hier werkblad 1 - Gastspreker WOII 2de generatie

Download Report

Transcript hier werkblad 1 - Gastspreker WOII 2de generatie

Werkblad 1
Groep 7 en 8
1. Naam en groep
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2. Hoeveel jaar zit er tussen jou en 1940, het begin van WOII in Nederland.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3. Ik ken iemand die een oorlog heeft meegemaakt.
0 Nee
0 Ja, namelijk:
……………………………………………………………………………......................................................................
En welke oorlog hebben zij meegemaakt?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4. Mensen die WOII hebben meegemaakt zijn voor of tijdens de oorlog geboren en behoren tot
de eerste generatie oorlogsslachtoffers/overlevenden. Kinderen van deze mensen die na de
oorlog zijn geboren noemt men de tweede of derde generatie of ook de naoorlogse
generatie overlevenden.
Tot welke generatie behoort Deborah Lens, de gastspreker die de gastles binnenkort komt
geven?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5. Bekijk nu op het tweede werkblad foto’s van WOII. Welk plaatje past voor jouw gevoel het
beste bij WOII? En waarom?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6. In de film ‘De oorlog in 7 minuten’ werden de bombardementen in Rotterdam genoemd.
Waarom werd juist Rotterdam en niet een andere stad gebombardeerd?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------7. Vanaf mei 1942 moesten alle Joden een Jodenster dragen. Waarom moest dat?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------8. Vanaf juli 1942 werden Joden naar Kamp Westerbork gestuurd. Waren in Kamp Westerbork
ook gaskamers?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9. Wat gebeurde er met Joden, Roma, Sinti en andersdenkenden in Concentratiekamp
Auschwitz? En in welk land ligt dit kamp?
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
10. Wat gebeurde er met de Nederlandse mannen tussen de 18 en 40 jaar, die niet Joods waren
tijdens de oorlog?
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
11. Tijdens en na de oorlog sprak men van ‘goed of fout’.
Hoe noemde men de ‘foute’ mensen?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------En waarom waren zij ‘fout’?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12. Je kon tijdens een oorlog drie dingen doen:
 actief meedoen met de vijand, dat heet collaboreren
 je verzetten tegen de vijand, dus in het verzet gaan
 of gewoon aanpassen
`
Eens of oneens
Je aanpassen aan de vijand is eigenlijk ook collaboreren.
Als je in het verzet zat, was je een held.
Je verzetten tegen de vijand klinkt makkelijker dan het is.
Als ouders voor de Duitsers waren, dan moesten hun kinderen dat ook zijn.
Het was slim van het verzet om kinderen boodschappen te laten doorgeven.
Als ik een gezin had, zou ik mij ook aanpassen aan de vijand.
eens/oneens
eens/oneens
eens/oneens
eens/oneens
eens/oneens
eens/oneens
13. Na mijn verhaal mogen jullie vragen stellen . Nu is het wel wat lastig om van te voren vragen
te bedenken over een verhaal wat je nog niet hebt gezien of gehoord. Je kunt wel oefenen
met het soort vragen dat je na afloop van mijn verhaal kunt stellen.
Je hebt namelijk verschillende soorten vragen die je kunt stellen aan een gastspreker:
 Persoonlijke vragen (bijvoorbeeld: wat dacht je toen je hoorde dat je familie is
vermoord?). Deze vragen wil ik graag beantwoorden.
 Ideologische vragen (bijvoorbeeld: waarom vond Hitler dat blauwe ogen en blond haar
betere mensen waren?). Deze vragen vind ik ook belangrijk.
 Geschiedkundige vragen (bijvoorbeeld: wanneer vielen de Duitsers Nederland binnen?)
Deze vragen mag je aan je juf of meester stellen.
Bedenk een korte persoonlijke vraag voor je buurman/buurvrouw of voor je juf/meester.
Vergeet niet heel goed naar het antwoord te luisteren!
Mijn vraag is:
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------