je bent jong en je wil wat. Zo gaat dat. Gewoon gelukkig. En dan. Alles weg. Alsof je verdrinkt in jezelf. Het was gewoon niet eerlijk. Eerst was er de ontkenning en dan de woede. Gerichte woede. Op de duivels die haar dit hadden aangedaan. Dat had opgelucht. Voor even. Want daarna was het verdriet gekomen. Diep en onomkeerbaar. Je hebt er geen verweer tegen. Ongrijpbaar maar altijd aanwezig. Met scherpe nagels, die aan je ziel schrapen en blijven schrapen, en stille aanvaarding omwoelen tot haat. Een diepgewortelde haat tegen je eigen bloed, dat plots een andere kleur heeft. O ja, ze had zich erdoor gesparteld. Niet zonder averij op te lopen, maar ze had het overleefd. Er waren wat meubelstukken gesneuveld, zoals Bart, haar lief. Al was ook dat slechts een feit in de marge. Veel erger was dat haar vertrouwde wereld helemaal was weggespoeld. Alsof ze zich moest vastklampen aan een stuk drijfhout. Niemand was meer wie hij was. Niets was nog logisch, vanzelfsprekend, vertrouwd. Dat zoiets kon! De omgang met haar zus, en haar mama, en, iedereen eigenlijk, was anders. Subtiel, want sedert de verhuizing deed iedereen zijn best, vechtend met zijn eigen stille demonen. En toch was alles plots anders. De manier van praten, van omgaan met elkaar. Kleine gebaren, die je vroeger niet eens opmerkte, gingen plots een eigen leven leiden. En hoe harder ze allemaal hun best deden om gewoon te doen, hoe erger het werd. Tot zelfs de gezamenlijk ingeademde lucht toe. Die plots een smaak had. Van verdriet. En o ja, de rest van de wereld had er weinig van gemerkt. Ze waren immers weggevlucht uit die vervloekte buurt. Toen had ze tabula rasa gemaakt en was met een schone lei begonnen. Tenminste, dat dacht ze. En nu. Nu begon alles opnieuw. Veel en veel erger nog. Deze keer was de schade niet meer te overzien. Niet... meer... Tut tut tut. Britt Timmers vluchtte weg van de spiegel. Tot waar de muur haar de weg versperde. Met haar bevende handen voor haar borst keek ze naar de zoemende gsm op de kaptafel. Tut tut tut. Het duurde nog een volle minuut voordat ze eindelijk een eerste stap zette. Om te zien wat ze allang wist. Het was Bart. Dat berichtje kwam van Bart! 'Oh God!' Hém wilde ze niet meer zien. Kón ze niet meer zien. Nooit meer! Ze wilde zelfs niet aan hem denken. Ze wou dat ze hem nooit had ontmoet. Dat hij nooit had bestaan. Wat hij had gedaan was te erg voor woorden. Zoiets las je toch alleen in de krant? En nu, nu zat ze er middenin. Door hem. Hij moest haar met rust laten. Nu! De gsm suisde door de kamer en spatte uiteen tegen de muur.