Eeuwige Koning - Hervormde Vrouwenbond

Download Report

Transcript Eeuwige Koning - Hervormde Vrouwenbond

Zoon

van God en Zoon des

mensen Kerstliturgie 2011

Zingen:

De lofzang van Maria: 1 en 3

Mijn ziel verheft Gods eer; Mijn geest mag blij de HEER Mijn Zaligmaker noemen, Die, in haar lage staat, Zijn dienstmaagd niet versmaadt, Maar van Zijn gunst doet roemen.

2

Zingen:

Hoe heilig is Zijn naam!

Laat volk bij volk te zaâm Barmhartigheid verwachten; Nu Hij de zaligheid, Voor die Hem vreest, bereidt, Door al de nageslachten.

3

Lezen:

Jesaja 9:5

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

4

Gedicht:

Vrede voor altijd

De donkerheid verdwijnt, de nacht zal, verdreven door het licht, stralen, bij het aangezicht van dit Kind.

5

Gedicht:

Een naam gegeven Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwig leven, gegrondvest op Zijn Woord, recht en gerechtigheid wordt daar gehoord.

6

Gedicht:

De Vredevorst, vrede zal Hij brengen maar niet op deze aard want Zijn Woord brengt als een tweesnijdend zwaard aan het licht wie naar Hem hoort.

7

Gedicht:

Vrede geeft Hij u, vrede met de Vader vrede in uw hart, vrede door de Geest Die u ontvangen mag, eens zal Hij, wederkomen, op de jongste dag, dan zal het vrede zijn voor eeuwig. 8

Stem:

In Gods Woord komen we prachtige namen voor de Heere Jezus tegen. Namen die door anderen aan Jezus gegeven zijn. Er is echter één naam die Jezus Zichzelf geeft: Zoon des mensen. Deze naam komt vrijwel 1 alleen voor in de evangeliën en wordt alleen door Jezus in de mond genomen. Ad 1: vier uitzonderingen: Hand. 7:56; Hebr. 2:6; Openb. 1:13 en 14:14 9

Stem:

Er is iets zeer origineels en persoonlijks in deze naamgeving. Jezus noemt Zichzelf steeds ‘de’ Zoon des mensen 2 . Het is alsof Jezus daarmee zeggen wil: ‘Ik ben die Zoon des mensen uit Daniël 7:13, die u allen kent’.

Ad 2: Er is maar één uitzondering in Joh. 5:27 10

Lezen:

Daniël 7:13 en 14

Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbijkomen. Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. 11

Lezen:

Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.

12

Zingen:

Psalm 2:1 en 4

Wat drift beheerst het woedend heidendom, En heeft het hart der volken ingenomen?

De koningen verheffen zich alom, De vorsten zijn vermetel saâmgeko - men, Om God, de HEER, zelfs naar de kroon te steken, En tegen Zijn Gezalfde op te staan.

Zij spreken saam: ‘Laat ons hun banden breken, En van hun juk en touwen ons ontslaan.’ 13

Zingen:

‘En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld, Zal Gods besluit aan 't wereldrond doen horen.

Hij sprak tot Mij: ‘'k Heb heden U geteeld; Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn eengebo - ren'; Zeg vrij Uw eis; Ik zal Uw macht verhogen, Opdat Uw naam alom ontzaglijk zij; Het heidendom ligg' voor Uw stoel gebogen, En 't eind der aard erkenn' Uw heerschappij.’ 14

Stem:

Als Jezus Zichzelf de Zoon des mensen noemt, onthult Hij daarin Zijn ware wezen. Hij is de hemelse Mensenzoon, Die als Rechter zal optreden in de eindtijd. Onder de Joden leefde de verwachting van de Mensenzoon. Maar de mensen hebben niet begrepen, dat in Jezus de Mensenzoon voor hen stond. 15

Stem:

En dat deze Mensenzoon eens met de wolken des hemels zal komen om te oordelen de rechtvaardigen en goddelozen. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Slechts een aantal mensen geloofde.

16

Gedicht:

De Spruit van Isaï

De oude stam van Isaï, ontspruit in donk’re dagen.

Een kleine loot, een ‘Davids-Zoon’, Gods welbehagen.

En door die kleine loot, gaat heel de wereld bloeien van Hem, die Hem aanbidden, in Zijn liefde groeien.

17

Gedicht:

De loot die als een boom beschermt voor zonnesteken, een schaduw is rondom koele waterbeken.

De ‘Davids-Zoon’ door God beloofd, het Kind aan ons gegeven, is nu ons Heer en Hoofd, de Redder van ons leven.

18

Gedicht:

Aanbid dan deze Koning, Christus, onze Heer.

Geef Hem uw hart als woning, leg het aan Zijn voeten neer.

19

Stem:

De Zoon des mensen (Daniël 7:13, 14) is een verhoogde en verheerlijkte Persoon. Jezus Zelf spreekt over de Zoon des mensen als Degene, Die moet lijden en sterven. Dit klinkt tegenstrijdig maar is typerend voor Jezus’ onderwijs. Hij is als Zoon des mensen gekomen om te zoeken en zalig te maken, wat verloren is. 20

Stem:

Hij heeft als Zoon des mensen geen plaats om het hoofd neer te leggen en moet sterven aan het vervloekte kruis. Zo wijst deze titel heen naar de vernedering, dat Hij, de Zoon van God, Zoon des mensen is geworden. 21

Zingen:

Ik kniel aan Uwe kribbe neer

Ik kniel aan Uwe kribbe neer, o Jezus, Gij mijn leven!

Ik kom tot U en breng U, Heer, wat Gij mij hebt gegeven.

O, neem mijn leven, geest en hart, en laat mijn ziel in vreugd en smart, bij U geborgen wezen!

22

Zingen:

Voor ik als kind ter wereld kwam, zijt Gij voor mij geboren.

Eer ik een woord van U vernam, hebt Gij mij uitverkoren.

Voordat Uw hand mij heeft gemaakt, werd Gij een kindje, arm en naakt, hebt Gij U mij gegeven.

23

Stem:

Jezus verbindt de titel ‘de Zoon des mensen’ ook met macht en volmacht. Tegen de verlamde zegt Hij (Markus 2:10,11): ‘Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven: Ik zeg U: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.’ Hij heeft macht de zonden te vergeven. Hij heeft macht over de sabbat. Hij zal als Zoon des mensen uit de dood opstaan. 24

Stem:

Hij zal als Rechter de mensen oordelen. Hij zal als Zoon des mensen komen in heerlijkheid. Jezus is beide. Hij is de Zoon van God en van de mensen. Hij is Heere en Knecht, God en mens, hoog en laag, machtig en nederig. Naast Zijn nederigheid staat Zijn hoogheid, naast Zijn lijden Zijn verhoging en naast Zijn zwakheid Zijn almacht. 25

Zingen:

Psalm 2:6 en 7

Vreest 's HEEREN macht en dient Zijn Majesteit; Juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen, En kust de Zoon, van ouds u toegezeid, Eer u Zijn toorn verdelg' voor aller o - gen; U op uw' weg tot stof doe wederkeren, Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag, U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren, Tot staving van Zijn langgehoond gezag.

26

Zingen:

Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer, In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen; Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER; Welzalig zij, die vast op Hem betrou - wen. 27

Stem:

In het Oude Testament wordt het volk Israël en vervolgens de davidische koning als Gods Zoon aangeduid. ‘Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn Zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël (Exodus 4:22). Hosea schrijft (11:1): Toen Israël een kind was, had Ik hem lief, en uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen. 28

Stem:

Het voorrecht van het volk Israël Gods eerstgeborene te zijn, wordt in de koning geconcretiseerd. ‘Ik zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een Zoon zijn’ (2 Sam. 7:14). In het Nieuwe Testament worden regelmatig teksten uit het Oude Testament geciteerd waaruit blijkt dat Jezus dé Zoon van God is. Paulus citeert in Handelingen 13:33 de woorden uit Psalm 2:7: U bent Mijn Zoon, heden heb ik U verwekt. 29

Gedicht:

Wanneer het volk in volle duisternis, zijn weg wil gaan, is daar zo plots het hemels Licht, Gods tijd breekt aan. 30

Gedicht:

Het vrouwenzaad door God beloofd, dat eens de slang vermorz’len zal, komt nu als hulp’loos kind, geboren in een stal.

31

Gedicht:

Maar wie wil dat geloven?

Zo onbeduidend klein?

Kan Hij de redder van de wereld zijn?

De herders mochten ’t horen geen koning en geen prins zagen de eng’lenkoren maar een onbelangrijk mens.

32

Gedicht:

Nu is de hemel door God Zelf ontsloten.

Hij zond Zijn Zoon, het liefste dat Hij had.

Om zo de weg voor ons te openen, naar het vaderhart. 33

Lezen:

Jesaja 7:14

Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuël geven. 34

Zingen:

O kom, o kom, Immanuël

1 O kom, o kom, Immanuël, verlos Uw volk, Uw Israël, herstel het van ellende weer, zodat het looft Uw naam, o Heer! Weest blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël! 35

Zingen:

2 O kom, Gij wortel Isaï, verlos ons van de tyrannie, van alle goden dezer eeuw.

o Herder, sla de boze leeuw. Weest blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël! 36

Zingen:

3 O kom, o kom, Gij Oriënt en maak uw licht alom bekend; verjaag de nacht van nood en dood, wij groeten reeds Uw morgenrood. Wees blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël! 37

Zingen:

4 O kom, Gij sleutel Davids, kom en open ons het heiligdom; dat wij betreden Uwe poort, Jeruzalem, o vredesoord! Weest blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël! 38

Zingen:

5 O kom, Die onze Heerser zijt, in wolk en vuur en majesteit. O Adonai, Die spreekt met macht, verbreek het duister van de nacht. Weest blij, weest blij, o Israël! Hij is nabij, Immanuël! 39

Lezen:

Mattheüs 1:18–25

De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. Jozef, haar man, wilde haar onopgemerkt verlaten, omdat hij rechtvaardig was en haar niet in het openbaar te schande wilde maken. 40

Lezen:

Terwijl hij deze dingen overwoog, zie, een engel van de Heere verscheen hem in een droom en zei: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest; en zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. 41

Lezen:

Dit alles is geschied opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet, toen hij zei: Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuël geven; vertaald betekent dat: God met ons. 42

Lezen:

Toen Jozef uit de slaap ontwaakt was, deed hij zoals de engel van de Heere hem bevolen had, en hij nam zijn vrouw bij zich; en hij had geen gemeenschap met haar totdat zij haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en hij gaf Hem de naam Jezus. 43

Stem:

God Zélf geeft duidelijk aan dat het Kind van Jozef en Maria, Zijn Zoon is. Door de mond van de engel Gabriël klonk het: ‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden’.

Toen Jezus door Johannes gedoopt werd, klonk een stem uit de hemelen: ‘U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!’ 44

Stem:

Er behoeft geen misverstand over te bestaan. Naar Zijn goddelijke natuur is Hij de Zoon van de Vader, naar Zijn menselijke natuur is Hij het kind van de maagd. 45

Zingen:

In de stad van koning David

In de stad van koning David zoals lang reeds was voorzegd, werd een baby door Zijn moeder in een kribbe neergelegd.

Jezus Christus was dat kind, door Maria teer bemind.

46

Zingen:

Hij kwam uit de hoge hemel, Hij de Koning van ’t heelal.

Heel eenvoudig was Zijn woning en Zijn wieg stond in een stal.

Armen riep Hij in Zijn kring Toen Hij door de wereld ging.

47

Zingen:

En in al Zijn kinderjaren is Hij opgegroeid als wij.

Hij was klein en zwak en hulploos, soms verdrietig, dan weer blij.

Daarom leeft Hij met ons mee, weet Hij van ons wel en wee.

48

Zingen:

Eenmaal zien ook onze ogen Hem, Die ons Zijn liefde toont.

Want dat Kind is onze Heiland Die nu in de hemel woont.

Hij brengt al Gods kind’ren thuis bij Hem in het vaderhuis. 49

Stem:

Wonderlijk hoe God en de mensen verenigd worden. De kloof die er was door de zonde, wordt overbrugd door de komst van dit Kind. Immanuël: God met ons. De heilige en rechtvaardige God wil met de zondaar in gemeenschap treden. Hij ziet Zijn volk, ondanks zonde, goddeloosheid, onreinheid, in genade aan door het verzoenend werk van de Mensenzoon.

50

Stem:

Hij is Zelf de Eerste geweest, dat was Zijn geweldige liefde. Immanuël, laat dat ons wachtwoord zijn in het leven.

51

Zingen:

Psalm 42:3 en 7

O mijn ziel, wat buigt g' u neder?

Waartoe zijt g' in mij ontrust?

Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in 's Hoogsten lof uw lust; Want Gods goedheid zal uw druk Eens verwiss'len in geluk.

Hoop op God, sla 't oog naar boven; Want ik zal Zijn naam nog loven.

52

Zingen:

O mijn ziel, wat buigt g' u neder?

Waartoe zijt g' in mij ontrust?

Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in 's Hoogsten lof uw lust; Menigwerf heeft Hij uw druk Doen verand'ren in geluk; Hoop op Hem, sla 't oog naar boven; Ik zal God, mijn God, nog loven.

53

Stem:

Immanuël, Hij Die Zoon van God en van de mensen was en is. Als Hij met ons meegaat, zouden wij dan nog onrustig zijn? Hij waakt over ons als wij slapen; als wij wakker zijn regeert Hij ons door Zijn Geest tot alle goed. 54

Stem:

Hij is overal, waar wij ons bevinden en zoals wij ons bevinden. Hij reinigt ons voortdurend in Zijn bloed. Hij blijft bij ons als een trouwe advocaat, zelfs tot voor Gods rechterstoel. Immanuël is onze vrede, onze vreugde, ons leven, onze schat. Zijn Naam moet eeuwig eer’ ontvangen. 55

Gedicht:

De grote Immanuël

In de kille donk’re nacht werd Gods Zoon geboren.

Velen hebben Hem verwacht mochten toen slechts horen: Eens komt de Immanuël, Redder van heel Israël.

56

Gedicht:

In de kille donk’re nacht wordt het lied geboren.

Gods Zoon, zo lang verwacht laat nu van Zich horen.

De kleine Immanuël, Redder van heel Israël 57

Gedicht:

In een stille donk’re nacht laten wij ons lied nu horen.

Gods Zoon werd in die nacht ook voor ons geboren.

De grote Immanuël overwon dood en hel.

58

Zingen:

Psalm 72:4 en 11

't Rechtvaardig volk zal welig groeien; Daar twist en wrok verdwijnt, Zal alles door de vrede bloeien, Totdat geen maan meer schijnt.

Van zee tot zee zal Hij regeren, Zover men volk'ren kent; Men zal Hem van d' Eufraat vereren, Tot aan des aardrijks end.

59

Zingen:

Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov' Hem vroeg en spâ; De wereld hoor', en volg' mijn zangen, Met Amen, Amen na.

60

Gedicht:

Vrede zij u

Vrede zij u mensen van toen mensen van nu Gods welbehagen mag u dragen.

61

Gedicht:

Vrede zij u door de Zoon door Zijn loon.

Zijn hele leven heeft Hij gegeven.

Vrede zij u voor nu voor eeuwig.

62

Zingen:

Ere zij God Ere zij God In de hoge, in de hoge, in de hoge Vrede op aarde, vrede op aarde In de mensen een welbehagen Ere zij God in de hoge Ere zij God in de hoge Vrede op aarde, vrede op aarde Vrede op aarde, vrede op aarde In de mensen, in de mensen een welbehagen In de mensen een welbehagen, een welbehagen Ere zij God Ere zij God In de hoge, in de hoge, in de hoge Vrede op aarde Vrede op aarde In de mensen een welbehagen Amen, Amen 63

Gedichten van:

Ina Boersma

Informatie uit:

• • • De Christus van God (dr. W.J. Ouweneel); Wie is Jezus van Nazareth (ds. C. Harinck); Het Woord is ons gegeven: Schriftuitleg van Dr. H.F. Kohlbrugge (D. van Heyst)

Liturgie:

H. de Jong-Akster, Kampen © Hervormde Vrouwenbond www.hervormdevrouwenbond.nl